gepubliceerd op 16 februari 2007
Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van een steunprogramma ter bevordering van het rationeel energiegebruik in de erkende voorzieningen van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
15 DECEMBER 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van een steunprogramma ter bevordering van het rationeel energiegebruik in de erkende voorzieningen van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 2 april 2004 tot vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in het Vlaamse Gewest door het bevorderen van het rationeel energiegebruik, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en de toepassing van flexibiliteitsmechanismen uit het Protocol van Kyoto, inzonderheid op artikel 9 en artikel 12;
Gelet op het decreet van 23 december 2005 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2006;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 22 september 2006 tot gedeeltelijke verdeling van de provisies ingeschreven onder B.A. 00.27 en B.A. 00.28 van het programma 24.60 begrotingsjaar 2006;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juli 2004 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 15 oktober 2004, 23 december 2005, 19 mei 2006, 30 juni 2006 en 1 september 2006;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 13 december 2006;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de vastlegging van de middelen vanuit de B.A. 00.27 en B.A. 00.28 onverwijld moet gebeuren daar deze middelen, zonder vastlegging, na 2006 niet langer beschikbaar zijn;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister : de Vlaamse minister bevoegd voor de Bijstand aan Personen en het Gezondheidsbeleid;2° de administratie : de afdeling Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;3° persoonsgebonden aangelegenheden : de persoonsgebonden aangelegenheden, vermeld in artikel 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, voor zover die aangelegenheden vallen onder het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie.
Art. 2.Binnen de perken van de hiervoor in de begroting ingeschreven middelen kan de minister financiële steun toekennen voor projecten rond rationeel energiegebruik en rationeel energiebeheer in de voorzieningen die door de Vlaamse overheid erkend zijn voor het verstrekken van zorg- en dienstverlening in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden.
Art. 3.De steun is uitsluitend bestemd voor projecten inzake bouwtechnische werkzaamheden met het oog op energiebeheersing.
Het gebouw waarop de werkzaamheden betrekking hebben is op het tijdstip van de indiening van het projectvoorstel minstens 15 jaar oud. Gebeurlijke grondige bouwtechnische aanpassingen dateren van voor 1998.
Art. 4.Per vestigingsplaats kan slechts één projectvoorstel ingediend worden.
Art. 5.Het bedrag van de toelage per geselecteerd project bedraagt maximum 35.000 euro. De toelage kan niet hoger zijn dan de werkelijke kostprijs van de voorgestelde werkzaamheden.
Art. 6.De toelage is niet cumuleerbaar met in het kader van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden toegezegde subsidies.
Art. 7.De voorzieningen, vermeld in artikel 2, worden door de minister via een rondschrijven uitgenodigd om voor een bepaalde datum projectvoorstellen in te dienen bij de administratie.
In dit rondschrijven worden de beoordelingscriteria, vermeld in artikel 9, nader toegelicht.
Art. 8.§ 1. Om ontvankelijk te zijn moet het projectvoorstel gestoffeerd worden met een dossier dat volgende elementen bevat : 1° de identiteit van de initiatiefnemer;2° een beschrijving van het gebouw, omvattende : a) het adres van het gebouw;b) de bestemming van het gebouw;c) het aantal en de bijzondere aard van de gehuisveste personen;d) het jaar van de oprichting van het gebouw;e) het jaar van de laatste grondige renovatie van het gebouw;f) een of meerdere beschrijvende schetsen in A4-formaat van het gebouw;3° een beschrijving van de geplande werken bij middel van : a) beschrijvende schets(en) in A4-formaat van de geplande werken;b) het ontwerp van lastenboek met aanduiding van de hoeveelheden, de eenheidsprijzen en een raming van de totale kostprijs van de werken;4° een eigen beoordeling van het project op basis van de criteria, vermeld in artikel 9. § 2. Met het oog op de beoordeling van de projecten kan de administratie aanvullende stukken en gegevens opvragen.
Art. 9.De projecten worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria : 1° de terugverdientijd van de investering;2° de motivering van de maatregel op basis van een energie-audit;3° de aard van de bouwtechnische maatregel;4° de omvang van de participatie van de initiatiefnemer in de investering;5° de comfortwinst voor de gebruiker of de klant;6° de duurzaamheid en onderhoudsvriendelijkheid van de bouwtechnische maatregel;7° het aantal personen dat baat heeft bij de realisatie van de bouwtechnische maatregel.
Art. 10.Enkel projecten die voldoende scoren op de criteria, vermeld in artikel 9, komen in aanmerking voor de toelage, vermeld in artikel 5.
Art. 11.Voor toelagen die meer dan 50 % van de in aanmerking komende kosten bedragen sluit de minister met de begunstigde een subsidieovereenkomst, waarin een resultaatsverbintenis wordt opgenomen.
Art. 12.De vereffening van de toelage gebeurt in twee delen.
Een eerste deel ten belope van 50 % van de toelage wordt vereffend na overlegging door de initiatiefnemer van het aanvangsbevel van de werken.
Het saldo wordt uitbetaald na de goedkeuring van het werk door de administratie en na overlegging van de volgende stukken door de initiatiefnemer : 1° het proces-verbaal van voorlopige oplevering;2° de eindafrekening. De eventueel te veel ontvangen subsidie wordt teruggevorderd.
Art. 13.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 10 augustus 2006.
Art. 14.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen en het Gezondheidsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 15 december 2006.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, I. VERVOTTE