gepubliceerd op 27 mei 2020
Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de vergoeding bij de bedrijfsstopzetting en bedrijfsreconversie van de pelsdierhouderijen en de eenden- of ganzenhouderijen
15 MEI 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de vergoeding bij de bedrijfsstopzetting en bedrijfsreconversie van de pelsdierhouderijen en de eenden- of ganzenhouderijen
Rechtsgrond: Dit besluit is gebaseerd op: - de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, artikel 9quater, § 2, vierde lid, en § 3, en artikel 9septies, § 2, vierde lid, en § 3, ingevoegd bij het
decreet van 22 maart 2019Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
22/03/2019
pub.
25/04/2019
numac
2019011806
bron
vlaamse overheid
Decreet houdende wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wat betreft het instellen van een verbod op het houden van pelsdieren en op het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering
sluiten.
Juridisch kader: Dit besluit sluit aan bij de volgende regelgeving: - het koninklijk besluit van 25 april 1994 houdende uitvoering van artikel 36, 10°, van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren.
Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 21 maart 2019; - De Raad van State heeft advies nr. 67.159/3 gegeven op 4 mei 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Initiatiefnemers Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Onderwijs, Sport, Dierenwelzijn en Vlaamse Rand.
Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° beveiligde zending: een aangetekende brief, een afgifte tegen ontvangstbewijs of de verzending per elektronische post met ontvangstbevestiging;2° pelsdierhouderij: de houder van een milieu- of omgevingsvergunning voor het houden van pelsdieren;3° eenden- of ganzenhouderij: de persoon die conform artikel 2 van het koninklijk besluit van 25 april 1994 houdende uitvoering van artikel 36, 10°, van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren aangifte heeft gedaan van een veehouderij waar dwangvoedering bij eenden of ganzen wordt toegepast;4° Vlaamse landmaatschappij: de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij;5° werkingsmiddelen: de administratieve kosten en de personeelskosten die verbonden zijn aan de taak van de landcommissies in het kader van dit besluit. HOOFDSTUK 2. - Vergoeding voor de bedrijfsstopzetting van een pelsdierhouderij of van een eenden- of ganzenhouderij voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering Afdeling 1. - Algemene voorwaarden
Art. 2.De Vlaamse Regering kent, overeenkomstig artikel 9quater, § 1, en artikel 9septies, § 1, van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, een vergoeding voor bedrijfsstopzetting toe aan de pelsdierhouderijen en de eenden- en ganzenhouderijen voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering.
De pelsdierhouderij en eenden- of ganzenhouderij kan een vergoeding voor bedrijfsstopzetting aanvragen als aan al de volgende voorwaarden is voldaan: 1° uiterlijk op 31 december van het jaar waarin het aanbod is aanvaard conform artikel 5, § 2, en in elk geval uiterlijk op 30 november 2023, beëindigt de aanvrager definitief het houden van pelsdieren of het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering;2° de pelsdierhouderij en eenden- of ganzenhouderij beschikt over de nodige vergunningen;3° de delen van de pelsdierhouderij en eenden- of ganzenhouderij waarvoor een vergoeding wordt aangevraagd, liggen op het grondgebied van het Vlaamse Gewest;4° aan de pelsdierhouderij en eenden- of ganzenhouderij werd niet eerder een vergoeding voor vrijwillige bedrijfsstopzetting of vrijwillige bedrijfsreconversie toegekend op grond van het decreet van 28 maart 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 28/03/2014 pub. 22/08/2014 numac 2014035709 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de landinrichting sluiten betreffende de landinrichting. Afdeling 2. - Procedure
Art. 3.De pelsdierhouderij en eenden- of ganzenhouderij dient uiterlijk op 30 november 2023 bij de landcommissie de aanvraag van een vergoeding voor bedrijfsstopzetting in met een beveiligde zending.
Bij de aanvraag van een vergoeding voor bedrijfsstopzetting worden al de volgende stukken gevoegd: 1° de stukken waaruit blijkt dat voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2;2° een plan van aanpak voor de bedrijfsstopzetting en een overzicht van de verwachte directe en indirecte kosten die gepaard gaan met de bedrijfsstopzetting;3° een opsomming van alle gronden die bij het bedrijf horen, met per grond: a) de vermelding van de oppervlakte, de aard van het gebruik en de locatie;b) als de aanvrager ook de eigenaar van de gronden is, een plan met de kadastrale gegevens;4° per diersoort een opsomming van het aantal pelsdieren dan wel het aantal dieren dat gehouden wordt voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering en dat aanwezig is op het bedrijf;5° een opsomming van alle bedrijfsgebouwen die bij het bedrijf horen en, indien van toepassing en voor zover er sprake is van verlies van gebruik als gevolg van de bedrijfsstopzetting, van de woning die deel uitmaakt van de bedrijfssite, met per gebouw: a) de vermelding van de locatie, de oppervlakte, de aard van het gebruik, de voornaamste elementen van uitrusting en, in voorkomend geval, het aantal dierplaatsen per diersoort;b) als de aanvrager ook de eigenaar van de bedrijfsgebouwen is, een plan met de kadastrale gegevens;6° de stukken waaruit blijkt welke zakelijke en persoonlijke rechten de aanvrager heeft ten aanzien van de verschillende onderdelen van het bedrijf;7° een opsomming van alle onderdelen van het bedrijf waarvan de aanvrager niet de eigenaar is en die hij na de bedrijfsstopzetting niet langer zal gebruiken;8° een verklaring op erewoord dat het houden van pelsdieren of het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering uiterlijk op 31 december van het jaar waarin het aanbod is aanvaard, conform artikel 5, § 2, en in elk geval uiterlijk op 30 november 2023, definitief wordt stopgezet.
Art. 4.De landcommissie gaat binnen drie maanden na de dag van de ontvangst van de aanvraag van een vergoeding voor bedrijfsstopzetting na of alle stukken, vermeld in artikel 3, tweede lid, bezorgd zijn. De landcommissie kan bij de aanvrager van een vergoeding voor bedrijfsstopzetting aanvullende stukken en inlichtingen opvragen of om een plaatsbezoek verzoeken. Als niet wordt ingegaan op het verzoek om de aanvullende stukken of de inlichtingen te verschaffen of om een plaatsbezoek toe te staan, geeft dat aanleiding tot de opschorting of tot de definitieve stopzetting van de behandeling van de aanvraag van een vergoeding voor de bedrijfsstopzetting.
Binnen zes maanden na de dag van de ontvangst van het dossier of de dag van de ontvangst van de aanvullende stukken door de landcommissie, beslist de landcommissie, in overleg met de dienst, of de aanvrager in aanmerking komt voor de vergoeding voor bedrijfsstopzetting. De landcommissie brengt de aanvrager met een beveiligde zending op de hoogte van haar beslissing.
Art. 5.§ 1. De vergoeding voor bedrijfsstopzetting wordt berekend conform artikel 11.
Aan de dienst wordt de berekende vergoeding meegedeeld. De landcommissie deelt binnen vier maanden na de kennisgeving, vermeld in artikel 4, tweede lid, met een beveiligde zending de vergoeding voor bedrijfsstopzetting mee aan de aanvrager. Die kennisgeving geldt als aanbod. § 2. De aanvrager deelt binnen zes maanden na de kennisgeving, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, aan de landcommissie mee of hij het aanbod aanvaardt.
Als hij binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, niet meedeelt of hij het bod aanvaardt, wordt het aanbod geacht geweigerd te zijn.
Art. 6.De aanvrager kan binnen achttien maanden na de eerste kennisgeving, vermeld in artikel 4, tweede lid, nieuwe bewijsstukken voorleggen over uitzonderlijke, niet-voorziene kosten die verbonden zijn aan de bedrijfsstopzetting. De landcommissie beslist binnen drie maanden na de dag van de ontvangst van de nieuwe stukken of ze een nieuw aanbod doet. Dat nieuwe aanbod kan alleen betrekking hebben op onvoorziene kosten voor bodemsanering, bodemstabiliteit of archeologie, op voorwaarde dat die kosten niet via andere overheidsinstrumenten gesubsidieerd kunnen worden.
Wanneer de landcommissie, in toepassing van het eerste lid, beslist om een nieuw aanbod te doen, deelt ze binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, met een beveiligde zending de herberekende vergoeding voor bedrijfsstopzetting mee aan de aanvrager. Die kennisgeving geldt als tweede aanbod.
De aanvrager deelt binnen drie maanden na de kennisgeving, vermeld in het tweede lid, aan de landcommissie mee of hij dat tweede aanbod aanvaardt. Als hij binnen de voormelde termijn niet meedeelt of hij het aanbod aanvaardt, wordt het aanbod geacht geweigerd te zijn.
Art. 7.Als de aanvrager niet akkoord gaat met het aanbod, kan hij binnen zes maanden nadat hij op de hoogte is gebracht van het aanbod, vermeld in artikel 5, § 1, tweede lid, beroep aantekenen bij de Vlaamse Landmaatschappij. De Vlaamse Landmaatschappij beslist, binnen drie maanden na de dag van de ontvangst van het beroep, of een nieuw aanbod gedaan moet worden binnen drie maanden na de dag van de ontvangst van het beroep.
Art. 8.De aanvrager kan op elk moment de aanvraag van een vergoeding voor bedrijfsstopzetting intrekken als het aanbod nog niet is aanvaard conform artikel 5, § 2.
Art. 9.De landcommissie brengt de dienst op de hoogte van het akkoord van de aanvrager met het aanbod, vermeld in artikel 5, § 2.
Art. 10.De landcommissie betaalt de vergoeding voor de stopzetting van de activiteiten. De vergoeding voor de bedrijfsstopzetting wordt betaald nadat de aanvrager, binnen een jaar na het akkoord van de aanvrager met het aanbod, vermeld in artikel 5, § 2, bij de landcommissie de aanvraag tot betaling van de vergoeding voor de bedrijfsstopzetting heeft ingediend.
De aanvrager legt bij de aanvraag tot betaling bewijsstukken voor waaruit blijkt dat het houden van pelsdieren of het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering effectief is stopgezet voor de datum, vermeld in artikel 2, tweede lid, 1°.
De landcommissie vordert de betaalde vergoeding en de werkingsmiddelen, die verbonden zijn aan de behandeling van de aanvraag, vermeld in artikel 3, eerste lid, terug van de dienst. Afdeling 3. - De vergoeding voor de bedrijfsstopzetting
Art. 11.§ 1. De landcommissie berekent de vergoeding voor het verlies van het gebruik van de onroerende goederen die al dan niet in eigendom zijn van de aanvrager, waarvan het gebruik naar aanleiding van de bedrijfsstopzetting wordt stopgezet. De vergoeding voor het verlies van het gebruik wordt berekend op basis van de vergoedingsregels die gelden voor onteigening ten algemenen nutte. § 2. De landcommissie berekent de vergoeding voor de directe en indirecte kosten, met inbegrip van de kosten voor de sloop van bedrijfsgebouwen als de bedrijfsstopzetting gepaard gaat met het slopen van die gebouwen, en het inkomensverlies die gepaard gaan met de bedrijfsstopzetting.
De sloopvergoeding bedraagt maximaal 40% van de geschatte investering.
In de gevallen, vermeld in artikel 14, lid 13, van verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard, wordt de vergoeding verhoogd met maximaal 20%.
De vergoeding voor het inkomensverlies dat gepaard gaat met de bedrijfsstopzetting, wordt berekend op basis van de vergoedingsregels die gelden voor onteigening ten algemenen nutte.
De totale vergoeding voor de bedrijfsstopzetting moet evenredig zijn aan de waarde van de activiteiten die worden stopgezet. § 3. De vergoedingen, vermeld in paragraaf 1 en 2, worden verminderd met 10% per jaar vanaf 1 april 2021. De indieningsdatum van de aanvraag, vermeld in artikel 3, eerste lid, geldt daarbij als referentiedatum. § 4. De landcommissie houdt bij de berekening van de vergoeding voor de bedrijfsstopzetting rekening met de aan de dienst gedane melding overeenkomstig artikel 9ter en 9sexies van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren.
Indien het aantal dieren die aanwezig zijn op het bedrijf op de datum van inwerkingtreding van het decreet van 22 maart 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/03/2019 pub. 25/04/2019 numac 2019011806 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wat betreft het instellen van een verbod op het houden van pelsdieren en op het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering sluiten houdende wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wat betreft het instellen van een verbod op het houden van pelsdieren en op het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering, hoger is dan het aantal, vermeld in de melding gedaan overeenkomstig artikel 9ter en 9sexies van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wordt bij de berekening van de vergoeding voor de bedrijfsstopzetting enkel rekening gehouden met het aantal dieren dat volgens de melding op reglementaire wijze gehouden kon worden. HOOFDSTUK 3. - Vergoeding voor de bedrijfsreconversie van een pelsdierhouderij of van een eenden- of ganzenhouderij voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering Afdeling 1. - Algemene voorwaarden
Art. 12.§ 1. De Vlaamse Regering kent, overeenkomstig artikel 9quater, § 1, en artikel 9septies, § 1, van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, aan de pelsdier-, eenden- of ganzenhouderijen een vergoeding toe voor de bedrijfsreconversie.
De maximale bedragen voor de vergoeding voor bedrijfsreconversie voldoen aan de communautaire regelgeving voor de vrijwillige bedrijfsreconversie. § 2. De pelsdierhouderij en eenden- of ganzenhouderij kan een vergoeding voor bedrijfsreconversie aanvragen als aan al de volgende voorwaarden is voldaan: 1° uiterlijk op 31 december van het jaar waarin het aanbod is aanvaard conform artikel 15, § 2, en in elk geval uiterlijk op 30 november 2023, beëindigt de aanvrager definitief het houden van pelsdieren of het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering;2° de pelsdierhouderij en eenden- of ganzenhouderij beschikt over de nodige vergunningen;3° de delen van de pelsdierhouderij en eenden- of ganzenhouderij waarvoor een vergoeding wordt aangevraagd, liggen op het grondgebied van het Vlaamse Gewest;4° aan de pelsdierhouderij en eenden- of ganzenhouderij werd niet eerder een vergoeding voor vrijwillige bedrijfsstopzetting of vrijwillige bedrijfsreconversie toegekend op grond van het decreet van 28 maart 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 28/03/2014 pub. 22/08/2014 numac 2014035709 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de landinrichting sluiten betreffende de landinrichting. Afdeling 2. - Procedure
Art. 13.De pelsdierhouderij en eenden- of ganzenhouderij dient uiterlijk op 30 november 2023 bij de landcommissie de aanvraag van een vergoeding voor bedrijfsreconversie in met een beveiligde zending.
Bij de aanvraag van een vergoeding voor bedrijfsreconversie worden al de volgende stukken gevoegd: 1° de stukken waaruit blijkt dat voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 12;2° een plan van aanpak voor de bedrijfsreconversie en een overzicht van de verwachte directe en indirecte kosten die gepaard gaan met de bedrijfsreconversie;3° een document waarin de aanvrager uitdrukkelijk aangeeft tot welke mogelijke vorm van bedrijfsreconversie hij wil overgaan;4° een opsomming van alle gronden die bij het bedrijf horen, met per grond: a) de vermelding van de oppervlakte, de aard van het gebruik en de locatie;b) als de aanvrager ook de eigenaar van de gronden is, een plan met de kadastrale gegevens;5° een opsomming van, per diersoort, het aantal pelsdieren dan wel het aantal dieren dat gehouden wordt voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering, en dat aanwezig is op het bedrijf;6° een opsomming van alle bedrijfsgebouwen die bij het bedrijf horen en, indien van toepassing en voor zover er sprake is van verlies van gebruik als gevolg van de bedrijfsreconversie, van de woning die deel uitmaakt van de bedrijfssite, met per gebouw: a) de vermelding van de locatie, de oppervlakte, de aard van het gebruik, de voornaamste elementen van uitrusting en, in voorkomend geval, het aantal dierplaatsen per diersoort;b) als de aanvrager ook de eigenaar van de bedrijfsgebouwen is, een plan met de kadastrale gegevens;7° stukken waaruit blijkt welke zakelijke en persoonlijke rechten de aanvrager heeft ten aanzien van de verschillende onderdelen van het bedrijf;8° een bewijs van adequate vakbekwaamheid en deskundigheid;9° een verklaring op erewoord dat het houden van pelsdieren of het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering uiterlijk op 31 december van het jaar waarin het aanbod is aanvaard, conform artikel 15, § 2, en in elk geval uiterlijk op 30 november 2023, definitief wordt stopgezet.
Art. 14.De landcommissie gaat binnen drie maanden na de dag van de ontvangst van de aanvraag van een vergoeding voor bedrijfsreconversie na of alle stukken, vermeld in artikel 13, tweede lid, zijn bezorgd.
De landcommissie kan bij de aanvrager van een vergoeding voor bedrijfsreconversie aanvullende stukken en inlichtingen opvragen of om een plaatsbezoek verzoeken. Als niet wordt ingegaan op het verzoek om de aanvullende stukken of de inlichtingen te verschaffen of om een plaatsbezoek toe te staan, geeft dat aanleiding tot de opschorting of tot de definitieve stopzetting van de behandeling van de aanvraag van een vergoeding voor de bedrijfsreconversie.
Binnen zes maanden na de dag van de ontvangst van het dossier of de aanvullende stukken, door de landcommissie, beslist de landcommissie, in overleg met de dienst, of de aanvrager in aanmerking komt voor de vergoeding voor bedrijfsreconversie. De landcommissie brengt de aanvrager met een beveiligde zending op de hoogte van haar beslissing.
Art. 15.§ 1. De vergoeding voor bedrijfsreconversie wordt berekend conform artikel 21.
Aan de dienst wordt de berekende vergoeding meegedeeld. De landcommissie deelt binnen vier maanden na de kennisgeving, vermeld in artikel 14, tweede lid, met een beveiligde zending de vergoeding voor bedrijfsreconversie mee aan de aanvrager. Die kennisgeving geldt als aanbod. § 2. De aanvrager deelt binnen zes maanden na de kennisgeving, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, aan de landcommissie mee of hij het aanbod aanvaardt.
Als hij binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, niet meedeelt of hij het bod aanvaardt, wordt het aanbod geacht geweigerd te zijn.
Art. 16.De aanvrager kan binnen achttien maanden na de eerste kennisgeving, vermeld in artikel 14, tweede lid, nieuwe bewijsstukken voorleggen over uitzonderlijke, niet-voorziene kosten die verbonden zijn aan de bedrijfsreconversie. De landcommissie beslist binnen drie maanden na de dag van de ontvangst van de nieuwe stukken, of ze een nieuw aanbod doet. Dat nieuwe aanbod kan alleen betrekking hebben op onvoorziene kosten voor bodemsanering, bodemstabiliteit of archeologie, op voorwaarde dat die kosten niet via andere overheidsinstrumenten gesubsidieerd kunnen worden.
Wanneer de landcommissie, in toepassing van het eerste lid, beslist om een nieuw aanbod te doen, deelt ze binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, met een beveiligde zending de herberekende vergoeding voor bedrijfsreconversie mee aan de aanvrager. Die kennisgeving geldt als tweede aanbod.
De aanvrager deelt binnen drie maanden na de kennisgeving, vermeld in het tweede lid, aan de landcommissie mee of hij dat tweede aanbod aanvaardt. Als hij binnen de voormelde termijn niet meedeelt of hij het aanbod aanvaardt, wordt het aanbod geacht geweigerd te zijn.
Art. 17.Als de aanvrager niet akkoord gaat met het aanbod, kan hij binnen zes maanden nadat hij op de hoogte gebracht is van het aanbod, vermeld in artikel 15, § 1, tweede lid, beroep aantekenen bij de Vlaamse Landmaatschappij. De Vlaamse Landmaatschappij beslist, binnen drie maanden na de dag van de ontvangst van het beroep, of een nieuw aanbod gedaan moet worden binnen drie maanden na de dag van de ontvangst van het beroep.
Art. 18.De aanvrager kan op elk moment de aanvraag van de vergoeding voor bedrijfsreconversie intrekken als het aanbod nog niet is aanvaard conform artikel 15, § 2.
Art. 19.De landcommissie brengt de dienst op de hoogte van het akkoord van de aanvrager met het aanbod, vermeld in artikel 15, § 2.
Art. 20.De landcommissie betaalt de vergoeding voor de bedrijfsreconversie. De vergoeding voor de bedrijfsreconversie wordt betaald nadat de aanvrager binnen drie jaar na het akkoord van de aanvrager met het aanbod, vermeld in artikel 15, § 2, bij de landcommissie de aanvraag tot betaling van de vergoeding voor de bedrijfsreconversie heeft ingediend.
De landcommissie vordert de betaalde vergoeding en de werkingsmiddelen die verbonden zijn aan de behandeling van de aanvraag, vermeld in artikel 13, eerste lid, terug van de dienst. Afdeling 3. - De vergoeding voor bedrijfsreconversie
Art. 21.§ 1. De landcommissie berekent de vergoeding voor het verlies van het gebruik van de onroerende goederen die al dan niet in eigendom zijn van de aanvrager, waarvan het gebruik naar aanleiding van de bedrijfsreconversie eventueel wordt stopgezet. De vergoeding voor het verlies van het gebruik wordt berekend op basis van de vergoedingsregels die gelden voor onteigening ten algemenen nutte. § 2. De landcommissie berekent de reconversievergoeding voor de directe en indirecte kosten, met inbegrip van de kosten voor de sloop van bedrijfsgebouwen als de reconversie gepaard gaat met het slopen van die gebouwen, en de investeringen die gepaard gaan met de bedrijfsreconversie.
De reconversievergoeding bedraagt maximaal 40% van de gedane investeringen. In de gevallen, vermeld in artikel 14, lid 13, van verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard, wordt de vergoeding verhoogd met maximaal 20%.
De som van de reconversievergoeding en de overige verkregen investeringssteun mag niet meer bedragen dan de totale kostprijs van de investering. § 3. De vergoedingen, vermeld in paragraaf 1 en 2, worden verminderd met 10% per jaar vanaf 1 april 2021. De indieningsdatum van de aanvraag, vermeld in artikel 13, eerste lid, geldt daarbij als referentiedatum. § 4. De landcommissie houdt bij de berekening van de vergoeding voor bedrijfsreconversie rekening met de aan de dienst gedane melding overeenkomstig artikel 9ter en 9sexies van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren.
Indien het aantal dieren die aanwezig zijn op het bedrijf op de datum van inwerkingtreding van het decreet van 22 maart 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/03/2019 pub. 25/04/2019 numac 2019011806 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wat betreft het instellen van een verbod op het houden van pelsdieren en op het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering sluiten houdende wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wat betreft het instellen van een verbod op het houden van pelsdieren en op het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering, hoger is dan het aantal, vermeld in de melding gedaan overeenkomstig artikel 9ter en 9sexies van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wordt bij de berekening van de vergoeding voor de bedrijfsreconversie enkel rekening gehouden met het aantal dieren dat volgens de melding op reglementaire wijze gehouden kon worden.
HOOFSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 22.Het koninklijk besluit van 25 april 1994 houdende uitvoering van artikel 36, 10°, van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 december 2010 en het besluit van de Vlaamse Regering van 23 november 2018, wordt opgeheven.
Art. 23.Artikel 22 treedt in werking op 1 december 2023.
Art. 24.De Vlaamse minister, bevoegd voor het dierenwelzijn, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 15 mei 2020.
De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Onderwijs, Sport, Dierenwelzijn en Vlaamse Rand, B. WEYTS