gepubliceerd op 31 maart 2008
Besluit van de Vlaamse Regering houdende de definitieve vaststelling van het gebied « Waterzone van het gebied Schelde- en Durme-estuarium van de Nederlandse grens tot Gent » dat in aanmerking komt als speciale beschermingszone in toepassing van de Habitatrichtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992
15 FEBRUARI 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de definitieve vaststelling van het gebied « Waterzone van het gebied Schelde- en Durme-estuarium van de Nederlandse grens tot Gent » dat in aanmerking komt als speciale beschermingszone in toepassing van de Habitatrichtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992
De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu inzonderheid op artikel 36bis, ingevoegd bij decreet van 19 juli 2002 en gewijzigd bij decreten van 22 april 2005 en 19 mei 2006;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2002 tot vaststelling van de gebieden die in uitvoering van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, of de Habitatrichtlijn, aan de Europese Commissie zijn voorgesteld als speciale beschermingszones Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 7 april 2006, Gelet op het akkoord van de Vlaams minister van Financiën, Begroting en Ruimtelijke Ordening van 7 juni 2007;
Gelet op de voorlopige vaststelling van het betreffende gebied bij Besluit van de Vlaamse Regering van 15 juni 2007;
Gelet op het openbaar onderzoek dat met betrekking tot deze voorlopige vaststelling heeft plaats gehad van 20 juli tot en met 17 september 2007;
Gelet op het op grond van artikel 36bis, § 5 van het decreet op het Natuurbehoud en het Natuurlijk Milieu uitgebrachte advies van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, met datum 10 december 2007;
Gelet op het op grond van artikel 36bis, § 5 van het decreet op het Natuurbehoud en het Natuurlijk Milieu over de bezwaren uitgebrachte advies vanwege het Agentschap voor Natuur en Bos, met datum 17 december 2007;
Overwegende dat, bij besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2002, onder artikel 1, 6°, het gebied « BE2300006: Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent » vastgesteld werd als gebied van communautair belang;
Overwegende dat het gebied bij beschikking 2004/813/EG van de Europese Commissie van 7 december 2004 (Pb. L. 387 van 29 december 2004) tevens opgenomen werd in de communautaire lijst van gebieden in de Atlantische Biogeografische regio;
Overwegende dat dit gebied onder meer werd aangeduid omwille van het habitattype 1130, « estuaria »;
Overwegende dat het Habitatcomité, ingesteld op grond van art. 20 van de Habitatrichtlijn, op 4 oktober 1999 een interpretatieve wetenschappelijke handleiding uitgebracht heeft, waarin onder meer habitat 1130, « estuaria », gedefinieerd wordt op basis van twee cumulatieve voorwaarden, enerzijds de werking van getij én anderzijds de aanwezigheid van brak water;
Overwegende dat de Europese Commissie in januari 2002 een interpreatienota uitbracht (« Interpretation note on 'estuaries' (Habitat type 1130) » (referentie DG.ENV.B2/NH/ILF)) waarin aangegeven staat dat een estuarium beschouwd moet worden als een dynamisch habitatcomplex; dat de afbakening niet beperkt kan worden tot het intergetijdengebied, maar ook de subtidale zones dient te omvatten ongeacht of deze in dieper water gelegen zijn of niet; dat de vaargeulen integraal deel uitmaken van een estuarium en dat deze geulen niet uitgesloten kunnen worden van de afbakening van een estuarium;
Overwegende dat de Europese Commissie, in zijn per brief van 17 december 2003 overgemaakte eindevaluatie van de aangemelde gebieden, voor habitattype 1130 als conclusie « voldoende » aangegeven heeft, « mits herziening van de perimeters »;
Overwegende dat er aldus een bijkomende afbakening vereist is, met name van de op de bijlage I van dit besluit aangegeven zones: de stroomgeul van de Zeeschelde (tot de monding van de Durme) en van de Rupel tot waar getijdeninvloed én zoutinvloed reiken;
Overwegende dat op die manier, samen met een bijkomende, vergelijkbare afbakening in het Ijzer-estuarium, een aanduiding gebeurt van alle relevante estuaria in België, waardoor tegemoet wordt gekomen aan de in bijlage III van de Habitatrichtlijn vermelde voorwaarde van aanduiding van de representatieve habitats die van groot belang zijn voor de instandhouding en de geografische spreiding van het desbetreffende habitat in België;
Overwegende dat voor de ontsluiting van het Zuidelijk Eiland ter hoogte van Wintam, door middel van de aanleg van de spoorweg, een zone van de bestaande speciale beschermingzone geschrapt dient te worden, namelijk de zuidelijke zone van het eiland, en deze oppervlakte gecompenseerd dient te worden met de oude arm van de sluis welke in de voorgestelde bijkomende afbakening is opgenomen;
Overwegende dat de steden en gemeenten Boom, Bornem, Mechelen, Schelle, Willebroek en Zwijndrecht door middel van een attest, een proces-verbaal of een mededeling verslag hebben uitgebracht over het openbaar onderzoek dat dienaangaande plaats heeft gevonden van 20 juli tot en met 17 september 2007;
Overwegende dat er ter gelegenheid van dit openbaar onderzoek zes bezwaarschriften ontvangen werden, met name vanwege - Argex N.V., Kruibeeksesteenweg 227, 2070 Zwijndrecht; - Electrabel N.V. - Exploitatiezone Oost, Regentlaan 8, 1000 Brussel; - Electrabel N.V. - Kerncentrale Doel, Regentlaan 8, 1000 Brussel; - Elia Asset N.V. - Noord, Vaartkaai 2, 2170 Merksem; - Gemeente Zwijndrecht, Binnenplein 1, 2070 Zwijndrecht; - De Milieuraad van de Stad Mechelen, p/a Befferstraat 25, 2800 Mechelen;
Overwegende dat artikel 36bis , § 6, 2de lid van het decreet van 21 oktober 1997 van het Natuurbehoud en het Natuurlijk Milieu bepaalt dat er op basis van de bij het openbaar onderzoek ingebrachte bezwaren slechts wijzigingen kunnen aangebracht worden op voorwaarde dat de bepalingen van artikel 36bis, § 1, derde of vierde lid in acht worden genomen; dat deze bepalingen met name verwijzen naar criteriasets die voortvloeien uit de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn; dat deze criteriasets uitsluitend gebaseerd zijn op het oogpunt van wetenschappelijk vaststelbare relevantie van het betrokken gebied voor de betrokken habitats;
Overwegende dat deze benadering onder meer voortvloeit uit artikel 4, lid 1 van de Habitatrichtlijn, waarin verwezen wordt naar bijlage III bij deze richtlijn;
Overwegende dat deze benadering door de Europese Commissie ook specifiek toegepast wordt op de problematiek van de estuaria, in zijn « Interpretation note on 'estuaries' (Habitat type 1130) » (referentie DG.ENV.B2/NH/ILF); dat er in deze nota is aangegeven dat de selectie en afbakening exclusief dient gebaseerd te zijn op wetenschappelijke gegevens, en geen rekening mag houden met economische, sociale en culturele vereisten of regionale en lokale eigenschappen;
Overwegende dat deze benadering hierdoor gerechtvaardigd wordt, dat er in artikel 2 van de Habitatrichtlijn uitdrukkelijk bepaald wordt dat er, bij het nemen van de maatregelen, die onder meer uitvoering dienen te geven aan voormelde afbakening, wel rekening dient gehouden te worden met sociale, economische, culturele en aanverwante overwegingen;
Overwegende dat zodoende de tijdens het openbaar onderzoek uitgebrachte opmerkingen, bezwaren en adviezen slechts tot de schrapping van bepaalde gedeeltes uit de ontwerpafbakening kunnen leiden indien er is aangetoond dat deze gedeeltes niet behoren tot de voor de instandhouding van de betrokken habitattypen en soorten meest geschikte gebieden of indien er is aangetoond dat de toepassing van de ecologische criteria niet correct is gebeurd;
Overwegende dat er, met betrekking tot de door Argex N.V., door Electrabel N.V. - Exploitatiezone Oost en door Electrabel N.V. - Kerncentrale Doel ingebrachte bezwaren inzake bestaande infrastructuur, op het grafisch plan is aangegeven dat bestaande infrastructuur, wegenissen en bruggen, jaagpaden en dijkruigten die niet binnen de estuariene invloed vallen, zelf niet tot de afgebakende oppervlakte horen; dat ingevolge art. 36bis , § 7, eerste lid, in fine, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, het kaartgedeelte voorrang zal hebben op het tekstgedeelte; dat het Agentschap voor Natuur en Bos in zijn advies concludeert dat bestaande infrastructuur niet hoort tot de afgebakende oppervlakte; dat de tijdens het openbaar onderzoek uitgebrachte opmerkingen, bezwaren en adviezen hoe dan ook slechts tot de schrapping van bepaalde gedeeltes uit de ontwerpafbakening kunnen leiden indien er is aangetoond dat deze gedeeltes niet behoren tot de voor de instandhouding van de betrokken habitattypen en soorten meest geschikte gebieden of indien er is aangetoond dat de toepassing van de ecologische criteria niet correct is gebeurd; dat dit bij voormelde bezwaren niet aan de orde is gesteld;
Overwegende dat, met betrekking tot het door Argex N.V. ingebrachte bezwaar inzake voorgenomen of voorzienbare vergunningsplichtige onderhoudswerken, investeringen of activiteiten, deze in principe niet verhinderd worden door verplichtingen die voortvloeien uit het statuut van een speciale beschermingszone in uitvoering van de Habitatrichtlijn, zolang er voldaan wordt aan de ecologische vereisten voor de instandhouding van de habitattypen en soorten waarvoor het gebied werd afgebakend; dat dit laatste aan te tonen valt op basis van een passende beoordeling in de zin van artikel 36ter, § 3 van het decreet van 21 oktober 1997 op het Natuurbehoud en het Natuurlijk Milieu; dat voormeld artikel 36ter, § 3 een zgn. externe werking heeft en dus ook betrekking heeft op werken, investeringen of activiteiten die buiten de speciale beschermingszone plaatsgrijpen maar wel van significante invloed kunnen zijn op de speciale beschermingszone; dat dientengevolge deze verplichting tot het desgevallend opmaken van een passende beoordeling reeds geldt omwille van de voorheen vastgestelde, aangrenzende speciale beschermingszones in het Schelde-estuarium, en dit mede ingevolge van artikel 36bis, § 15 van voornoemd decreet; dat het Agentschap voor Natuur en Bos hieruit in zijn advies concludeert dat het, met betrekking tot vergunningsplichtige activiteiten in en omheen het Schelde-estuarium, geen verschil uitmaakt voor de verplichting tot het opmaken van een passende beoordeling of de volledige vaargeul en de tussenliggende oeverzones nu mee afgebakend worden als speciale beschermingszone of niet; dat de tijdens het openbaar onderzoek uitgebrachte opmerkingen, bezwaren en adviezen hoe dan ook slechts tot de schrapping van bepaalde gedeeltes uit de ontwerpafbakening kunnen leiden indien er is aangetoond dat deze gedeeltes niet behoren tot de voor de instandhouding van de betrokken habitattypen en soorten meest geschikte gebieden of indien er is aangetoond dat de toepassing van de ecologische criteria niet correct is gebeurd; dat dit bij voormeld bezwaar niet aan de orde is gesteld;
Overwegende, met betrekking tot de door Argex N.V. ingebrachte bezwaar inzake voorgenomen of voorzienbare niet-vergunningsplichtige activiteiten met mogelijke negatieve effecten, zoals een eventuele intensifiëring van de aanvoeractiviteit, dat deze activiteiten door de afbakening van een speciale beschermingszone in principe niet verhinderd worden, maar dat er krachtens art. 36ter, § 2 van het decreet van 21 oktober 1997 op het Natuurbehoud en het Natuurlijk Milieu, door de bevoegde overheid in voorkomend geval en indien nodig maatregelen moeten getroffen worden om verslechtering van habitats of een betekenisvolle verstoring van soorten te vermijden; dat ook deze bepaling externe werking heeft en dat dus dezelfde overwegingen gelden als bij vergunningsplichtige activiteiten; dat de tijdens het openbaar onderzoek uitgebrachte opmerkingen, bezwaren en adviezen hoe dan ook slechts tot de schrapping van bepaalde gedeeltes uit de ontwerpafbakening kunnen leiden indien er is aangetoond dat deze gedeeltes niet behoren tot de voor de instandhouding van de betrokken habitattypen en soorten meest geschikte gebieden of indien er is aangetoond dat de toepassing van de ecologische criteria niet correct is gebeurd; dat dit bij voormeld bezwaar niet aan de orde is gesteld;
Overwegende dat het Agentschap voor Natuur en Bos in zijn advies verklaart, met betrekking tot de door de gemeente Zwijndrecht en door Elia Asset N.V. - Noord gemaakte opmerkingen inzake bestaande maatregelen voor waterbeheer en inzake veiligheidsmaatregelen nabij hoogspanningsinstallaties, dat er rekening wordt gehouden met vernoemde werkzaamheden en infrastructuren bij de natuurinrichting en het natuurbeheer in betreffende zones; dat de tijdens het openbaar onderzoek uitgebrachte opmerkingen, bezwaren en adviezen hoe dan ook slechts tot de schrapping van bepaalde gedeeltes uit de ontwerpafbakening kunnen leiden indien er is aangetoond dat deze gedeeltes niet behoren tot de voor de instandhouding van de betrokken habitattypen en soorten meest geschikte gebieden of indien er is aangetoond dat de toepassing van de ecologische criteria niet correct is gebeurd; dat dit bij voormelde bezwaren niet aan de orde is gesteld;
Overwegende dat, met betrekking tot de opmerking van de Milieuraad van de Stad Mechelen, de brakwatergrens wordt bepaald door de aanwezigheid van zoutinvloed die meetbaar is tot een zone ter hoogte van de Durmemonding en tot een zone ter hoogte van het Zennegat waar Dijle en Zenne samenvloeien; dat deze zoutinvloed over belangrijke afstanden kan variëren naargelang het getij en het seizoen (onder meer door regenwaterafvoer) en dat er daarom voor gekozen werd om een vast punt aan te nemen voor de afbakening van het gebied, namelijk de monding zelf van de Durme ter hoogte van Weert en het begin zelf van de Rupel waar de Nete en de Dijle samenkomen ter hoogte van Rumst; dat de verbeterde waterkwaliteit van de Zenne weinig invloed zal hebben op het zoutgehalte en dus ook niet op de brakwatergrens; dat de Milieuraad van de Stad Mechelen in het algemeen gunstig adviseert over de in het openbaar onderzoek voorgelegde ontwerpafbakening en geen specifieke schrappingen of wijzigingen aan deze afbakening voorstelt;
Overwegende dat er op basis van voormelde overwegingen geen wijzigingen kunnen worden aangebracht aan de ontwerpafbakening zoals die is opgenomen in het voorlopige vaststellingsbesluit;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.De op bijlage I van dit besluit op kaart met rode arcering aangeduide zone, genaamd « Waterzone van het Schelde-estuarium en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent », in de legende van die kaart omschreven als « bijkomende afbakening van SBZ-H in het Schelde- en Durmeëstuarium [Bestaande infrastructuur, wegenissen en bruggen, jaagpaden en dijkruigten die niet binnen de estuariene invloed vallen horen zelf niet tot de afgebakende oppervlakte] », en gesitueerd op het grondgebied van de gemeenten Antwerpen, Beveren, Boom, Bornem, Hamme, Hemiksem, Kruibeke, Mechelen, Niel, Puurs, Rumst, Schelle, Temse, Willebroek en Zwijndrecht, wordt definitief vastgesteld als gebied dat in aanmerking komt als speciale beschermingszone in toepassing van de Habitatrichtlijn 92/43/EEG voor: 1° Habitat: 1130 Estuaria;2° Vissen: 1099 Lampetra fluviatilis (Rivierprik), 1134 Rhodeus sericeus amarus (Bittervoorn). De situering en de wetenschappelijke omschrijving van dit gebied is als bijlage II bij dit besluit gevoegd.
Art. 2.De bij besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2002, onder artikel 1, 6°, gebied « BE2300006: Schelde- en Durme-estuarium van de Nederlandse grens tot Gent » aangeduide zone rechts van de geplande spooraanleg in het zuidelijke deel van het Zuidelijk Eiland ter hoogte van Wintam is geschrapt als speciale beschermingszone.
Art. 3.De Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 15 februari 2008.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur H. CREVITS Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Waterzone van het gebied 'Schelde- en Durme-estuarium van de Nederlandse grens tot Gent' Wetenschappelijke omschrijving en situering van het gebied 1. Situering 1.1. Lokalisatie Provincie: Antwerpen en Oost-Vlaanderen Oppervlakte: 2954 ha Hoogte: -20 tot +7 m TAW 1.2. Begrenzing Bij de initiële afbakening van de speciale beschermingszone SBZ-H 'BE2300006' werd, voor het Schelde- en Durme-estuarium, de stroomgeul (d.w.z. het subtidale deel) van de Zeeschelde en haar zijrivieren onder getijdeninvloed, alsook bepaalde (kleinere) stukken schor en slik onder getijdeninvloed niet mee opgenomen in de afbakening.
Conform de richtlijnen van de Europese Commissie dienden ook het watersysteem zelf en aansluitende natuurlijke estuariene zones in de afbakening opgenomen te worden om de continuïteit van de levensgemeenschappen langsheen de estuariumgradiënten, zowel longitudinaal als transversaal te verzekeren.
De toe te voegen zone voor deze SBZ-H betreft de nog niet aangeduide stroomgeul tot waar cumulatief getijdeninvloed én zoutinvloed meetbaar in de Zeeschelde en de zijrivier de Rupel, en de nog niet aangeduide, aangrenzende natuurlijke oeverzones onderhevig aan getij. Het gebied strekt zich uit van de monding van de Durme en het begin van de Rupel waar de Dijle en Nete samenvloeien, tot aan de Nederlandse grens, waar het volledig aansluit op het habitatrichtlijngebied van de Westerschelde. Zijwaarts reikt de begrenzing tot aan de springvloedlijn of aangrenzend tot aan bestaand habitatrichtlijngebied. Vaak reikt deze zijwaartse begrenzing tot aan bestaande dijken of sluiscomplexen en -toegangen waarbij gesteld is dat toegangen tot sluizen of bestaande infrastructuur, wegenissen en bruggen, jaagpaden en dijkruigten, die niet binnen de estuariene invloed vallen, zelf niet tot de afgebakende oppervlakte behoren. Een buitendijks gebied dat wel werd toegevoegd betreft het Paardenschor op de linkeroever ter hoogte van Doel. 2. Omschrijving van het gebied 2.1. Habitatbeschrijving Een estuarium is het benedenstrooms gedeelte van een rivier dat onder invloed staat van de getijdenwerking van de zee. In tegenstelling met zeearmen en lagunen is er in estuaria een constante doorvoer van zoet rivierwater. De vermenging van zoet- en zoutwater en de verlaging van de stroomsnelheid geven aanleiding tot de sedimentatie van fijne slibdeeltjes. Het estuarium strekt zich landinwaarts uit tot waar getij meetbaar is en wordt gekenmerkt door een longitudinale zoet-zout gradiënt en hoogdynamische processen waarbij het sediment bij elk getij continu in beweging is. Hierdoor ontstaat een zeer dynamisch systeem met nevengeulen, ondiep water, platen, slikken en schorren.
Typerend aan estuaria zijn de uitgesproken getijdendynamiek en de aanwezigheid van overgangen die op elke plaats in het estuarium bepalen welke levensgemeenschappen er zich ontwikkelen. ** Volgens de longitudinale gradiënt worden meestal drie zones onderscheiden: (a) het beneden-estuarium in open verbinding met de zee waar het water zout tot brak is, (b) het midden-estuarium waar zout en zoet water zich vermengen en (c) het boven-estuarium of zoetwatergetijdengebied. ** In dwarsdoorsnede strekt een estuarium zich uit van de, permanent water bevattende riviergeul(en) tot aan de springvloedlijn. Subtidaal (permanent onder water) ontstaan kleine en grotere geulen in typische patronen van eb- en vloedscharen, met daartussen ondiepten.
Intertidaal (bij eb droogvallend, tussen de laag- en hoogwaterlijn) vormen zich platen (tussen de geulenscharen) en slikken (langs de randen van het estuarium) met benthische algenvegetaties (kiezelwieren en nopjeswieren). Tussen de gemiddelde hoogwater- en de springvloedlijn ontwikkelen schorren, die met hogere planten zijn begroeid.
Het grote voedselaanbod in estuaria geeft aanleiding tot een hoge concentratie aan ongewervelde bodemorganismen, het zgn. benthos.
Estuaria zijn belangrijke kraam- en kinderkamers voor mariene vissoorten en vormt tevens de toegangsweg voor 'anadrome' (trekkende) vissoorten die de rivier opzwemmen naar de paaigebieden. Zo trekt een grote populatie van de Rivierprik (Bijlage II-soort) de Zeeschelde op.
De larven laten zich achteraf met de waterstroom terug richting zee meevoeren. Andere trekkende vissoorten die dankzij de verbeterde waterkwaliteit nu terug geregeld worden waargenomen zijn de Bittervoorn (een andere Bijlage II-soort), de Fint, de Paling en zelfs de Spiering.
De grote voedselrijkdom trekt eveneens grote aantallen vogels aan met als belangrijkste soorten Grauwe Gans, Bergeend, Smient, Krakeend, Wintertaling, Wilde Eend, Pijlstaart en Tafeleend, Scholekster, Kluut, Kievit, Bonte Strandloper, Wulp, en Tureluur.
De Gewone zeehond (Bijlage II soort) vertoeft in kleine aantallen in de Westerschelde en verdwaalde exemplaren worden af en toe in de Zeeschelde waargenomen. 2.2. Juridisch statuut Volgens het gewestplan bestaat voor meer dan 95% uit de bestemming « waterweg ». Het Paardenschor op de linkeroever ter hoogte van Doel was in 2001 nog niet afgegraven en werd daarom toen niet in de afbakening opgenomen. Nu het afgegraven is deze zone (15ha 38a) sinds 2004 ook onder invloed van het getij. Het gebied van de Burchtse Weel wordt tot estuariene natuur ontwikkeld en wordt nu reeds in de afbakening opgenomen. De overige bestemmingen komen beperkter voor en bestaan vooral uit langgerekte smalle slierten vooral te wijten aan het feit dat de gewestplanbestemming « waterweg » niet precies samenvalt met de dijklichamen. De bestaande infrastructuur zelf, wegenissen en bruggen zijn uitgesloten uit de afbakening.
Grote delen van de stroomgeul van de Schelde zijn ook aangewezen als Vogelrichtlijngebied. Enkele zandbanken, op de plaat van Doel en nabij het Paardenschor, zijn eveneens aangewezen als Vogelrichtlijngebied en tevens aangeduid als Ramsargebied. 2.3. Eigendom De uitbreidingszone is grotendeels eigendom van het Vlaamse gewest en worden beheerd door de NV Waterwegen en Zeekanaal, afdeling Zeeschelde. Het Paardenschor is eigendom van het Gemeentelijk Havenbedrijf van Antwerpen. 2.4. Huidig gebruik Een groot deel van de uitbreidingszone kent een belangrijk economisch gebruik als vaargeul voor de scheepvaart. 2.5. Noodzakelijk beheer Een goede waterkwaliteit is een vereiste voor een gunstige instandhouding van de estuariene levensgemeenschappen. Het tegengaan van waterverontreiniging vormt dan ook een belangrijke beheermaatregel. De aanwezigheid van de dynamiek van de getijdenwerking die de natuurlijkheid benadert is eveneens vereist.
Een afgezwakte of versterkte dynamiek kan de gradiënt van levensgemeenschappen beïnvloeden. Een beheer gericht op de instandhouding van deze gradiënt en aldus de opeenvolging van gordels van diverse levensgemeenschappen is nodig. Het behoud en herstel van de longitudinale en transversale ruimtelijke verbindingen is hiervoor belangrijk.
De levenscyclus van diverse organismen vereist vrije migratiemogelijkheden. Baggeractiviteiten en andere antropogene impact op de hydromorfologie van de rivier dienen afgestemd te worden op de instandhouding van ondiep water en schorren en slikken. Hiertoe dient een geleidelijke overgang van de geul naar de schorren nagestreefd te worden i.p.v. een scherpe overgang. Dit vereist voldoende zijdelingse ruimte voor de rivier, er is immers een verband tussen de diepte en breedte van de gebaggerde vaargeul en de hoogwaterstanden enerzijds en de benodigde breedte om ondiep water en slikken en schorren in stand te houden anderzijds.
Voor een meer gedetailleerde onderbouwing en uitwerking van de hoger vernoemde maatregelen, kan worden verwezen naar het rapport met de « instandhoudingsdoelstellingen van het Schelde- en Durme-estuarium » (Adriaensen et al. 2005, Brys et al. 2005), uitgewerkt in uitvoering van de beschermingsvoorschriften voortvloeiend uit de Ramsarconventie, de Habitatrichtlijn, de Vogelrichtlijn, de Kaderrichtlijn Water, de doelstellingen 'natuurlijkheid' van de 'Lange Termijn Visie voor het Schelde estuarium' en het Vlaamse Natuurbehoudsdecreet. De instandhoudingsdoelstellingen voor het Schelde-estuariumgebied werden reeds goedgekeurd door de Vlaamse Regering in het kader van de Langetermijnvisie Schelde-estuarium en het geactualiseerd SIGMAPLAN (BVR 22 juli 2005). Deze doelstellingen zijn geformuleerd vanuit drie verschillende benaderingen: vanuit de ecosysteembenadering m.b.t. de waterkwaliteit en de habitatarealen die nodig zijn voor de chemische, fysische en ecologische estuariene processen, vanuit de habitatbenadering m.b.t. de typische estuariene habitats en vanuit een soortbenadering m.b.t. de soorten die afhankelijk zijn van estuariene habitats om hun populaties in stand te houden. 2.6. Toetsing aan de criteria van de bijlage V van het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu De Zeeschelde vormt, samen met de IJzermonding, het enige estuarium in België. Als dusdanig kan het beschouwd worden als representatief en van groot belang voor de instandhouding van het betreffende habitat in België. Omdat estuariene systemen zowel longitudinaal als in dwarsdoorsnede een ondeelbaar continuüm vormen is geopteerd om de volledige stroomgeul in de afbakening op te nemen tot waar de getijdeninvloed én samengaande de zoutinvloed meetbaar is, namelijk tot ter hoogte monding van de Durme en het begin van de Rupel (Brys et al. 2005, Van Damme et al. 2005). Precies de aanwezigheid van een zeer geleidelijke zout-zoet gradiënt onder getijdeninvloed maakt het Schelde-estuarium ook internationaal tot een zeer belangrijk gebied.
De staat van instandhouding van de Scheldegeul kan actueel niet als optimaal worden beoordeeld, gelet op de knelpunten vernoemd onder 2.5.
Mits een aantal maatregelen zijn er wel goede herstelmogelijkheden aanwezig.
De betekenis van de Scheldegeul voor de Rivierprik moet in de Belgische context als zeer groot worden ingeschat, voor de Bittervoorn als belangrijk.
Referenties Adriaensen F., Van Damme S., Van den Bergh E., Van Hove D., Brys R., Cox T., Jacobs S., Kontings P., Maes J., Maris T., Mertens W., Nachtergale L., Struyf E., Van Braeckel A. en Meire P. (2005).
Instandhoudingsdoelstellingen Schelde-estuarium. Rapport Universiteit Antwerpen, Onderzoeksgroep Ecosysteembeheer (ECOBE). Studie uitgevoerd in samenwerking met Instituut voor Natuurbehoud, Vlaamse Gemeenschap (Afdeling Natuur), KU Leuven (Laboratorium Aquatische Ecologie). ECOBE 05-R86.
Baeyens W., van Eck B., Lambert C., Wollast R. & Goeyens L., 1998.
General description of the Scheldt estuary. Hydrobiologia, 366: 1-14 Brys, R., Van Braeckel, A., Vandevoorde, B., Ysebaert, T., Escaravage, V., Van Damme, S. & Van den Bergh, E. 2005. Afstemmen van referentiecondities en evaluatiesystemen in functie van de KRW: afleiden en beschrijven van typespecifieke referentieomstandigheden en/of MEP in elk Vlaams overgangswatertype vanuit de - overeenkomstig de KRW - ontwikkelde beoordelingssystemen voor biologische kwaliteitselementen. Onderzoeksverslag Instituut voor Natuurbehoud IN.O.2005.7, 173 pp.
Van Damme S., Ysebaert T., Meire P. & Van den Bergh E., 1999.
Habitatstructuren, waterkwaliteit en leefgemeenschappen in het Schelde-estuarium. Rapport Instituut voor Natuurbehoud 99/24. Brussel Van Damme S., Struyf E., Maris T., Ysebaert T., Dehairs F., Tackx M., Heip C. & Meire P., 2005. Spatial and temporal patterns of water quality along the estuarine salinity gradient of the Scheldt estuary (Belgium and the Netherlands): results of an integrated monitoring approach. Hydrobiologia, 540: 29-45.
Gezien om gevoegd te worden bij het Besluit van de Vlaamse Regering van 15 februari 2008 betreffende de definitieve vaststelling van de speciale beschermingszones (SBZ-H) in toepassing van de richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna.
De minister-president van de Vlaamse Regering K. PEETERS De Vlaamse minster van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur H. CREVITS