Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 15 september 2006
gepubliceerd op 28 november 2006

Besluit van de Vlaamse Regering voor de financiering van toegepast biomedisch onderzoek met een primair maatschappelijke finaliteit

bron
vlaamse overheid
numac
2006036873
pub.
28/11/2006
prom.
15/09/2006
ELI
eli/besluit/2006/09/15/2006036873/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 SEPTEMBER 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering voor de financiering van toegepast biomedisch onderzoek met een primair maatschappelijke finaliteit


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 23 januari 1991 betreffende de oprichting van een Instituut voor de aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen, vervangen bij het decreet van 18 mei 1999;

Gelet op het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003, inzonderheid artikelen 3, 10 en 35;

Gelet op de artikelen 8, 10 en 11 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid « Instituut voor Innovatie door Wetenschap en Technologie »;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2003 houdende de instelling van een financieringskanaal voor het strategisch basisonderzoek in Vlaanderen;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Instituut voor de aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen, gegeven op 18 mei 2006;

Gelet op het advies van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid, gegeven op 22 juni 2006;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 9 maart 2006;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 7 april 2006;

Gelet op het advies nr. 40.845/1/V van de Raad van State, gegeven op 25 juli 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet van 23 januari 1991 : het decreet van 23 januari 1991 betreffende de oprichting van het Instituut voor de aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen;2° decreet van 7 mei 2004 : het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid « Instituut voor Innovatie door Wetenschap en Technologie »;3° wet op de ziekenhuizen : de bij koninklijk besluit van 7 augustus 1987 gecoördineerde wet;4° IWT : het Instituut voor de aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen opgericht door het decreet van 23 januari 1991, of het Instituut voor Innovatie door Wetenschap en Technologie opgericht als rechtsopvolger door het decreet van 7 mei 2004, vanaf zijn inwerkingstelling;5° raad van bestuur : de raad van bestuur van het IWT voorzien in hoofdstuk III, afdeling I van het decreet van 23 januari 1991 of het raadgevend comité van het IWT voorzien in hoofdstuk VI van het decreet van 7 mei 2004, vanaf zijn inwerkingstelling;6° de minister : de Vlaamse minister bevoegd voor het wetenschaps- en innovatiebeleid;7° O&O actor : rechtspersoon met activiteiten in het domein van onderzoek en innovatie;8° non-profit actor : een rechtspersoon met een doelstelling van niet-industriële of niet-commerciële aard;9° Vlaamse universiteit : de instellingen vermeld in artikel 3 van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten van de Vlaamse Gemeenschap;10° Vlaamse hogeschool : de instellingen bedoeld in artikel 2,1° van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap;11° Vlaamse non-profit O&O actor : een in het Vlaamse Gewest gevestigde non-profit O&O actor evenals een in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gevestigde Vlaamse universiteit of Vlaamse hogeschool;12° Vlaams universitair ziekenhuis : de ziekenhuisinstellingen die in uitvoering van de wet op de ziekenhuizen aangewezen zijn als universitair ziekenhuis, en of in het Vlaamse Gewest, of als deel van een Vlaamse universiteit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gevestigd zijn;13° Vlaams ziekenhuis : ziekenhuisinstellingen met de hoedanigheid van non-profit actor gevestigd in het Vlaamse Gewest, waarop de wet op de ziekenhuizen van toepassing is zonder tezelfdertijd een Vlaams universitair ziekenhuis te zijn;14° coördinator : lid van een consortium dat ten overstaan van het IWT instaat als vertegenwoordiger van de aanvragers en daarnaast ook instaat voor de coördinatie van de activiteiten van de toegekende projectsteun;15° medeaanvrager : aanvrager-lid van een consortium van aanvragers dat niet de coördinator is;16° onderaannemer : derde door de aanvragers voorzien om in hun opdracht specifieke uitvoerende projectactiviteiten te realiseren, en die niet de hoedanigheid heeft van aanvrager;17° begunstigde : aanvrager van een projectvoorstel aan wie het IWT als contractant de projectsteun toekent; HOOFDSTUK II. - Karakteristieken van het financieringskanaal voor het onderzoek Afdeling 1. - Definitie en doelstellingen

Art. 2.Biomedisch onderzoek is onderzoek met een sterke focus op het verwerven van inzicht in de basis van ziekte en gezondheid bij de mens. Toegepast biomedisch onderzoek is toepassingsgedreven biomedisch onderzoek waarbij wetenschappelijke bevindingen uitgewerkt en vertaald worden naar klinische toepassingen. Onderzoek met een primair maatschappelijke finaliteit is onderzoek met een maatschappelijke toepasbaarheid waarvoor op het ogenblik van indiening de industriële interesse beperkt is.

Art. 3.Voor het verlenen van steun aan op projectmatige basis uitgevoerd toegepast biomedisch onderzoek met een primair maatschappelijke finaliteit, wordt een financieringskanaal ingesteld.

Binnen de perken van de begrotingskredieten worden hiervoor middelen voorzien. Afdeling 2. - Kenmerken van projectvoorstellen en projectaanvragers

Art. 4.Een projectvoorstel kan worden ingediend door een Vlaams universitair ziekenhuis of door een Vlaams ziekenhuis.

Daarnaast kan een projectvoorstel eveneens worden ingediend door een consortium van aanvragers dat minstens een Vlaams universitair ziekenhuis of een Vlaams ziekenhuis bevat. Diverse Vlaamse non-profit O&O actoren kunnen optreden als aanvrager in zo'n consortium. De Vlaamse universitaire ziekenhuizen en Vlaamse ziekenhuizen dienen een relevante bijdrage te leveren. Dit wordt gedefinieerd als een minimale participatie in het voorstel van begroting volgens de bepalingen van artikel 5 en een relevante inhoudelijke bijdrage, wat zal vastgesteld worden in de projectevaluatie, uitgevoerd zoals toegelicht in de artikelen 9 tot en met 18 van dit besluit.

Niet Vlaamse non-profit O&O actoren kunnen optreden als medeaanvrager binnen de perken van artikel 5.

Art. 5.Een projectvoorstel bevat een voorstel van begroting met een overzicht van de kosten verbonden aan de uitvoering van het project.

In geval van een voorstel door een consortium van aanvragers omvat het voor elke projectaanvrager een voorstel van deelbegroting.

Met betrekking tot de kosten die in aanmerking kunnen worden genomen gelden de bepalingen van bijlage 1 bij dit besluit.

Het voorstel van begroting wordt opgesteld volgens de richtlijnen van het IWT. Bij een consortium van aanvragers dient de voorgestelde begroting voor Vlaamse universitaire ziekenhuizen en Vlaamse ziekenhuizen gecumuleerd minimaal 10 % van de totale voorgestelde begroting te bedragen.

Bij steunverlening kunnen uitvoerende deeltaken uitbesteed worden aan een onderaannemer : de uitbesteding mag niet meer dan 30 % van de totale begroting bedragen.

De voorgestelde begroting van de niet-Vlaamse actoren kan cumulatief niet meer dan 20 % van de voorgestelde totale begroting bedragen. HOOFDSTUK III. - Maximaal steunpercentage en cumulatie met andere steun Afdeling 1. - Maximaal steunpercentage

Art. 6.De steun voor een projectvoorstel bedraagt maximaal 100 % van de kosten die overeenkomstig artikel 5 aanvaard worden. Afdeling 2. - Cumulatie met andere steun

Art. 7.Projectkosten komen enkel in aanmerking voor de toekenning van steun wanneer ze geen andere vorm van steun van de Vlaamse Overheid of van een andere publiekrechtelijke persoon ontvangen. HOOFDSTUK IV. - Procedure voor het behandelen van projectvoorstellen

Art. 8.De projectvoorstellen moeten worden geformuleerd overeenkomstig de handleiding voor aanvraagprocedure en -modaliteiten die het IWT vastlegt en bekendmaakt. Hierbij wordt tevens voorzien in een uiterste indiendatum in de loop van elk kalenderjaar.

De raad van bestuur oordeelt over de ontvankelijkheid van een projectvoorstel met het oog op een grondige behandeling op basis van de formele indieningsvoorwaarden en instructies zoals bedoeld hierboven in dit artikel.

Een projectvoorstel dat niet ontvankelijk verklaard wordt, wordt uitgesloten van verdere behandeling.

Ten laatste 30 kalenderdagen na de uiterste indiendatum deelt het IWT aan de projectaanvrager, of in geval van een consortium van aanvragers aan de coördinator van het projectvoorstel, de gemotiveerde beslissing over de ontvankelijkheid van het projectvoorstel mee. Naast de ontvankelijkheidanalyse kan de raad van bestuur een preselectie doorvoeren op basis van de mate waarin de operationele doelstellingen tegemoet komen aan de doelstellingen van het programma.

Art. 9.De raad van bestuur stelt een expertencollege samen. De raad van bestuur kan bovendien additionele materiedeskundigen aanstellen die voor specifieke aspecten van individuele dossiers schriftelijk een advies dienen uit te brengen. Het expertencollege stelt een gemotiveerd advies op naar de finale beslissing toe.

Art. 10.De beslissing tot steun door het IWT wordt gebaseerd op het advies van het expertencollege. Het IWT beslist tevens over de omvang van de goedgekeurde begroting, de startdatum van de projectuitvoering en over eventuele specifieke voorwaarden.

Art. 11.Ten laatste 75 werkdagen na ontvankelijkheid deelt het agentschap aan de projectaanvrager, of in geval van een consortium van aanvragers aan de coördinator, de beslissing vermeld in artikel 10 mee.

Art. 12.Bij beslissing voor steunverlening wordt voorzien in een steunovereenkomst, opgesteld volgens een typeovereenkomst goedgekeurd door de raad van bestuur.

Art. 13.In geval een project in consortiumverband wordt uitgevoerd sluiten de projectaanvragers een consortiumovereenkomst af die als bijlage bij de overeenkomst vermeld in artikel 12 wordt gevoegd. De coördinator maakt deze consortiumovereenkomst ter goedkeuring over aan het IWT ten laatste na 4 maanden na het uitsturen van de overeenkomst bedoeld in artikel 12. HOOFDSTUK V. - Beslissingsbepalingen en -criteria

Art. 14.Het IWT kan een negatieve beslissing nemen of bijkomende voorwaarden stellen : 1° indien een projectaanvrager niet voldoet aan verplichtingen of vergunningen vanwege de overheid;2° indien een projectaanvrager blijk heeft gegeven van niet-correct gedrag naar aanleiding van vorige projectvoorstellen, onder meer inzake informatieverstrekking, inhoudelijke of financiële verplichtingen of verslaggeving.

Art. 15.De raad van bestuur steunt bij zijn beslissingsvoorstel om aan een projectvoorstel dat ontvankelijk verklaard werd al dan niet steun te verlenen op twee beoordelingsassen : 1° de wetenschappelijke kwaliteit van het projectvoorstel;2° de maatschappelijke utilisatieperspectieven van het projectvoorstel.

Art. 16.Voor de beoordeling van de wetenschappelijke kwaliteit worden volgende criteria gebruikt : (a) bijdrage tot de 'state of the art' en het belang van de doelstellingen;(b) risico en haalbaarheid van de doelstellingen;(c) kwaliteit van het werkplan, haalbaarheid van de uitvoering van het werkplan en kosteneffectiviteit;(d) aanwezige competentie in het consortium van aanvragers en infrastructuur;(e) mate waarin de operationele doelstellingen tegemoet komen aan de doelstellingen van het programma vanuit wetenschappelijk-technisch standpunt.

Art. 17.Voor de beoordeling van de maatschappelijke utilisatieperspectieven worden volgende criteria gebruikt : (a) potentieel voor maatschappelijke toepassingen in Vlaanderen en maatschappelijk belang van de vooropgestelde toepassingen;(b) haalbaarheid van de vooropgestelde maatschappelijke utilisatie in Vlaanderen en mogelijke impact van utilisatie van de projectresultaten op de gezondheidssituatie Vlaanderen;(c) planning voor transfer en maatschappelijke utilisatie in Vlaanderen van de projectresultaten;(d) aanwezige competentie en ervaring in het consortium van aanvragers naar utilisatie;(e) mate waarin de operationele doelstellingen tegemoet komen aan de doelstellingen van het programma vanuit utilisatiestandpunt.

Art. 18.Voor elk criterium wordt een score uitgebracht door het expertencollege. De twee beoordelingsdimensies, met name de wetenschappelijke kwaliteit en de utilisatieperspectieven krijgen een gelijk gewicht in de finale score.

Art. 19.Het IWT legt jaarlijks verantwoording af bij de Vlaamse Regering inzake het beheer van het financieringskanaal. HOOFDSTUK VI. - Eigendomsrechten en valorisatie

Art. 20.De begunstigde van gesteunde projecten is eigenaar van de onderzoeksresultaten. Bij een consortium van begunstigden is elke begunstigde in principe eigenaar van de resultaten van het uitgevoerde deelproject tenzij anders gestipuleerd in de consortiumovereenkomst.

In geval de begunstigde een universitaire onderzoeksgroep betreft gelden de bepalingen van artikel 169 ter van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten van de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 21.De begunstigde verbindt zich ertoe alle inspanningen te leveren die redelijkerwijze mogen verwacht worden om de projectresultaten toepasbaar te maken voor maatschappelijke doeleinden in Vlaanderen. Indien de begunstigde dit niet naleeft dient de begunstigde akkoord te gaan met een overdracht van de toepasbaarheid van de projectresultaten naar een derde partij. HOOFDSTUK VII. - Toezicht

Art. 22.Het IWT wordt belast met het toezicht op de aanwending door de begunstigde van de steun die krachtens dit besluit wordt toegekend.

Art. 23.De begunstigde levert op geregelde tijdstippen schriftelijk verslag aan het IWT betreffende de vordering van het project en de geleverde prestaties. Hij brengt ook na afloop een eindverslag uit over het verloop en de resultaten van het project, de aanwending van de steun en de vooruitzichten voor maatschappelijke utilisatie in Vlaanderen.

Art. 24.De begunstigde die de voorwaarden en de bepalingen waaronder de steun werd toegekend niet naleeft, wordt in gebreke gesteld. Vanaf de ingebrekestelling wordt elke verdere steun aan het project geschorst. Het IWT vordert terugbetaling van de oneigenlijk aangewende steun.

Indien het project in consortiumverband wordt uitgevoerd, is de terugvordering beperkt tot de steun die de in gebreke gestelde begunstigde heeft ontvangen.

Art. 25.De begunstigde kan een herziening vragen van de beslissing van het IWT inzake de ingebrekestelling of vordering van terugbetaling overeenkomstig artikel 24 van dit besluit. Het beroep moet aangetekend bezorgd worden binnen een termijn van 30 werkdagen na betekening van de beslissing. Het beroep moet door de raad van bestuur worden behandeld binnen een termijn van 30 werkdagen na ontvangst, waarna een nieuwe beslissing kan bepaald worden.

Art. 26.De toekenning van de steun en het recht op het behoud ervan is afhankelijk van de uitdrukkelijke voorwaarde dat, indien van toepassing, de begunstigde de informatie- en raadplegingprocedures zoals beschreven in artikel 35, § 2 van het decreet van 19 december 1998 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1999 volledig naleeft in geval van collectief ontslag van het personeel.

De niet naleving van de informatie- en raadplegingprocedures wordt door de Vlaamse Regering vastgesteld. De datum van haar beslissing geldt als uitgangspunt voor het bepalen van de periode van vijf jaar waarbinnen alle steun zal worden teruggevorderd, zoals bepaald in artikel 35, § 1 van het eerder in dit artikel vermeld decreet.

Met ingang van de datum van de in het eerste lid vermelde beslissing van de Vlaamse Regering is het IWT bevrijd van elke verdere verplichting tot uitbetaling waarin de contractuele bepalingen van op dat ogenblik lopende overeenkomsten waarvan de begunstigde één van de partijen is, zouden voorzien.

Het recht op terugvorderen door het IWT betreft het geheel van de in voormelde periode van vijf jaar door de begunstigde ontvangen betalingen, ongeacht het aantal projecten of het aantal aparte overeenkomsten en hun stand van uitvoering in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de in het tweede lid bedoelde beslissing van de Vlaamse Regering.

Indien projecten in consortiumverband worden uitgevoerd, is de terugvordering beperkt tot de steun die de begunstigde in kwestie heeft ontvangen. HOOFDSTUK VIII. - Geheimhouding

Art. 27.De personeelsleden van het IWT, de leden van de raad van bestuur en de leden van het expertencollege alsmede alle andere personen die ambtshalve kennis krijgen van een dossier zoals bedoeld in dit besluit zullen de gegevens in kwestie als strikt vertrouwelijk behandelen, ze niet mededelen aan derden, noch in hun eigen voordeel aanwenden. Ter waarborging van de vertrouwelijkheid dienen de leden van het expertencollege alsook de deskundigen die deelnemen aan de schriftelijke evaluatie een confidentialiteitsnota te ondertekenen waarin de condities en periode van vertrouwelijkheid geregeld worden. HOOFDSTUK IX. - Verzoek tot herziening

Art. 28.De aanvrager kan een herziening vragen van de beslissing van het IWT tot weigering van steunverlening, zonder evenwel de opportuniteit van de beslissing in vraag te kunnen stellen. De herziening wordt, op straffe van verval, gevraagd per aangetekend schrijven, binnen een termijn van 20 werkdagen na afgifte bij de post van de betekening van de beslissing.

Het verzoekschrift tot herziening bevat, op straffe van onontvankelijkheid, een opgave van de objectief apprecieerbare wetenschappelijke of utilisatiegeoriënteerde elementen van het dossier, dat aan het IWT wordt voorgelegd, waarvan de aanvrager beweert dat de incorrecte appreciatie kennelijk bepalend is geweest voor het nemen van de bestreden beslissing, alsmede de argumenten ter weerlegging van de bedoelde appreciatie.

De aanvrager beschikt daartoe over het recht op inzage van het dossier zoals dat ter beslissing is voorgelegd.

Het IWT beslist binnen 30 werkdagen na ontvangst van het verzoekschrift tot herziening. De raad van bestuur bepaalt de te volgen procedure voor uitvoering van deze beslissing. HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen

Art. 29.Dit besluit treedt in werking op 1 juni 2006.

Art. 30.De Vlaamse minister bevoegd voor het wetenschaps- en innovatiebeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 15 september 2006.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, F. MOERMAN

Bijlage Aanvaardbare projectkosten Als projectkosten kunnen in aanmerking worden genomen de volgende kosten die, na de in artikel 12 vermelde overeenkomst opgenomen startdatum, door de projectuitvoerders worden gemaakt en betaald zijn.

Deze kosten moeten noodzakelijk zijn en rechtstreeks aan het project toegerekend kunnen worden. Wanneer de kosten ook uit andere O&O-projecten voortvloeien, moeten zij worden omgeslagen over het gesteunde O&O-project en de andere activiteiten. - Personeelskosten (onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel dat zich uitsluitend met onderzoek bezighoudt). - Kosten van apparatuur, uitrusting, land en gebouwen die uitsluitend en permanent (behalve indien ze op commerciële basis worden afgestaan) voor onderzoek worden gebruikt. - Kosten verschuldigd aan derden voor advies en soortgelijke diensten die uitsluitend voor onderzoek worden gebruikt, met inbegrip van uitbesteed onderzoek, aangekochte technische kennis, octrooien, enz... - Extra algemene kosten die rechtsreeks uit de onderzoeksresultaten voortvloeien maar die niet direct toewijsbaar zijn. - Andere exploitatiekosten (zoals die van materieel, leveranties en dergelijke) die rechtstreeks uit de onderzoeksactiviteiten voortvloeien.

Het is toegestaan extra algemene kosten en andere exploitatiekosten forfaitair te berekenen met een maximum van 20 % van de directe kosten. De raad van bestuur kan binnen deze algemene bepalingen de aanvaarde kosten vastleggen en beperken. Hierbij zullen de nodige garanties worden ingebouwd dat de gemaakte kosten reëel zijn en betrekking hebben op onderzoek en ontwikkeling.

^