gepubliceerd op 07 augustus 2019
Besluit van de Vlaamse Regering houdende de wijzigingen van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft garanties van oorsprong voor gas en warmte en koude
17 MEI 2019. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de wijzigingen van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft garanties van oorsprong voor gas en warmte en koude
DE VLAAMSE REGERING, Gelet op artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
Gelet op het Energiedecreet van 8 mei 2009, artikel 3.1.3, eerste lid, 4°, c), artikel 3.1.4, § 2, 7°, artikel 7.1/1.1, ingevoegd bij het decreet van 13 juli 2012 en gewijzigd bij het decreet van 26 april 2019, artikel 7.1/1.2, vierde lid, ingevoegd bij het decreet van 26 april 2019, artikel 7.1/1.3, ingevoegd bij het decreet van 13 juli 2012, en artikel 7.4.1;
Gelet op artikel 12 van het decreet van 26 april 2019 houdende invoering van een systeem van garanties van oorsprong voor gas, warmte en koude;
Gelet op het Energiebesluit van 19 november 2010;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 1 april 2019;
Gelet op advies nr. 65.929/3 van de Raad van State, gegeven op 9 mei 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Dit decreet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare energiebronnen, meer bepaald van artikel 19 van die richtlijn.
Art. 2.In artikel 1.1.1, § 2, van het Energiebesluit van 19 november 2010, het laatst gewijzigd op 14 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° er wordt een punt 3° /0 ingevoegd, dat luidt als volgt: "3° /0 afvalwarmte en -koude: de warmte of koude die onvermijdelijk als bijproduct in industriële of stroomopwekkingsinstallaties of in de tertiaire sector wordt opgewekt, die ongebruikt zou terechtkomen in lucht of water zonder verbinding met een stadsverwarmings- of -koelingssysteem, als een warmte-krachtkoppelingsproces is gebruikt of zal worden gebruikt of als warmtekrachtkoppeling niet haalbaar is;"; 2° in punt 9° /1 worden de woorden "biogas uit organisch-biologische stof" vervangen door de woorden "een gas uit organisch-biologische stof dat geproduceerd is met hernieuwbare energiebronnen"; 3° er wordt een punt 81° /3 ingevoegd, dat luidt als volgt: "81° /3 productiecoördinator: de instantie die het overzicht bewaart op de hoeveelheid energie die recht geeft op de toekenning van garanties van oorsprong en die de consistentie en kwaliteit bewaakt van de activiteiten van de productieregistratoren;"; 4° er wordt een punt 81° /4 ingevoegd, dat luidt als volgt: "81° /4 productieregistrator: de instantie die de aanvraag tot toekenning van garanties van oorsprong behandelt en de hoeveelheid elektriciteit, gas, warmte of koude die in de installatie wordt geproduceerd, registreert en controleert;"; 5° er wordt een punt 87° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "87° /1 residuele mix: de totale jaarlijkse energiemix van de elektriciteitsleveringen in het Vlaamse Gewest, met uitzondering van het aandeel dat gestaafd is met de inlevering van garanties van oorsprong;".
Art. 3.In titel VI van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij 30 november 2018, wordt hoofdstuk II/3, dat bestaat uit artikel 6.2/3.1 tot en met 6.2/3.15, vervangen door wat volgt: "Hoofdstuk II/3. - Garanties van oorsprong Afdeling 1. - Algemene bepalingen over de aanvraag en de berekening
van de energieproductie die recht geeft op de toekenning van garanties van oorsprong Onderafdeling 1. - Behandeling van de aanvraag tot toekenning van garanties van oorsprong
Art. 6.2/3.1. § 1. Een aanvraag tot toekenning van garanties van oorsprong wordt ingediend door de eigenaar van de productie-installatie of door een partij die hij daarvoor heeft aangesteld, hierna de aanvrager genoemd, bij de productieregistrator. § 2. De productieregistrator is, afhankelijk van de productie, een van de volgende partijen: 1° het Vlaams Energieagentschap voor: a) de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en warmte-krachtkoppeling, met uitzondering van de productie van elektriciteit uit zonne-energie;b) de productie van warmte en koude uit hernieuwbare energiebronnen;2° de elektriciteitsdistributienetbeheerder voor de productie van elektriciteit uit zonne-energie;3° de aardgasvervoerder, vermeld in de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen, voor de productie van gas uit hernieuwbare energiebronnen. § 3. Het aanvraagdossier bestaat uit de volgende documenten: 1° een correct en volledig ingevuld aanvraagformulier, waarvan de productieregistrator het model bepaalt na overleg met de productiecoördinator;2° de documenten die de aanvraag staven en die in het aanvraagformulier worden vermeld. Volgende stukken maken deel uit van het aanvraagdossier: 1° een meetschema met aanduiding van de relevante energiestromen en de locatie van de meetinrichtingen; 2° een keuringsverslag dat voldoet aan de vereisten, vermeld in artikel 6.2/3.3; 3° een correct en volledig ingevuld inlichtingenformulier over de verwerking van de afvalstoffen, waarvan de OVAM het model bepaalt, in geval van een aanvraag voor een productie-installatie waarin afvalstoffen worden aangewend;4° de gegevens van de natuurlijke of rechtspersoon aan wie de garanties van oorsprong voor de installatie moeten worden toegekend. § 4. Als het aanvraagdossier niet volledig is, brengt de productieregistrator binnen twee maanden na de dag waarop hij de aanvraag heeft ontvangen, of na de dag waarop hij de bijkomende informatie heeft ontvangen, de aanvrager daarvan schriftelijk op de hoogte. In dat bericht worden de redenen vermeld waarom geoordeeld is dat de aanvraag niet volledig is en de termijn waarin de aanvrager, op straffe van verval van de aanvraag, het aanvraagdossier kan vervolledigen. § 5. De productieregistrator beslist binnen twee maanden na de dag waarop hij het aanvraagdossier heeft ontvangen, of na de dag waarop hij de bijkomende informatie ter vervollediging van het aanvraagdossier heeft ontvangen, of de energie die opgewekt is door de productie-installatie in kwestie, voldoet aan de voorwaarden voor de toekenning van garanties van oorsprong, vermeld in artikel 6.2/3.3, en op welke wijze de geproduceerde hoeveelheid energie die recht geeft op garanties van oorsprong, wordt berekend, met inbegrip van de metingen die daarvoor nodig zijn conform artikel 6.2./3.4. De aanvrager wordt daarvan schriftelijk op de hoogte gebracht binnen tien werkdagen na de dag waarop de productieregistrator de beslissing heeft genomen.
Onderafdeling 2. - Maandelijkse berekening van de productie die recht geeft op garanties van oorsprong
Art. 6.2/3.2. De productieregistrator berekent voor elke installatie waarvan de aanvraag is goedgekeurd, de maandelijkse energieproductie door hernieuwbare energiebronnen of kwalitatieve warmte-krachtkoppeling op basis van de berekeningswijze en de rapporteringen en metingen die hem daarvoor voor de productie in de maand in kwestie worden bezorgd en die zijn vastgesteld conform artikel 6.2/3.1, § 5.
De productieregistrator brengt de aanvrager en de VREG op de hoogte van het resultaat van de berekeningen en van alle elementen van de maandelijkse berekeningen, vermeld in het eerste lid.
De productieregistrator brengt de VREG op de hoogte van het resultaat van de berekening, vermeld in het eerste lid, waarbij het resultaat van die berekening naar beneden wordt afgerond tot 1 MWh. De productieregistrator houdt het residu bij en neemt het mee bij de berekeningen van de daaropvolgende maand.
De productieregistrator biedt op zijn website duidelijke informatie over de procedure voor de aanvraag tot toekenning van garanties van oorsprong en over de berekeningsprincipes op basis waarvan het aantal toe te kennen garanties van oorsprong wordt berekend.
Onderafdeling 3. - Voorwaarden tot toekenning van garanties van oorsprong
Art. 6.2/3.3. § 1. Garanties van oorsprong kunnen alleen toegekend worden zolang een geldig keuringsverslag van de productie-installatie aan de productieregistrator kan worden voorgelegd, dat voldoet aan de vereisten, vermeld in paragraaf 2. § 2. Het keuringsverslag wordt opgesteld door een onafhankelijke keuringsinstantie met erkenning in het werkdomein in kwestie. Het keuringsverslag bevestigt de volgende elementen: 1° de energie die de productie-installatie in kwestie geproduceerd heeft, wordt opgewekt uit een hernieuwbare energiebron.De energiebron in kwestie wordt gespecificeerd; 2° de meting van de geproduceerde energie voldoet aan de nationale en internationale normen en voorschriften, en de meetconfiguratie laat toe om de nettohoeveelheid energie uit hernieuwbare energiebronnen te bepalen;3° voor alle andere metingen die noodzakelijk zijn voor de berekening van het aantal toe te kennen garanties van oorsprong, kan een ijkcertificaat worden voorgelegd, dat een bevoegde instantie heeft uitgereikt;4° alle documenten die bij de aanvraag tot toekenning van garanties van oorsprong horen, komen overeen met de werkelijkheid. § 3. Voor installaties met een nominaal vermogen uit hernieuwbare energiebronnen van meer dan 1 MW worden geen garanties van oorsprong toegekend, tenzij na de voorlegging om de twee jaar van een nieuw keuringsverslag dat voldoet aan de vereisten, vermeld in paragraaf 2.
In afwijking van het eerste lid is een nieuw keuringsverslag om de twee jaar niet vereist voor installaties waar alle metingen die noodzakelijk zijn om het aantal toe te kennen garanties van oorsprong te berekenen, uitgevoerd worden door de netbeheerder of de transmissienetbeheerder die onafhankelijk is van de eigenaar van de productie-installatie en van de geproduceerde energie. § 4. Bij energieproductie uit organisch-biologische stof geeft de keuringsinstantie in het keuringsverslag ook toelichting over haar controle van de toelevering en het verbruik van die energiebronnen, en wordt de verhouding vermeld van de toegeleverde en gebruikte energiebronnen tot de hoeveelheid geproduceerde energie uit hernieuwbare bronnen waarvoor de afgelopen twee jaar garanties van oorsprong zijn toegekend. § 5. De productieregistrator kan, na overleg met de productiecoördinator, een model voor het keuringsverslag vastleggen, waarvan de vorm verschillend kan zijn naargelang de gebruikte energiebron en technologie. De productieregistrator kan, na overleg met de productiecoördinator, nadere regels vastleggen waaraan het keuringsverslag moet voldoen, en de voorwaarden om in aanmerking te komen als onafhankelijke keuringsinstantie met erkenning in het werkdomein in kwestie, vermeld in paragraaf 2. § 6. Vijf jaar na de start van de toekenning worden er geen garanties van oorsprong meer toegekend aan productie-installaties waarvoor geen periodiek herkeuringsverslag moet worden voorgelegd conform paragraaf 3, artikel 6.2/3.14 of 6.2/3.16, tenzij de aanvrager heeft bevestigd dat er geen wijzigingen zijn aangebracht aan de productie-installatie. § 7. De productieregistrator kan altijd toegang krijgen tot de site van de productie-installatie en tot de gegevens om het aantal toe te kennen en toegekende garanties van oorsprong te berekenen om te controleren of de gegevens in het aanvraagdossier overeenkomen met de werkelijkheid.
Onderafdeling 4. - Vereiste berekeningen bij de toekenning van garanties van oorsprong Art.6. 2/3.4. § 1. Om de energieproductie uit hernieuwbare energiebronnen of kwalitatieve warmte-krachtkoppeling te bepalen van de installatie van een welbepaalde energiedrager, die recht geeft op de toekenning van garanties van oorsprong, wordt voor de energiedrager in kwestie de hoeveelheid netto-energieproductie berekend die voldoet aan een van de volgende voorwaarden: 1° ze wordt in een net of in een geheel van onderling verbonden leidingen geïnjecteerd waarop verschillende gebruikers zijn aangesloten;2° ze wordt fysiek overgedragen aan een derde partij via een distributiesysteem dat verschillende partijen belevert in geval van gas dat niet in een net of in een geheel van onderling verbonden leidingen wordt geïnjecteerd. § 2. Om de netto-energieproductie uit hernieuwbare energiebronnen of kwalitatieve warmte-krachtkoppeling te bepalen van de installatie van een welbepaalde energiedrager, wordt voor de energiedrager in kwestie de maandelijkse hoeveelheid netto-energieproductie berekend.
De hoeveelheid netto-energieproductie is de geproduceerde energie, verminderd met de gemeten energieafname of de equivalente energieafname van de utiliteitsvoorzieningen die bij de productie-installatie horen.
Als die utiliteitsvoorzieningen andere energievormen dan de energiedrager in kwestie gebruiken, wordt hun equivalente afname in de beoogde energiedrager berekend als de energie in de beoogde energiedrager die in een referentie-installatie met dezelfde hoeveelheid energie opgewekt kan worden.
Als uit de aanvraag tot toekenning van garanties van oorsprong blijkt dat de hulpenergie, vermeld in het tweede en derde lid, klein is in verhouding tot de geproduceerde energie die recht geeft op de toekenning van garanties van oorsprong, kan beslist worden om de netto-energieproductie op basis van een raming te berekenen uit de totale energieproductie van de energiedrager in kwestie. § 3. Conform artikel 6.1.10, eerste lid, wordt de energieproductie uit het organisch-biologische deel van restafval gelijkgesteld met 47,78% van de totale energieproductie uit restafval. Als de energie wordt opgewekt uit andere afvalstoffen, bepaalt OVAM het percentage organisch-biologische stof dat bepaalt welk aandeel van de geproduceerde energie in aanmerking komt om te worden beschouwd als energie die uit hernieuwbare energiebronnen afkomstig is. § 4. Voor de productie van elektriciteit of gas uit hernieuwbare energiebronnen registreert de productieregistrator op verzoek van de aanvrager ook de hoeveelheid netto-energieproductie uit hernieuwbare energiebronnen of kwalitatieve warmte-krachtkoppeling die op de site van de productie-installatie wordt verbruikt, of door de eigenaar van de productie-installatie aan een welbepaalde afnemer wordt toegewezen, afzonderlijk van de hoeveelheid geproduceerde energie, vermeld in paragraaf 1, zodat daarvoor garanties van oorsprong kunnen worden toegekend die niet verhandelbaar noch inleverbaar zijn. § 5. De eigenaar van de productie-installatie informeert de productieregistrator over de identificatie van de gebruiker als de geproduceerde energie direct aan een specifieke gebruiker wordt toegewezen, conform artikel 6.2/3.20 § 4. De productieregistrator rapporteert die gegevens vervolgens aan de VREG. § 6. De productieregistrator kan beslissen om de meting van de opgewekte energie aan te vullen met of te vervangen door andere metingen om de nettohoeveelheid geproduceerde energie te bepalen. § 7. De productieregistrator kan, na goedkeuring door de productiecoördinator, nadere regels vastleggen voor de manier waarop de metingen, vermeld in paragraaf 1 en 2, worden uitgevoerd en meegedeeld.
Art. 6.2/3.5. De eerste maandelijkse berekeningen, vermeld in artikel 6.2/3.4, worden uitgevoerd op basis van de energie die is geproduceerd vanaf de laatste van de volgende data: 1° de datum van het keuringsverslag, vermeld in artikel 6.2/3.3; 2° de datum van de indienstneming van de productie-installatie. Onderafdeling 5. - Melding van wijzigingen
Art. 6.2/3.6. De aanvrager meldt de volgende elementen aan de productieregistrator: 1° iedere wijziging in de installatie, de meetinrichtingen, de energiebron of ieder ander element dat een impact heeft op de berekening van de hoeveelheid energie die in de installatie wordt geproduceerd door een hernieuwbare energiebron of kwalitatieve warmte-krachtkoppeling;2° iedere wijziging in de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie de garanties van oorsprong worden toegekend. De productieregistrator kan zijn beslissing, vermeld in artikel 6.2./3.1, § 5 aanpassen als gevolg van de wijzigingen, vermeld in het eerste lid.
Onderafdeling 6. - Controle door de productieregistrator
Art. 6.2/3.7. § 1. De productieregistrator kan een productie-installatie, waarvan de aanvraag tot toekenning van garanties van oorsprong is ontvangen of goedgekeurd, op elk moment controleren om na te gaan of de energie wel opgewekt wordt uit een hernieuwbare energiebron of kwalitatieve warmte-krachtkoppeling en of de meting van de geproduceerde energie en andere metingen die noodzakelijk zijn om de productie uit hernieuwbare energiebronnen of kwalitatieve warmte-krachtkoppeling te bepalen, overeenstemmen met de werkelijkheid. § 2. De productieregistrator kan op elk moment controleren of de vaststellingen, die opgenomen zijn in een keuringsverslag als vermeld in artikel 6.2./3.3, overeenkomen met de werkelijkheid. § 3. Als de productieregistrator gegronde argumenten heeft om te oordelen dat de energie die de productie-installatie opgewekt heeft, niet of niet meer opgewekt wordt uit een hernieuwbare energiebron of kwalitatieve warmte-krachtkoppeling, kan de productieregistrator de beslissing, vermeld in artikel 6.2/3.1, § 5, wijzigen of herroepen, al dan niet met terugwerkende kracht tot het ogenblik waarop het recht op de toekenning van garanties van oorsprong moest ophouden. § 4. Als de productieregistrator vaststelt dat er meer of minder garanties van oorsprong zijn toegekend dan het aantal waarop de eigenaar van de productie-installatie recht had, kan hij, nadat hij de eigenaar van de productie-installatie gehoord heeft, zijn oorspronkelijke beslissing met terugwerkende kracht wijzigen en een rechtzetting van de toegekende garanties van oorsprong doorvoeren.
Onderafdeling 7. - Rol van de productiecoördinator
Art. 6.2/3.8. De VREG is de productiecoördinator.
De productiecoördinator ziet toe op de correctheid van de berekeningsprincipes van het aantal toe te kennen garanties van oorsprong en de manier waarop de productieregistratoren productiegegevens doorgeven, zodat de VREG daarvoor garanties van oorsprong kan toekennen.
De aanvrager kan binnen twintig dagen na de dag waarop hij de beslissing van de productieregistrator heeft ontvangen, met een aangetekende brief een gemotiveerd beroep indienen bij de productiecoördinator tegen een beslissing van de productieregistrator die betrekking heeft op de toekenning van garanties van oorsprong voor zijn productie-installatie. Tegen een beslissing van de productiecoördinator kan de aanvrager binnen twintig dagen na de dag waarop hij de beslissing van de productiecoördinator heeft ontvangen, met een aangetekende brief een gemotiveerd beroep indienen bij de minister.
Als de productieregistrator de toegang tot de installatie wordt geweigerd of als hij vaststelt dat niet aan de voorwaarden is voldaan, meldt hij dat onmiddellijk aan de productiecoördinator.
De VREG kan, op eigen initiatief of op verzoek van de productieregistrator, de toekenning van garanties van oorsprong schorsen totdat wordt vastgesteld dat is voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6.2/3.1, § 3, of artikel 6.2/3.3, of intrekken, als die garanties van oorsprong nog niet verhandeld of ingeleverd zijn.
Als wordt vastgesteld dat een aantal van de onterecht toegekende garanties van oorsprong toch al is verhandeld of is ingeleverd, wordt voor de productie-installatie in kwestie het aantal garanties van oorsprong dat toegekend wordt conform artikel 6.1.3, gecompenseerd met het aantal garanties van oorsprong dat niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6.1.3 tot en met 6.1.5. Afdeling 2. - Specifieke bepalingen over de aanvraag en berekening van
de energieproductie die recht geeft op de toekenning van garanties van oorsprong Onderafdeling 1. - Productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en warmte-krachtkoppeling
Art. 6.2/3.9. In afwijking van artikel 6.2/3.1, § 1, hoeft er geen aparte aanvraag te worden ingediend als al een aanvraag tot toekenning van groenestroomcertificaten als vermeld in artikel 6.1.2, of een aanvraag tot toekenning van warmte-krachtcertificaten als vermeld in artikel 6.2.2, is ingediend. Die aanvraag wordt dan geacht deel uit te maken van de aanvraag tot toekenning van groenestroomcertificaten, vermeld in artikel 6.1.2, of de aanvraag tot toekenning van warmte-krachtcertificaten, vermeld in artikel 6.2.2.
In het geval, vermeld in het eerste lid, start de toekenning van garanties van oorsprong voor elektriciteit die opgewekt is uit hernieuwbare energiebronnen, op hetzelfde moment als de toekenning van groenestroomcertificaten, vermeld in artikel 6.1.7, derde lid, en start de toekenning van garanties van oorsprong voor elektriciteit die opgewekt is uit kwalitatieve warmte-krachtkoppeling op hetzelfde moment als de toekenning van warmte-krachtcertificaten, vermeld in artikel 6.2.7, derde lid.
Art. 6.2/3.10. Installaties die elektriciteit opwekken uit een hernieuwbare energiebron komen alleen in aanmerking voor toekenning van garanties van oorsprong als ze een nominaal elektrisch vermogen van 10 kW of meer hebben.
Alleen elektriciteit die wordt geïnjecteerd in een distributienet, een plaatselijk vervoernet, een transmissienet of een gesloten distributienet met vrije leverancierskeuze, kan in aanmerking genomen worden voor de toekenning van verhandelbare garanties van oorsprong.
Art. 6.2/3.11. De rapportering van de gegevens, vermeld in artikel 6.2/3.2, verloopt: 1° conform artikel 6.1.9 voor de installaties die elektriciteit opwekken uit hernieuwbare energiebronnen; 2° conform artikel 6.2.9 voor de installaties die elektriciteit opwekken uit kwalitatieve warmte-krachtkoppeling.
De rapportering, vermeld in het eerste lid, wordt aangevuld met de rapportering van de hoeveelheid elektriciteit die de productie-installatie in kwestie opwekt uit hernieuwbare energiebronnen of kwalitatieve warmte-krachtkoppeling, en die in het distributienet, het plaatselijke vervoernet van elektriciteit of het transmissienet wordt geïnjecteerd. De distributienetbeheerder of de transmissienetbeheerder van het net waarop de installatie is aangesloten, meet die gegevens en bezorgt ze aan het Vlaams Energieagentschap.
Art. 6.2/3.12. In afwijking van artikel 6.2/3.5 wordt de eerste maandelijkse berekening, vermeld in artikel 6.2./3.4, op de volgende wijze uitgevoerd: 1° voor installaties die elektriciteit produceren uit zonne-energie: op basis van de elektriciteit die is geproduceerd vanaf de plaatsing van de productiemeter door de netbeheerder;2° voor installaties met een elektrisch nominaal vermogen uit andere hernieuwbare energiebronnen dan zonne-energie of kwalitatieve warmte-krachtkoppeling dat kleiner is dan of gelijk aan 200 kW: op basis van de energie die is geproduceerd vanaf de datum van het verslag van het gelijkvormigheidsonderzoek of de controle van de technische installaties, vermeld in het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties, op voorwaarde dat de aanvraag wordt ontvangen binnen een jaar na de datum van dat verslag.
Art. 6.2/3.13. § 1. Bij de productie van elektriciteit in een productie-installatie die wordt gevoed met gas dat afkomstig is van een gasnet of een ander gasdistributiesysteem dat verschillende gebruikers belevert, kan de hoeveelheid geproduceerde elektriciteit in aanmerking komen voor de toekenning van garanties van oorsprong voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, op voorwaarde dat aan de productieregistrator voor elektriciteit een bewijs wordt voorgelegd dat daarvoor een hoeveelheid garanties van oorsprong voor gas uit hernieuwbare energiebronnen is ingediend, voor dezelfde chemische samenstelling van het gas en overeenkomstig de hoeveelheid gas die aan de productie-installatie in de periode in kwestie is gevoed.
Om te bepalen hoeveel garanties van oorsprong hiertoe moeten worden ingediend, worden aan de productieregistrator de meetgegevens bezorgd over de chemische samenstelling en de energie-inhoud van de hoeveelheid gas die in de productieperiode in kwestie aan de productie-installatie is gevoed. § 2. Bij de productie van elektriciteit in een productie-installatie die wordt gevoed met warmte of koude, afkomstig van een net dat verschillende gebruikers met warmte of koude belevert, kan de hoeveelheid geproduceerde elektriciteit in aanmerking komen voor de toekenning van garanties van oorsprong voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, op voorwaarde dat aan de productieregistrator voor elektriciteit een bewijs wordt voorgelegd dat daarvoor een hoeveelheid garanties van oorsprong voor warmte of koude uit hernieuwbare energiebronnen is ingediend, overeenkomstig de hoeveelheid warmte of koude die aan de productie-installatie in de periode in kwestie is gevoed.
Om te bepalen hoeveel garanties van oorsprong hiertoe moeten worden ingediend, worden aan de productieregistrator de meetgegevens bezorgd over de energie-inhoud van de hoeveelheid warmte of koude die in de productieperiode in kwestie aan de productie-installatie is gevoed. § 3. In afwijking van de vereiste om meetgegevens over de gas-, warmte- of koudevoeding aan de productie-installatie te bezorgen conform paragraaf 1 en 2, kan de productieregistrator, na goedkeuring of in opdracht van de productiecoördinator, vereenvoudigde waarden vastleggen voor de hoeveelheid elektriciteit die per eenheid gas of per eenheid warmte of koude in de productie-installatie wordt gegenereerd. § 4. De productieregistrator kan, na goedkeuring van de productiecoördinator, nadere voorwaarden vastleggen over de vereisten van de garanties van oorsprong die kunnen worden ingediend om op basis van de voeding aan de productie-installatie elektriciteit te produceren waarvoor garanties van oorsprong worden toegekend. § 5. In de gevallen, vermeld in paragraaf 1 en 2, registreert de productieregistrator de productieperiode, vermeld op de ingediende garanties van oorsprong, als productieperiode voor de nieuw aan te maken garanties van oorsprong.
De productieregistrator brengt de aanvrager en de productiecoördinator op de hoogte van het resultaat van de berekening. Het resultaat van de berekening wordt ook aan de VREG bezorgd.
Onderafdeling 2. - Productie van gas uit hernieuwbare energiebronnen
Art. 6.2/3.14. § 1. Voor installaties die gas opwekken uit een hernieuwbare energiebron, dat in een net wordt geïnjecteerd, meet de netbeheerder maandelijks per site de volgende gegevens: 1° de netto-energie-inhoud van de hoeveelheid gas uit hernieuwbare energiebronnen die is opgewekt;2° de netto-energie-inhoud van de hoeveelheid die in het net wordt geïnjecteerd. De netbeheerder rapporteert de gegevens, vermeld in het eerste lid, aan de productieregistrator.
Voor installaties die gas opwekken uit een hernieuwbare energiebron, dat niet in een net wordt geïnjecteerd, maar dat wordt verhandeld via een ander distributiesysteem dat verschillende gebruikers op afstand belevert, meet de producent maandelijks per site de volgende gegevens: 1° de netto-energie-inhoud van de hoeveelheid gas uit hernieuwbare energiebronnen die opgewekt is;2° de netto-energie-inhoud van de hoeveelheid die via het distributiesysteem wordt verdeeld. De producent rapporteert de gegevens, vermeld in het derde lid, aan de productieregistrator. § 2. Als de productieregistrator niet dezelfde partij is als de netbeheerder of als de producent de maandelijkse meetgegevens uitleest en rapporteert, bezorgt de producent in afwijking van artikel 6.2/3.3, § 3, jaarlijks aan de productieregistrator een keuringsverslag dat voldoet aan de vereisten, vermeld in artikel 6.2/3.3.
Art. 6.2/3.15. § 1. Bij de productie van gas in een productie-installatie die wordt gevoed met elektriciteit, kan de hoeveelheid geproduceerd gas in aanmerking komen voor de toekenning van garanties van oorsprong voor gas uit hernieuwbare energiebronnen, op voorwaarde dat aan de productieregistrator een bewijs wordt voorgelegd dat daarvoor een hoeveelheid garanties van oorsprong voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen is ingediend, overeenkomstig de hoeveelheid elektriciteit die aan de productie-installatie gedurende de periode in kwestie is gevoed.
Om te bepalen hoeveel garanties van oorsprong hiertoe moeten worden ingediend, worden aan de productieregistrator de meetgegevens bezorgd over de hoeveelheid elektriciteit die gedurende de productieperiode in kwestie aan de productie-installatie is gevoed. § 2. Bij de productie van gas in een productie-installatie die wordt gevoed met een ander gas, afkomstig van een gasnet of een ander gasdistributiesysteem dat verschillende gebruikers belevert, kan de hoeveelheid geproduceerd gas in aanmerking komen voor de toekenning van garanties van oorsprong voor gas uit hernieuwbare energiebronnen, op voorwaarde dat aan de productieregistrator een bewijs wordt voorgelegd dat daarvoor een hoeveelheid garanties van oorsprong voor gas uit hernieuwbare energiebronnen is ingediend, voor dezelfde chemische samenstelling van het gas en overeenkomstig de hoeveelheid gas die aan de productie-installatie in de periode in kwestie is gevoed.
Om te bepalen hoeveel garanties van oorsprong hiertoe moeten worden ingediend, worden aan de productieregistrator de meetgegevens bezorgd over de chemische samenstelling en de energie-inhoud van de hoeveelheid gas die gedurende de productieperiode in kwestie aan de productie-installatie is gevoed. § 3. Bij de productie van gas in een productie-installatie die met warmte of koude, afkomstig van een net dat verschillende gebruikers met warmte of koude belevert, is gevoegd, kan de hoeveelheid geproduceerd gas in aanmerking komen voor de toekenning van garanties van oorsprong voor gas uit hernieuwbare energiebronnen, op voorwaarde dat aan de productieregistrator een bewijs wordt voorgelegd dat daarvoor een hoeveelheid garanties van oorsprong voor warmte of koude uit hernieuwbare energiebronnen is ingediend, overeenkomstig de hoeveelheid warmte of koude die aan de productie-installatie gedurende de periode in kwestie is gevoed.
Om te bepalen hoeveel garanties van oorsprong hiertoe moeten worden ingediend, worden aan de productieregistrator de meetgegevens bezorgd over de energie-inhoud van de hoeveelheid warmte of koude die gedurende de periode in kwestie aan de productie-installatie is gevoed. § 4. In afwijking van de vereiste om meetgegevens over de elektriciteit, gas-, warmte- of koudevoeding aan de productie-installatie te bezorgen conform paragraaf 1 tot en met 3, kan de productieregistrator, na goedkeuring of in opdracht van de productiecoördinator, vereenvoudigde waarden vastleggen voor de hoeveelheid elektriciteit die per eenheid elektriciteit, gas, warmte of koude in de productie-installatie wordt opgewekt. § 5. De productieregistrator kan, na goedkeuring van de productiecoördinator, nadere voorwaarden vastleggen over de vereisten van de garanties van oorsprong die kunnen worden ingediend om op basis van de voeding aan de productie-installatie gas te produceren waarvoor garanties van oorsprong worden toegekend. § 6. In de gevallen, vermeld in paragraaf 1 tot en met 3, registreert de productieregistrator de productieperiode, vermeld op de ingediende garanties van oorsprong, als productieperiode voor de nieuw aan te maken garanties van oorsprong.
De productieregistrator brengt de aanvrager en de productiecoördinator op de hoogte van het resultaat van de berekening. Het resultaat van de berekening wordt ook aan de VREG bezorgd.
Onderafdeling 3. - Productie van warmte of koude uit hernieuwbare energiebronnen
Art. 6.2/3.16. § 1. Installaties die warmte opwekken uit een hernieuwbare energiebron komen alleen in aanmerking voor de toekenning van garanties van oorsprong als ze een nominaal thermisch vermogen van 300 kW of meer hebben. § 2. Voor installaties met een thermisch vermogen van 300 kW of meer die warmte of koude opwekken uit een hernieuwbare energiebron, meet de warmte- of koudenetbeheerder maandelijks per site de netto-energie-inhoud van de hoeveelheid warmte of koude uit hernieuwbare energiebronnen die in zijn net wordt geïnjecteerd. Hij rapporteert die gegevens aan de productieregistrator. § 3. Als de warmte- of koudenetbeheerder niet onafhankelijk is van de producent, bezorgt de producent in afwijking van artikel 6.2./3.3, § 3, tweejaarlijks aan de productieregistrator een keuringsverslag dat voldoet aan de vereisten, vermeld in artikel 6.2/3.3.
Art. 6.2/3.17. § 1. Bij de productie van warmte of koude in een productie-installatie die wordt gevoed met elektriciteit, kan de hoeveelheid geproduceerde warmte of koude in aanmerking komen voor de toekenning van garanties van oorsprong voor warmte of koude uit hernieuwbare energiebronnen, op voorwaarde dat aan de productieregistrator een bewijs wordt voorgelegd dat daarvoor een hoeveelheid garanties van oorsprong voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen is ingediend, overeenkomstig de hoeveelheid elektriciteit die aan de productie-installatie in de periode in kwestie is gevoed.
Om te bepalen hoeveel garanties van oorsprong hiertoe moeten worden ingediend, worden aan de productieregistrator de meetgegevens bezorgd over de hoeveelheid elektriciteit die gedurende de productieperiode in kwestie aan de productie-installatie is gevoed. § 2. Bij de productie van warmte of koude in een productie-installatie die wordt gevoed met gas, afkomstig van een gasnet of een ander gasdistributiesysteem dat verschillende gebruikers belevert, kan de hoeveelheid geproduceerde warmte of koude in aanmerking komen voor de toekenning van garanties van oorsprong voor warmte of koude uit hernieuwbare energiebronnen, op voorwaarde dat aan de productieregistrator voor warmte of koude een bewijs wordt voorgelegd dat daarvoor een hoeveelheid garanties van oorsprong voor gas uit hernieuwbare energiebronnen is ingediend, voor dezelfde chemische samenstelling van het gas en overeenkomstig de hoeveelheid gas die aan de productie-installatie in de periode van warmte- of koudeproductie in kwestie is gevoed.
Om te bepalen hoeveel garanties van oorsprong hiertoe moeten worden ingediend, worden aan de productieregistrator de meetgegevens bezorgd over de chemische samenstelling en de energie-inhoud van de hoeveelheid gas die gedurende de productieperiode in kwestie aan de productie-installatie is gevoed. § 3. In afwijking van de vereiste om meetgegevens te bezorgen over de elektriciteits- of gasvoeding aan de productie-installatie, vermeld in paragraaf 1 en 2, kan de productieregistrator, na goedkeuring of in opdracht van de productiecoördinator, vereenvoudigde waarden vastleggen voor de hoeveelheid warmte of koude die per eenheid elektriciteit, gas, warmte of koude in de productie-installatie wordt opgewekt. § 4. De productieregistrator kan, na goedkeuring van de productiecoördinator, nadere voorwaarden vastleggen over de vereisten van de garanties van oorsprong die kunnen worden ingediend om op basis van de voeding aan de productie-installatie warmte te produceren waarvoor garanties van oorsprong worden toegekend. § 5. In de gevallen, vermeld in paragraaf 1 en 2, registreert de productieregistrator als productieperiode voor de nieuw aan te maken garanties van oorsprong de productieperiode, vermeld op de ingediende garanties van oorsprong.
De productieregistrator brengt de aanvrager en de productiecoördinator op de hoogte van het resultaat van de berekening. Het resultaat van de berekening wordt ook aan de VREG bezorgd. Afdeling 3. - Beheer, toekenning, handel, gebruik, verval en
vernietiging van garanties van oorsprong
Art. 6.2/3.18. § 1. De VREG stelt passende mechanismen in die garanderen dat de garanties van oorsprong in de centrale databank, vermeld in artikel 7.1/1.1, § 3, van het Energiedecreet van 8 mei 2009, elektronisch kunnen worden verhandeld, uitgevoerd en ingeleverd en dat de garanties van oorsprong die daarin geregistreerd zijn, nauwkeurig, betrouwbaar en fraudebestendig zijn.
Vanaf 30 juni 2021 zorgt de VREG ervoor dat de vereisten die hij daarbij oplegt in overeenstemming zijn met norm CEN-EN 16325. § 2. De VREG ziet toe op de toekenning, de handel, de in- en uitvoer, de inlevering, het verval en de vernietiging van garanties van oorsprong in het Vlaamse Gewest.
De VREG publiceert maandelijks: 1° het aantal toegekende garanties van oorsprong, per energiebron en technologie;2° het aantal verhandelde garanties van oorsprong en de gemiddelde prijs van de verkopen die geregistreerd zijn in de centrale databank;3° het aantal in- en uitgevoerde garanties van oorsprong, ingedeeld in landen van bestemming of oorsprong en technologie;4° het aantal ingeleverde en vervallen garanties van oorsprong.
Art. 6.2/3.19. Iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon kan na identificatie en authenticatie een portefeuille openen in de centrale databank. Die portefeuille bevat de garanties van oorsprong waarvan de natuurlijke persoon of rechtspersoon de eigenaar is.
Een natuurlijke persoon of rechtspersoon heeft na identificatie en authenticatie toegang tot zijn portefeuille in de centrale databank en tot iedere andere portefeuille waarvoor hij een mandaat heeft gekregen van de eigenaar van die portefeuille.
De toegang tot een portefeuille is alleen mogelijk na instemming met de voorwaarden voor het gebruik van de centrale databank, met inbegrip van de authenticatie, het rollenbeheer, de wijze waarop een overdracht, verkoop, inlevering, in- of uitvoer en verval van een garantie van oorsprong verloopt, en de hoogte en de wijze van betaling van de retributie, vermeld in artikel 7.1/1.5 van het Energiedecreet van 8 mei 2009.
De VREG maakt de voorwaarden, vermeld in het derde lid, bekend op zijn website.
De identificatie en de authenticatie, vermeld in het eerste en tweede lid, gebeuren met de authenticatiemodule van de elektronische identiteitskaart of een authenticatieprocedure met minstens een gelijkwaardig identificatieniveau, met inbegrip van rollenbeheer.
Art. 6.2/3.20. § 1. De VREG kent, op basis van de gegevens die hij van de productieregistrator ontvangt, garanties van oorsprong toe voor de netto-energie die geproduceerd is uit hernieuwbare energiebronnen of voor elektriciteit uit kwalitatieve warmte-krachtkoppeling die aan een van de volgende voorwaarden voldoet: 1° ze wordt in een net geïnjecteerd waarop verschillende gebruikers zijn aangesloten;2° ze wordt fysiek overgedragen aan een derde partij via een distributiesysteem dat verschillende partijen belevert in geval van gas dat niet in een net wordt geïnjecteerd. De VREG zorgt ervoor dat voor elke geproduceerde MWh energie niet meer dan één garantie van oorsprong wordt toegekend. § 2. Met uitzondering van de garanties van oorsprong, vermeld in paragraaf 3, kunnen de garanties van oorsprong die de VREG toekent, verhandeld en ingeleverd worden. § 3. Op verzoek van de aanvrager, kunnen voor de elektriciteit of het gas, vermeld in artikel 6.2/3.4, § 4, garanties van oorsprong voor de elektriciteit respectievelijk het gas uit hernieuwbare energiebronnen worden toegekend voor het gedeelte dat ter plaatse verbruikt wordt.
Die garanties van oorsprong kunnen niet verhandeld, uitgevoerd of ingeleverd worden. § 4. Op verzoek van de aanvrager, kunnen voor de elektriciteit die door de eigenaar van de productie-installatie meteen bij productie aan een welbepaalde gebruiker is toegewezen, vermeld in artikel 6.2/3.4, § 4 en § 5, garanties van oorsprong voor de elektriciteit respectievelijk het gas uit hernieuwbare energiebronnen worden toegekend voor het gedeelte dat meteen bij productie aan een welbepaalde gebruiker is toegewezen. Die garanties van oorsprong kunnen niet verhandeld, uitgevoerd of ingeleverd worden.
Art. 6.2/3.21. § 1. De garanties van oorsprong die de VREG toekent, worden geplaatst in de elektronische portefeuille van de eigenaar van de productie-installatie of de portefeuille van de persoon die hij aanwijst. De productiecoördinator heeft toegang tot die databank. § 2. De toegekende garanties van oorsprong bevatten minstens de volgende gegevens: 1° de energiebron waarmee de energie is geproduceerd;2° de begin- en einddatum van de productie;3° de energiedrager waarop de garantie van oorsprong betrekking heeft, namelijk: a) elektriciteit, b) gas en de vermelding van de chemische samenstelling ervan, c) warmte of koude en de chemische samenstelling en de aggregatietoestand van de energiedrager;4° de identiteit, de locatie, het type en de capaciteit van de installatie waar de energie is geproduceerd;5° of de installatie investeringssteun heeft gekregen en of de energie-eenheid op een andere manier steun heeft gekregen uit een nationale steunregeling, en het type steunregeling;6° de datum waarop de installatie in dienst is genomen;7° de datum en het land van afgifte en, als dat van toepassing is, de regio of het gewest van afgifte;8° een uniek identificatienummer;9° de vermelding dat de garantie van oorsprong nog kan worden ingeleverd, niet kan worden ingeleverd, al ingeleverd is of al vervallen is. § 3. Als de garantie van oorsprong toegekend is voor elektriciteit die is geproduceerd uit kwalitatieve warmte-krachtkoppeling, vermeldt de garantie van oorsprong minstens de volgende gegevens naast de gegevens, vermeld in paragraaf 2: 1° de onderste verbrandings- of energiewaarde van de brandstof- of energiebron;2° het thermische vermogen van de installatie waar de energie is geproduceerd;3° het nominale thermische en elektrische rendement van de productie-installatie;4° de hoeveelheid elektriciteit uit kwalitatieve warmte-krachtkoppeling waarop de garantie van oorsprong betrekking heeft en die berekend wordt conform bijlage II, die bij dit besluit is gevoegd;5° de besparing op primaire energie die berekend wordt conform bijlage II, die bij dit besluit is gevoegd;6° de hoeveelheid en de toepassing van de warmte die samen met de elektriciteit is gegenereerd. § 4. De VREG kan beslissen om bijkomende vermeldingen toe te voegen op de garantie van oorsprong en om nadere regels voor de vermeldingen vast te leggen. De productieregistratoren zorgen ervoor dat de benodigde gegevens daarvoor per installatie worden geregistreerd en doorgegeven aan de VREG. Voor garanties van oorsprong voor installaties van minder dan 50 kW kan de VREG beslissen om vereenvoudigde informatie te vermelden. § 5. Op de toegekende garantie van oorsprong worden vermeldingen aangebracht op basis van de gegevens die de productieregistrator daarvoor aan de VREG bezorgt.
Art. 6.2/3.22. Een garantie van oorsprong die afkomstig is uit een ander gewest of een ander land uit de Europese Economische Ruimte, of uit een land waarmee de Europese Unie een overeenkomst heeft gesloten over de wederzijdse erkenning van garanties van oorsprong die in de Europese Unie zijn uitgereikt en over verenigbare systemen voor garanties van oorsprong die zijn vastgesteld in dat derde land, kan in het Vlaamse Gewest worden ingevoerd en gebruikt om de herkomst van geleverde energie te staven, als de eigenaar ervan aan de VREG aantoont dat voldaan wordt aan al de volgende voorwaarden: 1° de garantie van oorsprong voor energie vermeldt minstens de gegevens, vermeld in artikel 6.2/3.21, § 2 en § 3, van dit besluit; 2° de garantie van oorsprong is het enige bewijs dat voor de hoeveelheid energie in kwestie uitgereikt is en toont aan dat een producent in een daarin aangegeven jaar een daarin aangegeven hoeveelheid energie, uitgedrukt in MWh, heeft opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen en geleverd heeft als energie uit hernieuwbare energiebronnen of een daarin aangegeven hoeveelheid elektriciteit, uitgedrukt in MWh, heeft opgewekt in een kwalitatieve warmte-krachtcentrale en geleverd heeft als elektriciteit uit kwalitatieve warmte-krachtkoppeling als vermeld in artikel 7.1/1.2 van het Energiedecreet van 8 mei 2009; 3° de hoeveelheid energie waarop de garantie van oorsprong betrekking heeft, is nog niet verkocht of gebruikt onder de benaming energie uit hernieuwbare energiebronnen, elektriciteit uit kwalitatieve warmte-krachtkoppeling of een gelijkwaardige benaming;4° de garantie van oorsprong wordt elektronisch overgedragen vanuit het andere gewest of land naar de portefeuille van de eigenaar van de ingevoerde garantie van oorsprong in de centrale databank van de VREG, via een systeem dat de betrouwbaarheid en de uniciteit van de garantie van oorsprong garandeert;5° de garantie van oorsprong is niet vervallen, is nog niet eerder ingeleverd en is niet toegekend voor energie die op de plaats van productie gebruikt is. Ingevoerde garanties van oorsprong kunnen verhandeld, uitgevoerd of ingeleverd worden in de centrale databank.
De VREG bepaalt via welk formaat, welke procedure en welk medium garanties van oorsprong kunnen worden ingevoerd uit een ander gewest of een ander land.
Art. 6.2/3.23. Garanties van oorsprong die niet meer ingeleverd kunnen worden wegens verloop van de termijn, vermeld in artikel 7.1./1.4, van het Energiedecreet van 8 mei 2009, worden vervallen verklaard in de databank.
Vervallen garanties van oorsprong kunnen niet meer verhandeld, uitgevoerd of ingeleverd worden.
Art. 6.2/3.24. § 1. Garanties van oorsprong zijn vrij verhandelbaar, met uitzondering van de garanties van oorsprong die ingeleverd zijn, vervallen zijn of toegekend zijn voor ter plaatse verbruikte energie. § 2. De verkoper registreert de verkoop van een garantie van oorsprong in de centrale databank. Hij wijst daarbij de verhandelde garanties van oorsprong, de koper en de verkoopprijs aan. § 3. Na de registratie van de verkoop worden de garanties van oorsprong in kwestie overgedragen van de portefeuille van de verkoper aan de portefeuille van de koper.
Als de portefeuille van de koper zich bevindt in de databank van een instantie die de garanties van oorsprong beheert in een ander gewest of land, draagt de VREG de nodige gegevens over aan de bevoegde instantie in het gewest of het land waarnaar de garantie van oorsprong is uitgevoerd. § 4. De VREG biedt op een algemeen toegankelijke manier de mogelijkheid om het aanbod van en de vraag naar garanties van oorsprong bekend te maken.
Art. 6.2/3.25. De eigenaar kan garanties van oorsprong die nog niet ingeleverd zijn en die nog niet vervallen zijn, in de centrale databank inleveren ter staving van de oorsprong van een overeenkomstige hoeveelheid energie uit hernieuwbare energiebronnen of kwalitatieve warmte-krachtkoppeling.
Art. 6.2/3.26. § 1. Een elektriciteitsleverancier levert maandelijks per product een aantal garanties van oorsprong in voor elektriciteit die opgewekt is uit hernieuwbare energiebronnen en een aantal garanties van oorsprong voor elektriciteit die opgewekt is uit kwalitatieve warmte-krachtkoppeling. Dat aantal komt overeen met respectievelijk de hoeveelheid elektriciteit die hij in de voorgaande maand heeft verkocht aan afnemers in het Vlaamse Gewest en de elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, en de hoeveelheid elektriciteit die hij in de voorgaande maand heeft verkocht aan afnemers in het Vlaamse Gewest en de elektriciteit uit kwalitatieve warmte-krachtkoppeling. § 2. De elektriciteitsleverancier bezorgt de VREG maandelijks een lijst van de afnemers die op het net van een netbeheerder of transmissienetbeheerder aangesloten zijn en die de leverancier voorziet van elektriciteit die opgewekt is uit hernieuwbare energiebronnen en kwalitatieve warmte-krachtkoppeling. Per afnemer vermeldt hij het aangeboden product, en per product geeft hij het aandeel elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en kwalitatieve warmte-krachtkoppeling in de totale elektriciteitslevering aan die afnemer.
De VREG bepaalt het model waarop en de termijn waarbinnen de leverancier hem de gegevens, vermeld in het eerste lid, moet bezorgen. § 3. De netbeheerders en de transmissienetbeheerder melden maandelijks aan de VREG en aan de betrokken elektriciteitsleverancier de afnamegegevens van de afnemers, vermeld in paragraaf 2, opgesplitst naargelang het aandeel elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en kwalitatieve warmte-krachtkoppeling in de totale elektriciteitslevering aan die afnemers.
De VREG kan nadere regels vastleggen over de manier waarop de metingen, vermeld in het eerste lid, uitgevoerd worden en de manier waarop de meetgegevens ervan bezorgd worden aan de VREG. § 4. De VREG controleert maandelijks op basis van de gegevens, vermeld in paragraaf 3, of de elektriciteitsleverancier het correcte aantal garanties van oorsprong heeft ingeleverd conform paragraaf 1.
Als de leverancier te veel garanties van oorsprong heeft ingeleverd, wordt het overschot overgedragen naar de volgende maand als de garanties van oorsprong in die maand nog niet vervallen.
Als de leverancier onvoldoende garanties van oorsprong heeft ingeleverd, brengt de VREG de betrokken leverancier daarvan op de hoogte. De leverancier kan dan alsnog binnen tien werkdagen extra garanties van oorsprong inleveren. § 5. De VREG biedt op zijn website afnemers van elektriciteit de mogelijkheid om te controleren of, en in welke mate, hun leverancier hun elektriciteit heeft geleverd die is opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen en kwalitatieve warmte-krachtkoppeling. Daarbij worden ook de techniek en het land van oorsprong van de ingeleverde garanties van oorsprong vermeld en wordt uitgegaan van de gegevens van de controle, vermeld in artikel 6.2/3.14.
Art. 6.2/3.27. Tegen uiterlijk 1 januari 2022 wordt, na advies van de productiecoördinator, de in dit hoofdstuk vervatte regeling geëvalueerd, in het bijzonder van de bepalingen vastgesteld in het artikel 6.2/3.1, § 2, en het artikel 6.2/3.8. De Vlaamse Regering beoordeelt in die evaluatie ook of de markt rijp is om de artikelen 7.4.2 en 7.4.3 van het Energiedecreet van 8 mei 2009, in werking te laten treden.".
Art. 4.In titel VI van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij 30 november 2018, wordt hoofdstuk III, dat bestaat uit artikel 6.3.1. tot en met 6.3.5, vervangen door wat volgt: "Hoofdstuk III. - Informatieverlening over oorsprong en milieugevolgen van geleverde energie
Art. 6.3.1. § 1. Bij de melding, vermeld in artikel 7.4.1, eerste lid, van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wordt de oorsprong van de geleverde elektriciteit opgegeven onder de volgende categorieën: 1° elektriciteit, geproduceerd met hernieuwbare energiebronnen;2° elektriciteit, geproduceerd met fossiele brandstoffen;3° elektriciteit, geproduceerd in nucleaire centrales;4° elektriciteit, geproduceerd met afvalwarmte en -koude;5° elektriciteit, geproduceerd met andere energiebronnen dan de energiebronnen, vermeld in punt 1° tot en met 4°. De VREG kan nadere regels vastleggen over de vorm van de vermelding, vermeld in het eerste lid. § 2. Het aandeel elektriciteit per energiebron, vermeld in paragraaf 1, wordt vanaf 1 juli van het lopende jaar bepaald op basis van de verhouding van het aantal garanties van oorsprong, uitgedrukt in MWh, dat de leverancier voor leveringen in het voorgaande kalenderjaar ingeleverd heeft als vermeld in artikel 7.1/1.2 van het Energiedecreet van 8 mei 2009, ten opzichte van de hoeveelheid elektriciteit die de betrokken leverancier via het distributienet, het plaatselijke vervoernet van elektriciteit of het transmissienet geleverd heeft aan afnemers in het Vlaamse Gewest. Die verhouding wordt bepaald zowel voor het totaal van zijn leveringen als voor zijn leveringen van het aangeboden product aan de betrokken afnemers. Die garanties van oorsprong om de energiebronnen van de leveringen in het vorige kalenderjaar te staven, worden uiterlijk op 31 maart van het lopende jaar ingeleverd.
De herkomst van elektriciteitsleveringen in het vorige kalenderjaar die op 31 maart niet is gestaafd met de indiening van garanties van oorsprong, wordt bepaald door de residuele mix die de VREG bepaalt.
De VREG brengt de leveranciers op de hoogte van de waarde van de residuele mix.
Art. 6.3.2. De VREG kan nadere regels vastleggen voor de bepaling van de brandstofmix van het geheel van de leveringen van een elektriciteitsleverancier.
Art. 6.3.3. De VREG gaat na of de informatie die de leverancier tijdens het voorgaande kalenderjaar, correct is en in overeenstemming is met de bepalingen van dit hoofdstuk. De leverancier dient voor de controle, vermeld in het eerste lid, jaarlijks voor 31 maart de nodige verantwoordingsstukken in bij de VREG. De VREG beoordeelt die en maakt het resultaat van zijn controle bekend in de vorm van een rapport op de website van de VREG, samen met de percentages voor de oorsprong van de elektriciteit die de leveranciers aanleveren en hanteren.
Art. 6.3.4. De VREG bepaalt de referentiebronnen waarnaar moet worden verwezen conform artikel 7.4.1, eerste lid, 2°, van het Energiedecreet van 8 mei 2009.".
Art. 5.Artikel 7 van het decreet van 26 april 2019 tot invoering van een systeem van garanties van oorsprong voor gas, warmte en koude treedt in werking, voor wat betreft garanties van oorsprong toegekend voor elektriciteit.
Art. 6.De Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 17 mei 2019 De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie, L. PEETERS