gepubliceerd op 18 februari 2014
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse artikelen van en tot invoeging van artikel 5.2, 8.4 en 8.5 in het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is
17 JANUARI 2014. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse artikelen van en tot invoeging van artikel 5.2, 8.4 en 8.5 in het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 16/07/2010 pub. 10/09/2010 numac 2010035645 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is sluiten tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is
VERSLAG AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING Op 16 juli 2010 heeft de Vlaamse Regering het besluit tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is, goedgekeurd.
Drie jaar na de inwerkingtreding van dit besluit blijkt dat er een paar, beperkte, bijsturingen aan dit besluit nodig zijn. Het verslag dat bekendgemaakt werd bij het besluit van 16 juli 2010 is nog steeds actueel, buiten eventueel verder aangegeven punten. 1 Wat betreft onroerend erfgoed.
Op 12 juli 2013 heeft de Vlaamse Regering het decreet betreffende het onroerend erfgoed bekrachtigd en afgekondigd (Belgisch Staatsblad, 17 oktober 2013).
Hierdoor dringen zich enkele tekstcorrecties in het besluit op.
Dit betreft de verwijzing naar de regelgeving inzake onroerend erfgoed. 2 Wat betreft handelingen in, aan en bij woningen.
De plaatsing van van het hoofdgebouw vrijstaande niet voor verblijf bestemde bijgebouwen is vrijgesteld tot op of tegen de perceelsgrens als de bijgebouwen tegen een bestaande scheidingsmuur opgericht worden tegen een bestaande scheidingsmuur.
Voor niet-overdekte constructies geldt deze vrijstelling niet. Dit wordt momenteel voorzien, waardoor een vergunning voor deze constructies niet langer nodig is, zover deze worden geplaatst op minstens 1 meter van de perceelsgrenzen of tot tegen een bestaande scheidingsmuur op de perceelsgrens.
Tot 2010 waren bijgebouwen vrijgesteld tot max. 2,5 m kroonlijsthoogte en max. 3 m nokhoogte. De huidige tekst van het besluit moet gelezen worden als maximale hoogte (= nokhoogte), dus identiek aan vorige regeling. Dit is goed om constructies met plat dak tot 3 m vrij te stellen (waar dit vroeger 2,5 m hoogte was), maar voor constructies (tot 40 m²) met een hellend dak is dit te laag. Daarom wordt deze maat verhoogd tot 3,5 m. 3 Wat betreft handelingen die vrijgesteld worden in parkgebied. 3.1 Handelingen in, aan en bij woningen Op grond van artikel 4.4.12 e.v. van de VCRO genieten zonevreemde woningen in parkgebied van dezelfde decretale basisrechten (verbouwen, herbouwen en uitbreiden) als zonevreemde woningen buiten ruimtelijk kwetsbaar gebied. Dit betekent dat zij - mits de noodzakelijke vergunningen - kunnen herbouwd en uitgebreid worden tot 1 000 m®.
Het is niet logisch dat deze woningen voor wat de vrijgestelde handelingen betreft, strenger behandeld worden. Op vandaag zijn volgende handelingen in, aan en bij woningen in parkgebied immers niet vrijgesteld : - maximaal 80 m² niet-overdekte constructies (verhardingen, zwembaden, tuinvijvers, ...), - maximaal 40 m² bijgebouwen (tuinhuizen, carports,...), - maximaal 10 m® opslag van materialen (zoals brandhout) en - plaatsing van 1 woonwagen (of kampeerwagen, tent,...) bij woningen.
Deze constructies hebben - gelet op de randvoorwaarden opgenomen in het Vrijstellingenbesluit - een minimale ruimtelijke impact die de natuurwaarde of landschappelijke waarde van de parkgebieden geenszins in het gedrang brengt. We stellen daarom voor om dergelijke constructies, die behoren tot de normale inrichting van de huiskavel, ook in parkgebieden vrij te stellen van stedenbouwkundige vergunning.
De andere randvoorwaarden (o.a. binnen de 30 m van de woning) blijven uiteraard ook van toepassing voor huiskavels in parkgebieden. 3.2 Tijdelijke handelingen Tijdelijke constructies zijn in gebieden met hoge natuurwaarden niet zonder vergunning toegelaten omdat ze deze natuurwaarden sterk zouden kunnen schaden.
Parkgebieden vervullen naast hun natuurwaarden vaak ook een recreatieve functie of een landschappelijke waarde. Ze dienen conform het gewestplanvoorschrift ook hun sociale functie te vervullen (KB 28 december 1972). Het zonder vergunning toestaan van tijdelijke constructies in het licht van die sociaal-recreatieve functie is verdedigbaar. Voor zover het gaat om een tijdelijke plaatsing van constructies, die door hun aard of beperking in de tijd geen afbreuk doen aan de goede ruimtelijke ordening en de algemene bestemming van het (park)gebied niet in het gedrang brengen, kunnen deze ook in parkgebieden vrijgesteld worden van stedenbouwkundige vergunning. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om de tijdelijke plaatsing van tenten, stellingen, tribunes en andere constructies voor de organisatie van een muziekfestival, een sportmanifestatie, een wijkkermis, een wandeltocht, ... Een verruiming van de mogelijkheden van artikel 7.3 is aanvaardbaar gezien de sociaal-recreatieve functie van dergelijke parkgebieden. Gelet op de ecologische waarde van parkgebieden mag dit echter geen negatief effect hebben op het gebied. Het is dan ook aangewezen bijkomende randvoorwaarden op te nemen om de ecologische waarde te garanderen.
Aanzienlijke reliëfwijzigingen voor de organisatie van sportmanifestaties (bv. lawaaisporten) kunnen evenwel een aanzienlijke impact hebben op het parkgebied, zodat een verruiming van deze mogelijkheden (zoals geboden via art. 7.4) niet gewenst is.
Uiteraard moet opgemerkt worden dat de afschaffing van de voorafgaandelijke stedenbouwkundige vergunning voor deze gevallen geen afbreuk doet aan de natuurvergunningsplicht. Die blijft (in voorkomend geval) onverminderd bestaan. De toevoeging van de voorwaarde dat de plaatsing niet gepaard gaat met een ontbossing, een wijziging van vegetatie of kleine landschapselementen, een aanmerkelijke reliëfwijziging of een wijziging van waterlichamen is naar analogie met artikel 8.2, 6° van het vrijstellingenbesluit.
Het gaat om in wezen verplaatsbare constructies, die door hun tijdelijke plaatsing in het gebied de algemene bestemming niet in het gedrang brengen ("opstallen").
De constructies kunnen aan de grond bevestigd worden ifv stabiliteit en veiligheid.
Voorbeelden zijn o.a. - Het plaatsen van kramen, stellingen, tribunes, tenten en gelijkaardige infrastructuur in functie van festivals, manifestaties of feestelijkheden, - Het plaatsen van kantoorcontainers, klascontainers e.d., - Het plaatsen van een circustent of kermis, - Het plaatsen van terrassen bij vergunde horecazaken.
Het gaat dus niet om verhardingen, betonfunderingen, reliëfwijzigingen, vijvers,... 3.3 Wijzigingen van al ingerichte terreinen De bepaling rond de vrijstelling van handelingen in reeds ingerichte terreinen is onlogisch. Huidig vrijstellingenbesluit bepaalt uitdrukkelijk dat de herinrichting van openbare parkgebieden onder deze vrijstelling valt (artikel 8.1, 2° ). Doordat even verderop in de tekst de vrijstelling wordt uitgesloten in ruimtelijk kwetsbaar gebied (artikel 8.2, 5° ), is de vrijstelling in parkgebied volledig onwerkzaam. Deze contradictie dient te worden rechtgezet. Ook hier blijft de natuurvergunningsplicht en de zorgplicht voor de overheid onverminderd van toepassing. 4 Wat betreft handelingen in agrarisch gebied en met agrarisch karakter.
Hoofdstuk 5 (momenteel `Handelingen in agrarisch gebied' getiteld) wordt integraal herschreven.
Artikel 5 van het huidige vrijstellingenbesluit stelt een aantal landbouwconstructies vrij van vergunning, doch enkel in agrarisch gebied. Nochtans komt landbouw ook voor in andere gebieden en wordt deze activiteit soms uitdrukkelijk toegelaten (in bv. woongebieden of gemengd openruimtegebied). In bepaalde bestemmingsgebieden wordt landbouw ook toegelaten in afwachting van de realisatie van die bestemmingen.
Bepaalde handelingen in functie van beroeps- en hobbylandbouw zijn momenteel buiten agrarisch gebied niet vrijgesteld van vergunning (plastiekserres, schuilhokken en afsluitingen voor dieren). Echter, ook in die gebieden zouden deze werken moeten kunnen vrijgesteld zijn (tenzij in ruimtelijk kwetsbaar gebied maar wél in parkgebieden, nieuw artikel 5.1). De meer ingrijpende handelingen blijven beperkt tot agrarische gebieden (nieuw artikel 5.2).
Een beperkte toevoeging wordt doorgevoerd bij schuilhokken : kleine houten schuilhokken worden overal toegelaten op onbebouwde percelen.
Ook jachtkansels worden vrijgesteld van vergunning. In bos/natuurgebied kan dit vergund worden op basis van het Koninklijk besluit van 28 december 1972 (dat de gewestplanvoorschriften omvat) ("hutten voor vis en jacht"), maar niet in agrarische gebieden.
Nochtans wordt in deze gebieden ook gejaagd, om schade aan de gewassen te beperken. Een jachtkansel is ieder platform of gelijk welke verheven zitplaats, die het mogelijk maakt het wild te schieten vanaf een punt gelegen boven het normaal niveau van de grond. Wordt gelijkgesteld met een jachtkansel iedere constructie of iedere inrichting, met inbegrip van al of niet ingerichte bomen, die daartoe gebruikt wordt. Door de voorgestelde wijziging zijn jachtkansels nu ook van vergunning vrijgesteld in agrarisch gebied in de ruime zin. 5 Wat betreft mobiele constructies. 5.1 Mobiele openluchtrecreatieve verblijven Deze toevoeging komt tegemoet aan de problematiek dat voor elke plaatsing (verplaatsing, ...) van een stacaravan op een vergund recreatief terrein een aparte stedenbouwkundige vergunning vereist is (artikel 4.2.1, VCRO).
Voor de formulering van deze vrijstelling wordt verwezen naar een aantal bestaande regelingen : - het decreet van 10 juli 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 10/07/2008 pub. 26/08/2008 numac 2008202885 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het toeristische logies sluiten betreffende het toeristische logies; - het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 15/05/2009 pub. 12/10/2009 numac 2009035955 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het toeristische logies sluiten tot uitvoering van het decreet van 10 juli 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 10/07/2008 pub. 26/08/2008 numac 2008202885 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het toeristische logies sluiten betreffende het toeristisch logies.
Er wordt bepaald dat de verblijven geplaatst moeten worden op vergunde openluchtrecreatieve terreinen in de zin van artikel 2, 10° van het decreet van 10 juli 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 10/07/2008 pub. 26/08/2008 numac 2008202885 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het toeristische logies sluiten betreffende het toeristische logies om van de vrijstelling te genieten. Bovendien dienen ze te voldoen aan de voorwaarden van deze vergunning.
Dat zijn echter niet de enige voorwaarden waaraan de constructies moeten voldoen om van de vrijstelling te genieten. Bijkomend is het zo dat : - De plaatsing niet in strijd mag zijn met de gewestelijke verordening weekendverblijven; - De plaatsing ook niet strijdig mag zijn met de uitdrukkelijke voorwaarden van stedenbouwkundige vergunningen (zie art. 1.3 van het bestaande vrijstellingsbesluit dat deze voorwaarden bevat).
Als de stedenbouwkundige vergunning voor het terrein bijvoorbeeld een brandweg voorziet, moet deze verplichting gerespecteerd worden. De plaatsing van een stacaravan op deze brandweg is dus niet vrijgesteld van stedenbouwkundige vergunning.
Bovendien moet opgemerkt worden dat ook een gemeentelijk RUP de vrijstelling kan doorkruisen in toepassing van het algemene artikel 1.4 van het vrijstellingsbesluit.
Ook bepaalde toebehorende installaties worden van de vergunning vrijgesteld. Dit betreft de gebruikelijke toebehoren (de aanbouwen in de zin van artikel 9, 19°, c), 2), van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 15/05/2009 pub. 12/10/2009 numac 2009035955 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het toeristische logies sluiten tot uitvoering van het decreet van 10 juli 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 10/07/2008 pub. 26/08/2008 numac 2008202885 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het toeristische logies sluiten betreffende het toeristisch logies) die niet zouden zijn geplaatst als er geen mobiel openluchtrecreatief verblijf was geplaatst en die niet gefundeerd of verankerd zijn in de grond. De voorwaarde dat de toebehoren niet gefundeerd of verankerd zijn in de grond wordt ingegeven vanuit de bekommernis dat deze constructies verwijderd moeten kunnen worden als het mobiel openluchtrecreatief verblijf zelf wordt verplaatst of verwijderd. 5.2 Woonwagens Analoog aan de bepaling rond mobiele openluchtrecreatieve verblijven wordt bepaald dat het plaatsen of verplaatsen van woonwagens onder bepaalde voorwaarden ook vrijgesteld zijn van stedenbouwkundige vergunning.
Het gaat dan om de plaatsing op een residentieel woonwagenterrein of doortrekkersterrein voor woonwagenbewoners, zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2000Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 12/05/2000 pub. 10/08/2000 numac 2000035752 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering houdende de subsidiëring van de verwerving, de inrichting, de renovatie en de uitbreiding van woonwagenterreinen voor woonwagenbewoners sluiten houdende de subsidiëring van de verwerving, de inrichting, de renovatie en de uitbreiding van woonwagenterreinen voor woonwagenbewoners, op voorwaarde dat het terrein in kwestie uit stedenbouwkundig oogpunt vergund of hoofdzakelijk vergund is.
Het gaat niet om zgn. "pleisterplaatsen voor woonwagenbewoners"; dit zijn terreinen die normaal gezien niet bestemd zijn voor het plaatsen van een woonwagen, maar waarop onder bepaalde voorwaarden voor een beperkte periode verkeerswaardige woonwagens kunnen staan. Deze kunnen gebruik maken van de bestaande vrijstelling voor de tijdelijke plaatsing van constructies (art. 7.3 van het vrijstellingsbesluit).
Ook hier is het zo dat het plaatsen of verplaatsen van woonwagens niet in strijd mag zijn met de uitdrukkelijke voorwaarden van stedenbouwkundige vergunningen, waarbij gedacht kan worden aan de vergunning waarbij het residentieel woonwagenterrein of het doortrekkersterrein vergund werd. (art. 1.3 van het vrijstellingsbesluit).
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, Ph. MUYTERS
RAAD VAN STATE Afdeling Wetgeving
Advies 54.826/1 van 14 januari 2014 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering `tot wijziging van diverse artikelen van en tot invoeging van artikel 5.2, 8.4 en 8.5 in het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 16/07/2010 pub. 10/09/2010 numac 2010035645 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is sluiten tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is' Op 17 december 2013 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering `tot wijziging van diverse artikelen van en tot invoeging van artikel 5.2, 8.4 en 8.5 in het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 16/07/2010 pub. 10/09/2010 numac 2010035645 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is sluiten tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is'.
Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 9 januari 2014. De kamer was samengesteld uit Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter, Wilfried VAN VAERENBERGH en Wouter PAS, staatsraden, Marc RIGAUX en Michel TISON, assessoren, en Wim GEURTS, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Githa SCHEPPERS, auditeur.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 14 januari 2014. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 2. Het om advies voorgelegde ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering strekt ertoe wijzigingen aan te brengen in het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 16/07/2010 pub. 10/09/2010 numac 2010035645 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is sluiten `tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is', waarbij de lijst wordt bepaald van de handelingen met een tijdelijk of occasioneel karakter of met een geringe ruimtelijke impact waarvoor in afwijking van artikel 4.2.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (hierna : de Codex) geen stedenbouwkundige vergunning is vereist. 3. Rechtsgrond voor het ontwerp wordt geboden door artikel 4.2.3 van de Codex, naar luid waarvan de Vlaamse Regering "de lijst (bepaalt) van de handelingen met een tijdelijk of occasioneel karakter of met een geringe ruimtelijke impact waarvoor in afwijking van artikel 4.2.1 geen stedenbouwkundige vergunning vereist is".
ONDERZOEK VAN DE TEKST Artikel 12 4. Artikel 12 van het ontwerp bepaalt dat de artikelen 1 en 11 van het te nemen besluit in werking treden op de dag waarop artikel 4.1.1 van het decreet van 12 juli 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 12/07/2013 pub. 17/10/2013 numac 2013035861 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het onroerend erfgoed sluiten `betreffende het onroerend erfgoed' in werking treedt.
Vraag is of, wat betreft de inwerkingtreding van artikel 1 van het ontwerp, de verwijzing naar de inwerkingtreding van voornoemd artikel 4.1.1 wel adequaat is, en of niet veeleer naar de inwerkingtreding van artikel 6.1.1 van hetzelfde decreet moet worden verwezen.
Wim GEURTS, De griffier Marnix VAN DAMME, De voorzitter
VLAAMSE OVERHEID 17 JANUARI 2014. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse artikelen van en tot invoeging van artikel 5.2, 8.4 en 8.5 in het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 16/07/2010 pub. 10/09/2010 numac 2010035645 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is sluiten tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is De Vlaamse Regering, Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, artikel 4.2.3;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 16/07/2010 pub. 10/09/2010 numac 2010035645 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is sluiten tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 10 december 2013;
Gelet op advies nr. 54.826/1 van de Raad van State, gegeven op 14 januari 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In artikel 1.2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 16/07/2010 pub. 10/09/2010 numac 2010035645 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is sluiten tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is wordt tussen de zinsnede "dorpsgezichten," en het woord "landschappen" het woord "cultuurhistorische" ingevoegd.
Art. 2.In artikel 2.1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 8° wordt vervangen door wat volgt : "8° niet-overdekte constructies tot maximaal 80 vierkante meter per goed, met inbegrip van alle bestaande niet-overdekte constructies in zijtuin en achtertuin voor zover ze worden geplaatst op minstens 1 meter van de perceelsgrenzen of tot tegen een bestaande scheidingsmuur op de perceelsgrens;"; 2° in punt 11° wordt de zin "De hoogte is beperkt tot 3 meter;" vervangen door de zin "De maximale hoogte is beperkt tot 3,5 meter;".
Art. 3.Aan artikel 2.2, 5°, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede ", met uitzondering van parkgebied" toegevoegd.
Art. 4.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 26 november 2010 en 9 september 2011, wordt het opschrift van hoofdstuk 5 vervangen door wat volgt : "HOOFDSTUK 5. Land- en tuinbouw".
Art. 5.Artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2011, wordt vervangen door wat volgt : "Art. 5.1. Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor de plaatsing van de volgende zaken, voor zover ze niet liggen in ruimtelijk kwetsbaar gebied, met uitzondering van parkgebied : 1° constructies met een maximale hoogte van 3,5 meter, als ze dienen voor de teelt of bescherming van landbouwgewassen en na de oogst worden verwijderd;2° open afsluitingen of open afsluitingen met dwarslatten met een maximale hoogte van 2 meter;3° een schuilhok voor weidedieren op een onbebouwd goed.Het schuilhok heeft houten wanden, een maximale oppervlakte van 20 vierkante meter, een maximale hoogte van 3 meter en minstens één volledig open zijde.".
Art. 6.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 26 november 2010 en 9 september 2011, wordt een artikel 5.2 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. 5.2. Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor de plaatsing van de volgende zaken, als ze in agrarisch gebied in de ruime zin liggen : 1° een krengenhuisje;2° het draineren van een goed voor landbouw- of bodembeheerdoeleinden door de aanleg van een geheel van ondergrondse zuig- en/of moerleidingen, omhullingsmaterialen en eindbuizen en van een geheel van boven- en/of ondergrondse uitmondingsvoorzieningen, controleputten en hulpstukken, mits aan alle van de volgende vereisten voldaan is : a) de bovengrondse zichtbare voorzieningen hebben maximale afmetingen van 1 meter x 1 meter en liggen gelijk met het maaiveld of met het talud van de ontvangende waterloop;b) de drainagewerken worden niet uitgevoerd in de volgende gebieden of zones : 1) Speciale Beschermingszones;2) de Ramsargebieden;3) ruimtelijk kwetsbare gebieden of een overstromingsgebied, of op minder dan 50 meter van die gebieden;c) voor de drainagewerken is geen milieueffectrapport vereist;3° de strikt noodzakelijke toegangen tot en opritten naar de agrarische bedrijfsgebouwen, inclusief de bedrijfswoning;4° bijenstallen of bijenkorven; 5° jachtkansels.".
Art. 7.Artikel 7.2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : "Art. 7.2. Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor de tijdelijke plaatsing van constructies, met uitzondering van publiciteitsinrichtingen, op voorwaarde dat aan de volgende voorwaarden voldaan is : 1° een maximale duur van 90 dagen per kalenderjaar wordt niet overschreden;2° de plaatsing gebeurt niet in een ruimtelijk kwetsbaar gebied, met uitzondering van parkgebied;3° de constructies brengen de verwezenlijking van de algemene bestemming van het gebied niet in het gedrang; 4° de plaatsing gaat niet gepaard met een ontbossing, een wijziging van vegetatie of kleine landschapselementen, een aanmerkelijke reliëfwijziging of een wijziging van waterlichamen.".
Art. 8.Aan artikel 8.2, 5°, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede ", met uitzondering van parkgebied" toegevoegd.
Art. 9.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 26 november 2010 en 9 september 2011, wordt een artikel 8.4 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. 8.4. Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor het plaatsen, verplaatsen, wijzigen of vervangen van mobiele openluchtrecreatieve verblijven, ook al zijn zij bestemd om ter plaatse te blijven staan en voor toebehorende installaties, op voorwaarde dat : 1° de verblijven zijn geplaatst op vergunde openluchtrecreatieve terreinen als vermeld in artikel 2, 10°, van het decreet van 10 juli 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 10/07/2008 pub. 26/08/2008 numac 2008202885 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het toeristische logies sluiten betreffende het toeristische logies;2° de plaatsing, verplaatsing, wijziging of vervanging is niet strijdig met de vergunning, vermeld in punt 1°. In het eerste lid wordt verstaan onder : 1° mobiel openluchtrecreatief verblijf : een verblijf als vermeld in artikel 1, 18°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 15/05/2009 pub. 12/10/2009 numac 2009035955 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het toeristische logies sluiten tot uitvoering van het decreet van 10 juli 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 10/07/2008 pub. 26/08/2008 numac 2008202885 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het toeristische logies sluiten betreffende het toeristisch logies; 2° toebehorende installaties : de aanbouwen, vermeld in artikel 9, 19°, c), 2), van het voormelde besluit, die niet zouden zijn geplaatst als er geen mobiel openluchtrecreatief verblijf was geplaatst en die niet gefundeerd of verankerd zijn in de grond.".
Art. 10.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 26 november 2010 en 9 september 2011, wordt een artikel 8.5 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. 8.5 Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor het plaatsen of verplaatsen van één of meer woonwagens, als vermeld in artikel 2, § 1, 33°, van het decreet van 15 juli 1997Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/07/1997 pub. 19/08/1997 numac 1997036023 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende de Vlaamse Wooncode sluiten houdende de Vlaamse Wooncode, op een residentieel woonwagenterrein of doortrekkersterrein voor woonwagenbewoners, als vermeld in artikel 1, 4° en 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2000Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 12/05/2000 pub. 10/08/2000 numac 2000035752 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering houdende de subsidiëring van de verwerving, de inrichting, de renovatie en de uitbreiding van woonwagenterreinen voor woonwagenbewoners sluiten houdende de subsidiëring van de verwerving, de inrichting, de renovatie en de uitbreiding van woonwagenterreinen voor woonwagenbewoners, op voorwaarde dat het terrein in kwestie vergund of hoofdzakelijk vergund is.".
Art. 11.In artikel 13.2, 2°, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "12/1 van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten" vervangen door de zinsnede "4.1.1 van het decreet van 12 juli 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 12/07/2013 pub. 17/10/2013 numac 2013035861 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het onroerend erfgoed sluiten betreffende het onroerend erfgoed".
Art. 12.Artikel 1 van dit besluit treedt in werking op de dag waarop artikel 6.1.1 van het decreet van 12 juli 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 12/07/2013 pub. 17/10/2013 numac 2013035861 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het onroerend erfgoed sluiten betreffende het onroerend erfgoed in werking treedt.
Artikel 11 van dit besluit treedt in werking op de dag waarop artikel 4.1.1 van het decreet van 12 juli 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 12/07/2013 pub. 17/10/2013 numac 2013035861 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het onroerend erfgoed sluiten betreffende het onroerend erfgoed in werking treedt.
Art. 13.De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 17 januari 2014.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, Ph. MUYTERS