gepubliceerd op 10 maart 2009
Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de steun aan projecten van onderzoek en ontwikkeling van het bedrijfsleven in Vlaanderen
12 DECEMBER 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de steun aan projecten van onderzoek en ontwikkeling van het bedrijfsleven in Vlaanderen
De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 23 januari 1991 betreffende de oprichting van een Instituut voor de aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen, inzonderheid op artikel 5, vervangen bij het
decreet van 18 mei 1999Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
18/05/1999
pub.
15/06/1999
numac
1999035687
bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
Decreet betreffende de openbaarheid van bestuur
sluiten;
Gelet op het decreet van 19 december 1998Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/1998 pub. 31/12/1998 numac 1998036464 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1999 sluiten houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1999, inzonderheid op artikel 35;
Gelet op het decreet van 18 mei 1999Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/05/1999 pub. 15/06/1999 numac 1999035687 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende de openbaarheid van bestuur sluiten betreffende het voeren van een beleid ter aanmoediging van de technologische innovatie, inzonderheid op artikel 5;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2001Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 05/10/2001 pub. 03/01/2002 numac 2001036444 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot regeling van de steun aan projecten van technologisch onderzoek en ontwikkeling van het bedrijfsleven in Vlaanderen sluiten tot regeling van de steun aan projecten van technologisch onderzoek en ontwikkeling van het bedrijfsleven in Vlaanderen;
Gelet op de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie van 30 december 2006;
Gelet op de adviezen van de Inspectie van Financiën, gegeven op 8 januari 2008, 19 juni 2008 en 24 november 2008;;
Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Vlaams Instituut voor de bevordering van het wetenschappelijk-technologisch onderzoek in de industrie, gegeven op 20 maart 2008;
Gelet op het advies van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid, gegeven op 10 april 2008;
Gelet op advies van de Raad van State 45.005/1/V, gegeven op 10 september 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° IWT-Vlaanderen : het Instituut voor de aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen;2° raad van bestuur : de Raad van Bestuur van IWT-Vlaanderen;3° directiecomité : het directiecomité van IWT-Vlaanderen;4° de minister : de Vlaamse minister, belast met het toezicht op IWT-Vlaanderen;5° communautair kaderprogramma op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie : het meerjarig kaderprogramma dat door het Europees Parlement en de Raad is goedgekeurd en in de betrokken periode ten uitvoer is gelegd;6° industrieel onderzoek : planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procédés of diensten of om bestaande producten, procédés of diensten aanmerkelijk te verbeteren. Het omvat de vervaardiging van onderdelen van complexe systemen, dat noodzakelijk is voor industrieel onderzoek, met name voor de algemene validering van technologieën, met uitzondering van prototypes als vermeld in punt 7°; 7° experimentele ontwikkeling : het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden voor plannen, schema's en ontwerpen van nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, procédés of diensten.Hieronder kan tevens de conceptuele formulering en het ontwerp van alternatieve producten, procédés of diensten worden verstaan. Deze activiteiten kunnen tevens het maken van ontwerpen, tekeningen, plannen en andere documentatie omvatten, mits zij niet voor commercieel gebruik zijn bestemd. De ontwikkeling van commercieel bruikbare prototypes en proefprojecten valt eveneens onder experimentele ontwikkeling indien het prototype het commerciële eindproduct is en de productie ervan te duur is om alleen voor demonstratie- en validatiedoeleinden te worden gebruikt. Bij commercieel gebruik van demonstratie- of proefprojecten worden eventuele inkomsten die hieruit voortvloeien, op de in aanmerking komende kosten in mindering gebracht. De kosten van de experimentele ontwikkeling en het testen van producten, procedés en diensten komen eveneens in aanmerking, voor zover deze niet voor industriële toepassing of commerciële exploitatie kunnen worden gebruikt of geschikt gemaakt. Onder experimentele ontwikkeling wordt niet verstaan de routinematige of periodieke wijziging van bestaande producten, productielijnen, fabricageprocessen, diensten en andere courante activiteiten, zelfs indien deze wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden; 8° kleine en middelgrote ondernemingen of K.M.O.'s, kleine ondernemingen en middelgrote ondernemingen : ondernemingen in de zin van Verordening (EG) nr. 70/2001 of een verordening die deze verordening vervangt; 9° onderzoeksorganisatie : een entiteit ongeacht haar rechtsvorm (publiek- of privaatrechtelijke organisatie) of financieringswijze, die zich hoofdzakelijk bezighoudt met het verrichten van fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling en het verspreiden van de resultaten daarvan door middel van onderwijs, publicaties of technologie-overdracht waarbij alle winst opnieuw wordt geïnvesteerd in die activiteiten, in de verspreiding van de resultaten daarvan, of in onderwijs.Ondernemingen die invloed over een dergelijke entiteit kunnen uitoefenen door middel van bijvoorbeeld aandeelhouders of leden, genieten geen preferentiële toegang tot de onderzoekscapaciteit van een dergelijke entiteit of tot de resultaten van haar onderzoek; 10° steunpercentage : het brutosteunbedrag, uitgedrukt als percentage van de in aanmerking komende kosten van het project.Wordt steun in een andere vorm dan een subsidie verleend, dan is het steunbedrag het subsidie-equivalent van de steun; 11° stimulerend effect van steun (additionaliteit) : de positieve invloed van steun op het gedrag van de ondernemingen in kwestie inzake hun onderzoek en ontwikkeling;12° sociaal-economische effecten : de sociaal-economische baten die het gevolg zijn van de uitvoering van onderzoek en ontwikkeling door bedrijven en die de rechtstreekse voordelen voor deze bedrijven overstijgen;13° actieprogramma : een programma tot ondersteuning van onderzoek en ontwikkeling van het bedrijfsleven, beslist door de Vlaamse Regering, met specifieke voorwaarden en bepalingen;14° achtergestelde lening : een lening heeft een achtergesteld karakter indien de schuldeiser die de lening toestaat er uitdrukkelijk mee instemt, ingeval van samenloop van schuldenaars van de onderneming die de lening ontvangt, pas na alle andere schuldeisers van de onderneming te worden uitbetaald. HOOFDSTUK II. - Steun tot bevordering van onderzoek, ontwikkeling en innovatie van het bedrijfsleven
Art. 2.Binnen de perken van de begrotingskredieten wordt voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie op initiatief van Vlaamse bedrijven steun verleend.
Art. 3.Tot een maximum van 80 % van de projectkosten kan de raad van bestuur bovenop een toegekende steun een aanvullende voorfinanciering toestaan tegen minimaal het rentepercentage van de langetermijninvesteringskredieten zoals bepaald door de referentierente van de Europese Commissie voor België, vermeerderd met 4 %, als het projecten zijn van kleine of middelgrote ondernemingen.
Deze voorfinanciering kan pas toegekend worden als de financiering van het project onvoldoende tot stand kan komen door de gebruikelijke kanalen van krediet- en kapitaalverschaffing en als er voldoende zekerheid bestaat dat geen oneigenlijk gebruik zal worden gemaakt van deze voorfinanciering. Deze voorfinanciering kan de vorm aannemen van achtergestelde leningen. De nadere regelen van de terugbetaling van deze voorfinanciering worden door de raad van bestuur vastgelegd. HOOFDSTUK III. - Maximaal steunpercentage en cumulatie met andere steun Afdeling I. - Maximaal steunpercentage
Art. 4.Met behoud van de toepassing van artikel 6 bedraagt de steun voor een project van industrieel onderzoek maximaal 50 % van de kosten die overeenkomstig de bijlage, die bij dit besluit is gevoegd, voor het project aanvaard worden.
Met behoud van de toepassing van artikel 6, bedraagt de steun voor een project van experimentele ontwikkeling maximaal 25 % van de kosten die overeenkomstig de bijlage, die bij dit besluit is gevoegd, voor het project aanvaard worden.
Wanneer steun wordt verleend voor een project van industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling waarbij onderzoeksorganisaties en ondernemingen samenwerken, mag het gecumuleerde steunbedrag van rechtstreekse staatssteun ten behoeve van een specifiek onderzoeksproject en van bijdragen van onderzoeksorganisaties voor datzelfde project, voor zover deze staatssteun inhouden, niet hoger uitkomen dan de voor elke begunstigde onderneming van toepassing zijnde steunplafonds.
Steun voor technische haalbaarheidsstudies ter voorbereiding van activiteiten op het gebied van industrieel onderzoek bedraagt maximaal 75 % en voor studies ter voorbereiding van experimentele ontwikkeling maximaal 50 % voor K.M.O.'s. Voor grote ondernemingen is dit respectievelijk 65 % en 40 %.
Art. 5.Omvat een project verschillende soorten opdrachten, dan wordt elke opdracht in één van de volgende categorieën ingedeeld : industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling, of niet behorend tot één van deze categorieën.
Art. 6.De steunpercentages, vermeld in artikel 4, eerste en tweede lid, kunnen binnen de perken van het wetenschaps- en technologiebeleid van de Vlaamse Regering als volgt verhoogd worden : 1° wanneer aan K.M.O.'s steun wordt verleend, kan de steunintensiteit worden verhoogd met 10 % voor middelgrote en 20 % voor kleine ondernemingen; 2° tot een maximum steunpercentage van 80 % is een verhoging met 15 % mogelijk wanneer aan minstens een van de volgende voorwaarden is voldaan : a) het project behelst daadwerkelijke samenwerking tussen ten minste twee onderling onafhankelijke ondernemingen.Dergelijke daadwerkelijke samenwerking wordt geacht aanwezig te zijn wanneer : 1) geen van de ondernemingen meer dan 70 % van de in aanmerking komende kosten van het samenwerkingsproject voor haar rekening moet nemen; 2) het project samenwerking behelst met ten minste één K.M.O. of er sprake is van grensoverschrijdende samenwerking, d.w.z. dat de O&O-activiteiten in ten minste twee verschillende lidstaten plaatsvinden; b) het project behelst daadwerkelijke samenwerking tussen een onderneming en een onderzoeksorganisatie, met name in het kader van coördinatie van nationaal O&O-beleid.Dergelijke daadwerkelijke samenwerking wordt geacht aanwezig te zijn wanneer aan de twee volgende voorwaarden is voldaan : 1) de onderzoeksorganisatie minstens 10 % van de in aanmerking komende projectkosten draagt en 2) de onderzoeksorganisatie het recht heeft de resultaten van de onderzoeksprojecten te publiceren voor zover deze afkomstig zijn van het door die organisatie uitgevoerde onderzoek;c) alleen in het geval van industrieel onderzoek : wanneer de projectresultaten ruim worden verspreid via technische en wetenschappelijke conferenties of worden gepubliceerd in wetenschappelijke en technische tijdschriften of op open 'access repositories' (databases waarin iedereen ruwe onderzoekgegevens vrij kan raadplegen) of via 'free of open software'. Voor de toepassing van punt a) en b) geldt uitbesteding niet als daadwerkelijke samenwerking.
Bij samenwerking tussen een onderneming en een onderzoeksorganisatie zijn de in dit besluit bepaalde maximum steunintensiteiten en verhogingen niet van toepassing op de onderzoeksorganisatie. Afdeling II. - Cumulatie met andere steun
Art. 7.Indien een project van onderzoek of ontwikkeling andere financiële steun geniet van een publiekrechtelijk persoon, kan steun worden toegekend, met dien verstande dat voor de berekening van het maximale steunpercentage, vermeld in artikel 4, 5 en 6, rekening zal worden gehouden met de samengestelde steun.
Art. 8.Een bijzondere steunverlening kan worden toegekend aan een begunstigde onderneming die voldoet aan de criteria gesteld in hetde communautaire kaderprogramma op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie van de Europese Unie, om beschouwd te worden als een innovatieve starter, met name : (a) de begunstigde onderneming is een kleine onderneming die minder dan zes jaar bestaat op het tijdstip dat de steun wordt toegekend en (b) de begunstigde onderneming is een innoverende onderneming, vermits (i) de O&O uitgaven van de begunstigde onderneming ten minste 15 % van haar totale exploitatiekosten bedragen in ten minsten één van de drie jaren voorafgaande aan de steunverlening of, in het geval van een startende onderneming zonder enige financiële voorgeschiedenis, bij de audit van haar lopende belastingjaar, gecertificeerd door een onafhankelijke accountant of (ii) het IWT, door middel van door een externe deskundige uitgevoerde evaluatie op basis van met name een business plan kan aantonen dat de begunstigde onderneming in de voorziene toekomst producten, diensten of procedés zal ontwikkelen die technologische nieuw zijn of een wezenlijke verbetering inhouden ten opzichte van de state-of-the-art in deze sector in de gemeenschap, en die een risico op technologische of industriële mislukking inhouden.De modaliteiten voor deze evaluatie worden vastgelegd door de raad van bestuur.
Deze steun bedraagt niet meer dan 1 miljoen EUR. Deze steun bedraagt maximaal 1,5 miljoen euro in steungebieden uit hoofde van artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-verdrag en 1,25 miljoen EUR in steungebieden uit hoofde van artikel 87, lid 3, onder c) van het EG-verdrag.
De begunstigde onderneming kan deze steun slechts eenmaal ontvangen in de periode dat zij als innovatieve starter wordt beschouwd. Deze steun mag worden gecumuleerd met andere, in het kader van de communautaire kaderprogramma voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie, toegekende steun, met steun die krachtens Verordening (EG) nr 364/2004 of een opvolger van deze verordening is vrijgesteld en met steun die de Commissie op grond van de richtsnoeren staatssteun en risicokapitaal heeft goedgekeurd. Andere steun dan O&O&I steun en steun ten behoeve van risicokapitaal mag de begunstigde onderneming pas drie jaar nadat de steun voor innovatieve starters is verleend, ontvangen. HOOFDSTUK IV. - Procedure voor de behandeling van de aanvragen voor steun aan bedrijven
Art. 9.§ 1. De aanvragen van bedrijven moeten worden geformuleerd overeenkomstig de aanvraagprocedures die de raad van bestuur vaststelt. De raad van bestuur kan voorzien in één of meerdere uiterste indieningsdata vast te leggen in de loop van een werkjaar, naargelang van de specifieke projecttypes, met het oog op een gegroepeerde beslissing over steunaanvragen.
Een aanvraag kan echter op elk moment worden ingediend.
Voor elke aanvraag wordt binnen 14 werkdagen na indiening een bericht van ontvangstmelding bezorgd aan de aanvrager, met vraag naar verdere informatie ingeval het dossier formeel niet beantwoordt aan de indieningsinstructies van de algemene richtlijnen vastgesteld door de raad van bestuur. § 2. Het directiecomité oordeelt over de ontvankelijkheid van de aanvraag met het oog op de grondige behandeling op basis van de formele indieningsvoorwaarden en instructies, vermeld in § 1. § 3. De aanvragen die niet ontvankelijk werden verklaard, kunnen door het directiecomité administratief worden afgesloten, wanneer de aanvrager binnen 75 werkdagen na het eerste verzoek van IWT-Vlaanderen om zijn dossier te vervolledigen, niet voldoet aan de formele vereisten van de aanvraag.
De beslissing van het directiecomité wordt samen met de motivering medegedeeld aan de aanvrager en aan de raad van bestuur. § 4. De aanvragen die binnen 14 werkdagen na een vastgestelde uiterste indieningsdatum die er betrekking op heeft, ontvankelijk kunnen worden verklaard, moeten een evaluatieprocedure doorlopen van maximaal 75 werkdagen tot de uiteindelijke beslissing door de raad van bestuur, te rekenen vanaf de datum van ontvankelijkheidsverklaring. § 5. Indien de aanvrager tijdens de evaluatieprocedure bijkomend gevraagde informatie niet op tijd levert, kan de raad van bestuur een beslissing nemen binnen de voorgeschreven termijn, op basis van de beschikbare elementen van het dossier, tenzij de aanvrager schriftelijk en gemotiveerd verzoekt om de beslissing uit te stellen.
Een volgende uiterste indieningsdatum is dan op deze aanvraag van toepassing. § 6. De aanvrager kan zijn projectvoorstel opnieuw indienen indien geen positieve beslissing tot steun werd genomen. De eerstvolgende uiterste indieningsdatum is dan van toepassing. Bij voorkeur zal de aanvrager zijn projectvoorstel eventueel verbeteren en hierbij rekening houden met de elementen van de eerste evaluatie. Bij de eerste herkansing terzake zal de initiële indieningsdatum gelden voor de aanvaardbare kosten, vermeld in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, behalve als de aanvrager een beroep doet op de mogelijkheid, vermeld in § 5.
Art. 10.De raad van bestuur stelt de colleges van deskundigen samen en bepaalt de procedure voor de adviesverstrekking en houdt rekening met de aard van de aanvragen die ontvankelijk werden verklaard. De raad van bestuur kan deze bevoegdheid delegeren aan het directiecomité of aan een specifieke commissie die de raad samenstelt.
Art. 11.De identiteit van de aanvrager wordt bekendgemaakt aan het college van deskundigen tenzij de aanvrager zelf uitdrukkelijk wenst dat de anonimiteit in acht wordt genomen ten aanzien van externe deskundigen. Tevens kan de aanvrager, om redenen van vertrouwelijkheid, het IWT-Vlaanderen verzoeken om sommige elementen van het dossier niet voor te leggen aan de deskundigen.
Art. 12.De raad van bestuur beslist op basis van het dossier, waaronder het advies van het college van deskundigen en bepaalt de omvang en de aard van de steun alsmede de bijzondere voorwaarden en de nadere regelen ervan.
De raad van bestuur kan deze bevoegdheid delegeren aan het directiecomité of aan een specifieke commissie die de raad samenstelt. HOOFDSTUK V. - Beslissingbepalingen en -criteria
Art. 13.§ 1. De raad van bestuur kan een negatieve beslissing nemen of extra voorwaarden stellen op basis van de volgende elementen : 1° bij onvoldoende financiële draagkracht van de aanvrager of eventuele partners aan het project ten behoeve van de uitvoering of het welslagen ervan;2° indien de aanvrager of partners bij het project niet voldoen aan overige verplichtingen of vergunningen vanwege de overheid;3° indien de aanvrager of partners bij het project blijk hebben gegeven van niet-correct gedrag naar aanleiding van vorige aanvragen, onder meer inzake informatieverstrekking, inhoudelijke en financiële verplichtingen of verslaggeving. § 2. Indien een project beantwoordt aan de indieningsvereisten van lopende actieprogramma's, kan de raad van bestuur beslissen om het project binnen dit specifieke kader te behandelen, zonder dat hiertoe een nieuwe aanvraag geformuleerd moet worden.
Art. 14.De raad van bestuur zal bij zijn beslissing om een project al dan niet steun te verlenen, steunen op de volgende beoordelingsdimensies : 1° de kwaliteit van de doelstellingen en de uitvoering van het project.Vooral de volgende aspecten zullen hierbij beoordeeld worden : a) de originaliteit en de creativiteit van het project;b) de omvang en de aanvaardbaarheid van het uitvoeringsrisico;c) de haalbaarheid binnen het vastgestelde tijdsbestek;d) de deskundigheid van de uitvoerders;2° het valorisatiepotentieel van het project, met name de mogelijke economische toegevoegde waarde in Vlaanderen die het gevolg kan zijn van de valorisatie van de onderzoeksresultaten.Vooral de volgende aspecten zullen hierbij beoordeeld worden : a) het strategische belang voor het bedrijf;b) de marktvooruitzichten of de marktconsolidatie in verhouding tot de projectinvesteringen;c) de commerciële uitdagingen en risico's bij valorisatie door het bedrijf;d) de overige specifieke troeven of handicaps van de aanvragen met betrekking tot een succesvolle valorisatie;3° het stimulerende karakter van steunverlening en de potentiële sociaal-economische effecten bij valorisatie van de onderzoeksresultaten.Vooral de volgende aspecten zullen hierbij beoordeeld worden : a) het externe kennisdiffusiepotentieel van het project;b) de interactie met het Vlaams economisch weefsel;c) het potentieel positief werkgelegenheidssaldo bij valorisatie;d) de bijdrage aan een duurzame ontwikkeling;e) het effect van steun op de realisatie van het project of op latere fases ervan;f) het strategische belang voor het bedrijf;g) de bedrijfsomvang;h) het aantoonbaar belang voor het Vlaamse Gewest. De raad van bestuur zal bij de nadere invulling van de beoordeling tevens rekening houden met de algemene beleidslijnen van de politieke overheid zoals vastgelegd in de beheersovereenkomst met de Vlaamse Regering of volgens de bepalingen voor een actieprogramma op initiatief van de Vlaamse Regering.
De raad van bestuur oordeelt over de prioriteitstelling inzake steun op basis van de budgettaire mogelijkheden, de gewogen beoordelingsdimensies en de eventuele bepalingen in de beheersovereenkomst met de Vlaamse Regering of zoals vastgesteld in de bepalingen voor een actieprogramma.
Indien de budgettaire mogelijkheden in verhouding tot het volume aanvragen ongewenste verdringingseffecten zouden veroorzaken, kan de raad van bestuur beperkingen opleggen aan het jaarlijkse steunvolume per aanvrager op basis van het volume van de jaarlijkse portfolio gesteunde onderzoeksprojecten en van de ontwikkelingsinspanningen van de aanvrager zelf en voorzover dit algemeen geldend voor alle aanvragers is.
Art. 15.De raad van bestuur zal jaarlijks omstandig verantwoording afleggen bij de Vlaamse Regering inzake de steunvoorwaarden en de overwegingen die tot zijn beslissingen hebben geleid. HOOFDSTUK VI. - Verzoek tot herziening
Art. 16.Na de beslissing van de raad van bestuur wordt aan de aanvrager een afschrift betekend van de gemotiveerde beslissing.
Ingeval de beslissing negatief is, wordt uitdrukkelijk verwezen naar het recht van de aanvrager om, overeenkomstig artikel 17, herziening van de beslissing te vragen of, overeenkomstig artikel 9, § 6, het project opnieuw in te dienen.
Art. 17.§ 1. De aanvrager kan de herziening vragen van de beslissing van de raad van bestuur tot weigering van een tegemoetkoming, zonder evenwel de opportuniteit van de beslissing in vraag te kunnen stellen.
De herziening wordt, op straffe van verval, gevraagd per aangetekend schrijven, binnen een termijn van dertig werkdagen na afgifte bij de post van de betekening van de beslissing. § 2. Het verzoekschrift tot herziening bevat, op straffe van onontvankelijkheid, een opgave van de objectief apprecieerbare wetenschappelijke, technologische of bedrijfseconomische elementen van het dossier, dat aan de raad van bestuur ter beslissing wordt voorgelegd, waarvan de aanvrager beweert dat de incorrecte appreciatie kennelijk bepalend is geweest voor het nemen van de bestreden beslissing, alsmede de argumenten ter weerlegging van bedoelde appreciatie. De aanvrager beschikt daartoe over het recht op inzage van het dossier, zoals het ter beslissing is voorgelegd aan de raad van bestuur. § 3. Ingeval de beslissing van de raad van bestuur steunt op een negatief advies van het college van deskundigen, kan de aanvrager de samenstelling van een nieuw college van deskundigen vragen. De raad van bestuur oordeelt of dit redelijk is. Het college kan zijn advies beperken tot de beoordeling van de door de aanvrager aangevoerde argumenten weergegeven in zijn verzoekschrift. § 4. De raad van bestuur beslist binnen dertig werkdagen na ontvangst van het verzoekschrift tot herziening. In geval de raad van bestuur beslist tot de samenstelling van een nieuw college van deskundigen wordt deze termijn met dertig dagen verlengd. § 5. Ingeval de herziening wordt verworpen, motiveert de raad van bestuur zijn beslissing onder verwijzing naar de argumenten aangebracht door de aanvrager.
Indien de herziening wordt aanvaard bepaalt de raad van bestuur de te volgen procedure en neemt een definitieve beslissing over het dossier binnen 45 werkdagen na de beslissing tot herziening.
De beslissing van de raad van bestuur wordt per aangetekend schrijven betekend aan de aanvrager. § 6. De raad van bestuur kan deze bevoegdheid niet delegeren.
Art. 18.Met behoud van de toepassing van artikel 24, worden de voorwaarden en de nadere regelen die de raad van bestuur heeft vastgelegd voor de steun opgenomen in een overeenkomst die IWT-Vlaanderen sluit met de aanvrager, volgens een type-overeenkomst goedgekeurd door de raad van bestuur. HOOFDSTUK VII. - Aanwending van de steun en toezicht
Art. 19.Het onderzoeksproject moet een aantoonbaar belang hebben voor het Vlaamse Gewest. De overeenkomst, vermeld in artikel 17, regelt hiervoor nader de verplichtingen.
Art. 20.IWT-Vlaanderen wordt belast met het toezicht op de aanwending door de begunstigden van de steun die krachtens dit besluit wordt toegekend.
Art. 21.De begunstigde van steun levert op geregelde tijdstippen schriftelijk verslag aan IWT-Vlaanderen betreffende de vordering van het project en de aanwending van de steun en telkens als IWT-Vlaanderen daarom verzoekt. Hij brengt na afloop van het project een eindverslag uit over het verloop en de resultaten van het project.
Art. 22.De begunstigde die de voorwaarden en bepalingen waaronder de steun werd toegekend niet naleeft, wordt bij beslissing van de raad van bestuur van IWT-Vlaanderen in gebreke gesteld.
Vanaf de ingebrekestelling wordt elke verdere uitbetaling van steun aan de begunstigde geschorst.
De vordering van terugbetaling van de oneigenlijk aangewende steun wordt ingeleid door de raad van bestuur van IWT-Vlaanderen. De raad van bestuur kan de bevoegdheid tot vordering van terugbetaling delegeren.
Art. 23.De begunstigde kan in beroep gaan tegen de beslissingen van de raad van bestuur inzake de ingebrekestelling of vordering tot terugbetaling, vermeld in artikel 22.
Het beroep moet aangetekend bezorgd worden binnen een termijn van 30 werkdagen na de betekening van de beslissing.
Het beroep moet door IWT-Vlaanderen behandeld worden binnen een termijn van 30 werkdagen, waarna de raad van bestuur een nieuwe beslissing kan nemen.
Art. 24.§ 1. De toekenning van de steun en het recht op het behoud ervan is afhankelijk van de uitdrukkelijke voorwaarde dat de steunverkrijger de informatie- en raadplegingsprocedures, vermeld in artikel 35, § 2, van het decreet van 19 december 1998Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/1998 pub. 31/12/1998 numac 1998036464 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1999 sluiten houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1999, volledig naleeft ingeval van collectief ontslag van het personeel. § 2. De niet naleving van de informatie- en raadplegingsprocedures wordt door de Vlaamse Regering vastgesteld. De datum van haar beslissing geldt als uitgangspunt voor het bepalen van de periode van vijf jaar waarbinnen alle steun zal worden teruggevorderd, zoals vermeld in artikel 35, § 1, van het decreet, vermeld in § 1.
Met ingang van de datum van de beslissing van de Vlaamse regering, vermeld in het eerste lid, is het IWT-Vlaanderen bevrijd van elke verdere verplichting tot uitbetaling waarin de contractuele bepalingen van op dat ogenblik lopende toekenningsovereenkomsten zouden voorzien. § 3. Het recht op terugvordering door het IWT-Vlaanderen betreft het geheel van de in voormelde periode van vijf jaar door de steunverkrijger ontvangen betalingen of de onmiddellijke terugbetaling van toegezegde achtergestelde leningen, ongeacht het aantal projecten of het aantal aparte overeenkomsten en hun stand van uitvoering in de periode van vijf jaar voorafgaand aan beslissing van de Vlaamse Regering, vermeld in § 2. Ingeval de steunverkrijger medecontractant is in een gezamenlijke overeenkomst met andere toelageverkrijgers, dan is de terugvordering beperkt tot het aandeel en de steun van die steunverkrijger volgens die overeenkomst. § 4. De bepalingen van dit artikel worden opgenomen in alle nieuwe overeenkomsten die IWT-Vlaanderen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit afsluit met elke aanvrager van steun. HOOFDSTUK VIII. - Geheimhouding
Art. 25.De personeelsleden van IWT-Vlaanderen, de leden van de raad van bestuur van IWT-Vlaanderen, de leden van het college van deskundigen alsmede alle andere personen die ambtshalve kennis krijgen van een dossier zoals bedoeld in dit besluit, zullen de gegevens in kwestie als strikt vertrouwelijk behandelen, ze niet mededelen aan derden, noch in hun eigen voordeel aanwenden. HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen
Art. 26.Het besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2001Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 05/10/2001 pub. 03/01/2002 numac 2001036444 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot regeling van de steun aan projecten van technologisch onderzoek en ontwikkeling van het bedrijfsleven in Vlaanderen sluiten tot regeling van de bevordering van het industrieel-wetenschappelijk-technologisch onderzoek in Vlaanderen wordt opgeheven.
Art. 27.Dit besluit treedt in werking de dag dat het wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 28.De Vlaamse minister, bevoegd voor het technologisch innovatiebeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 12 december 2008.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, Mevr. P. CEYSENS
Bijlage 1° Als subsidiabele projectkosten kunnen in aanmerking worden genomen de volgende kosten die, na de datum van indiening van de aanvraag, door de aanvrager en zijn partners gemaakt zijn.Deze kosten moeten noodzakelijk zijn en rechtstreeks aan het onderzoeksproject toegerekend kunnen worden. Wanneer de kosten ook uit andere activiteiten voortvloeien, moeten zij worden omgeslagen over het gesteunde onderzoeksproject en de andere activiteiten. a) personeelskosten (onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover ze zich met het onderzoeksproject bezighouden);b) kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang ze voor het onderzoeksproject worden gebruikt.Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijfkosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens een goede boekhoudpraktijk, als in aanmerking komende kosten beschouwd; c) kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang ze voor het onderzoeksproject worden gebruikt.Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijfkosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens een goede boekhoudpraktijk, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte investeringskosten in aanmerking; d) kosten van contractonderzoek, technische kennis en octrooien die tegen marktprijzen worden verworven bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, mits de transactie volgens het "arm's length" beginsel plaatsvond en er geen sprake is van collusie;voorts ook kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor de onderzoeksactiviteiten worden gebruikt; e) extra algemene vaste kosten die rechtstreeks uit het onderzoeksproject voortvloeien;f) andere exploitatiekosten, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit de onderzoeksactiviteit voortvloeien. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008. tot regeling van de steun aan projecten van onderzoek en ontwikkeling van het bedrijfsleven in Vlaanderen.
Brussel, 12 december 2008.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, Mevr. P. CEYSENS