gepubliceerd op 18 februari 2003
Besluit van de Vlaamse regering houdende de subsidiëring van jeugdculturele en internationale initiatieven voor de jeugd
17 JANUARI 2003. - Besluit van de Vlaamse regering houdende de subsidiëring van jeugdculturele en internationale initiatieven voor de jeugd
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 29 maart 2002 op het Vlaamse jeugdbeleid, inzonderheid op artikel 29, 30, 31 en 32;
Gelet op de adviezen met de nummers 15/02 en 16/02 van de Jeugdraad voor de Vlaamse Gemeenschap, gegeven op 3 oktober 2002;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 9 december 2002;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door het feit dat krachtens artikel 68 van het decreet van 29 maart 2002 op het Vlaamse jeugdbeleid en artikel 14 van het besluit van de Vlaamse regering van 7 juni 2002 betreffende de uitvoering van het decreet op het Vlaamse Jeugdbeleid, artikel 29, 30, 31 en 32 van voornoemd decreet in werking treden op 1 januari 2003;
Overwegende dat overeenkomstig artikel 31 van het decreet er al aanvragen voor project- of productsubsidies ingediend kunnen worden vanaf 15 januari 2003;
Overwegende dat de Jeugdraad pas op 3 oktober 2002 haar advies over dit uitvoeringsbesluit heeft uitgebracht, dat de Inspectie van Financiën slechts op 13 november gunstig adviseerde; dat het in het kader van het principe van behoorlijk bestuur en de rechtszekerheid absoluut noodzakelijk is dat de verenigingen of jongeren die op basis van de bovenvermelde artikelen een aanvraag willen formuleren, op de hoogte zijn van alle te volbrengen formaliteiten en geldende voorwaarden, dat dit uitvoeringsbesluit de nadere voorwaarden en procedureregels beschrijft waaraan die aanvragen moeten voldoen, dat het uitstellen van de eerste uiterste aanvraagdatum van 15 januari 2003 ernstige nadelen heeft, omdat de aanvragen dan pas kunnen ingediend worden voor 15 mei 2003;
Overwegende dat verschillende internationale of artistieke projecten en initiatieven zijn gepland voor begin 2003 en dat het geringste uitstel van de publicatie en inwerkingtreding van dit uitvoeringsbesluit er toe zou leiden dat vele voorbereidingen van jongeren of verenigingen tevergeefs geweest zijn, dat zou bovendien betekenen dat Vlaamse jongeren niet kunnen deelnemen aan de activiteiten, waardoor een aantal interessante kansen verloren gaan;
Gelet op advies 34.591/3 van de Raad van State, gegeven op 20 december 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken;
Na beraadslaging, HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur;2° de administratie : de afdeling Jeugd en Sport van de administratie Cultuur;3° decreet : het decreet van 29 maart 2002 op het Vlaamse jeugdbeleid;4° een artistiek project : een activiteit of geheel van activiteiten binnen een artistieke discipline of een combinatie van disciplines, al dan niet resulterend in een artistiek product;5° kunsteducatie : alle vormen van educatie waarbij het erfgoed of de kunst als doel of als middel worden ingezet;6° adviescommissie : de adviescommissie, opgericht op basis van het besluit van de Vlaamse regering van 7 juni 2002 tot uitvoering van het decreet van 29 maart 2002 op het Vlaamse jeugdbeleid of een door deze adviescommissie opgerichte expertcommissie;7° Jint : de vereniging zonder winstgevend doel Jint - coördinatieorgaan voor internationaal jongerenwerk. HOOFDSTUK II. - Jeugdcultuur Afdeling I. - Subsidiëring van artistieke initiatieven door en voor
kinderen en jongeren
Art. 2.§ 1. Ter uitvoering van artikel 30 van het decreet worden subsidies toegekend aan jongeren en verenigingen die een artistiek initiatief realiseren door en voor kinderen en jongeren.
Komen in aanmerking voor subsidiëring : 1° jongeren die op de startdatum van hun project ten minste 14 en ten hoogste 25 jaar oud zijn;2° verenigingen zonder winstgevend doel, die in het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad gevestigd zijn. § 2. Verenigingen zonder winstgevend doel die kunsteducatie tot doel hebben, dienen hun aanvraag in voor 1 augustus van het jaar dat voorafgaat aan de subsidiëringsperiode. In afwijking hiervan dienen genoemde verenigingen hun aanvraag voor subsidiëring in 2003 in voor 15 januari 2003 of 15 mei 2003.
Art. 3.§ 1. Jongeren of verenigingen die in aanmerking willen komen voor subsidiëring van een artistiek project, dienen een aanvraag in, overeenkomstig met het formulier dat de administratie ter beschikking stelt.
Verenigingen zonder winstgevend doel die kunsteducatie tot doel hebben, tonen bij hun aanvraag de relevantie van de werking op Vlaams niveau aan. § 2. Als twee of meer jongeren samenwerken, wordt een van hen aangewezen als hoofdaanvrager, die subsidieaanvraag indient. De subsidie wordt aan deze jongere uitgekeerd.
Als de hoofdaanvrager minderjarig is, moet de subsidieaanvraag mee worden ondertekend door een van zijn ouders of voogden. § 3. Jongeren die een subsidie aanvragen, moeten het artistieke project realiseren buiten de uitoefening van hun hoofdzakelijke en bijkomstige beroepsbezigheden. § 4. Initiatieven in schoolverband, zoals schooltaken, themadagen of eindwerken komen evenmin in aanmerking voor subsidiëring op basis van dit hoofdstuk. Een uitzondering wordt gemaakt voor verenigingen zonder winstgevend doel die kunsteducatie tot doel hebben. § 5. De subsidieaanvrager zorgt ervoor dat het artistieke initiatief of het uit het initiatief resulterende product op een interactieve, receptieve of vormende manier wordt voorgesteld aan een publiek dat overwegend uit jongeren bestaat, behalve indien intergenerationele doelstellingen worden nagestreefd. Een uitnodiging voor dit toonmoment moet ten minste 14 dagen vooraf aan de administratie worden bezorgd.
Art. 4.Bij de beoordeling van de subsidieaanvragen wordt voorrang gegeven aan : 1° artistieke initiatieven die inspelen op de meest actuele tendensen binnen de jeugdcultuur;2° artistieke initiatieven die blijk geven van een eigen artistieke en creatieve aanpak;3° artistieke initiatieven die voor de Vlaamse Gemeenschap een uitzonderlijke relevantie bezitten.
Art. 5.§ 1. De subsidie wordt als volgt beschikbaar gesteld : 1° een voorschot van 80 procent van de subsidie wordt uitbetaald na ondertekening van het besluit waarin de subsidie wordt toegekend;2° het saldo van 20 procent van de subsidie wordt uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend werd, nageleefd werden en dat de subsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend. § 2. Het toegekende bedrag kan niet hoger zijn dan de nettokosten, dat zijn de aangetoonde kosten, verminderd met de uit de realisatie van het initiatief voortvloeiende inkomsten. Als de nettokosten minder bedragen dan de ontvangen subsidie, wordt het verschil teruggevorderd.
Deze bepaling geldt niet voor verenigingen zonder winstgevend doel. § 3. Het toegekende bedrag kan niet hoger zijn dan 5000 euro. Deze bepaling geldt niet voor verenigingen zonder winstgevend doel.
Art. 6.Het financieel en werkingsverslag, bedoeld in artikel 32, § 3, van het decreet, wordt opgemaakt aan de hand van het formulier dat de administratie ter beschikking stelt.
Bij dit financieel en werkingsverslag worden foto's, videobanden, geluidsdragers, krantenartikels of brochures gevoegd die het artistieke initiatief, gerealiseerd met de subsidie, voorstellen en toelichten. Afdeling II. - Internationale culturele initiatieven
Art. 7.Ter uitvoering van artikel 30 van het decreet kunnen subsidies worden verleend voor het opzetten van internationale culturele initiatieven voor de jeugd, het deelnemen door jongeren aan internationale festivals, grote internationale wedstrijden of tentoonstellingen in het buitenland, op voorwaarde dat ze hiervoor uitgenodigd worden.
De aanvragen kunnen worden ingediend door individuele jongeren of door verenigingen.
Art. 8.De jongeren zijn ten hoogste 25 jaar oud.
Jongeren die een subsidie aanvragen, moeten het internationale project realiseren buiten de uitoefening van hun hoofdzakelijke en bijkomstige beroepsbezigheden.
Art. 9.§ 1. Voorzover de internationale projecten voldoen aan de voorwaarden, genoemd in artikel 7 en 8 van dit besluit, wordt 75 procent van de reiskosten gesubsidieerd, tot een maximum van 1850 euro per aanvraag.
Voor reiskosten van minder dan 500 km komt alleen het tarief van een treinkaartje in aanmerking voor subsidiëring, ongeacht het gekozen vervoermiddel. Voor reiskosten van meer dan 500 km, kan ook de prijs van een vliegtuigticket in aanmerking worden genomen.
Voor alle verplaatsingen met de wagen wordt voor de eerste en vervolgens iedere vierde deelnemer, 75 procent van de tegenwaarde van een treinkaartje tweede klas terugbetaald.
Het toegekende bedrag kan niet hoger zijn dan de netto kosten, dat zijn de aangetoonde kosten verminderd met de uit de realisatie van het initiatief voortvloeiende inkomsten. Als de netto kosten minder bedragen dan de ontvangen subsidie, wordt het verschil teruggevorderd.
Deze bepaling geldt niet voor verenigingen zonder winstgevend doel die kunsteducatie tot doel hebben. § 2. De aanvraag tot subsidiëring wordt ingediend overeenkomstig met het formulier dat de administratie ter beschikking stelt.
Een aanvrager die uitgenodigd werd door een buitenlandse partner, voegt een kopie van de uitnodiging bij het aanvraagformulier.
Art. 10.§ 1. De subsidie wordt als volgt beschikbaar gesteld : 1° een voorschot van 80 procent van de subsidie wordt uitbetaald na ondertekening van het besluit waarin de subsidie wordt toegekend;2° het saldo van 20 procent van de subsidie wordt uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend werd, nageleefd werden en dat de subsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend. § 2. De vereniging die een subsidiebelofte kreeg, moet de burgerlijke aansprakelijkheid van de vereniging, haar bestuurders en haar medewerkers aan de door haar georganiseerde activiteiten, bedoeld in artikel 1382 tot en met 1386 van het Burgerlijk Wetboek, door een verzekering laten dekken. De vereniging moet een kopie van de polissen en de betalingsbewijzen naar de administratie sturen, uiterlijk 3 maanden nadat de minister de beslissing tot subsidiëring aan de vereniging heeft meegedeeld. § 3. Jongeren die een subsidiebelofte kregen, hebben de verplichting een verzekering af te sluiten inzake burgerlijke aansprakelijkheid, alsook een bijstandsverzekering inzake ziekte, ongeval, blijvende invaliditeit en repatriëring. Ze bezorgen een kopie van die documenten aan de administratie.
Art. 11.Het financieel en werkingsverslag, bedoeld in artikel 32, § 3, van het decreet, wordt opgemaakt aan de hand van het formulier dat de administratie ter beschikking stelt.
Bij dit financieel en werkingsverslag worden foto's, videobanden, geluidsdragers, krantenartikels of brochures gevoegd die het artistieke initiatief, gerealiseerd met de subsidie, voorstellen en toelichten. HOOFDSTUK III. - Andere internationale projecten en initiatieven Afdeling I. - Humanitaire projecten om de solidariteit met de jeugd in
door rampspoed getroffen gebieden te bevorderen
Art. 12.Ter uitvoering van artikel 29, § 1, 1°, van het decreet worden subsidies toegekend aan verenigingen uit het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, die ontvangstprogramma's in Vlaanderen organiseren voor kinderen en jongeren uit regio's die getroffen werden door rampspoed of die bi- of multilaterale vormingsprojecten met jongeren of jeugdwerkers uit dergelijke landen organiseren. Ze organiseren die initiatieven en projecten om de solidariteit met en het begrip voor de problemen van kinderen, jongeren en jeugdwerkers in deze regio's te stimuleren of om bestaand jeugdwerk te versterken of nieuwe jeugdwerkvormen in die regio's uit te bouwen door het opzetten van bi- of multilaterale vormingsprojecten met jeugdwerkers uit die regio's.
De vereniging bouwt een samenwerking uit met een publieke of private partner uit de regio waarmee een project wordt opgezet. Via dat partnerschap zorgt de vereniging, na beëindiging van het project, voor de voortgang ter plaatse.
Art. 13.Verenigingen die al subsidies van een overheid ontvangen, moeten in hun begroting of aanvraagdossier aangeven hoeveel ze ontvangen, van welke overheid en waarvoor de middelen gebruikt worden.
Art. 14.De maximale toelage bedraagt per jaar en per vereniging 15.000 euro. Het toegekende bedrag kan niet hoger zijn dan de aangetoonde uitgaven.
Enkel de volgende kosten komen geheel of gedeeltelijk in aanmerking voor subsidiëring : 1° reiskosten;2° verzekeringskosten van het project;3° kosten, gemaakt voor vertalers en tolken;4° kosten voor visa en paspoorten, inclusief kosten voor kopieën en foto's;5° kosten voor telefoon, fax, e-mail en post. Voor vormingsprojecten kunnen bijkomend volgende kosten in aanmerking komen : 1° verblijfkosten;2° didactisch materiaal dat noodzakelijk is voor het vormingsproject;3° honoraria van externe lesgevers voor vormingssessies. Reis- en verblijfkosten voor de voorbereiding van projecten komen niet in aanmerking voor subsidiëring.
Art. 15.De subsidie wordt in twee schijven uitbetaald : 1° een voorschot van 80 procent wordt na ondertekening van het subsidiebesluit in uitbetaling gesteld;2° het saldo van 20 procent wordt na indiening van een financieel en werkingsverslag in uitbetaling gesteld.
Art. 16.§ 1. Een aanvraag voor subsidiëring wordt voor 1 februari ingediend bij de administratie met het formulier dat ze hiervoor ter beschikking stelt. De indiener van de subsidieaanvraag geeft in zijn aanvraag aan waarom de gekozen regio moet worden beschouwd als een regio die getroffen werd door rampspoed.
Uiterlijk op 30 maart bezorgt de administratie het met redenen omkleed advies van de adviescommissie aan de minister. Uiterlijk op 30 april wordt de aanvrager geïnformeerd over de beslissing van de minister. § 2. Onverminderd de toepassing van § 1 dient voor 2003 een aanvraag voor subsidiëring voor 15 maart 2003 te worden ingediend bij de administratie met het formulier dat de administratie hiervoor ter beschikking stelt. De indiener van de subsidieaanvraag geeft in zijn aanvraag aan waarom de gekozen regio moet worden beschouwd als een regio die getroffen werd door rampspoed.
Uiterlijk op 1 mei 2003 bezorgt de administratie het met redenen omkleed advies van de adviescommissie aan de minister. Uiterlijk op 1 juni 2003 wordt de aanvrager geïnformeerd over de beslissing van de minister.
Art. 17.De vereniging moet de burgerlijke aansprakelijkheid van de vereniging, haar bestuurders en haar medewerkers aan de door haar georganiseerde activiteiten, bedoeld in artikel 1382 tot en met 1386 van het Burgerlijk Wetboek, door een verzekering te laten dekken. De vereniging moet een kopie van de polissen en de betalingsbewijzen naar de administratie sturen, uiterlijk 3 maanden nadat de minister de beslissing tot subsidiëring aan de vereniging heeft meegedeeld.
Art. 18.De vereniging stuurt uiterlijk op 1 maart van het volgende jaar een financieel en werkingsverslag naar de administratie, volgens de door de administratie geformuleerde voorwaarden. Het financieel verslag maakt afzonderlijk melding van de kosten die voor de subsidie in aanmerking komen. Uit het werkingsverslag blijkt hoe het project werd gerealiseerd. Afdeling II. - Initiatieven om de kansen tot individuele deelname van
de jeugd aan internationale initiatieven te vergroten
Art. 19.§ 1. Ter uitvoering van artikel 29, § 1, 2°, van het decreet worden subsidies toegekend aan verenigingen die gesubsidieerd worden op basis van het decreet op het Vlaams jeugdbeleid om jongeren afkomstig uit situaties van sociale uitsluiting en armoede de kans bieden internationale ervaring op te doen. § 2. Het internationale initiatief moet voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° het profileert zich duidelijk als verschillend van louter toeristische activiteiten;2° het streeft naar een zo groot mogelijke samenwerking met ondermeer plaatselijke partners, jongeren, instellingen en verenigingen, zodat het ruime kansen biedt tot intercultureel contact.Uitgangspunt is dat de jongere de samenleving waarin deze terechtkomt leert begrijpen en daar ook in kan functioneren; 3° de duur van het verblijf in het buitenland bedraagt minimaal een maand;4° het initiatief brengt respect op voor de culturele eigenheid van het land van bestemming en is verzoenbaar met het streven naar duurzame ecologische en economische ontwikkeling;5° het initiatief voorziet in een degelijke voorbereiding van de jongere voor wie subsidies worden aangevraagd, zowel wat de realisatie van de geplande actie, als wat de interculturele ervaring tijdens het initiatief betreft. De volgende initiatieven komen niet in aanmerking voor subsidiëring : 1° initiatieven die als doel hebben een opleiding in het buitenland te volgen die leidt tot een erkend diploma of getuigschrift;2° initiatieven met de bedoeling betaald te werken of werk te zoeken in het buitenland;3° initiatieven met een louter toeristisch programma;4° initiatieven die in aanmerking komen voor de programma's van de Europese Unie;5° stages in het kader van een opleiding;6° wetenschappelijk onderzoek;7° initiatieven, gerealiseerd in een land of regio waarvoor het ministerie van buitenlandse zaken een negatief reisadvies heeft gegeven. § 3. De jongere moet voldoen aan volgende voorwaarden : 1° tussen 16 en 25 jaar oud zijn;2° nog niet eerder deelgenomen hebben aan initiatieven in het kader van dit besluit of aan individuele initiatieven met een minimale duur van een maand, in het kader van de programma's van de Europese Unie;3° afkomstig zijn uit situaties van sociale uitsluiting en armoede.
Art. 20.§ 1. De vereniging die het initiatief organiseert en ondersteunt, dient de aanvraag in.
Ze gaat na of de jongere beantwoordt aan de criteria, vastgelegd in artikel 19 van dit besluit. Daarbij maakt ze gebruik van een vragenlijst die door de administratie ter beschikking wordt gesteld.
Elke aanvraag wordt mee ondertekend door de jongere voor wie de subsidie wordt aangevraagd. Als de jongere minderjarig is, moet de aanvraag ook worden ondertekend door een van zijn ouders of voogden. § 2. Aanvragen kunnen worden ingediend tot vier maanden voor de start van het initiatief.
Deelnemers moeten uiterlijk ten laatste negen maanden na de goedkeuring van het initiatief vertrekken. § 3. De minister beslist over de subsidieaanvraag, na ontvangst van het met redenen omklede advies van de adviescommissie. Binnen de termijn van twee maanden na indiening wordt de aanvrager geïnformeerd over het resultaat van de selectie. In afwijking hiervan geldt voor 2003 dat deze termijn begint te lopen op de dag van de publicatie van dit besluit van de Vlaamse regering in het Belgisch Staatsblad .
Art. 21.Binnen de perken van het beschikbare begrotingskrediet, kunnen goedgekeurde initiatieven een toelage krijgen die wordt bepaald als volgt : 1° maximaal 75 procent van de internationale reiskosten, op basis van een zo goedkoop mogelijk tarief;2° een maximumbedrag van 250 euro per maand voor verblijf- en andere kosten in het buitenland.De toelage kan maximaal drie maanden worden uitgekeerd. Het bedrag kan nooit hoger zijn dan de korting die de vereniging toestond aan de deelnemer.
Het bedrag, toegekend op basis van 1°, kan nooit meer bedragen dan 750 euro.
Voor reiskosten van minder dan 500 km komt alleen het tarief van een treinkaartje tweede klas in aanmerking voor subsidiëring, ongeacht het gekozen vervoermiddel. Voor reiskosten van meer dan 500 km, kan ook de prijs van een vliegtuigticket, in aanmerking worden genomen. Voor alle verplaatsingen met de wagen wordt 75 procent van de tegenwaarde van één treinkaartje tweede klas terugbetaald.
Art. 22.De subsidie wordt als volgt beschikbaar gesteld : 1° een voorschot van 80 procent van de subsidie wordt uitbetaald na ondertekening van het besluit waarin de subsidie wordt toegekend;2° het saldo van 20 procent van de subsidie wordt uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend werd, nageleefd werden en dat de subsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend.Hiervoor legt de vereniging het bewijs voor dat de toegestane korting minstens even hoog was als het bedrag van de subsidies en legt ze de bewijzen van de gemaakte reiskosten voor.
De administratie bepaalt de datum waarop de verantwoordingsstukken worden ingediend. Afdeling III. - Internationale projecten geïnitieerd door de jeugd
Art. 23.Ter uitvoering van artikel 29, § 1, 3°, van het decreet worden subsidies toegekend voor internationale projecten die : 1° door jongeren zelf worden bedacht, voorgesteld en gerealiseerd;2° zich inhoudelijk profileren als duidelijk verschillend van louter toeristische activiteiten, doordat ze intercultureel contact meebrengen;3° in het buitenland worden gerealiseerd. In deze afdeling wordt met het woord « project » bedoeld : het geheel van activiteiten, die bestaan uit de planning en de voorbereiding van de internationale ervaring, de deelname aan voorbereidingsdagen, de buitenlandse ervaring zelf, de te leveren tegenprestatie, de deelname aan de terugkomdag en de indiening van het verslag.
Art. 24.§ 1. Jongeren die op de startdatum van hun project ten minste 16 en ten hoogste 25 jaar oud zijn komen in aanmerking.
Jongeren die al ondersteuning kregen in het kader van dit besluit of deelgenomen hebben aan individuele projecten met een duur van ten minste een maand in het kader van de programma's van de Europese Unie, kunnen niet worden gesubsidieerd.
De minimale duur van het verblijf in het buitenland bedraagt vier weken, de maximale duur 13 weken. Na grondige motivatie kan hiervan worden afgeweken, evenwel zonder dat de financiële tussenkomst verhoogt. § 2. De volgende projecten komen niet in aanmerking voor subsidiëring : 1° projecten die als hoofddoel hebben een opleiding in het buitenland te volgen;2° projecten met de bedoeling betaald te werken of werk te zoeken in het buitenland;3° projecten met een toeristisch programma;4° projecten, georganiseerd door derden;5° projecten die in aanmerking komen voor de programma's van de Europese Unie;6° stages in het kader van een opleiding;7° wetenschappelijk onderzoek;8° projecten, gerealiseerd in een land of regio waarvoor het ministerie van buitenlandse zaken een negatief reisadvies heeft gegeven. Als twee of meer jongeren samenwerken, wordt een van hen aangewezen als hoofdaanvrager, die de subsidieaanvraag indient. De subsidie wordt aan die jongere uitgekeerd.
Als een of meer aanvragers minderjarig zijn, moet de aanvraag mee worden ingediend en ondertekend door een van de ouders of voogden. § 3. Projecten kunnen individueel worden geïnitieerd en gerealiseerd.
Meerdere jongeren kunnen ook samen een project initiëren en realiseren, met een maximum van vier jongeren per project.
Gemotiveerde uitzonderingen hierop zijn mogelijk, als het profiel van de jongerengroep of de inhoudelijke doelstellingen dat zouden vereisen.
Het project voorziet in een degelijke voorbereiding, zowel wat de realisatie van de geplande actie, als wat de interculturele ervaring tijdens het project betreft.
De indieners moeten vooraf duidelijk maken hoe ze hun voorbereiding en vorming zullen aanpakken. Hiervoor nemen ze contact op met Jint, die zorgt voor de coaching van de voorbereiding en de vorming.
Het project moet zinvol zijn, vanuit jongeren zelf vertrekken en door hen worden voorgesteld en gerealiseerd. Elk project wordt opgebouwd rond een concrete actie of doelstelling die de indieners in het buitenland willen realiseren.
Het project moet streven naar een zo groot mogelijke samenwerking met onder meer plaatselijke partners, jongeren, instellingen en verenigingen, zodat het ruime kansen biedt tot intercultureel contact.
Het is de bedoeling dat de jongere de samenleving waarin hij of zij terechtkomt leert te begrijpen en daarin kan functioneren. Het project brengt respect op voor de culturele eigenheid van het land van bestemming en is verzoenbaar met het streven naar duurzame ecologische en economische ontwikkeling. De jongere verbindt er zich toe om de wetten en leefgewoonten van het land waar hij naar toe gaat te respecteren. § 4. Elke indiener verricht, na afloop van het project, een tegenprestatie die erop gericht is de ervaringen die werden opgedaan te delen met geïnteresseerden. De indiener geeft vooraf aan welke tegenprestatie zal worden gerealiseerd en wanneer en op welke manier dit zal gebeuren. Bij terugkeer neemt de indiener contact op met Jint voor een terugkomactiviteit.
Art. 25.§ 1. Aanvragen voor ondersteuning worden ingediend bij de administratie, met een formulier dat hiervoor ter beschikking wordt gesteld. De jongere moet bij het indienen van de aanvraag informatie geven over bestemming, duur, eventuele partners of contacten, reisplan en dergelijke meer. § 2. Een aanvraag kan op elk moment worden ingediend, tot drie maanden voor de start van het project in het buitenland. Aanvragen worden behandeld in volgorde van ontvangst en tot het beschikbare budget is opgebruikt. Het project wordt beoordeeld rekening houdend met : 1° de doelstelling en de mogelijkheden voor interculturele contacten;2° het realiteitsgehalte van project en budget;3° de degelijkheid van de voorbereiding;4° de aanvaardbaarheid van de tegenprestatie. § 3. De minister beslist over de toekenning van de ondersteuning, na ontvangst van het met redenen omklede advies van de adviescommissie.
Binnen de termijn van twee maanden na indiening, wordt de aanvrager geïnformeerd over het resultaat van de selectie. In afwijking hiervan geldt voor 2003 dat deze termijn begint te lopen op de dag van de publicatie van dit besluit van de Vlaamse regering in het Belgisch Staatsblad .
Bij toekenning van een subsidie ondertekent de deelnemer een overeenkomst waarbij de verbintenissen aangaande het project worden vastgelegd. Als de jongere minderjarig is, wordt de overeenkomst ook door zijn ouders of voogd ondertekend.
Als de administratie na afloop vaststelt dat een deelnemer de bovengenoemde verbintenissen niet is nagekomen, moet het subsidiebedrag geheel of gedeeltelijk worden terugbetaald. § 4. Binnen de perken van het beschikbare begrotingskrediet, kunnen goedgekeurde projecten een subsidie krijgen, die wordt bepaald als volgt : 1° maximaal 75 procent van de internationale reiskosten van en naar één land van bestemming, op basis van een zo laag mogelijk tarief;2° een maximumbedrag van 250 euro per maand voor verblijf- en andere kosten in het buitenland.Dat bedrag kan nooit hoger zijn dan de kosten opgegeven in de begroting.
Het bedrag, toegekend op basis van 1°, kan nooit meer bedragen dan 750 euro.
Voor reiskosten van minder dan 500 km komt alleen het tarief van een treinkaartje in aanmerking voor subsidiëring, ongeacht het gekozen vervoermiddel. Voor reiskosten van meer dan 500 km kan ook de prijs van een vliegtuigticket in aanmerking worden genomen. Voor alle verplaatsingen met de wagen wordt voor de eerste en vervolgens iedere vierde deelnemer 75 procent van de tegenwaarde van één treinkaartje tweede klas terugbetaald. § 5. De subsidie wordt als volgt beschikbaar gesteld : 1° een voorschot van 80 procent van de subsidie wordt uitbetaald na ondertekening van het besluit, waarin de subsidie wordt toegekend;2° het saldo van 20 procent van de subsidie wordt uitbetaald na de realisatie - met inbegrip van de tegenprestatie - van het project en na voorlegging van de bewijzen van de gemaakte reiskosten.De administratie bepaalt de datum waarop de verantwoordingsstukken worden ingediend. § 6. Voor hun vertrek dienen de jongeren die een subsidiebelofte hebben gekregen deel te nemen aan een voorbereidingsactiviteit georganiseerd door Jint. Ze ontvangen er alle begeleiding die noodzakelijk is. § 7. Jongeren die een subsidiebelofte kregen, hebben de verplichting een verzekering af te sluiten inzake burgerlijke aansprakelijkheid, alsook een bijstandsverzekering inzake ziekte, ongeval, blijvende invaliditeit en repatriëring. Een kopie van die documenten moeten ze aan de administratie bezorgen.
De Vlaamse Gemeenschap en Jint kunnen nooit aansprakelijk gesteld worden voor eventuele fouten, onvoorzichtigheid of overmachtsituaties waarvan de jongere tijdens het verblijf in het buitenland slachtoffer wordt. § 8. De deelnemers vertrekken uiterlijk negen maanden na goedkeuring van het project. Binnen een maand na hun terugkeer moeten ze de administratie daarvan op de hoogte brengen. Ze melden tevens hoe ze binnen drie maanden hun tegenprestatie zullen realiseren. Daarnaast nemen ze ook deel aan een terugkomactiviteit en zijn ze bereid informatiemateriaal in verband met hun project ter beschikking te stellen voor promotiedoeleinden. Afdeling IV. - Prioriteiten
Art. 26.Ter uitvoering van artikel 29, § 1, 4°, van het decreet worden subsidies toegekend aan verenigingen zonder winstgevend doel uit het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad voor bijzondere internationale projecten, die beantwoorden aan de prioriteiten, vastgelegd in het jeugdbeleidsplan.
Art. 27.§ 1. De aanvraag voor subsidiëring wordt bij de administratie ingediend uiterlijk op 1 maart of 1 september. De aanvragen worden voorgelegd aan de adviescommissie die tegen 15 april, respectievelijk 15 oktober, een met redenen omkleed advies uitbrengt. De minister beslist tegen 15 mei, respectievelijk 15 november. § 2. Onverminderd de toepassing van § 1 dient voor 2003 een aanvraag voor subsidiëring voor 15 maart 2003 en 1 september 2003 te worden ingediend bij de administratie.
Uiterlijk op 1 mei 2003, respectievelijk 15 oktober 2003 bezorgt de administratie het met redenen omkleed advies van de adviescommissie aan de minister. Uiterlijk op 1 juni 2003, respectievelijk 15 november 2003 wordt de aanvrager geïnformeerd over de beslissing van de minister. § 3. Om voor subsidiëring in aanmerking te komen bevat de aanvraag : 1° een kopie van de statuten van de vereniging zoals die in het Belgisch Staatsblad verschenen zijn;2° de nodige identificatiegegevens van de aanvragers : naam, adres, telefoon, fax en e-mailadres van de vereniging;3° de namen van de verantwoordelijken; 4° het rekeningnummer waarop de subsidie kan worden gestort;. 5° een algemene beschrijving van het initiatief, met ten minste de volgende elementen : a) inhoud van het project;b) doelstellingen van het project;c) doelgroep van het project;d) concrete realisaties die het poject beoogt;e) fasering en duur van de subsidiëringstermijn die men wil verkrijgen;f) een gemotiveerde raming van inkomsten en uitgaven, met aanduiding en bestemming van de gewenste ondersteuning.Als er tot extra middelenverwerving overgegaan wordt, moeten de voorwaarden hiervan duidelijk omschreven te worden.
Als twee of meer verenigingen samenwerken, dient een van hen namens dat samenwerkingsverband de subsidieaanvraag in. De subsidie wordt dan aan die vereniging uitgekeerd.
Art. 28.De subsidie wordt als volgt beschikbaar gesteld : 1° een voorschot van 80 procent wordt na ondertekening van het subsidiebesluit in uitbetaling gesteld;2° het saldo van 20 procent van de subsidie wordt uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat de toekenningsvoorwaarden nageleefd werden en dat de subsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend. Uiterlijk twee maanden na afloop van de subsidiëringsperiode wordt een financieel en werkingsverslag bezorgd aan de administratie, overeenkomstig de door de administratie geformuleerde voorwaarden. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 29.§ 1. De administratie kan steeds ter plaatse onderzoeken of de toegekende subsidie wordt aangewend voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend en of aan de subsidiëringsvoorwaarden wordt voldaan. Als uit dat onderzoek blijkt dat misbruiken werden gepleegd, kan dat aanleiding geven tot een gedeeltelijke of een volledige terugvordering van de subsidie. § 2. Als controlemaatregel kan de administratie de ontvangers van een subsidie steeds verzoeken om het tussentijdse resultaat voor te leggen. § 3. Als de administratie vaststelt dat het project niet werd uitgevoerd, wordt de subsidie teruggevorderd.
Art. 30.De in dit besluit vermelde bedragen worden aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex.
Art. 31.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003.
Art. 32.De Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 17 januari 2003.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, P. VAN GREMBERGEN