Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 17 maart 2000
gepubliceerd op 17 mei 2000

Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van het verwijderingsplan voor PCB-houdende apparaten en de daarin aanwezige PCB's

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2000035462
pub.
17/05/2000
prom.
17/03/2000
ELI
eli/besluit/2000/03/17/2000035462/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 MAART 2000. - Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van het verwijderingsplan voor PCB-houdende apparaten en de daarin aanwezige PCB's


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, inzonderheid op artikel 32, gewijzigd bij decreet van 20 april 1994;

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, gewijzigd bij de decreten van 7 februari 1990, 12 december 1990, 21 december 1990, 22 december 1993, 4 mei 1994, 21 december 1994, 8 juli 1996, 21 oktober 1997 en 18 mei 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 9 juli 1986 tot reglementering van de stoffen en preparaten die polychloorbifenylen en polychloorterfenylen bevatten;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 6 september 1995, 26 juni 1996, 3 juni 1997, 17 december 1997, 24 maart 1998, 6 oktober 1998, 19 januari 1999 en 15 juni 1999;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1997 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer, inzonderheid op artikel 5.4.2.3., zoals gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 22 december 1999;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 11 januari 2000;

Gelet op de dringende noodzakelijheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat in het kader van de Richtlijn 96/59/EG van de Raad van 16 september 1996 betreffende de verwijdering van polychloorbifenylen en polychloorterfenylen de Lid-Staten binnen de drie jaar na aanneming van de Richtlijn een plan moeten opstellen voor de reiniging en/of verwijdering van geïnventariseerde apparaten en de daarin aanwezige PCB's en een schema dienen op te maken voor de inzameling en latere verwijdering van apparaten die niet moeten worden geïnventariseerd; dat België bovendien internationale verbintenissen heeft aangegaan die moeten leiden tot de totale vernietiging van alle identificeerbare PCB's; dat zowel in de Slotverklaring van de Derde Internationale Conferentie over de Bescherming van de Noordzee (8 maart 1990) als in de beslissingen van de vergadering van de Commissies Olso en Parijs ter Voorkoming van de Verontreiniging van de Noordzee (Parcom 92/3) van 21 september 1992 België de verbintenis heeft onderschreven om ten laatste tegen einde 1999 alle identificeerbare PCB's uit te bannen en te vernietigen; dat in het Milieubeleidsplan 1997-2001 wordt gesteld dat België redelijkerwijs niet meer kan voldoen aan de bepalingen van de Parcom Beslissing 92/3, maar dat wel alle mogelijke maatregelen moeten worden genomen om de Beslissing maximaal te respecteren en dus tegen eind 1999 een zo groot mogelijk deel van de PCB-houdende apparaten te verwerken; dat de verwerking van alle PCB-houdende apparaten moet worden gerealiseerd tegen uiterlijk 31 december 2005; dat het ontwerpverwijderingsplan voorziet in een volledige verwijdering van de PCB-houdende apparaten, in functie van hun bouwjaar, tegen uiterlijk 31 december 2005; dat het ontwerpplan bepaalt dat een aanzienlijke hoeveelheid PCB-houdende apparaten nog vóór 31 december 2000 dient te worden gereinigd en/of verwijderd, dit om nog zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de Parcom Beslissing 92/3;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 29 februari 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit gelden, naast de definities opgenomen in artikel 2 van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, de volgende definities : 1° "PCB's" : polychloorbifenylen, polychloorterfenylen, monomethyltetrachloordifenylmethaan, monomethyldichloordifenylmethaan, monomethyldibroomdifenylmethaan en alle mengsels waarvan het totale gehalte aan bovengenoemde stoffen hoger is dan 0,005 gewichtsprocent;2° "apparaat" : elk toestel dat PCB's bevat of heeft bevat en niet is gereinigd, tenzij redelijkerwijs het tegendeel kan worden aangenomen, worden toestellen die mogelijk PCB's bevatten als apparaten beschouwd;3° "houder" : de natuurlijke of rechtspersoon die apparaten in zijn bezit heeft;4° "reiniging" : het geheel van werkzaamheden waardoor apparaten opnieuw gebruikt, gerecycleerd of onder veilige omstandigheden verwijderd kunnen worden.De vervanging, zijnde de werkzaamheden waarbij PCB's worden vervangen door een passende vloeistof die geen PCB's bevat, wordt eveneens als reiniging beschouwd; 5° "Vlarem I" : het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning;6° "Vlarem II" : het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne;7° "OVAM" : de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest;8° "Milieudatabank" : de databank met milieugegevens, zoals bedoeld in artikelen 54 en 62 van het decreet van 12 december 1990 betreffende het bestuurlijk beleid.

Art. 2.De apparaten die overeenkomstig artikel 2.7.0.2, § 1 van Vlarem II moeten worden geïnventariseerd, moeten in functie van het bouwjaar van het apparaat worden gereinigd en/of verwijderd vóór : 1° 31 december 2000 : apparaten waarvan het bouwjaar niet gekend is of waarvan het bouwjaar dateert van vóór 1971;2° 31 december 2001 : apparaten waarvan het bouwjaar dateert van vóór 1972;3° 31 december 2002 : apparaten waarvan het bouwjaar dateert van vóór 1973;4° 31 december 2003 : apparaten waarvan het bouwjaar dateert van vóór 1974;5° 31 december 2004 : apparaten waarvan het bouwjaar dateert van vóór 1975;6° 31 december 2005 : alle andere apparaten.

Art. 3.Elk apparaat dat overeenkomstig artikel 2.7.0.2, § 1, van Vlarem II moet worden opgenomen in de inventaris van PCB-houdende apparaten en waarvan de houder geen kennisgeving heeft gedaan overeenkomstig artikel 4.8.0.1, 1° van Vlarem II moet binnen de zes maanden na de inwerkingtreding van dit besluit buiten gebruik worden gesteld.

Art. 4.Apparaten die niet voldoen aan de technische normen of specificaties inzake diëlectrische kwaliteit of die in slechte staat verkeren of lekken vertonen moeten onmiddellijk buiten gebruik worden gesteld.

Art. 5.§ 1. Bij toestellen met minerale olie waarvan redelijkerwijs mag worden aangenomen dat er tijdens de productie of het gebruik van de toestellen een verontreiniging van de minerale olie met PCB's is opgetreden, dient in de volgende situaties het PCB-gehalte in de minerale olie te worden gemeten : 1° bij het openen van de toestellen voor onderhouds- of herstellingswerkzaamheden;2° bij het veranderen van exploitatie-adres van de toestellen;3° bij het veranderen van houder;4° bij het buiten gebruik stellen van de toestellen. § 2. Wanneer de in § 1 bedoelde meting aantoont dat de minerale olie van een toestel meer dan 0,005 gewichtsprocenten PCB's bevat, dient het toestel, zowel voor de toepassing van dit besluit als voor de toepassing van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, te worden beschouwd als een PCB-houdend apparaat.

Art. 6.De termijn tussen het buiten gebruik stellen van een apparaat en de reiniging en/of verwijdering van dit apparaat mag niet meer dan zes maanden bedragen, behalve in het geval dat de houder kan aantonen dat de inrichtingen voor reiniging en/of verwijdering tijdelijk in de onmogelijkheid verkeren om apparaten te accepteren.

Art. 7.Voor apparaten die vrij komen tijdens het slopen van gebouwen dient de uitvoerder van de sloopwerken ervoor te zorgen dat de apparaten afzonderlijk worden ingezameld en worden afgevoerd naar een inrichting die overeenkomstig de toepasselijke milieuwetgeving de apparaten mag verwerken.

Art. 8.§ 1. Aan de volgende voorwaarden moet gezamenlijk voldaan zijn om, overeenkomstig de bepalingen van afdeling 1.2.2. van Vlarem II en dit tot uiterlijk 31 december 2010, een afwijking op de termijnen genoemd in artikel 2, te kunnen verkrijgen : 1° de apparaten mogen geen deel uitmaken van de industriële installaties bedoeld in artikel 2 van de wet van 21 januari 1987 inzake de risico's van zware ongevallen bij bepaalde industriële activiteiten, behalve indien de exploitant aantoont dat hij de geëigende maatregelen heeft getroffen tegen emissies naar de omgeving van PCB, PCT of hun verbrandingsproducten in het geval van zware ongevallen;2° de apparaten moeten opgesteld zijn in een lokaal dat niet toegankelijk is voor het publiek;3° de apparaten moeten gebouwd zijn na 1975, behalve in het geval de houder méér dan 10 apparaten bezit;4° de apparaten moeten in goede staat verkeren en mogen geen lekken vertonen. § 2. De houders die meer dan 10 apparaten bezitten moeten hun aanvraag tot afwijking vóór 31 december 2000 indienen.

De aanvraag moet tevens een verwijderingsplan bevatten voor de betrokken apparaten. Dit verwijderingsplan mag voorzien in een verlate reiniging en/of verwijdering van apparaten gebouwd vóór 1975 in ruil voor een vervroegde reiniging en/of verwijdering van apparaten gebouwd na 1975. § 3. De in § 1 bedoelde afwijking kan niet worden verleend voor apparaten uit de volgende economische sectoren : 1° vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken (Nace-Bel 15.000 tot 15.980); 2° farmaceutische nijverheid (Nace-Bel 24.410 tot 24.422); 3° hotels en restaurants (Nace-Bel 55.110 tot 55.522); 4° onderwijs (Nace-Bel 80.101 tot 80.424); 5° gezondheidszorg en veterinaire diensten (Nace-Bel 85.110 tot 85.200); 6° maatschappelijke dienstverlening met huisvesting (Nace-Bel 85.311 tot 85.316); 7° kinderkribben, onthaalmoeders en overige kinderopvang (Nace-Bel 85.321); 8° recreatie, cultuur en sport (Nace-Bel 92.111 tot 92.724).

Art. 9.De houders van apparaten waarvoor de in artikel 8 bedoelde afwijking werd verleend en die geen verwijderingsplan als bedoeld in artikel 8, § 2, dienden op te maken, dienen jaarlijks de vragenlijst, gevoegd als bijlage I bij dit besluit, behoorlijk ingevuld aan OVAM te bezorgen. Deze vragenlijst moet de eerste keer worden ingediend binnen de maand na het verkrijgen van de afwijking.

De vragenlijst is op eenvoudige vraag te verkrijgen bij OVAM, Kan. De Deckerstraat 22-26, 2800 Mechelen.

Art. 10.Teneinde OVAM toe te laten de inventarissen van PCB-houdende apparaten, zoals bedoeld in artikel 2.7.0.2, § 1, van Vlarem II, te vervolledigen dienen : 1° de producenten en verdelers van electriciteit in het Vlaamse Gewest op eenvoudige vraag van OVAM naam en adres te verstrekken van iedere afnemer van electriciteit in midden- en/of hoogspanning; 2° de gemeentebesturen op eenvoudige vraag van OVAM een inventaris te verstrekken van de hinderlijke inrichtingen waar een activiteit als bedoeld in de rubrieken 12.2 en/of 17.5 van de bijlage I van Vlarem I werd of wordt uitgeoefend; deze inventaris moet niet worden verstrekt indien deze gegevens reeds eerder werden opgenomen in de Milieudatabank.

Art. 11.De OVAM stuurt aan de verschillende overheden die belast zijn met de bescherming van het leefmilieu, de bescherming van de veiligheid van de werknemers en van de bevolking, op verzoek, een afschrift of een gedeeltelijk afschrift van de in artikel 2.7.0.2, § 1, van Vlarem II bedoelde inventarissen. De verstrekte gegevens kunnen enkel worden aangewend voor het doel waarvoor ze werden aangevraagd.

Art. 12.Apparaten en onderdelen van toestellen die minder dan 1 liter PCB's bevatten moeten worden verwijderd aan het einde van hun gebruiksduur.

Art. 13.De verwerking van bruingoed, witgoed, afgedankte consumptiegoederen en andere toestellen die PCB-houdende onderdelen kunnen bevatten dient zo te gebeuren dat de PCB-houdende onderdelen selectief worden gedemonteerd en voor verwerking worden afgevoerd naar een inrichting die overeenkomstig de toepasselijke milieuwetgeving dergelijke PCB-houdende afvalstoffen mag verwerken. Onderdelen die mogelijk PCB's bevatten dienen te worden beschouwd als PCB-houdende onderdelen.

Art. 14.Bij het vernieuwen van straatverlichting dienen de vrij gekomen condensatoren die PCB's kunnen bevatten te worden beschouwd als PCB-houdende condensatoren. Dergelijke condensatoren dienen voor verwerking te worden afgevoerd naar een inrichting die overeenkomstig de toepasselijke milieuwetgeving dergelijke PCB-houdende afvalstoffen mag verwerken.

Art. 15.De bepalingen van artike l3 en 14 worden schematisch weergegeven in het schema voor de inzameling en latere verwerking van de apparaten die niet hoeven te worden geïnventariseerd. Dit schema is gevoegd als bijlage II bij dit besluit.

Art. 16.Aan het koninklijk besluit van 9 juli 1986 tot reglementering van de stoffen en preparaten die PCB's en PCT's bevatten wordt een aanvullende regeling toegevoegd die luidt als volgt : « Aanvullende regeling voor het Vlaamse Gewest :

Artikel 14.Artikelen 4, 5 en 6 worden, voor wat het Vlaamse Gewest betreft, opgeheven.

Artikel 15.Artikel 9 wordt vervangen door wat volgt : « De houders van PCB of PCT, van producten, toestellen, installaties, of vloeistoffen die er bevatten dienen te voldoen aan de bepalingen van de artikelen 7 en 8 binnen de drie maand na het van kracht worden van dit besluit ». ».

Art. 17.Aan artikel 4.8.0.2, § 1 van Vlarem II wordt een derde lid toegevoegd dat luidt als volgt : « De modaliteiten van reiniging en/of verwijdering worden bepaald in het door de Vlaamse regering vastgestelde verwijderingsplan voor PCB-houdende apparaten en de daarin aanwezige PCB's. ».

Art. 18.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 19.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 17 maart 2000.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA

Bijlagen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^