gepubliceerd op 05 september 2001
Besluit van de Vlaamse regering met betrekking tot de leveringsvergunningen voor elektriciteit
15 JUNI 2001. - Besluit van de Vlaamse regering met betrekking tot de leveringsvergunningen voor elektriciteit
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, inzonderheid op artikel 17, § 7, en op de artikelen 54 en 58, ingevoegd bij het decreet van 22 december 2000;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 19 oktober 2000;
Gelet op het advies van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, gegeven op 7 december 2000;
Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 17 januari 2001;
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 2 februari 2001, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;
Gelet op het advies 31.268/1 van de Raad van State, gegeven op 15 maart 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° Elektriciteitsdecreet : het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt;2° houder van een leveringsvergunning : elke persoon die beschikt over een leveringsvergunning;3° leveringsvergunning : vergunning voor de levering van elektriciteit aan in aanmerking komende afnemers, zoals bedoeld in artikel 17 van het Elektriciteitsdecreet;4° aanvrager : persoon die een aanvraag heeft ingediend tot het verkrijgen van een leveringsvergunning;5° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid. HOOFDSTUK II. - De voorwaarden waaraan de houder van een leveringsvergunning moet voldoen Afdeling I. - De voorwaarden inzake financiële en technische
capaciteit
Art. 2.De houder van een leveringsvergunning beschikt over voldoende financiële en technische capaciteit om de levering van elektriciteit aan zijn klanten te verzekeren.
Art. 3.De financiële capaciteit kan, onder meer, aangetoond worden door de volgende referenties : 1° passende bankverklaringen;2° voorlegging van de balansen, uittreksels uit de balansen of jaarrekeningen, indien de wetgeving van het land waar de houder van een leveringsvergunning gevestigd is de bekendmaking van de balansen voorschrijft;3° een verklaring over de omzet van de laatste drie boekjaren.
Art. 4.De technische capaciteit kan, onder meer, aangetoond worden door de volgende referenties : 1° een lijst met de relevante studie- en beroepskwalificaties van de personeelsleden;2° een lijst met de voornaamste activiteiten in de laatste drie jaar;3° een verklaring die de gemiddelde jaarlijkse personeelsbezetting en de omvang van het kader weergeeft tijdens de laatste drie jaar. Afdeling II. - De voorwaarden inzake professionele betrouwbaarheid
Art. 5.De houder van een leveringsvergunning geeft blijk van voldoende professionele betrouwbaarheid om de levering van elektriciteit aan zijn klanten te verzekeren.
Art. 6.Er wordt geen blijk gegeven van professionele betrouwbaarheid door diegene : 1° die in staat van faillissement of van vereffening verkeert, die zijn werkzaamheden heeft gestaakt of die in een overeenstemmende toestand verkeert als gevolg van een gelijkaardige procedure die bestaat in de wetgevingen en reglementeringen van de lidstaten van de Europese Unie;2° die aangifte heeft gedaan van zijn faillissement, voor wie een procedure van vereffening aanhangig is of die het voorwerp is van een gelijkaardige procedure die bestaat in de wetgevingen en reglementeringen van de lidstaten van de Europese Unie.
Art. 7.De reguleringsinstantie kan beslissen dat er geen blijk van professionele betrouwbaarheid wordt gegeven door diegene : 1° die zelf, of waarvan een bestuurs- of directielid, bij een vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan, veroordeeld is geweest voor een misdrijf dat zijn professionele integriteit aantast;2° die bij zijn beroepsuitoefening een ernstige fout heeft begaan, vastgesteld op elke grond die de reguleringsinstantie aannemelijk kan maken;3° die niet voldaan heeft aan de verplichtingen inzake de betaling van de bijdragen voor de sociale zekerheid die overeenkomstig de Belgische wetgeving of de wetgeving van het land waar hij gevestigd is, op hem rusten;4° die niet voldaan heeft aan de verplichtingen inzake de betaling van belastingen die overeenkomstig de Belgische wetgeving of de wetgeving van het land waar hij gevestigd is, op hem rusten;5° die zich schuldig heeft gemaakt aan het afleggen van valse verklaringen bij het verstrekken van inlichtingen die op grond van het Elektriciteitsdecreet en zijn uitvoeringsbesluiten moeten worden verstrekt;6° die een gerechtelijk akkoord heeft verkregen, voor wie een procedure van gerechtelijk akkoord aanhangig is of die het voorwerp is van een gelijkaardige procedure die bestaat in de wetgevingen en reglementeringen van de lidstaten van de Europese Unie.
Art. 8.Het bewijs dat men zich niet bevindt in een van de gevallen die opgesomd werden in artikel 6 of 7, kan, onder meer, geleverd worden door de volgende stukken : 1° voor artikel 6, 1° : een bewijs van niet-faillissement en een bewijs van inschrijving of evenwaardige documenten, uitgereikt door een gerechtelijke of overheidsinstantie van het land van oorsprong, waaruit blijkt dat aan de gestelde eisen is voldaan;2° voor artikel 6, 2°, en artikel 7, 1° en 6° : een uittreksel uit het strafregister of een evenwaardig document, uitgereikt door een gerechtelijke of overheidsinstantie van het land van oorsprong of herkomst, waaruit blijkt dat aan de gestelde eisen is voldaan;3° voor artikel 7, 3° en 4° : een getuigschrift, uitgereikt door de bevoegde overheidsinstantie van het land in kwestie. Wanneer een van de voornoemde documenten of getuigschriften niet uitgereikt wordt in het land in kwestie, kan het vervangen worden door een verklaring onder eed of een plechtige verklaring van de betrokkene voor een gerechtelijke of overheidsinstantie, een notaris of een bevoegde beroepsorganisatie van het land van oorsprong of herkomst. Afdeling III. - De voorwaarden inzake capaciteit om aan de behoeften
van de klanten te voldoen
Art. 9.De houder van een leveringsvergunning beschikt over voldoende capaciteit om aan de behoeften van zijn klanten te voldoen bij de levering van elektriciteit.
Art. 10.De capaciteit om aan de behoeften van zijn klanten te voldoen kan, onder meer, aangetoond worden door de volgende referenties : 1° een beschrijving van de hoeveelheid elektriciteit die zelf opgewekt wordt of aangekocht wordt bij derden, evenals de productiewijze en de productieplaats;2° een beschrijving van de hoeveelheid en de aard van de geleverde elektriciteit;3° een beschrijving van de manier waarop het evenwicht tussen geproduceerde en geleverde elektriciteit gerealiseerd wordt. Afdeling IV. - De voorwaarden inzake de beheersmatige en juridische
onafhankelijkheid van de houder van een leveringsvergunning ten opzichte van de netbeheerders
Art. 11.§ 1. De houder van een leveringsvergunning voldoet aan de voorwaarden die door het besluit van de Vlaamse regering van 15 juni 2001 met betrekking tot de distributienetbeheerders voor elektriciteit gesteld worden inzake beheersmatige en juridische onafhankelijkheid van de houders van een leveringsvergunning ten opzichte van de netbeheerders. § 2. Aan de voorwaarden, bedoeld in § 1, moet niet worden voldaan door een netbeheerder die een leveringsvergunning aanvraagt voor de verkoop van elektriciteit, overeenkomstig artikel 7, § 2, van het Elektriciteitsdecreet en voor de uitvoering van de verplichtingen, opgenomen in artikel 19, 1°, van het Elektriciteitsdecreet en de technische reglementen bedoeld in artikel 11 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en artikel 8 van het Elektriciteitsdecreet. HOOFDSTUK III. - De procedure tot toekenning van een leveringsvergunning
Art. 12.De aanvraag tot toekenning van een leveringsvergunning, wordt gericht aan de reguleringsinstantie. De aanvraag wordt ingediend per aangetekende brief of afgegeven tegen ontvangstbewijs.
Daarbij bezorgt de aanvrager een dossier waarin wordt aangetoond dat hij voldoet aan de voorwaarden van dit besluit.
Art. 13.§ 1. De reguleringsinstantie gaat na of de aanvraag volledig is. § 2. Indien de aanvraag niet volledig is, brengt de reguleringsinstantie, binnen een maand na ontvangst van de aanvraag, de aanvrager daarvan per aangetekende brief op de hoogte. Daarbij worden de redenen vermeld waarom de aanvraag niet volledig werd bevonden en de termijn waarbinnen de aanvrager, op straffe van verval van de aanvraag, het dossier kan vervolledigen.
Art. 14.De reguleringsinstantie gaat op grond van de inlichtingen over de eigen situatie van iedere aanvrager en van de inlichtingen en documenten waarover ze beschikt na of de aanvrager voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikelen 2 tot en met 11 en aan de openbaredienstverplichtingen opgelegd op grond van artikel 19, 2°, van het Elektriciteitsdecreet.
Art. 15.§ 1. Indien de aanvrager aan de voorwaarden bedoeld in artikel 14 voldoet, brengt de reguleringsinstantie, binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag, de aanvrager per aangetekende brief op de hoogte van haar beslissing tot toekenning van de leveringsvergunning. § 2. Indien de aanvrager niet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 14 voldoet, brengt de reguleringsinstantie binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag de aanvrager op de hoogte van de beslissing om geen leveringsvergunning toe te kennen. Daarbij worden de redenen vermeld waarom niet aan de voorwaarden werd voldaan en de termijn waarbinnen de aanvrager, op straffe van verval van de aanvraag, alsnog aan deze voorwaarden kan voldoen.
Art. 16.Een leveringsvergunning wordt toegekend voor onbepaalde termijn.
Art. 17.De beslissing tot toekenning van een leveringsvergunning wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, met aanduiding van de naam en het adres van de houder van een leveringsvergunning. HOOFDSTUK IV. - Intrekking van de leveringsvergunning
Art. 18.§ 1. Indien de reguleringsinstantie van oordeel is dat een houder van een leveringsvergunning niet meer aan de voorwaarden van dit besluit voldoet, brengt ze de houder van de leveringsvergunning daarvan per aangetekende brief op de hoogte. Hierbij worden de redenen vermeld waarom niet meer aan de voorwaarden wordt voldaan. § 2. Indien de houder van een leveringsvergunning niet de nodige handelingen stelt, binnen de door de reguleringsinstantie te bepalen termijn, om aan de voorwaarden van dit besluit te voldoen, zal de reguleringsinstantie, op voorwaarde dat de houder van de leveringsvergunning werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen, de leveringsvergunning intrekken. § 3. De gemotiveerde beslissing van de reguleringsinstantie om de leveringsvergunning in te trekken wordt per aangetekende brief bekendgemaakt aan de aanvrager. Deze beslissing en de datum waarop de intrekking ingaat, wordt door de reguleringsinstantie eveneens bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. HOOFDSTUK V. - Beroep
Art. 19.§ 1. De aanvrager of de houder van een leveringsvergunning kan beroep instellen bij de minister tegen de beslissingen van de reguleringsinstantie inzake de toekenning of de intrekking van een leveringsvergunning.
Het beroep moet worden ingesteld binnen vijftien dagen na de kennisgeving van de beslissing van de reguleringsinstantie. Het beroep wordt per aangetekende brief gericht aan de minister en ter kennis gebracht van de reguleringsinstantie. § 2. De beslissing van de minister wordt binnen twee maanden na ontvangst van de aanvraag ter kennis gebracht van de indiener van het beroep en van de reguleringsinstantie. § 3. Indien de minister oordeelt dat het beroep gegrond is of indien de minister binnen de termijn bedoeld in § 2 geen uitspraak heeft gedaan, zorgt de reguleringsinstantie ervoor dat, uiterlijk vijftien dagen na de ontvangst van de beslissing van de minister of na het einde van de termijn bedoeld in § 2, ambtshalve de leveringsvergunning wordt toegekend of hernieuwd. HOOFDSTUK VI. - Controlewijziging, fusie of splitsing
Art. 20.§ 1. De houder van een leveringsvergunning meldt onverwijld aan de reguleringsinstantie iedere controlewijziging, fusie of splitsing waarbij hij betrokken is.
Hij kan hierbij een aanvraag indienen tot behoud of hernieuwing van de leveringsvergunning. § 2. De leveringsvergunning kan behouden blijven, indien de houder van een leveringsvergunning aan de voorwaarden van hoofdstuk II blijft voldoen en de naam en het adres van de houder van de leveringsvergunning niet aangepast moeten worden. § 3. De leveringsvergunning zal hernieuwd worden, indien de houder van een leveringsvergunning aan de voorwaarden van hoofdstuk II blijft voldoen, maar de naam en/of het adres van de houder van de leveringsvergunning aangepast moeten worden. § 4. Indien de houder van een leveringvergunning niet meer aan de voorwaarden van hoofdstuk II voldoet, zal de reguleringsinstantie de procedure instellen, bedoeld in artikel 18. § 5. De reguleringsinstantie brengt de houder van een leveringsvergunning, binnen een maand na ontvangst van de aanvraag tot behoud of hernieuwing, op de hoogte van haar beslissing tot behoud of hernieuwing van de leveringsvergunning of het instellen van de procedure bedoeld in artikel 18. § 6. De beslissing tot hernieuwing van de leveringsvergunning wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. HOOFDSTUK VII. - Informatieverstrekking door de houder van een leveringsvergunning
Art. 21.De houder van een leveringsvergunning bezorgt de reguleringsinstantie jaarlijks, op een door de reguleringsinstantie te bepalen datum, een verslag over de wijze waarop aan de voorwaarden van dit besluit werd voldaan.
Art. 22.Onverminderd de verplichting, bepaald in artikel 21, bezorgt de houder van een leveringsvergunning aan de reguleringsinstantie onverwijld de volgende informatie : 1° elke wijziging van de statuten van de houder van een leveringsvergunning, evenals de notulen van de vergadering van het orgaan dat tot de statutenwijziging beslist heeft;2° elke andere belangrijke wijziging die gevolgen kan hebben voor de wijze waarop de houder van een leveringsvergunning voldoet aan de voorwaarden van dit besluit. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
Art. 23.Zolang artikel 27 van het Elektriciteitsdecreet niet in werking is getreden, machtigt de Vlaamse regering de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, om de taken uit te oefenen, die in dit besluit toevertrouwd worden aan de reguleringsinstantie.
Art. 24.De artikelen 17 en 36, 2°, wat de inbreuken op artikel 17, § 1 betreft, van het Elektriciteitsdecreet treden in werking.
Art. 25.Artikel 19 treedt in werking op het moment dat artikel 27, § 1 van het Elektriciteitsdecreet in werking treedt.
Art. 26.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Energiebeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 15 juni 2001.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, S. STEVAERT