gepubliceerd op 26 februari 1999
Besluit van de Vlaamse regering betreffende de arbeidstrajectbegeleiding voor personen met een handicap
18 DECEMBER 1998. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de arbeidstrajectbegeleiding voor personen met een handicap
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 27 juni 1990 houdende de oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, inzonderheid op artikel 50 en 59, tweede lid;
Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, gegeven op 27 oktober 1998;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 15 december 1998;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat maatregelen moeten worden genomen om het stelsel van arbeidstrajectbegeleiding voor personen met een handicap met ingang van 1 januari 1999 vaste vorm te geven teneinde de toegang van deze doelgroep tot de arbeidsmarkt te bevorderen en beter te begeleiden;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : 1° arbeidstrajectbegeleiding (ATB) : de intensieve en individuele begeleidingsmethodiek waarbij op vraag van de persoon met een handicap en door middel van een traject op maat, zoals omschreven in artikel 3, de kansen op tewerkstelling in het normale economische arbeidscircuit worden vergroot.2° het Fonds : het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap;3° de arbeidstrajectbegeleidingsdienst (ATB-dienst) : de door het Fonds erkende vereniging zonder winstoogmerk die binnen een bepaalde geografische entiteit door arbeidstrajectbegeleiding ijvert voor de professionele integratie van personen met een handicap in het normale economisch circuit, en dit doet via het afsluiten en coördineren van cliëntgerichte overeenkomsten met partners die de oriëntering, opleiding, vorming, werkervaring, bemiddeling of begeleiding bij de tewerkstelling van risicogroepen tot doel hebben;4° de VDAB : de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding;5° de BGDA : de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling;6° persoon met een handicap : de bij het Fonds ingeschreven persoon voor wie bij de bijstandsindicatie maatregelen getroffen zijn wat beroepsopleiding of tewerkstelling betreft;7° de STC-regio: het territoriale bevoegdheidsgebied van een subregionaal tewerkstellingscomité, zoals bepaald bij de reglementering inzake arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding;8° de ATB-regio : de geografische entiteit waarbinnen een ATB-dienst actief is, die samenvalt met het grondgebied van de provincie en die bestaat uit één of meerdere STC-regio's;9° sensibilisering van werkgevers: het permanent proces van het structureren, plannen en coördineren van acties gericht naar werkgevers uit de particuliere en publieke sector, met het oog op het verruimen van de mogelijkheden tot het realiseren van succesvolle acties in fase III, zoals bedoeld in artikel 3, § 3.10° jobfinder(s) : één of meer personeelsleden van de ATB-dienst voor wie de « Sensibilisering van werkgevers » één van de kerntaken is.11° tewerkstelling in het normale economisch circuit (NEC) : betaalde arbeid op de reguliere arbeidsmarkt, met inbegrip van de tewerkstelling onder het stelsel van gesubsidieerd contractueel personeelslid in de particuliere of openbare sector, tewerkstelling in het derde arbeidscircuit en invoegbedrijven, interimarbeid en tewerkstelling in het raam van het koninklijk besluit nr.230 van 21 december 1983 betreffende de stages en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces. HOOFDSTUK II. - Doelstellingen, strategie en werking
Art. 2.Het Fonds kan overeenkomstig de bepalingen van dit besluit en binnen de grenzen van de hiervoor op zijn begroting ingeschreven kredieten, per provincie één ATB-dienst erkennen en subsidiëren om de kansen van werkzoekende personen met een handicap om (opnieuw) werk te vinden in het normale economisch circuit te vergroten.
Art. 3.§ 1. Om de in artikel 2 bedoelde doelstelling te bereiken, sluit de ATB-dienst met de te begeleiden persoon een overeenkomst af waarin de rechten en plichten van de beide partijen, alsook de startdatum van fase I van het arbeidstraject worden vastgelegd. Deze overeenkomst moet in drie exemplaren ondertekend worden en één origineel ondertekend exemplaar wordt overgemaakt aan het Fonds. § 2. Tijdens de gehele duur van het arbeidstraject kan de persoon met een handicap een beroep doen op het advies en de begeleiding van de ATB-dienst. Deze begeleiding op maat van elke cliënt steunt op de relatie tussen de werkzoekende en zijn trajectbegeleider en dient aan de volgende methodische kenmerken te voldoen : 1° Het dynamische groeiproces naar werk vereist een gestructureerde aanpak die wordt vastgelegd in het trajectplan;2° Dit trajectplan is een inhoudelijk werkinstrument van en voor de persoon met een handicap. Het trajectplan, bedoeld in het eerste lid, 2°, wordt door de cliënt zelf opgemaakt in nauw overleg met zijn trajectbegeleider. De uitvoering van het trajectplan wordt tussentijds geëvalueerd, minstens bij elke overgang van één trajectfase naar een andere, en wordt bijgestuurd telkens als dit noodzakelijk is. Zowel bij de opmaak als bij de tussentijdse evaluatie en bijsturing betrekken de persoon met een handicap en zijn trajectbegeleider alle personen van wie de inbreng relevant is voor het goede verloop van de verdere uitvoering van concrete acties in het arbeidstraject. § 3. Het trajectplan kan één of meerdere acties omvatten binnen één of meer van de volgende fasen : 1° Fase I : instap, intake en initiële trajectplanning;2° Fase II : vooropleiding en opleiding;3° Fase III : begeleiding naar de arbeidsmarkt;4° Fase IV : hulp bij indienstneming of vestiging als zelfstandige;5° Fase V : nazorg, eindevaluatie en afsluitend gesprek. § 4. Alle acties worden uitgevoerd door deskundige diensten en organisaties die het best de specifieke behoeften van de persoon met een handicap kunnen vervullen. De ATB-dienst sluit met elk van deze partners een overeenkomst af die ofwel betrekking heeft op de verbintenis van de uitvoering door de partner van één individuele actie in een arbeidstraject, ofwel de verbintenis vastlegt voor een structurele samenwerking tussen de ATB-dienst en de partner voor een verlengbare periode van maximum één werkjaar, met als doel acties in de arbeidstrajecten van meerdere personen met een handicap uit te voeren.
Alle partners met wie de ATB-dienst samenwerkt, dienen zich ertoe te engageren de nodige inspanningen te leveren en flexibiliteit te tonen zodat de persoon met een handicap alle acties en fasen in zijn arbeidstraject naadloos kan afwerken. Om het belang van de persoon met een handicap te verdedigen, ziet de ATB-dienst erop toe dat alle cliëntgerichte bepalingen in de overeenkomsten met zijn partners nageleefd worden. § 5. Voor elke persoon met een handicap wordt een maximale inspanning geleverd opdat hij kan deelnemen aan acties in het gewone opleidings- en arbeidscircuit, met de VDAB of in voorkomend geval de BGDA als bevoorrechte partner, en eventueel met specifieke ondersteuning die rekening houdt met de beperkingen van de persoon met een handicap.
Deze specifieke ondersteuning dient inzonderheid te worden verleend door voorzieningen voor beroepsopleiding en -oriëntering die door het Fonds erkend zijn. § 6. De in art.4, § 3, 2° bedoelde ATB-coördinator is verantwoordelijk voor de werking van de ATB-dienst en voor de planmatige ontwikkeling van het netwerk van partners met wie de ATB-dienst cliëntgerichte overeenkomsten afsluit om acties in de arbeidstrajecten uit te voeren.
Zijn prioritair doel daarbij is in de verschillende STC-regio's binnen de ATB-regio overlappingen in het concrete aanbod van acties voor personen met een handicap te vermijden en ten aanzien van bestaande of nieuwe partners initiatieven te nemen om tekorten in het aanbod in te vullen zodat beter kan worden tegemoetgekomen aan de noden van de werkzoekende personen met een handicap. De ATB-coördinator wordt door het Fonds gemachtigd zitting te hebben in de Permanente Werkgroepen Risicogroepen die werden opgericht in iedere STC-regio die zich situeert in de ATB-regio. § 7. De ATB-dienst rapporteert aan het Fonds inzake de inhoudelijke werking door middel van een uniform cliëntvolgsysteem dat voldoet aan de voorwaarden die door het Fonds worden opgelegd. § 8. Ter ondersteuning van de concrete acties in fase-III zal de ATB-dienst permanent werken aan de sensibilisering van de werkgevers, zoals bepaald in Artikel 1, 9°. De ATB-dienst dient, eventueel verdeeld over meerdere medewerkers, minstens een betrekking voor te behouden aan de functie van jobfinder, zoals bepaald bij artikel 1, 10°. De jobfinder stelt in nauw overleg met de partners van de ATB-dienst jaarlijks een actieplan op inzake de sensibilisering van de werkgevers. Dit actieplan omvat structurele acties die gedifferentieerd worden naargelang het gaat om werkgevers uit de commerciële particuliere sector, werkgevers uit de particuliere social-profitsector en werkgevers uit de publieke sector. Het omschrijft de concreet te realiseren doelstellingen en legt de taakverdeling vast binnen het netwerk van partners waarmee de ATB-dienst een overeenkomst heeft afgesloten. Het rapport over de uitvoering van deze acties en de resultaten ervan inzake het aantal en de aard van de werkgeversengagementen die uit de acties voortvloeien, vormt een afzonderlijk hoofdstuk in het werkingsverslag, zoals bepaald in artikel 4, § 3, 8°. HOOFDSTUK III. - Erkenning
Art. 4.§ 1. Onverminderd de bepalingen van de paragraaf 3 en van artikel 7, zijn artikel 9, 10, 13, 15 en 16 van het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 1993 tot vaststelling van de algemene regels inzake het verlenen van vergunningen en erkenningen door het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, van toepassing op de ATB-diensten.
Klachten over de werking van een ATB-dienst worden ingediend bij het Fonds, dat oordeelt over het gevolg dat hieraan wordt gegeven. § 2. De ATB-dienst krijgt vorm via de oprichting van een vereniging zonder winstoogmerk. De betrokkenheid bij de werking en het bestuur van deze vereniging van minstens twee voorzieningen die door het Fonds zijn erkend met een verschillende opdracht in het raam van de professionele integratie, moet worden aangetoond. De betrokkenheid van een centrum voor beroepsopleiding van personen met een handicap, van een centrum of dienst voor gespecialiseerde voorlichting bij beroepskeuze en van een beschutte werkplaats per ATB-regio, is dwingend voorzover deze werkvorm of -vormen in de ATB-regio bestaan en door het Fonds erkend zijn. § 3. Om erkend te worden, moet elke ATB-dienst bovendien : 1° in de statuten van de vereniging de doelstellingen en de specificiteit van de dienstverlening vermelden zoals omschreven in hoofdstuk II;2° beschikken over een voltijdse ATB-coördinator met een diploma van minstens hoger onderwijs buiten de universiteit of van universitair onderwijs;3° zijn begeleiding ter beschikking stellen van alle personen met een handicap zoals bedoeld in artikel 1, 6°, zonder een dienstverlening uit te sluiten aan andere personen behorend tot de door de Vlaamse of Brusselse regering bepaalde risicogroepen;4° in elke STC-regio binnen de ATB-regio ten behoeve van de werkzoekende persoon met een handicap structureel en in voldoende mate aanwezig en bereikbaar zijn, en deze bereikbaarheid bekendmaken aan alle belanghebbenden;5° een boekhouding voeren en deze zodanig organiseren dat de financiële controle in verband met de aanwending van de subsidies door het Fonds mogelijk is;6° aanvaarden dat de inspectiediensten van het Fonds ter plaatse de inhoudelijke aspecten van de werking, alsook de boekhouding controleren;7° actief deelnemen aan het structurele netwerkoverleg inzake opleiding en begeleiding van risicogroepen in elke STC-regio die valt binnen de ATB-regio en verslag over zijn werking uitbrengen aan ieder subregionaal tewerkstellingscomité van zijn werkingsgebied, inzonderheid aan de permanente werkgroepen `risicogroepen' die in de STC -regio's zijn opgericht;8° jaarlijks uiterlijk op 1 april aan het Fonds een werkingsverslag over het voorbije werkingsjaar voorleggen, inclusief de gegevens van het cliëntvolgsysteem bijgewerkt tot en met 31 december van het voorbije werkingsjaar. Het Fonds stelt de nadere regels vast van de boekhouding, bedoeld in het eerste lid, 5°.
Art. 5.§ 1. De erkenning wordt voor de duur van drie jaar toegekend en is hernieuwbaar. § 2. Per ATB-regio wordt slechts één ATB-dienst erkend. Deze ATB-dienst verzorgt slechts de ATB van personen met een handicap voor één enkele ATB-regio. § 3. De ATB-regio's zijn : 1° de ATB-regio Antwerpen voor de STC-regio's Antwerpen-Boom;Mechelen en Turnhout; 2° de ATB-regio Limburg voor de STC-regio Limburg;3° de ATB-regio Brabant voor de STC-regio's Halle-Vilvoorde;Brussel en Leuven; 4° de ATB-regio Oost-Vlaanderen voor de STC-regio's Aalst-Oudenaarde; Sint-Niklaas-Dendermonde en Gent-Eeklo; 5° de ATB-regio West-Vlaanderen voor de STC-regio's Kortrijk-Roeselare-Tielt;Brugge en Oostende-Veurne-Diksmuide-Ieper. HOOFDSTUK IV. - Subsidiëring
Art. 6.§ 1. De subsidiëring van de ATB-dienst bestaat uit een subsidie-enveloppe op jaarbasis die per ATB-regio wordt vastgesteld.
Daarbij wordt rekening gehouden met de vaste kosten en met het aantal inwoners binnen de ATB-regio.
Deze subsidie-enveloppes worden als volgt toegekend: - de ATB-regio Antwerpen : 10 838 100 BEF; - de ATB-regio Limburg : 7 192 100 BEF; - de ATB-regio Brabant : 8 907 900 BEF; - de ATB-regio Oost-Vlaanderen : 9 680 000 BEF; - de ATB-regio West-Vlaanderen : 8 693 400 BEF. § 2. Van deze subsidie-enveloppe mag maximum 25 % worden aangewend voor werkingskosten. Minimum 75 % moet besteed worden aan de aanwerving van de bij artikel 4, § 3, 2°, bedoelde ATB-coördinator, het bijkomend begeleidend personeel en de jobfinder(s). § 3. Voor elk personeelslid wordt een kopie van het arbeidscontract, van de functieomschrijving en van de periodische sociale zekerheidsstaten over de gehele duur van de tewerkstelling aan het Fonds opgestuurd. § 4. De in § 1 genoemde subsidiebedragen worden geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. Voor de toepassing van deze paragraaf zijn de in de § 1 genoemde bedragen gekoppeld aan het indexcijfer dat van kracht is op de datum van inwerkingtreding van dit besluit. § 5. De in § 1 genoemde subsidiebedragen worden telkens verhoogd met 3 % wanneer de gemiddelde anciënniteit van de ATB-coördinator, het bij § 2 bedoelde bijkomend begeleidend personeel en de jobfinder(s), samen 5 tot 10 jaar, 10 tot 15 jaar, 15 tot 20 jaar en 20 tot 25 jaar is. Bij deze berekening wordt enkel rekening gehouden met het aantal jaren effectieve anciënniteit van de bedoelde personeelsleden bij een door het Fonds erkende ATB-dienst. De stijging van die gemiddelde anciënniteit kan niet meer dan 12 maanden per jaar bedragen. De verhoging wordt toegepast vanaf het jaar dat volgt op het jaar waarin de gemiddelde anciënniteit wordt bereikt die recht geeft op de verhoging.
Art. 7.Onverminderd de bepalingen van artikel 4, § 3, wordt de in artikel 6, § 1, bedoelde subsidie slechts tegen 100 % uitgekeerd als de ATB-dienst per schijf van 1 400 000 van het minimumbedrag dat volgens artikel 6, § 2, moet worden aangewend voor de aanwerving van personeel, minstens 40 personen per jaar begeleidt, met een hernieuwingspercentage van 50 % en een tewerkstellingspercentage van 25 %. Voor de laatste onvolledige schijf wordt de berekening naar verhouding vervolledigd.
Als de in het eerste lid genoemde streefcijfers in twee opeenvolgende jaren niet gehaald worden, wordt deze subsidie het daaropvolgende jaar evenredig verminderd.
Voor de toepassing van dit artikel komen enkel de personen met een handicap in aanmerking die hun woonplaats hebben in de STC-regio's waarvoor de ATB-dienst verantwoordelijk is en voorzover de tewerkstelling wordt gerealiseerd in het normale economisch circuit en minstens drie maanden duurt binnen het jaar na de datum van het afsluitend gesprek in fase V van het arbeidstraject.
Art. 8.Een ATB-dienst kan ook andere personen begeleiden die behoren tot de door de Vlaamse of Brusselse regering bepaalde risicogroepen.
De kostprijs van deze begeleidingen wordt aan de rechtspersonen of instanties die hierop een beroep doen aangerekend.
Voor de toepassing van artikel 7 komen deze begeleidingen niet in aanmerking.
Het aantal begeleidingen krachtens dit artikel mag niet hoger liggen dan 45 % van het totale aantal begeleidingen.
Art. 9.Ten laatste voor het einde van de tweede maand van elk trimester wordt aan de ATB-diensten een voorschot van 22,5 % van de in artikel 6, § 1, bedoelde subsidie uitbetaald. Het saldo van de toegekende subsidie-enveloppe wordt uitgekeerd na voorlegging van het werkingsverslag en de rekeningen aan het Fonds en als uit de door het Fonds goedgekeurde rekeningen blijkt dat het saldo verschuldigd is. HOOFDSTUK V. - Programmatie
Art. 10.De programmatie van de ATB-diensten wordt vastgesteld op maximum één ATB-dienst per ATB-regio. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 11.Bij wijze van overgangsmaatregel blijven de ATB-diensten voor personen met een handicap die tot en met 31 december 1998 beschikken over een erkenning ter uitvoering van de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 19 september 1996 betreffende de arbeidstrajectbegeleiding voor personen met een handicap, deze erkenning behouden tot maximum vier maanden na de datum waarop dit besluit in werking treedt.
Tot op het ogenblik van hun erkenning krachtens de bepalingen van dit besluit blijven zij gesubsidieerd op basis van de betalingen per kwartaal, zoals bepaald in artikel 10 van het besluit van 19 september 1996 betreffende de arbeidstrajectbegeleiding voor personen met een handicap, voor de regio waarvoor zij door het Fonds werden erkend.
Deze betalingen gelden als voorschot op de uitbetaling van de subsidies zoals bepaald in artikel 9 van dit besluit.
Art. 12.Het besluit van de Vlaamse regering van 19 september 1996 betreffende de arbeidstrajectbegeleiding voor personen met een handicap, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 23 juli 1998, wordt opgeheven.
Art. 13.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1999.
Art. 14.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 18 december 1998.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS