Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 16 juni 2006
gepubliceerd op 05 juli 2006

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004 houdende regels tot uitvoering van het oppervlaktedelfstoffendecreet

bron
vlaamse overheid
numac
2006035987
pub.
05/07/2006
prom.
16/06/2006
ELI
eli/besluit/2006/06/16/2006035987/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 JUNI 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004 houdende regels tot uitvoering van het oppervlaktedelfstoffendecreet


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 4 april 2003 betreffende de oppervlaktedelfstoffen, inzonderheid op artikel 4, 6, 7, § 2, 9, § 3, 25, 26 en 27, § 2;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004 houdende regels tot uitvoering van het oppervlaktedelfstoffendecreet;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 5 oktober 2005;

Gelet op het gezamenlijk advies van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, respectievelijk goedgekeurd op 30 maart 2006 en 5 april 2006;

Gelet op het advies 40.391/3 van de Raad van State, gegeven op 31 mei 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004 houdende regels tot uitvoering van het oppervlaktedelfstoffendecreet wordt punt 13° vervangen door wat volgt : « 13° garant : natuurlijke of rechtspersoon die de financiële zekerheid, ter realisatie van de eindafwerking, onderschrijft ten voordele van de Vlaamse Regering; ».

Art. 2.In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° een § 4bis wordt ingevoegd, die luidt als volgt : « § 4bis.Na verwerking van het advies van de ambtelijke stuurgroep wordt het voorontwerp toegankelijk gemaakt via het internet en wordt het door de afdeling gedurende 30 kalenderdagen ter inzage gelegd. In het Belgisch Staatsblad en in ten minste drie dagbladen die in het gehele Vlaamse Gewest worden verspreid, wordt bekendgemaakt waar en wanneer de terinzagelegging wordt georganiseerd.

Eventuele opmerkingen op het voorontwerp dienen ten laatste 50 kalenderdagen na het begin van de terinzagelegging op de afdeling toe te komen, hetzij via De Post, hetzij langs elektronische weg. De opmerkingen moeten een duidelijke vermelding bevatten van de auteur en zijn adres en een verwijzing naar de specifieke titel of passage uit het voorontwerp waarop ze betrekking hebben.

De afdeling coördineert en verwerkt de opmerkingen, en stelt vervolgens een ontwerp van bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan op. » 2° § 5 wordt vervangen door wat volgt : « § 5.De minister legt het aldus bekomen ontwerp van bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan, inclusief het advies van de ambtelijke stuurgroep en de wijze waarop de opmerkingen naar aanleiding van de terinzagelegging verwerkt zijn, voor aan de Vlaamse Regering met het oog op de definitieve vaststelling ervan. »

Art. 3.Aan artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het opschrift van artikel 4 wordt vervangen door wat volgt : « Afdeling 3.- Opmaak van de gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen » 2° artikel 4 wordt vervangen door wat volgt : « Art.4. Samen met de definitieve vaststelling van een bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan neemt de Vlaamse regering ter uitvoering van artikel 4, eerste lid, en artikel 7, § 1, eerste lid, van het decreet, de nodige maatregelen om over te gaan tot de opmaak van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor het in het definitief vastgestelde bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan behandeld samenhangend oppervlaktedelfstoffengebied. »

Art. 4.In artikel 5 van hetzelfde besluit wordt § 3 opgeheven.

Art. 5.Aan artikel 8 van hetzelfde besluit wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Voor de ontgonnen oppervlaktedelfstoffen die, eventueel na winning maar zonder enige behandeling die de milieuhygiënische kwaliteit negatief beïnvloedt en zonder tussentijdse opslag, onder de verantwoordelijkheid van de vergunninghouder getransporteerd worden van de plaats van ontginning naar de plaats van een productieproces waarbij deze oppervlaktedelfstoffen als grondstof ingezet worden, is het bezit van een certificaat van herkomst echter niet verplicht. De afdeling ziet er op toe of aan deze uitzonderingsvoorwaarden voldaan is. »

Art. 6.In artikel 11, § 1, van hetzelfde besluit wordt punt 4 vervangen door wat volgt : « 4. situering van het onderzoeksareaal op een extract van het Grootschalig Referentiebestand (GRB) of op een kadasterkaart als het GRB-extract niet beschikbaar is, beide met een minimumstraal van 100 meter rond het desbetreffende onderzoeksareaal, met aanduiding van de percelen, hun nummering en de coördinaten van de uitgevoerde boringen, zoals vermeld in artikel 12, in Lambert BD72/TAW; ».

Art. 7.In artikel 12 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan § 1 worden de volgende woorden toegevoegd : « of van een type dat door de afdeling gelijkwaardig wordt bevonden. »; 2° aan § 2, derde lid, worden de volgende woorden toegevoegd : « of van op een ponton op de waterplas geplaatst worden.»; 3° in § 2 wordt het vijfde lid vervangen door wat volgt : « Uit de boringen zal om de twee meter een monster genomen worden voor chemische analyse.De monsters worden zodanig genomen dat ze representatief zijn voor de oppervlaktedelfstof die men wilt ontginnen. »

Art. 8.In artikel 13, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt punt 2°) opgeheven.

Art. 9.In artikel 24 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° na de eerste zin, die het eerste lid van het gewijzigde artikel zal vormen, wordt een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « Na een eerste basisvoortgangsrapport kunnen de daaropvolgende jaarlijkse voortgangsrapporten zich beperken tot het aanleveren van de gegevens die wijzigingen inhouden ten opzichte van de vorige voortgangsrapporten.Ook ingeval er in het voorbije kalenderjaar geen enkele wijziging is opgetreden, wordt dit aan de afdeling gemeld. In elk geval wordt om de vijf jaar een geactualiseerd basisvoortgangsrapport aan de afdeling bezorgd. »; 2° in de tweede zin, die ingevolge 1° het derde lid van het gewijzigde artikel zal vormen, wordt tussen het woord « Het » en het woord « bevat » het woord « basisvoortgangsrapport » ingevoegd.

Art. 10.Artikel 39 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 39.De vergunninghouders dienen voor elk onderzoeksareaal waarvoor het bezit van een certificaat van herkomst overeenkomstig hoofdstuk II van titel III van dit besluit verplicht is, binnen twee jaar na de inwerkingtreding van dit besluit over een certificaat van herkomst te beschikken. »

Art. 11.De Vlaamse minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 16 juni 2006.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, K. PEETERS

^