gepubliceerd op 21 september 2023
Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de algemene erkennings-, uitvoerings- en subsidiëringsvoorwaarden voor LEADER-gebieden
14 JULI 2023. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de algemene erkennings-, uitvoerings- en subsidiëringsvoorwaarden voor LEADER-gebieden
Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - de bijzondere
wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
08/08/1980
pub.
11/12/2007
numac
2007000980
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits
sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 20; - het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij, artikel 6bis, § 2, gewijzigd bij het decreet van 23 december 2010; - het
decreet van 28 juni 2013Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
28/06/2013
pub.
12/09/2013
numac
2013204905
bron
vlaamse overheid
Decreet betreffende het landbouw- en visserijbeleid
sluiten betreffende het landbouw- en visserijbeleid, artikel 4, 1°, e), ingevoegd bij het decreet van 26 april 2019.
Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - Het Strategisch GLB-plan 2023-2027 werd goedgekeurd door de Europese Commissie op 5 december 2022 en door de Vlaamse Regering op 17 maart 2023. - De Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid, heeft zijn akkoord gegeven op 28 april 2023. - De Gegevensbeschermingsautoriteit heeft advies nr. 65/2023 gegeven op 9 juni 2023. - De Vlaamse Toezichtcommissie heeft advies nr. 2023/062 gegeven op 13 juni 2023. - De Raad van State heeft advies 73.767/3 gegeven op 3 juli 2023, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Juridisch kader Dit besluit sluit aan bij de volgende regelgeving: - het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij.
Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme.
Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° algemene verordening gegevensbescherming: verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);2° beheersdienst: de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij;3° Vlaams betaalorgaan: het orgaan dat conform artikel 9 van verordening (EU) 2021/2116 als betaalorgaan erkend is;4° copromotor: de organisatie of natuurlijke persoon die de promotor ondersteunt bij de uitvoering van het project;5° declaratiedossier: de betaalaanvraag om subsidies te ontvangen;6° draaiboek: het document dat is opgemaakt door de LAG voor zijn werking en de uitvoering van projecten, en dat al de elementen, vermeld in artikel 5, § 7, bevat;7° expertengroep: een groep deskundigen met expertise in plattelandsontwikkeling in de context van LEADER;8° dienstverleningsproject: een project waarvan de investeringskosten maximaal 50% van de totale goedgekeurde projectkosten bedragen;9° interventielogica: de samenhang tussen de behoeften, kansen en uitdagingen van het LEADER-gebied in kwestie, de doelstellingen die eruit voortvloeien, en de acties die genomen worden om de doelstellingen te realiseren;10° investeringsproject: een project waarvan de investeringskosten minimaal 50% van de totale goedgekeurde projectkosten bedragen;11° kandidaat-LAG: de lokale actiegroep die nog niet erkend is conform artikel 14;12° koepelproject: een verzameling van projecten rond een vergelijkbare projectdoelstelling, die worden uitgevoerd onder de koepel van een coördinerende organisatie en die administratief als één project behandeld worden;13° LEADER: vanuit de gemeenschap aangestuurde geleide lokale ontwikkeling als vermeld in artikel 31 van verordening (EU) 2021/1060;14° LEADER-gebied: een gebied dat is samengesteld conform artikel 4;15° lokale actiegroep, afgekort LAG: een samenwerkingsverband tussen vertegenwoordigers van lokale publieke en private sociaaleconomische belangengroepen en de lokale gemeenschap, dat zorgt voor de opmaak en uitvoering van de LOS;16° lokale ontwikkelingsstrategie, afgekort LOS: een geïntegreerde en multisectorale, gebiedsgerichte strategie, die bestaat uit een coherente set van acties binnen het LEADER-gebied die tegemoetkomen aan lokale doelstellingen en behoeften, en die ook bijdraagt aan Europese, Vlaamse en provinciale beleidsambities en doelstellingen;17° microproject: een project dat eenvoudig en concreet is omschreven, dat binnen een termijn van maximaal anderhalf jaar gerealiseerd wordt met meetbare en controleerbare doelen en indicatoren;18° plattelandsgemeente: een gemeente met een maximale bevolkingsdichtheid van 350 inwoners per km2 of een maximaal ruimtebeslag van 30%;19° plattelandsloket: het elektronische loket dat de beheersdienst ontwikkelt en beheert om documenten en gegevens in het kader van LEADER uit te wisselen;20° programmaperiode: de periode die het strategisch GLB-plan bestrijkt, vermeld in artikel 1, lid 2, van verordening (EU) 2021/2115, waarvoor de Commissie het strategisch GLB-plan goedkeurt, met inbegrip van verlengingen die de Commissie bepaalt;21° promotor: de LAG, de organisatie of de natuurlijke persoon die een project indient en uitvoert om de doelstellingen van de LOS te bereiken, onder de voorwaarden en verantwoordelijkheden die in of krachtens dit besluit zijn bepaald;22° provinciale technische werkgroep: een ambtelijke werkgroep die is opgericht via een samenwerkingsovereenkomst tussen de provincie, de beheersdienst en de Vlaamse minister bevoegd voor het plattelandsbeleid;23° samenwerkingsproject: een project tussen twee of meer binnenlandse of buitenlandse LEADER-gebieden of gebieden die volgens de principes van artikel 31 van verordening (EU) 2021/1060 zijn afgebakend, om een of meer doelstellingen van de LOS te realiseren;24° regulier project: een dienstverlenings- of investeringsproject dat over verschillende jaren wordt gerealiseerd met ruim geformuleerde doelen en indicatoren;25° verordening (EU) 2021/1060: verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid;26° verordening (EU) 2021/2115: verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr.1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013;, 27° verordening (EU) 2021/2116: verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr.1306/2013; 28° Vlaams Managementcomité, afgekort VMC: het orgaan dat bestaat uit politieke vertegenwoordigers van de Vlaamse en provinciale overheden, vermeld in artikel 7;29° Vlaams Strategisch Plan betreffende het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, afgekort strategisch GLB-plan: het strategisch plan dat is goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 17 maart 2023.
Art. 2.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke uitvoering van: 1° verordening (EU) 2021/2115;2° verordening (EU) 2021/2116;3° verordening (EU) 2021/1060.
Art. 3.De kern van LEADER, zoals bepaald binnen het strategisch GLB-plan, is de vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling van het platteland.
Fundamenteel voor LEADER als vorm van door de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling zijn de volgende drie onderling verbonden elementen: 1° een LEADER-gebied als vermeld in artikel 4;2° een LAG die is samengesteld conform artikel 5;3° een LOS die is opgesteld conform artikel 6. De beheersdienst stelt een oproepreglement op om de LOS in te dienen, in overeenstemming met de bepalingen van dit besluit, en maakt dat bekend op zijn website. HOOFDSTUK 2. - Erkenning als LEADER-gebied
Art. 4.Een gebied kan als LEADER-gebied erkend worden als het voldoet aan al de volgende criteria: 1° minimaal drie plattelandsgemeenten maken er integraal deel van uit en vormen de kern van het gebied;2° de bevolkingsdichtheid van het gebied bedraagt maximaal 350 inwoners per km2 of er is een ruimtebeslag van maximaal 30%;3° het gebied vormt een fysisch-geografisch, landschappelijk en sociaaleconomisch geheel;4° het gebied is bestuurlijk coherent;5° het gebied beschikt over een samenwerkingsinitiatief met een representatieve vertegenwoordiging van de relevante lokale plattelandsactoren. De centrumsteden kunnen geen deel uitmaken van een LEADER-gebied.
In het tweede lid wordt verstaan onder centrumsteden: Antwerpen, Gent, Brugge, Leuven, Turnhout, Roeselare, Genk, Oostende, Hasselt, Sint-Niklaas, Kortrijk, Mechelen en Aalst.
Art. 5.§ 1. Voor de coördinatie van het LEADER-gebied wordt er een LAG opgericht. De kandidaat-LAG is verantwoordelijk voor de opmaak van de LOS. § 2. De kandidaat-LAG wordt participatief samengesteld uit publieke en niet-publieke actoren waarvan minimaal de helft niet-publieke actoren.
Alle plattelandsgemeenten binnen het LEADER-gebied zijn vertegenwoordigd in het LAG. Er kan gewerkt worden met afvaardiging via een interlokaal samenwerkingsverband. Bij de samenstelling van de leden is er voldoende aandacht voor gendergelijkheid en sociale inclusie.
Elk stemgerechtigd lid kan een plaatsvervanger aanwijzen.
De kandidaat-LAG representeert de stakeholders binnen het LEADER-gebied. De rollen, verantwoordelijkheden en verplichtingen die de leden opnemen, worden benoemd en omschreven in de LOS. De LAG kan alle personen horen van wie hij advies wil inwinnen. De voormelde personen kunnen aanwezig zijn bij de besprekingen van het agendapunt waarover hun advies wordt gevraagd. De voormelde personen nemen niet deel aan de stemmingen. § 3. De kandidaat-LAG richt zijn eigen secretariaat op, met aan het hoofd een LEADER-coördinator. De voormelde LEADER-coördinator is geen lid van de LAG en heeft geen stemrecht. § 4. De kandidaat-LAG kan een van de volgende juridische vormen aannemen: 1° hij wijst een van de actoren, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, aan als hoofdpartner: a) die optreedt als de administratieve en financiële verantwoordelijke;b) die aantoont in staat te zijn overheidssubsidies te beheren;c) die erop toeziet dat het partnerschap goed functioneert;2° hij verenigt zich in een gemeenschappelijke rechtsstructuur waarvan de statuten waarborgen dat het partnerschap goed functioneert en in staat is om overheidssubsidies te beheren. § 5. De kandidaat-LAG wijst een voorzitter aan.
De voorzitter is onpartijdig, onafhankelijk en handelt vanuit gemeenschappelijk belang. Hij toont een grote betrokkenheid bij en engagement voor het LEADER-gebied en de uitvoering van de LOS. De voorzitter streeft de volgende doelstellingen na: 1° een transparant, objectief, regelmatig en weloverwogen overlegproces, verkrijgen bij een projectmatige uitvoering van de LOS;2° zorgen voor voldoende betrokkenheid en engagement bij de leden van de LAG;3° de uitvoering van de LOS opvolgen;4° dynamiek en samenwerking binnen de LAG stimuleren met het oog op plattelandsontwikkeling binnen het gebied en netwerking;5° waken over het risico op belangenvermenging voor de leden van de LAG. De voorzitter heeft geen stemrecht. § 6. De LAG voert de taken uit, vermeld in artikel 33, lid 3, van verordening (EU) 2021/1060. § 7. De erkende LAG maakt binnen zes maanden na de goedkeuring van de LOS een draaiboek op. Het voormelde draaiboek bevat al de volgende elementen: 1° de procedure voor de organisatie van projectoproepen en de selectieprocedure van projectaanvragen, vermeld in artikel 33, lid 3, b) en c), van verordening (EU) 2021/1060;2° de samenstelling van de expertengroep, inclusief het huishoudelijk reglement van de expertengroep;3° de werking van de LAG, inclusief het huishoudelijk reglement van de LAG met daarin onder andere een deontologische code met een regeling voor belangenconflicten;4° de werking van het secretariaat van de LAG. Het draaiboek wordt door de beheersdienst goedgekeurd vóór de LAG het bekrachtigt. Wijzigingen in het draaiboek worden eerst voorgelegd aan de beheersdienst vóór de LAG die bekrachtigt. § 8. De kandidaat-LAG wordt erkend na goedkeuring van de LOS door de Vlaamse Regering. § 9. De erkende LAG voert periodiek een zelfevaluatie uit als vermeld in de LOS.
Art. 6.§ 1. De LOS bevat al de volgende elementen: 1° de identificatie en de beschrijving van het LEADER-gebied;2° een beschrijving van de bevolking die onder het toepassingsgebied van de LOS valt;3° een grondige analyse van het gebied waaruit de behoeften en het potentieel voor de ontwikkeling van het gebied blijken;4° een beschrijving van de interventielogica;5° een actieplan waarbij de interventielogica wordt opgedeeld in actiegebieden;6° een beschrijving van het participatieve proces bij de opmaak en de uitvoering van de LOS;7° de samenstelling van de LAG;8° een overzicht van de governance, monitoring en evaluatie van de LAG;9° de communicatiestrategie van de LAG;10° het financiële plan voor de volledige programmaperiode. De Vlaamse minister bevoegd voor het plattelandsbeleid kan de elementen, vermeld in het eerste lid, nader regelen. § 2. Het financiële plan, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 10°, bevat al de volgende elementen: 1° een indicatieve financiële allocatie van de projectmiddelen per doelstelling, maatregel of actie;2° een indicatieve begroting voor de werking van het secretariaat van de LAG. § 3. De communicatiestrategie van de LAG, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 9°, is gericht op zijn doelgroepen en is afgestemd op de doelstellingen van de LOS. § 4. De LOS wordt door de kandidaat-LAG ingediend via het plattelandsloket.
Art. 7.§ 1. Het VMC, dat instaat voor de beoordeling van de LOS, bestaat uit al de volgende stemgerechtigde leden: 1° de Vlaamse minister bevoegd voor het plattelandsbeleid, die de voorzitter van het VMC is;2° één vertegenwoordiger namens de Vlaamse minister-president en één vertegenwoordiger per Vlaamse viceminister-president;3° één vertegenwoordiger per deputatie, die de deputaties voordragen. De Vlaamse minister bevoegd voor het plattelandsbeleid benoemt de stemgerechtigde leden op voordracht van de ministers en instellingen, vermeld in het eerste lid. Een vertegenwoordiger van het Departement Landbouw en Visserij, vermeld in artikel 26, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie, neemt deel aan het VMC als raadgevend lid.
Voor elk voorgedragen stemgerechtigd lid wordt een plaatsvervanger voordragen, die als plaatsvervangend lid wordt benoemd. Een plaatsvervangend lid neemt bij afwezigheid van het lid deel aan de werkzaamheden van het comité en treedt in de rechten van dat lid.
Het lidmaatschap is onbezoldigd en er worden geen vergoedingen uitgekeerd.
Bij de samenstelling van de leden is er voldoende aandacht voor gendergelijkheid en sociale inclusie. § 2. Het mandaat van de leden, vermeld in paragraaf 1, stopt bij de beëindiging van de projecten waarvan de uitvoering start binnen de programmaperiode.
Het VMC stelt een huishoudelijk reglement op met daarin onder andere een deontologische code, met inbegrip van een regeling voor belangenconflicten. § 3. Het secretariaat van het VMC wordt verzorgd door de beheersdienst.
Art. 8.Het VMC heeft al de volgende taken: 1° de geselecteerde LOS ter goedkeuring voorleggen aan de Vlaamse Regering;2° beslissen over de goedkeuring van de wijzigingen in de LOS;3° toezicht houden op de kwalitatieve en correcte uitvoering van de LOS;4° beslissen over de goedkering van koepelprojecten die niet zijn opgenomen in de LOS en die worden ingediend door de LAG;5° beslissen over de goedkeuring van samenwerkingsprojecten. HOOFDSTUK 3. - Beoordeling van de LOS
Art. 9.De beheersdienst beoordeelt de ontvankelijkheid van de LOS op basis van al de volgende criteria: 1° de LOS is tijdig ingediend conform het oproepreglement, vermeld in artikel 3, derde lid;2° het LEADER-gebied is correct afgebakend conform artikel 4;3° de LAG is samengesteld conform artikel 5, § 2 en § 5;4° de LAG is duidelijk over de gekozen juridische structuur, vermeld in artikel 5, § 4;5° het werkingsbudget voor de LAG dat in het financiële plan is geraamd, is niet hoger dan 25% van de totale geraamde middelen;6° de LOS bevat de elementen, vermeld in artikel 6, § 1.
Art. 10.De beheersdienst bevestigt de ontvangst van de LOS via het plattelandsloket en beoordeelt de ontvankelijkheid ervan binnen veertien dagen vanaf de dag waarop de beheersdienst de LOS heeft ontvangen.
Als de LOS niet ontvankelijk is, geeft de beheersdienst aan welke ontvankelijkheidsvereisten niet vervuld zijn en vraagt de beheersdienst om de LOS te vervolledigen binnen zeven dagen vanaf het verzoek tot vervollediging. De beheersdienst bevestigt de ontvangst van de ontbrekende elementen via het plattelandsloket en beoordeelt de ontvankelijkheid ervan binnen veertien dagen vanaf de dag waarop de beheersdienst de aanvullende informatie of documenten heeft ontvangen.
Als de LOS ontvankelijk wordt bevonden, duidt de beheersdienst dat aan in het plattelandsloket.
Art. 11.De provinciale technische werkgroep beoordeelt de ontvankelijke LOS op basis van de beoordelingscriteria, vermeld in artikel 13, en verleent advies daarover aan het VMC. In het voormelde advies kan de provinciale technische werkgroep voorwaarden voor de goedkeuring opnemen.
De provinciale technische werkgroep verleent advies binnen negentig dagen na de dag waarop hij de ontvankelijke LOS heeft ontvangen. Bij onduidelijkheden kan de provinciale technische werkgroep een bijkomende schriftelijke of mondelinge toelichting aan de LAG vragen.
Art. 12.Het VMC beoordeelt de LOS op basis van het ontvangen advies van de provinciale technische werkgroep en de beoordelingscriteria, vermeld in artikel 13. Het VMC kan gemotiveerd afwijken van het advies van de provinciale technische werkgroep. Het VMC kan de voorwaarden voor de goedkeuring van de provinciale technische werkgroep overnemen of eigen goedkeuringsvoorwaarden bepalen.
Het VMC selecteert een LOS binnen negentig dagen na de dag waarop het VMC het advies van de provinciale technische werkgroep heeft ontvangen.
Het VMC maakt de LOS over aan de Vlaamse Regering ter goedkeuring.
Art. 13.De LOS wordt beoordeeld aan de hand van de volgende beoordelingscriteria: 1° de kwaliteit van de LOS, aan de hand van de volgende criteria: a) het LEADER-gebied is logisch afgebakend;b) de LOS is voldoende onderbouwd;c) de LOS is voldoende coherent;d) de LOS volgt de voorgeschreven interventielogica;e) de LOS is strategisch, participatief en innovatief;f) de LOS is geïntegreerd en multisectoraal;g) de acties die voortvloeien uit de maatregelen, zijn specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdsgebonden geformuleerd;h) er wordt ingezet op de toepassing van de reguliere, koepel-, micro- en samenwerkingsprojecten;2° de mate waarin rekening wordt gehouden met de drie Vlaamse prioritaire beleidsthema's: a) innovatieve en duurzame lokale landbouwproductie en -afzet, en valorisatie van biomassaresten;b) leefbare en levendige dorpen;c) biodiversiteit en landschapskwaliteit.3° de bijdrage van de LOS aan de ontwikkeling van het gebied, aan de hand van de volgende criteria: a) de voorgestelde maatregelen en acties bouwen voort op de behoefteanalyse en de doelstellingen uit het strategisch GLB-plan;b) de voorgestelde maatregelen en acties zijn complementair aan de laatste wetenschappelijke en beleidsmatige stand van zaken;c) de wijze waarop en de mate waarin de LOS bijdraagt aan de realisatie van de beleidsthema's en de doelstellingen uit het strategisch GLB-plan, de drie Vlaamse prioritaire beleidsthema's, vermeld in 2°, en de provinciale kadernota daarbij die de provincie heeft opgemaakt;d) de voorgestelde maatregelen en acties zijn voldoende verbonden met de specifieke kenmerken van het LEADER-gebied;e) de LOS bevat een plan voor opvolging, monitoring en evaluatie van de maatregelen en acties;4° de governance van de LAG, aan de hand van de volgende criteria: a) de LAG is samengesteld conform artikel 5, § 2 en § 5;b) de organisatiestructuur van de LAG voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5;c) het financiële plan van de LAG bevat de elementen, vermeld in artikel 6, § 2;d) de communicatiestrategie van de LAG is afgestemd op de doelstellingen van de LOS en de doelgroepen ervan.
Art. 14.Na de selectie van het VMC, vermeld in artikel 12, derde lid, beslist de Vlaamse Regering over de goedkeuring van de LOS en de toekenning van de Europese en Vlaamse cofinanciering. De provincieraad van de provincie waarin het LEADER-gebied ligt, beslist over de toekenning van de provinciale cofinanciering.
De goedkeuring van de LOS houdt ook de erkenning van het LEADER-gebied en de erkenning van de LAG in.
Art. 15.Na de goedkeuring van de LOS wordt er een samenwerkingsovereenkomst opgemaakt tussen de beheersdienst en de LAG om de wederzijdse verantwoordelijkheden vast te leggen.
Art. 16.Een goedgekeurde LOS kan alleen in de volgende gevallen gewijzigd worden: 1° er zijn nieuwe alternatieve financieringsbronnen bij een of meer thema's in de LOS;2° er vallen alternatieve financieringsbronnen weg voor een of meer thema's in de LOS;3° er zijn nieuwe ontwikkelingen op economisch, ecologisch of maatschappelijk vlak. De LAG dient een voldoende gemotiveerd verzoek tot wijziging van de LOS in via het plattelandsloket en bewijst het bestaan van een geval als vermeld in het eerste lid.
De provinciale technische werkgroep verleent advies binnen negentig dagen na de dag waarop de provinciale technische werkgroep het verzoek tot wijziging van de LOS heeft ontvangen. Bij onduidelijkheden kan de provinciale technische werkgroep een bijkomende schriftelijke of mondelinge toelichting vragen aan de leden van de LAG. Binnen negentig dagen na de dag waarop het VMC het advies, vermeld in het derde lid, heeft ontvangen beslist het VMC over het verzoek tot wijziging van de LOS. Pas nadat het VMC de wijziging heeft goedgekeurd, kan de LAG projectaanvragen goedkeuren volgens de gewijzigde LOS. Als een projectoproep tijdens de beoordelingsprocedure voor de wijziging van de LOS, wordt gelanceerd onder de voorwaarden van de gewijzigde LOS, kan die oproep alleen onder voorbehoud van goedkeuring van de wijziging door het VMC gelanceerd worden. HOOFDSTUK 4. - Projectoproep, projectaanvraag en selectie van projecten
Art. 17.De LAG voert de goedgekeurde LOS uit.
Binnen de beschikbare kredieten kan de LAG bepalen hoeveel projectoproepen hij jaarlijks organiseert voor projecten binnen het LEADER-gebied die bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen, vermeld in de LOS. De beschikbare kredieten, vermeld in het tweede lid, bestaan uit: 1° de kredieten die aan de LAG zijn toegekend via cofinanciering;2° de eigen middelen waarover de LAG beschikt.
Art. 18.§ 1. De LAG kan voor de volgende projecten een projectoproep organiseren: 1° reguliere projecten, met als onderverdeling: a) dienstverleningsprojecten, met investeringskosten van maximaal 50% van de totaal goedgekeurde projectkosten;b) investeringsprojecten, met investeringskosten van minimaal 50% van de totale goedgekeurde projectkosten; 2° microprojecten met maximale projectkosten van 12.000 euro, een maximale cofinanciering van 7800 euro en een maximale uitvoeringstermijn van anderhalf jaar; 3° koepelprojecten met minimale projectkosten van 50.000 euro, met als onderverdeling: a) dienstverleningsprojecten, met investeringskosten van maximaal 50% van de totale goedgekeurde projectkosten;b) investeringsprojecten, met investeringskosten van minimaal 50% van de totale goedgekeurde projectkosten. § 2. Voor samenwerkingsprojecten organiseert het VMC een projectoproep. § 3. Voor koepelprojecten waarin de LAG in de LOS voorziet, wordt geen aparte oproep gelanceerd.
De koepelprojecten, vermeld in het eerste lid, worden mee ingediend met een lopende projectoproep die de LAG organiseert. De LAG dient daarvoor een projectaanvraag in via het plattelandsloket. § 4. Een projectaanvraag wordt ingediend via het plattelandsloket.
Art. 19.Naast het soort project, vermeld in artikel 18, § 1, kan de LAG bij elke projectoproep al de volgende elementen bepalen: 1° de inhoudelijke thema's waarvoor de projectoproep openstaat;2° het totale beschikbare subsidiebedrag voor de projectoproep;3° het beschikbare subsidiebedrag en -percentage of een maximumbedrag, ingedeeld per thema of actie;4° de uitvoeringsperiode of de looptijd van het project;5° de termijn waarin de projectaanvragen ingediend worden;6° restricties over de eigen financiële inbreng van promotoren;7° de realisatie van de algemene doelstellingen, vermeld in artikel 5, van verordening (EU) 2021/2115, waaraan het project wil bijdragen. De LAG kan de gegevens binnen de projectoproep, vermeld in het eerste lid, alleen beperken ten opzichte van de elementen die in de LOS zijn bepaald en kan ze niet versoepelen.
Art. 20.§ 1. Voor samenwerkingsprojecten organiseert het VMC een projectoproep.
De LAG voert tijdens de looptijd van de programmaperiode minimaal één samenwerkingsproject uit met een partner van buiten het Vlaams Gewest.
Voor samenwerkingsprojecten dient de LAG minimaal 125.000 euro aan projectkosten voor alle ontvankelijke projectaanvragen in. Als niet alle middelen benut worden die voor de samenwerkingsprojecten zijn geraamd, kunnen die middelen niet ingezet worden voor andere types van projecten of de werking van de LAG. De LAG dient de projectaanvraag voor samenwerkingsprojecten in het plattelandsloket in.
De Vlaamse minister bevoegd voor het plattelandsbeleid kan nadere regels vastleggen als de voorwaarden, vermeld in het derde en vierde lid niet voldaan zijn. § 2. De LAG kan een projectaanvraag voor samenwerkingsprojecten laten uitvoeren door een andere promotor. De LAG geeft zijn goedkeuring voor de voormelde projectaanvraag vóór de beheersdienst de ontvankelijkheid beoordeelt.
Art. 21.§ 1. De volgende promotoren komen in aanmerking om projecten in te dienen: 1° de LAG;2° gemeenten, gemeentelijke verzelfstandigde agentschappen, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, OCMW's en verzelfstandigde agentschappen van het OCMW;3° provinciale verzelfstandigde agentschappen en autonome provinciale bedrijven;4° verenigingen zonder winstoogmerk;5° publiekrechtelijke rechtspersonen;6° natuurlijke personen;7° vennootschappen;8° feitelijke verenigingen;9° stichtingen. Voor samenwerkingsprojecten kan de functie van promotor worden uitgevoerd door een van de volgende actoren of kan de functie gedelegeerd worden aan een promotor in het gebied in kwestie: 1° de LAG zelf;2° samenwerkingsverbanden van verschillende LAG's;3° een publiek-privaat samenwerkingsverband binnen Vlaanderen. Binnen een samenwerkingsproject coördineert één partij de werkzaamheden.
Elke LAG kan de lijst van promotoren, vermeld in het eerste lid, inperken in de LOS. Ook promotoren van buiten het Vlaams Gewest komen voor steun in aanmerking op voorwaarde dat het project in het Vlaamse Gewest wordt uitgevoerd. § 2. De volgende overheden kunnen koepelprojecten indienen en als promotor optreden: 1° de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest en de verzelfstandigde agentschappen van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest;2° provincies. § 3. Lokale besturen als vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, kunnen geen microprojecten indienen. § 4. Federale overheidsinstellingen kunnen geen projecten indienen en geen subsidie ontvangen. § 5. De promotoren, vermeld in paragraaf 2, komen niet in aanmerking voor subsidiëring van de projecten in kwestie. § 6. Copromotoren voldoen aan dezelfde eisen als promotoren.
Art. 22.De beheersdienst beoordeelt de ontvankelijkheid van de projectaanvraag aan de hand van de volgende criteria: 1° de projectaanvraag is conform de projectoproep tijdig ingediend;2° de promotor en, als dat toepasselijk is, de copromotor staan zelf in voor de resterende projectkosten.Minimaal 15% van de projectkosten wordt gefinancierd met eigen inbreng. Het resterende bedrag kan van andere financiering komen; 3° het project ontvangt geen andere Europese of Vlaamse subsidie voor dezelfde kosten;4° het project wordt uitgevoerd in de LEADER-gebieden die zijn erkend conform artikel 14, tweede lid;5° de projectaanvraag is geen zuivere studie zonder realisatie;6° de projectaanvraag bevat een raming van de kosten, met een indicatie van de verschillende financieringsbronnen;7° de LAG heeft de promotor niet uitgesloten uit de LOS als vermeld in artikel 21, § 1, vierde lid.
Art. 23.De beheersdienst bevestigt de ontvangst van de projectaanvraag via het plattelandsloket en beoordeelt de ontvankelijkheid binnen dertig dagen na de dag waarop de beheersdienst de projectaanvraag heeft ontvangen.
Als de projectaanvraag niet ontvankelijk is, geeft de beheersdienst aan welke ontvankelijkheidsvereisten niet vervuld zijn en vraagt de beheersdienst de projectaanvraag te vervolledigen binnen veertien dagen vanaf het verzoek tot vervollediging. De beheersdienst bevestigt de ontvangst van de ontbrekende elementen en beoordeelt de ontvankelijkheid binnen dertig dagen vanaf de dag waarop de beheersdienst de aanvullende informatie of documenten heeft ontvangen.
Als de projectaanvraag ontvankelijk wordt bevonden, duidt de beheersdienst dat aan in het plattelandsloket.
Art. 24.§ 1. Na advies van een expertengroep beoordeelt de LAG de ontvankelijke projectaanvragen voor reguliere projecten, microprojecten en koepelprojecten die zijn ingediend door een andere promotor. § 2. De projectaanvraag voor een koepelproject dat is ingediend door een andere promotor, wordt beoordeeld aan de hand van al de volgende beoordelingscriteria: 1° het project draagt bij aan de LOS;2° het project draagt bij aan een of meer van de algemene doelstellingen, vermeld in artikel 5 van verordening (EU) 2021/2115, die de LOS wil realiseren;3° het project draagt bij aan een of meer van de specifieke doelstellingen, vermeld in artikel 6, lid 1, f) en h), en lid 2, van verordening (EU) 2021/2115. De LAG bepaalt de beoordelingscriteria en de beoordelingsprocedure per project in het draaiboek, vermeld in artikel 5, § 7. § 3. De projectaanvraag voor een microproject wordt beoordeeld aan de hand van de bijdrage die het project levert aan de uitvoering van de LOS. De LAG bepaalt de beoordelingscriteria en de beoordelingsprocedure voor microprojecten in het draaiboek, vermeld in artikel 5, § 7. § 4. De LAG brengt de promotor op de hoogte van zijn beslissing om de projectaanvraag goed te keuren of af te wijzen, en kent de subsidie, vermeld in artikel 28, toe.
Art. 25.§ 1. Na advies van de provinciale technische werkgroep beoordeelt het VMC de ontvankelijke projectaanvragen voor samenwerkingsprojecten en koepelprojecten die de LAG na goedkeuring van de LOS heeft ingediend. Het VMC kan gemotiveerd afwijken van het advies van de provinciale technische werkgroep. Het VMC kan de voorwaarden voor de goedkeuring van de provinciale technische werkgroep overnemen of eigen goedkeuringsvoorwaarden bepalen. § 2. De projectaanvraag voor een koepelproject dat is ingediend door de LAG na goedkeuring van de LOS, wordt beoordeeld aan de hand van de volgende beoordelingscriteria: 1° het project draagt bij aan de LOS;2° het project draagt bij aan een of meer van de algemene doelstellingen, vermeld in artikel 5 van verordening (EU) 2021/2115, die de LOS wil realiseren;3° het project draagt bij tot een of meer van de specifieke doelstellingen, vermeld in artikel 6, lid 1 en 2, van verordening (EU) 2021/2115;4° de haalbaarheid van het project;5° de duurzaamheid en de mate van innovatie van het project;6° de multisectorale integratie van het project;7° het bereik en de continuïteit van het project;8° de promotor en zijn capaciteit;9° het bottom-upkarakter van het project;10° de mate van samenwerking binnen het project;11° de gebiedsgerichtheid van het project. De Vlaamse minister bevoegd voor het plattelandsbeleid kan de beoordelingscriteria, vermeld in het eerste lid, nader specificeren. § 3. De projectaanvraag voor een samenwerkingsproject wordt beoordeeld aan de hand van de volgende beoordelingscriteria: 1° de samenwerking bundelt de kennis of de menselijke en financiële hulpbronnen uit de gebieden in kwestie;2° de samenwerking past in de doelstellingen van de LOS van alle deelnemende LAG's en geeft invulling aan een of meer doelstellingen uit de LOS van alle deelnemende LAG's;3° de samenwerking bestaat uit de uitvoering van een gezamenlijke actie met concrete resultaten.De samenwerking kan ook focussen op de uitwisseling van ervaring, op voorwaarde dat dit tastbare resultaten met zich meebrengt; 4° de samenwerking realiseert een meerwaarde voor alle betrokken partners voor de uitvoering van het samenwerkingsproject, waaronder schaalvoordeel, uitwisseling van ervaringen en knowhow;5° de beoordelingscriteria, vermeld in paragraaf 2. § 4. Het VMC brengt de LAG of, in voorkomend geval, de indienende promotor binnen acht maanden nadat de beheersdienst de projectaanvraag heeft ontvangen, op de hoogte van zijn beslissing om de projectaanvraag goed te keuren of af te wijzen. Het VMC kan aan de goedgekeurde projectaanvraag voorwaarden verbinden. Bij goedkeuring van de projectaanvraag kent het VMC de subsidie, vermeld in artikel 28, toe.
Art. 26.De beheersdienst beoordeelt de projectaanvraag die is ingediend door de LAG voor koepelprojecten die in de LOS zijn voorgeschreven, aan de hand van de beoordelingscriteria, vermeld in artikel 25, § 2.
Binnen negentig dagen na de dag waarop de beheersdienst de projectaanvraag heeft ontvangen, brengt de beheersdienst advies uit aan de Vlaamse minister bevoegd voor het plattelandsbeleid over een beslissing over de projectaanvraag. Binnen negentig dagen na de dag waarop de Vlaamse minister bevoegd voor het plattelandsbeleid het voormelde advies heeft ontvangen, beslist de Vlaamse minister bevoegd voor het plattelandsbeleid over de goedkeuring of de afwijzing van de projectaanvraag.
Art. 27.De promotor is de eindverantwoordelijke voor de uitvoering van een project en het aanspreekpunt voor de subsidiërende overheid.
Conform artikel 73 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019 kan de promotor hoofdelijk en onverdeeld aansprakelijk worden gesteld bij alle betwistingen over of terugvorderingen van de toegekende subsidie. HOOFDSTUK 5. - Financiering
Art. 28.Binnen de grenzen van de begrotingskredieten die daarvoor bestemd zijn, kan de Vlaamse Regering conform de bepalingen, vermeld in dit besluit, subsidies verlenen voor de opmaak van de LOS en voor de uitvoeringskosten ervan in een LEADER-gebied door de LAG. Onder de uitvoeringskosten van de LOS, vermeld in het eerste lid, worden de volgende kosten verstaan: 1° de kosten voor de uitvoering van projecten;2° de kosten voor de werking van de LAG.
Art. 29.De LAG kan een bedrag van maximaal 25.000 euro ontvangen voor de opmaak van de LOS. De volgende voorbereidingskosten komen in aanmerking voor subsidiëring: 1° personeelskosten;2° overheadkosten;3° werkingskosten;4° externe prestaties. Onder personeelskosten als vermeld in het tweede lid, 1°, wordt verstaan: de personeelskosten van het personeel dat rechtstreeks bij de inhoudelijke opmaak van de LOS betrokken is. Een sluitende tijdsregistratie waarin de prestaties in werkuren uitgedrukt worden, is verplicht. De loonkosten worden tegen een standaarduurtarief berekend. De volgende elementen zijn verwerkt in het voormelde standaarduurtarief: 1° het brutoloon;2° de werkgeversbijdrage;3° het vakantiegeld;4° de eindejaarspremie;5° de verzekering arbeidsongevallen;6° het woon-werkverkeer;7° de thuiswerkvergoeding;8° de maaltijdcheques. De vergoeding van de overheadkosten, vermeld in het tweede lid, 2°, is forfaitair en bedraagt maximaal 15% van de personeelskosten. De volgende kosten kunnen als overheadkosten beschouwd worden en bijgevolg in geen enkele andere rubriek meer gedeclareerd worden: 1° de huur van kantoren en gebouwen;2° de verplaatsingskosten;3° de kosten voor verwarming en verlichting. Onder werkingskosten als vermeld in het tweede lid, 3°, wordt verstaan: de kosten die verifieerbaar zijn aan de hand van facturen en betalingsbewijzen of vergelijkbare bewijsstukken, en die rechtstreeks verband houden met de opmaak van de LOS. De volgende kosten kunnen als werkingskosten gedeclareerd worden: 1° exploitatiekosten;2° opleidingskosten;3° betaald vrijwilligerswerk;4° kosten voor folders en brochures;5° activiteitenkosten. De kosten voor externe prestaties, vermeld in het tweede lid, 4°, omvatten de kosten van de prestaties die externen, derden, voor de opmaak van de LOS leveren. Het gaat om de volgende kosten: 1° de vergoeding voor consulentenbureaus, ontwerpers, technische adviseurs of anderen;2° de uitgaven voor ondersteuning door externe organisaties;3° de uitgaven voor studies als ze verband houden met een specifieke concrete actie in het kader van de opmaak van de LOS.
Art. 30.De volgende kosten voor de uitvoering van projecten en de werking van de LAG komen in aanmerking voor subsidiëring: 1° personeelskosten;2° overheadkosten;3° werkingskosten;4° investeringskosten als de voorwaarden, vermeld in artikel 18, § 1, zijn vervuld;5° externe prestaties;6° bijdragen in natura. Als de promotor inkomsten ontvangt bij de uitvoering van een project waarvan de totale projectkosten meer dan 100.000 euro bedragen, meldt de promotor dat in het declaratiedossier. De voormelde inkomsten worden in mindering gebracht van het totaal van de te ontvangen subsidies voor projectkosten.
De beheersdienst bepaalt de voorwaarden voor het verkrijgen van de vergoeding voor een bijdrage in natura en het bedrag van de vergoeding.
Onder personeelskosten als vermeld in het eerste lid, 1°, wordt verstaan: de personeelskosten van het personeel dat rechtstreeks bij de inhoudelijke uitvoering van het project betrokken is. Een sluitende tijdsregistratie waarin de prestaties in werkuren uitgedrukt worden, is verplicht. De loonkosten worden tegen een standaarduurtarief berekend. De volgende elementen zijn verwerkt in het voormelde standaarduurtarief: 1° het brutoloon;2° de werkgeversbijdrage;3° het vakantiegeld;4° de eindejaarspremie;5° de verzekering arbeidsongevallen;6° het woon-werkverkeer;7° de thuiswerkvergoeding;8° de maaltijdcheques. In investeringsprojecten kunnen personeelskosten als vermeld in het vierde lid, alleen forfaitair vergoed worden ter waarde van 20% van de investeringskosten.
De vergoeding van de overheadkosten, vermeld in het eerste lid, 2°, is forfaitair en bedraagt maximaal 15% van de personeelskosten. De volgende kosten kunnen als overheadkosten beschouwd worden en bijgevolg in geen enkele andere rubriek meer gedeclareerd worden: 1° de huur van kantoren en gebouwen;2° de verplaatsingskosten voor verplaatsingen die de promotor of copromotor uitvoert;3° de kosten voor verwarming en verlichting. Onder werkingskosten als vermeld in het eerste lid, 3°, wordt verstaan: de kosten die verifieerbaar zijn aan de hand van facturen en betalingsbewijzen, of vergelijkbare bewijsstukken, en die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van het project. De volgende kosten kunnen als werkingskosten gedeclareerd worden: 1° exploitatiekosten;2° opleidingskosten;3° betaald vrijwilligerswerk;4° kosten voor folders en brochures;5° activiteitenkosten. In dienstverleningsprojecten kunnen werkingskosten als vermeld in het zevende lid, alleen forfaitair vergoed worden ter waarde van 40% van de personeelskosten van het personeel dat rechtstreeks bij de inhoudelijke uitvoering van het project betrokken is. Het voormelde forfait van 40% is altijd inclusief de overhead van 15%. In investeringsprojecten kunnen werkingskosten alleen forfaitair vergoed worden ter waarde van 7% van de investeringskosten. Het voormelde forfait is cumuleerbaar met de 20% forfait voor personeelskosten.
De investeringskosten, vermeld in het eerste lid, 4°, omvatten de kosten voor de vergoeding van de financiële bijdragen die ter uitvoering van het project geleverd worden. Voor investeringen in polyvalente gemeenschapsinfrastructuur worden gestandaardiseerde eenheidsprijzen per vierkante meter vastgelegd: 1° 1300 euro (exclusief btw) per vierkante meter voor nieuwbouw;2° 1550 euro (exclusief btw) per vierkante meter voor renovatie. De beheersdienst kan de bedragen, vermeld in het negende lid, indexeren.
De kosten voor externe prestaties, vermeld in het eerste lid, 5°, omvatten de kosten van de prestaties die externen, derden, voor de uitvoering van het project leveren. Het gaat onder meer om de volgende kosten: 1° de vergoeding voor consulentenbureaus, ontwerpers, technische adviseurs of anderen;2° de uitgaven voor ondersteuning door externe organisaties;3° de uitgaven voor studies als ze verband houden met een specifieke concrete actie in het kader van de uitvoering van het project. Onder bijdrage in natura als vermeld in het eerste lid, 6°, wordt verstaan: de kosten voor vergoedingen die zijn toegekend voor onbetaald vrijwilligerswerk dat wordt geleverd door vrijwilligers ter uitvoering van het project.
Art. 31.§ 1. De kosten voor de werking van de LAG zijn subsidiabel vanaf 1 juni 2023 en na goedkeuring van de LOS. § 2. De projectkosten zijn subsidiabel vanaf de goedkeuring van het project door de Vlaamse minister bevoegd voor het plattelandsbeleid, het VMC of de LAG. De brief waarin de Vlaamse minister bevoegd voor het plattelandsbeleid, het VMC of de LAG het project goedkeurt, bevat de exacte termijn waarvoor de subsidies verleend worden. § 3. Voor koepelprojecten en samenwerkingsprojecten zijn de voorbereidingskosten subsidiabel als een projectaanvraag is ingediend die conform artikel 23 ontvankelijk is.
Voorbereidingskosten die maximaal een jaar voor de indiening van de projectaanvraag gedaan worden, zijn subsidiabel tot 5000 euro per projectaanvraag.
Voorbereidingskosten zijn niet inbegrepen in de projectkosten.
Art. 32.De kosten van investeringsprojecten komen in aanmerking voor de subsidie, vermeld in artikel 28, als de investering wordt gerealiseerd in het LEADER-gebied en als ze tot een van de volgende categorieën behoren: 1° kosten voor investeringen in onroerende goederen, met inbegrip van de inrichting van onroerende goederen;2° kosten voor investeringen in installaties, machines en uitrusting;3° kosten voor investeringen in software en sturingsprogramma's en voor de ontwikkeling ervan;4° kosten voor investeringen in multimediamateriaal;5° kosten om landschapswerken uit te voeren;6° kosten om haalbaarheidsstudies uit te voeren;7° kosten voor octrooien en licenties die rechtstreeks aan de investering gekoppeld zijn. De Vlaamse minister bevoegd voor het plattelandsbeleid kan de kosten, vermeld in het eerste lid, nader specificeren.
Investeringsprojecten blijven hun functie behouden tot vijf jaar nadat de laatste subsidie is uitbetaald, ook al wordt het project overgenomen of doorverkocht.
De volgende investeringen komen niet voor subsidiëring in aanmerking: 1° de investeringen, vermeld in artikel 73, lid 3, van verordening (EU) 2021/2115;2° de aankoop van grond;3° de aankoop van onroerende goederen;4° de aankoop van bedrijfswagens. De LAG kan nader bepalen welke investeringen uitgesloten worden van subsidiëring in de LOS.
Art. 33.De subsidie, vermeld in artikel 28: 1° bedraagt maximaal 100% van de voorbereidingskosten bij de opmaak van de LOS;2° bedraagt maximaal 65% van de totale aanvaarde projectkosten en kan in de projectoproep meer gespecificeerd worden;3° bedraagt maximaal 65% van de totale aanvaarde projectkosten voor de voorbereidingskosten van de koepel- en samenwerkingsprojecten, tot 5000 euro per aanvraag;4° bedraagt maximaal 100% voor de werking van de LAG. Elke LAG krijgt na de goedkeuring, vermeld in artikel 14, tweede lid, een vast startbedrag voor zijn werking. Daarnaast krijgt elke LAG een variabel budget op basis van een verdeelsleutel toegewezen. De som van het voormelde vaste startbedrag en het voormelde variabele budget is het totale budget per LAG. Elke LAG kan het voormelde vaste startbedrag voor zijn werking aanvullen met middelen uit het variabele budget tot maximaal 25% van het totale budget. Het voormelde variabele budget wordt ingezet voor de uitvoering van projecten. HOOFDSTUK 6. - Verantwoording en uitbetaling van subsidies
Art. 34.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder vereenvoudigde kostenoptie: de standaardschalen van eenheidskosten of vaste bedragen als vermeld in artikel 83, lid 1, b), c) en d), vastgesteld op de wijze, vermeld in artikel 83, lid 2, c), van verordening (EU) 2021/2115.
Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende betekeniswijzen beschouwd als een beveiligde zending: 1° een aangetekende zending;2° een afgifte tegen ontvangstbewijs;3° elke andere betekeningswijze die de Vlaamse minister bevoegd voor het plattelandsbeleid heeft toegestaan, waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgelegd. § 2. De LAG dient een declaratiedossier in voor de kosten bij de opmaak van de LOS en voor de werkingskosten van de LAG. Het declaratiedossier bestaat minimaal uit de volgende stukken: 1° een verslag van de uitgevoerde acties;2° een stand van zaken over de indicatoren op het niveau van de LOS;3° in voorkomend geval een tussentijdse financiële afrekening en de nodige bewijsstukken. De LAG bezorgt het declaratiedossier voor de kosten bij de opmaak van de LOS aan de beheersdienst via een beveiligde zending. De LAG bezorgt het declaratiedossier voor de werkingskosten van de LAG via het plattelandsloket.
De vereenvoudigde kostenopties, vermeld in artikel 83, lid 1, b), c) en d), van verordening (EU) 2021/2115, die zijn vastgesteld op de wijze, vermeld in artikel 83, lid 2, c), van de voormelde verordening, kunnen door de LAG gebruikt worden om het declaratiedossier op te stellen.
Een declaratiedossier kan twee keer per jaar ingediend worden vanaf 1 juni 2023 en op de tijdstippen die de beheersdienst bepaalt.
De beheersdienst kan de nadere inhoud van het declaratiedossier bepalen. § 3. De promotor laadt een declaratiedossier op in het plattelandsloket voor de kosten ter uitvoering van projecten. Het declaratiedossier bestaat minimaal uit de volgende stukken: 1° een verslag van de uitgevoerde en nog uit te voeren acties;2° een stand van zaken over de indicatoren die de promotor in de projectaanvraag heeft opgenomen;3° in voorkomend geval een tussentijdse financiële afrekening en de nodige bewijsstukken. In voorkomend geval maakt de promotor het declaratiedossier op in onderling overleg met de copromotor.
De vereenvoudigde kostenopties, vermeld in artikel 83, lid 1, b), c) en d), van verordening (EU) 2021/2115, die zijn vastgesteld conform artikel 83, lid 2, c), van de voormelde verordening, kunnen door de promotor gebruikt worden om het declaratiedossier op te stellen.
Voor microprojecten bepaalt de LAG per project in de goedkeuringsbrief welke realisatiebewijzen de promotor of, in voorkomend geval, de copromotor aan het declaratiedossier moet toevoegen.
Een declaratiedossier kan twee keer per jaar ingediend worden vanaf de goedkeuring van de projectaanvraag en op de tijdstippen die de beheersdienst bepaalt.
De beheersdienst kan de nadere inhoud van het declaratiedossier bepalen.
Art. 35.De beheersdienst bepaalt de subsidiabele kosten per declaratiedossier en berekent het bedrag van de subsidie, vermeld in artikel 28.
De subsidie, vermeld in het eerste lid, wordt op verzoek van de beheersdienst door het Vlaams betaalorgaan uitbetaald aan de promotor.
Als dat nodig is, stort de promotor de deelbudgetten door aan de copromotoren conform de projectaanvraag.
Art. 36.De stukken, vermeld in artikel 34, worden ingediend conform de instructies van de beheersdienst. De beheersdienst kan modelformulieren ter beschikking stellen om het declaratiedossier in te dienen. HOOFDSTUK 7. - Communicatieverplichtingen
Art. 37.In geval van financiering uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling maken de LAG's, de promotoren, en de eventuele copromotoren de ontvangen financiële steun bekend door het logo van de Unie in hun communicatie over de gesubsidieerde activiteiten te gebruiken conform de uitvoeringshandelingen van de Commissie, vermeld in artikel 123, lid 5, van verordening (EU) 2021/2115 en artikel 4, 5 en 6, bijlage II en III, van uitvoeringsverordening (EU) 2022/129 van de Commissie van 21 december 2021 tot vaststelling van regels voor interventietypes voor oliehoudende zaden, katoen en bijproducten van de wijnbereiding krachtens Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad en voor de vereisten inzake informatie, bekendheid en zichtbaarheid aangaande steun van de Unie en de strategische GLB-plannen.
In geval van financiering uit de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap maken de promotoren en de eventuele copromotoren de ontvangen financiële steun bekend in hun communicatie over de gesubsidieerde activiteiten door het logo van de Vlaamse overheid te gebruiken.
In geval van financiering uit de uitgavenbegroting van de provincie maken de promotoren en de eventuele copromotoren de ontvangen financiële steun bekend in hun communicatie over de gesubsidieerde activiteiten door het logo van de provincie te gebruiken waar het project wordt uitgevoerd.
De promotoren en de eventuele copromotoren gebruiken het LEADER-logo in hun communicatie over de gesubsidieerde activiteiten in het kader van LEADER.
Art. 38.De beheersdienst stelt instructies ter beschikking van de LAG om aan de communicatieverplichtingen, vermeld in artikel 37, te voldoen. De LAG bezorgt de voormelde instructies aan de promotoren. De promotor brengt de copromotor op de hoogte van de voormelde instructies. HOOFDSTUK 8. - Controles, correcties en sancties
Art. 39.De beheersdienst is verantwoordelijk voor de coördinatie en uitvoering van de controles, vermeld in artikel 59 tot en met 61 van verordening (EU) 2021/2116.
De controles, vermeld in het eerste lid, bestaan uit al de volgende elementen: 1° de administratieve controles van declaratiedossiers, met inbegrip van één bezoek ter plaatse voor investeringsprojecten;2° de controles ter plaatse op basis van een steekproef;3° bij uitgevoerde investeringsprojecten de controles achteraf op de naleving van de voorwaarden, vermeld in artikel 18, § 1, en artikel 44, § 5, die plaatsvinden op basis van steekproeven. Op verzoek van de LAG of de beheersdienst kan de projectaanvraag of het declaratiedossier gecorrigeerd, aangevuld of verduidelijkt worden na indiening zonder dat dat gevolgen heeft voor het recht op een subsidie. De voormelde correcties, aanvullingen of verduidelijkingen worden uitgevoerd vóór de promotor op de hoogte wordt gebracht van de goedkeuring van de projectaanvraag of de uitbetaling van de subsidie.
De beheersdienst kan het voorwerp van de projectaanvraag en het declaratiedossier controleren en de nodige vaststellingen doen over de nakoming van de voorwaarden waaronder de steun is verleend.
De beheersdienst kan rekening houden met de vaststellingen van andere bevoegde autoriteiten bij de uitoefening van de opdrachten die hun wettelijk toegewezen zijn.
De beheersdienst kan in de samenwerkingsovereenkomst tussen de beheersdienst en de LAG controles overdragen aan de LEADER-coördinator, vermeld in artikel 5, § 3, of aan medewerkers van de LAG. De Vlaamse minister bevoegd voor het plattelandsbeleid kan nadere regels bepalen voor de controles, vermeld in het eerste lid.
Art. 40.Een controle ter plaatse wordt aangekondigd, tenzij het doel of de doeltreffendheid van de controle daardoor in het gedrang komt.
De vaststellingen gedaan tijdens de controle ter plaatse worden opgenomen in een verslag. De keuze om de controle niet aan te kondigen, wordt gemotiveerd in het verslag door degene die de controle uitvoert. De periode tussen de aankondiging en de controle wordt beperkt tot het noodzakelijke minimum en bedraagt niet meer dan veertien dagen.
Als de controle wegens uitzonderlijke omstandigheden niet kan worden uitgevoerd op de voorziene datum, wordt een nieuwe aankondiging verstuurd, tenzij het doel of de doeltreffendheid van de controle daardoor in het gedrang komt. De uitzonderlijke omstandigheden waardoor de controle niet kon plaatsvinden, worden in het verslag opgenomen.
Art. 41.Als na de controle blijkt dat de verleende subsidie onterecht is aangewend, kan de beheersdienst de volgende maatregelen nemen: 1° een correctie, namelijk een vermindering van de gedeclareerde uitgave zonder vermindering van de subsidiabele projectkosten;2° een sanctie, namelijk als onregelmatigheden worden vastgesteld, kunnen de ingetrokken bedragen in mindering gebracht worden van de goedgekeurde subsidie.
Art. 42.De promotor houdt alle bewijsstukken die in dit besluit en het vademecum worden opgelegd, ter beschikking voor controle tot minimaal tien jaar na de laatste betaling van de subsidies vermeld in dit besluit.
In het eerste lid wordt verstaan onder vademecum: het geheel van instructies opgesteld door de beheersdienst die toelichting bieden bij het beheer van de maatregelen binnen het LEADER-gebied.
Art. 43.De beheersdienst kan op elk ogenblik bijkomende stukken of informatie opvragen in het kader van beleidsevaluaties en om de controles, vermeld in artikel 39, uit te voeren.
In het geval, vermeld in het eerste lid, bezorgt de promotor de gevraagde stukken of informatie aan de beheersdienst.
Art. 44.§ 1. De beheersdienst legt de administratieve correcties en sancties op, vermeld in artikel 59 tot en met 61 van verordening (EU) 2021/2116. § 2. In de volgende gevallen kan de beheersdienst een administratieve correctie als vermeld in paragraaf 1, opleggen: 1° de subsidie, vermeld in artikel 28, wordt niet aangewend voor de doeleinden waarvoor ze is verleend;2° de LAG, de promotor of de copromotor beschikt niet over de correcte en volledige bewijsstukken of dient geen declaratiedossier in conform artikel 34;3° de promotor of de copromotor heeft dubbele subsidiëring ontvangen van Europese of Vlaamse middelen voor dezelfde kosten;4° de promotor of de copromotor bezorgt de gevraagde informatie en bewijsstukken niet aan de beheersdienst binnen de opgelegde termijn. In de volgende gevallen kan de beheersdienst een administratieve sanctie als vermeld in paragraaf 1, opleggen: 1° de voorwaarden, vermeld in artikel 14, 16, 24, 25 en 26, op basis waarvan de steun is verleend, worden niet nageleefd;2° de som van de bedragen, vermeld in artikel 35, is minstens 10% hoger dan het bedrag dat na onderzoek subsidiabel wordt bevonden;3° de communicatieverplichtingen, vermeld in artikel 37, eerste tot en met derde lid, zijn niet vervuld;4° een controle als vermeld in artikel 39, wordt verhinderd;5° de promotor of de copromotor heeft valse informatie verstrekt om de subsidie, vermeld in artikel 28, te ontvangen;6° een samenwerkingsproject als vermeld in artikel 20, is niet uitgevoerd. § 3. In het geval vermeld in paragraaf 2, tweede lid, 2°, wordt bij een eerste overtreding de promotor verwittigd door de beheersdienst.
Bij elke herhaling binnen hetzelfde project wordt een sanctie opgelegd voor het project in kwestie.
In het geval, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, 3°, wordt de sanctie bepaald bij de laatste declaratie als een volledig overzicht van het dossier voorligt. De promotor wordt via het plattelandsloket op de hoogte gebracht als bij een declaratie onregelmatigheden in de communicatieverplichtingen zichtbaar zijn.
In het geval, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, 5°, bestaat de administratieve sanctie uit de uitsluiting van het recht om aan de steunmaatregel, vermeld in dit besluit, of aan andere steunmaatregelen deel te nemen of ze te verkrijgen. § 4. In de volgende gevallen worden de bedragen niet meegeteld in de berekening, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, 2° : 1° er zijn subsidiabele projectkosten die niet in aanmerking komen voor subsidie omdat de rubriek met meer dan 10% overschreden is;2° er is een expliciete vraag van de promotor of copromotor, waarin hij bevestigt dat hij verkeerde kosten heeft ingediend;3° de promotor of copromotor heeft typefouten gemaakt. § 5. Investeringsprojecten blijven hun functie behouden tot vijf jaar nadat de laatste subsidie is uitbetaald, ook al wordt het project overgenomen of doorverkocht.
Bij niet-naleving van de termijn, vermeld in het eerste lid, worden de volgende regressieve sancties genomen: 1° bij een functiewijziging binnen één jaar na de laatste uitbetaling wordt 100% van de uitbetaalde subsidie teruggevorderd;2° bij een functiewijziging binnen twee jaar na de laatste uitbetaling wordt 80% van de uitbetaalde subsidie teruggevorderd;3° bij een functiewijziging binnen drie jaar na de laatste uitbetaling wordt 60% van de uitbetaalde subsidie teruggevorderd;4° bij een functiewijziging binnen vier jaar na de laatste uitbetaling wordt 40% van de uitbetaalde subsidie teruggevorderd;5° bij een functiewijziging binnen vijf jaar na de laatste uitbetaling wordt 20% van de uitbetaalde subsidie teruggevorderd. § 6. Als na een controle blijkt dat de promotor of copromotor geen recht heeft op de subsidie, vermeld in artikel 28, en de voormelde subsidie al is uitbetaald, vordert de beheersdienst de uitbetaalde subsidie volledig of gedeeltelijk terug.
Om de uitbetaalde subsidie terug te vorderen als vermeld in het eerste lid, stuurt de beheersdienst een invorderingsbrief via beveiligde zending, vermeld in artikel 34, § 1, tweede lid, naar de promotor of copromotor met de vermelding van de exacte betalingstermijn waarin de subsidie terugbetaald moet worden. De voormelde betalingstermijn bedraagt maximaal zestig dagen vanaf ontvangst van de invorderingsbrief door de promotor of copromotor.
Een rente op het ingevorderde bedrag is verschuldigd vanaf de dag waarop de betalingstermijn, vermeld in het tweede lid, verstreken is, tot aan de datum van betaling.
Om de rente, vermeld in het derde lid, te berekenen, wordt de wettelijke rentevoet toegepast, vermeld in artikel 2 van de wet van 5 mei 1865Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1865 pub. 06/09/2011 numac 2011000565 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de lening tegen intrest sluiten betreffende de lening tegen interest. § 7. De administratieve correcties en sancties, vermeld in paragraaf 1, zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend en staan in verhouding tot de ernst, de omvang, het permanente karakter en de herhaling van de geconstateerde niet-naleving conform artikel 59 van verordening (EU) 2021/2116, binnen de volgende grenzen: 1° de sanctie, vermeld in artikel 41, 2°, is niet hoger dan 100% van de som van de bedragen in de declaratiedossiers, vermeld in artikel 34;2° de uitsluiting, vermeld in paragraaf 3, derde lid, geldt ten hoogste voor een periode van twee opeenvolgende kalenderjaren, namelijk het jaar van de vaststelling en het jaar erna;3° in het geval, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, 2°, is het bedrag van de sanctie gelijk aan het verschil tussen de som van de bedragen in de declaratiedossiers, vermeld in artikel 34, en het bedrag dat na een onderzoek naar de subsidiabiliteit van de uitgaven in de voormelde declaratiedossiers subsidiabel bevonden is, maar gaat de administratieve sanctie niet verder dan de volledige intrekking van de aangevraagde steun van het declaratiedossier. De Vlaamse minister bevoegd voor het plattelandsbeleid kan nadere regels vastleggen voor de correcties en sancties, vermeld in § 1. HOOFDSTUK 9. - Bezwaarprocedure
Art. 45.§ 1. Het VMC treedt op als bezwaarbehandelaar voor de bezwaren tegen de beslissingen die het neemt op basis van artikel 16 en 25.
De beheersdienst treedt op als bezwaarbehandelaar voor de bezwaren tegen de beslissingen die hij neemt, op basis van artikel 26, 35, 36 en 44, en de bezwaren tegen de beslissingen die de LAG neemt, op basis van artikel 24. § 2. Het bezwaar, vermeld in paragraaf 2, wordt binnen zestig dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing ingediend bij de bezwaarbehandelaar met een bezwaarschrift. De bezwaarbehandelaar beslist over het bezwaar. Het voormelde bezwaarschrift voldoet aan al de volgende ontvankelijkheidsvoorwaarden: 1° het wordt ingediend met een beveiligde zending, vermeld in artikel 34, § 1, tweede lid;2° het vermeldt de naam en de woonplaats van de indiener van het bezwaar.Als woonplaatskeuze wordt gedaan bij een raadsman, wordt dat in het bezwaarschrift aangegeven; 3° het is ondertekend door de bezwaarindiener of zijn raadsman;4° het vermeldt het voorwerp van het bezwaar, met een omschrijving van de ingeroepen argumenten. § 3. Als het bezwaar, vermeld in paragraaf 2, niet wordt ingediend met een bezwaarschrift dat voldoet aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in paragraaf 3, wordt het bezwaar onontvankelijk verklaard. § 4. De bezwaarindiener wordt binnen honderdtwintig dagen op de hoogte gebracht van de beslissing van de bezwaarbehandelaar over het bezwaar, vermeld in paragraaf 2. De voormelde termijn wordt gerekend vanaf de dag na de dag waarop de termijn voor de indiening van het bezwaar verstreken is. Tegen de voormelde beslissing staat geen nieuwe bezwaarmogelijkheid open.
De termijn, vermeld in het eerste lid, kan één keer verlengd worden met een nieuwe termijn van honderdtwintig dagen, die begint op de dag nadat de eerste termijn, vermeld in het eerste lid, is verstreken. De bezwaarbehandelaar brengt de bezwaarindiener of zijn vertegenwoordiger op de hoogte van de voormelde verlenging voor de eerste termijn van honderdtwintig dagen is verstreken, en vermeldt de reden of de redenen van de verlenging.
De bezwaarbehandelaar kan informatie of bewijzen opvragen bij de bezwaarindiener of derden. Als de bezwaarbehandelaar bij de bezwaarindiener of derden informatie of bewijzen opvraagt, wordt de termijn van honderdtwintig dagen, vermeld in het eerste lid, geschorst tot op de datum dat de informatie of het bewijs wordt ontvangen. De bezwaarbehandelaar brengt de bezwaarindiener op de hoogte van de schorsing van de behandelingstermijn en de reden van die schorsing. HOOFDSTUK 1 0. - Gegevensverwerking
Art. 46.Voor de taken die aan de beheersdienst worden toegekend in dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan, verwerkt de beheersdienst de informatie, met inbegrip van de persoonsgegevens, die daartoe noodzakelijk is. De beheersdienst is de verwerkingsverantwoordelijke als vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming, voor de persoonsgegevens die worden verwerkt voor al de volgende doeleinden: 1° de oprichting van een plattelandsloket om aanvragen te ontvangen;2° het verzorgen van het secretariaat van het VMC, vermeld in artikel 7, § 3;3° de beoordeling van de ontvankelijkheid van een LOS, vermeld in artikel 9;4° de beoordeling van de ontvankelijkheid van een projectaanvraag, vermeld in artikel 22;5° de beoordeling van een projectaanvraag die de LAG heeft ingediend voor een koepelproject dat is voorgeschreven in de LOS, vermeld in artikel 26, eerste lid;6° de bepaling van de subsidiabele kosten van een declaratiedossier, vermeld in artikel 35;7° de coördinatie en de uitvoering van controles, vermeld in artikel 39;8° het opvragen van bijkomende stukken of informatie tijdens controles, vermeld in artikel 43;9° het opleggen van een correctie of sanctie, vermeld in artikel 44;10° het behandelen van bezwaren, vermeld in artikel 45, § 2, tweede lid;11° het opvragen van bewijzen of informatie bij de bezwaarindiener of derden, vermeld in artikel 45, § 5, derde lid.1° Voor de taken die aan het VMC worden toegekend in dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan, verwerkt het VMC de informatie, met inbegrip van de persoonsgegevens, die daartoe noodzakelijk is.Het VMC is de verwerkingsverantwoordelijke als vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming, voor de persoonsgegevens die worden verwerkt voor al de volgende doeleinden: de beoordeling van de LOS, vermeld in artikel 12; 2° de beoordeling van projectaanvragen, vermeld in artikel 25;3° de behandeling van bezwaren, vermeld in artikel 45, § 2, eerste lid. De inlichtingen die rechtstreeks bij de betrokkenen worden verzameld, zijn de gegevens die bij de aanvraag moeten worden gevoegd of die de betrokkene verstrekt op verzoek van de verwerkingsverantwoordelijken, vermeld in het eerste en het tweede lid.
Art. 47.De verwerkingsverantwoordelijken, vermeld in artikel 46, eerste en tweede lid, verwerken de volgende categorieën van persoonsgegevens van de betrokkenen, vermeld in artikel 48, voor de doeleinden, vermeld in artikel 46, eerste en tweede lid: 1° de identificatiegegevens en contactgegevens;2° de financiële gegevens noodzakelijk voor het verlenen van subsidies. De verwerkingsverantwoordelijke is verantwoordelijk voor de juistheid van deze persoonsgegevens en actualiseert deze indien nodig.
Art. 48.De verwerkingsverantwoordelijken, vermeld in artikel 46, eerste en tweede lid, verwerken de persoonsgegevens, vermeld in artikel 47, van de volgende categorieën van betrokkenen voor de doeleinden, vermeld in artikel 46: 1° de leden van de LAG;2° de promotor en copromotor;3° de partners voor de uitvoering van de projecten. De verwerkingsverantwoordelijken, vermeld in artikel 46, eerste en tweede lid, verwerken alleen de persoonsgegevens, vermeld in artikel 47, 1°, van de partners voor de uitvoering van de projecten.
Art. 49.De verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 46, eerste lid, deelt de informatie, met inbegrip van persoonsgegevens, die ze in het kader van dit besluit verwerkt, conform de voorwaarden van dit besluit, mee aan de volgende ontvangers: 1° het secretariaat van de provinciale technische werkgroep ter uitvoering van artikel 11;2° het VMC ter uitvoering van artikel 12;3° de Vlaamse minister bevoegd voor het plattelandsbeleid ter uitvoering van artikel 26, tweede lid;4° het Vlaams betaalorgaan ter uitvoering van artikel 35, tweede lid; 5° de Vlaamse Ombudsdienst ter uitvoering van artikel II.85 van het Bestuurs decreet van 7 december 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/12/2018 pub. 19/12/2018 numac 2018032457 bron vlaamse overheid Bestuursdecreet sluiten.
Ter uitvoering van artikel 12, derde lid, deelt de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 46, tweede lid, de informatie, met inbegrip van persoonsgegevens, die ze in het kader van dit besluit verwerkt, conform de voorwaarden van dit besluit, mee aan de Vlaamse Regering.
Art. 50.§ 1. De verwerkingsverantwoordelijken, vermeld in artikel 46, eerste en tweede lid, verwerken de persoonsgegevens, vermeld in artikel 47, voor een taak van algemeen belang als vermeld in artikel 6, lid 1, e), van de algemene verordening gegevensbescherming. § 2. De verwerkingsverantwoordelijken, vermeld in artikel 46, eerste en tweede lid, verwerken de persoonsgegevens onder de volgende voorwaarden: 1° de persoonsgegevens worden verwerkt op een wijze die ten aanzien van de betrokkene rechtmatig, behoorlijk en transparant is;2° de persoonsgegevens worden verzameld voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden als vermeld in artikel 46, en worden vervolgens niet verder op een wijze verwerkt die met die doeleinden onverenigbaar is;3° de persoonsgegevens worden verwerkt op een wijze die toereikend is, ter zake dienend en beperkt tot wat noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;4° de persoonsgegevens zijn juist en worden geactualiseerd als dat nodig is;5° alle redelijke maatregelen worden genomen om de persoonsgegevens die onjuist zijn, gelet op de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt, onmiddellijk te wissen of te verbeteren;6° de persoonsgegevens worden bewaard in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkenen niet langer te identificeren dan noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt;7° de persoonsgegevens worden, door passende technische of organisatorische maatregelen te nemen, op een dusdanige manier verwerkt dat een passende beveiliging ervan gewaarborgd is, zodat ze onder meer beschermd zijn tegen ongeoorloofde of onrechtmatige verwerking en tegen onopzettelijk verlies, vernietiging of beschadiging. De verwerkingsverantwoordelijken, vermeld in artikel 46, eerste en tweede lid, zijn verantwoordelijk voor de naleving van de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, en kunnen dat aantonen.
De verwerkingsverantwoordelijken, vermeld in artikel 46, eerste en tweede lid, nemen overeenkomstig artikel 12 van de algemene verordening gegevensbescherming passende maatregelen om de betrokkene te informeren over de verwerking van hun persoonsgegevens conform artikel 13 en 14 van de voormelde verordening en informeren de betrokkene over de rechten, vermeld in artikel 15 tot en met 22 en artikel 34 van de voormelde verordening.
Art. 51.De verwerkingsverantwoordelijken, vermeld in artikel 46, eerste en tweede lid, bewaren de persoonsgegevens, vermeld in artikel 47, conform artikel 5, lid 1, e), van de algemene verordening gegevensbescherming, gedurende de termijn die noodzakelijk is voor de doeleinden, vermeld in artikel 46, eerste en tweede lid, onder voorbehoud van een langere termijn met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden als vermeld in artikel 89 van de voormelde verordening. De verwerkingsverantwoordelijken, vermeld in artikel 46, eerste en tweede lid, nemen de bewaartermijnen op in de selectieregels die worden opgesteld conform artikel III.87 van het Bestuurs decreet van 7 december 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/12/2018 pub. 19/12/2018 numac 2018032457 bron vlaamse overheid Bestuursdecreet sluiten. HOOFDSTUK 1 1. - Reservevorming en dubbele subsidiëring
Art. 52.Reservevorming ten laste van de subsidie, vermeld in artikel 28, wordt niet aanvaard.
Art. 53.Kosten waarvoor met toepassing van andere regelingen van de Europese Unie of de Vlaamse overheid subsidies worden ontvangen, komen niet in aanmerking voor de toekenning van de subsidie, vermeld in artikel 28, als dat ertoe leidt dat die kosten dubbel worden gesubsidieerd. HOOFDSTUK 1 2. - Europese regelgeving
Art. 54.In dit artikel wordt verstaan onder verordening (EU) nr. 651/2014: verordening (EU) nr. 651/2014 van de commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.
De subsidie, vermeld in artikel 28 wordt verleend onder de voorwaarden voor steun voor samenwerking, vermeld in artikel 77 van verordening (EU) 2021/2115.
De voorwaarden, vermeld in artikel 19bis van verordening (EU) nr. 651/2014, zijn ook van toepassing op projecten die niet of niet volledig onder de toepassing van artikel 145, lid 2, van verordening (EU) 2021/2115, vallen.
Voor de projecten, vermeld in het derde lid, kan eventuele cumulatie van subsidies er niet toe leiden dat het drempelbedrag, vermeld in artikel 19ter, lid 2, van verordening (EU) nr. 651/2014, overschreden wordt. HOOFDSTUK 1 3. - Uitwisseling van berichten
Art. 55.Berichten ter uitvoering van dit besluit worden op elektronische wijze uitgewisseld. Tenzij in dit besluit of de uitvoeringsbesluiten ervan al een bepaalde elektronisch procedure bepaald is, kiest de beheersdienst de te volgen elektronische procedure en maakt die bekend. De beheersdienst kan daarbij beperkingen en technische eisen opleggen.
Artikel II.23 van het Bestuurs decreet van 7 december 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/12/2018 pub. 19/12/2018 numac 2018032457 bron vlaamse overheid Bestuursdecreet sluiten is van toepassing om het tijdstip van verzending en ontvangst vast te stellen van berichten die op elektronische wijze worden uitgewisseld.
Voor elektronische verzendingen die uitgaan van de beheersdienst, geldt de dag na de dag van de verzending als startpunt van de termijnen die worden opgelegd in het kader van procedures ter uitvoering van dit besluit.
In afwijking van het eerste lid kunnen terugvorderingen ook op papier verstuurd worden door de beheersdienst. In het voormelde geval geldt de dag na de dag van de verzending als startpunt van de bezwaartermijn, vermeld in artikel 45, § 3.
In afwijking van het eerste lid worden de declaratiedossiers, vermeld in artikel 34, en de bezwaarschriften, vermeld in artikel 45, op papier ingediend. HOOFDSTUK 1 4. - Slotbepalingen
Art. 56.Dit besluit treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Art. 57.De Vlaamse minister, bevoegd voor het plattelandsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 14 juli 2023.
De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme, Z. DEMIR