Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 10 oktober 2003
gepubliceerd op 26 november 2003

Besluit van de Vlaamse regering betreffende het sluiten van beheersovereenkomsten in uitvoering van de Verordening nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2003201920
pub.
26/11/2003
prom.
10/10/2003
ELI
eli/besluit/2003/10/10/2003201920/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 OKTOBER 2003. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende het sluiten van beheersovereenkomsten in uitvoering van de Verordening (EEG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling


De Vlaamse regering, Gelet op de Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen, inzonderheid op de artikelen 22, 23 en 24;

Gelet op de Verordening (EG) nr. 445/2002 van de Commissie van 26 februari 2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), inzonderheid op de artikelen 13 tot 21 en 29 tot 32, en op artikel 33, gewijzigd bij verordening (EG) nr. 963/2003 van de Commissie van 4 juni 2003;

Gelet op het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij, inzonderheid op artikel 6, § 3;

Gelet op het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, inzonderheid op artikel 18quinquies , ingevoegd bij het decreet van 21 december 2001;

Gelet op het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, inzonderheid op de artikelen 45 en 46;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 april 1999 betreffende de toekenning van subsidies om landbouwproductiemethoden toe te passen en het sluiten van beheersovereenkomsten ter uitvoering van de Verordening (EEG) 2078/92 van de Raad van 30 juni 1992 betreffende landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming, en betreffende natuurbeheer, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 18 mei 2001;

Gelet op het ministerieel besluit van 4 juni 1999 betreffende het sluiten van beheersovereenkomsten ter uitvoering van de Verordening (EEG) 2078/92 van de raad van 30 juni 1992;

Overwegende dat bij beschikking van de Commissie van 6 oktober 1999 goedkeuring wordt gegeven aan het programmeringsdocument voor plattelandsontwikkeling voor het Vlaamse Gewest (België) met betrekking tot de programmeringsperiode 2000-2006;

Gelet op het advies van de Vlaamse Land- en Tuinbouwraad, gegeven op 12 juni 2002;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 19 juli 2002;

Gelet op advies 33.897/1/V van de Raad van State, gegeven op 4 september 2003, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken en de Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° de afdeling natuur : de afdeling natuur van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het departement Leefmilieu en Infrastructuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;2° de afdeling land : de afdeling land van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het departement Leefmilieu en Infrastructuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;3° de afdeling monumenten en landschappen : de afdeling monumenten en landschappen van de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen van het departement Leefmilieu en Infrastructuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;4° de beheerder : de aangifteplichtige overeenkomstig artikel 3 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen die cultuurgronden gebruikt in het Vlaams Gewest en voor één of meer van deze percelen een beheersovereenkomst sluit;5° de beheersdoelstelling : de doelstelling waarop het beheer gericht is en die bestaat in het bereiken van een hogere kwaliteit dan de basismilieukwaliteit, door het onderhouden of ontwikkelen van natuurwaarden;6° het beheersgebied : ruimtelijk afgebakende delen van het Vlaams Gewest waarin beheersovereenkomsten kunnen worden gesloten op basis van dit besluit;7° de beheersmaatregel : het werk of de handeling die de beheerder verricht of laat verrichten of achterwege laat afhankelijk van de beheersdoelstelling;8° de beheersovereenkomst : de overeenkomst tussen de maatschappij en eenbeheerder waarbij deze laatste zich vrijwillig ertoe verbindt gedurende een bepaalde termijn van ten minste vijf opeenvolgende jaren één of meer beheerspakketten uit te voeren tegen betaling van een vooraf bepaalde vergoeding, binnen de perken van de begrotingskredieten;9° het beheerspakket : een geheel van beheersmaatregelen die tegemoetkomen aan een specifieke beheersdoelstelling;10° de beheersvisie : de visie betreffende de gewenste ontwikkeling, de beheersdoelstellingen en de daarmee overeenstemmende beheerspakketten binnen een beheersgebied;11° het beheersvoorwerp : het perceel, het deel van het perceel of het voorwerp waarop de beheersovereenkomst zich richt;12° cultuurgronden : gronden in vaste ligging die worden gebruikt of zijn bestemd als voedingsbodem van land- en tuinbouwgewassen en voor de boomkwekerijen;13° de detailovereenkomst : het deel van de beheersovereenkomst dat slaat op één beheerspakket en één beheersvoorwerp;14° de relictzones : de zones die als dusdanig zijn aangeduid in de landschapsatlas, conform artikel 18quinquies van het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, gewijzigd bij decreet van 8 december 2000 en van 21 december 2001;15° de maatschappij : de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij;16° de minister : de Vlaamse minister bevoegd voor het Natuurbehoud;17° het natuurlijk milieu : het geheel van biotische en abiotische elementen, samen met hun ruimtelijke en ecologische kenmerken en processen die nodig zijn voor het behoud van de natuur in het Vlaams Gewest;18° het natuurrichtplan : het plan opgesteld overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;19° het programmeringsdocument het Vlaams programma voor plattelandsontwikkeling voor de periode 2000-2006, opgemaakt in uitvoering van de verordening;20° de verordening : de Verordening (EEG) nr.1257/99 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatieen Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen. HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen

Art. 2.§ 1. De volgende beheersdoelstellingen worden vastgesteld : 1° het weidevogelbeheer;2° het perceelsrandenbeheer;3° het herstel, de ontwikkeling en het onderhoud van kleine landschapselementen;4° het botanisch beheer. § 2. De minister stelt de beheerspakketten vast die het voorwerp kunnen uitmaken van een beheersovereenkomst.

Art. 3.§ 1. De minister legt de beheersgebieden vast. § 2. De beheersgebieden liggen binnen : 1° de groengebieden, bosgebieden, natuurontwikkelingsgebieden, parkgebieden, agrarische gebieden, alle gebieden met als nabestemming één van de voornoemde bestemmingen en de met die gebieden vergelijkbare bestemmingsgebieden aangewezen in de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening;2° de gebieden waar natuurrichtplannen van toepassing zijn of waarvoor deze opgesteld dienen te worden overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.

Art. 4.§ 1. Per beheersgebied of gedeelten ervan kan de minister een beheersvisie opstellen. Ze omvat tenminste : 1° een omschrijving van de actuele en potentiële natuur- en landschapswaarden en van de milieukwaliteiten;2° het streefbeeld voor de natuur- en landschapswaarden en van de milieukwaliteiten;3° de toepasselijke beheersdoelstellingen;4° de door de inzet van de beheerspakketten te verwachten positieve resultaten op het gebied van natuur- en landschapswaarden en de verbetering van milieuomstandigheden en de manier waarop dat bijdraagt tot de algemene milieukwaliteit. Als een natuurrichtplan bestaat, geldt dat als beheersvisie. § 2. Als er geen beheersvisie is, legt de minister voor ieder beheersgebied of gedeelten ervan vast welke beheersdoelstellingen en daarbijbehorende beheerspakketten van toepassing zijn, rekening houdend met het streefbeeld voor de natuur- en landschapselementen en van de milieukwaliteiten in het bedoelde beheersgebied en rekening houdend met bestemmingen aangeduid op de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening en met de maatregelen bedoeld in het artikel 36ter , §§ 1 en 2, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu. § 3. Als het natuurrichtplan bepalingen oplegt die strenger zijn dan de beheersmaatregelen beschreven in de beheerspakketten, dan is de beheerder gehouden de bepalingen uit het natuurrichtplan na te leven.

Art. 5.Op verzoek van de aanvrager kunnen op cultuurgronden beheersovereenkomsten worden gesloten indien ze voldoen aan de beheersvisie of de beheersdoelstelling. De maatschappij vraagt hiervoor advies aan de betreffende afdelingen als bedoeld in artikel 20. De beheersovereenkomst kan enkel worden gesloten na gunstig advies van deze afdeling.De minister legt de procedure vast voor het sluiten van de beheersovereenkomsten en stelt het model van de beheersovereenkomst vast.

Elke beheersovereenkomst wordt gesloten voor een duur van ten minste vijf jaar of een veelvoud van 5 jaren en bevat een regeling betreffende de controle op de naleving ervan.

De beheersovereenkomst kan gesloten worden op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober. De maatschappij legt de aanvangsdatum van elke beheersovereenkomst vast, op basis van de gekozen beheerspakketten.

Art. 6.Onverminderd artikel 5, kan een beheersovereenkomst enkel worden gesloten, indien : 1° de aanvrager in de drie jaren voorafgaand aan de aanvraag, geen administratieve of strafrechtelijke sanctie heeft opgelopen in het kader van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen of van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu of van hun uitvoeringsbesluiten;2° voorzover het betreffende onroerend goed gelegen is in een speciale beschermingszone als bedoeld in het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, de beheersovereenkomst niet in strijd is met de bepalingen van de Habitat- en de Vogelrichtlijn als bedoeld in hetzelfde decreet en met de maatregelen als bedoeld in artikel 36ter , 1 en 2, van hetzelfde decreet;3° de beheersovereenkomst in overeenstemming is met de criteria die door de minister kunnen worden bepaald voor het sluiten van beheersovereenkomsten binnen de diverse beheersdoelstellingen zoals bedoeld in artikel 4, § 1, 3°.

Art. 7.Vanaf het sluiten van de beheersovereenkomst, dient de beheerder de beheersovereenkomst na te leven, zich te onderwerpen aan de controle van de naleving ervan en dient hij alle gegevens, nodig om de evaluatie van de maatregelen mogelijk te maken, aan de maatschappij ter beschikking te stellen. De minister bepaalt de voorwaarden van controle en van evaluatie van de maatregelen.

Art. 8.§ 1. De minister legt de beheersvergoeding en de voorwaarden van betaling ervan vast.

Het bedrag van de beheersvergoeding omvat de vergoeding voor de inkomstenverliezen, de extra kosten veroorzaakt door de beheersovereenkomst en desgevallend het stimulerende element.

De beheersvergoeding kan niet gecumuleerd worden met andere vormen van vergoeding uitgekeerd voor dezelfde of een gelijkaardige prestatie die wordt toegekend op grond van andere regelgeving dan dit besluit. § 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor de landschappen, legt de supplementaire vergoeding vast voor de beheerspakketten gericht op kleine landschapselementen binnen de landschappelijke relictzones.

Deze supplementaire vergoeding bedraagt ten hoogste 30 % van de beheersvergoeding. De Vlaamse minister, bevoegd voor de Landschappen, bepaalt de procedure voor het verkrijgen van deze supplementaire vergoeding. § 3. Facultatieve verhogingen in het kader van het gemeentelijk of provinciaal beleid zijn mogelijk. Deze facultatieve verhogingen bedragen samen ten hoogste 30 % van de beheersvergoeding. De facultatieve verhogingen kunnen niet gesubsidieerd worden door het Vlaams Gewest en zijn niet cumuleerbaar met de supplementaire vergoeding binnen de landschappelijke relictzones. § 4. De betalingen van de beheersvergoeding, supplementaire vergoeding en facultatieve verhoging worden stopgezet zodra niet langer aan de voorwaarden van de beheersovereenkomst wordt voldaan of wanneer is vastgesteld dat de beheersovereenkomst niet volledig wordt uitgevoerd.

Art. 9.De beheersvoorwerpen waarvoor een beheersovereenkomst wordt gesloten, kunnen zichtbaar aangeduid worden door een aanwijzingsbord op het perceel na akkoord van de beheerder.

Art. 10.Voor zover er niet uitdrukkelijk in de beheersovereenkomst wordt van afgeweken, zijn de bepalingen van gemeen recht, in het bijzonder de bepalingen van Boek III, titel III, van het Burgerlijk Wetboek, van toepassing op de beheersovereenkomsten. HOOFDSTUK III. - Bijzondere bepalingen betreffende de beheersovereenkomsten

Art. 11.§ 1. De beheersovereenkomst of één of meerdere detailovereenkomsten kunnen voortijdig worden beëindigd wegens overmacht in de volgende gevallen : 1° overlijden van de beheerder;2° volledige arbeidsongeschiktheid van ten minste één jaar van de beheerder;3° onteigening van ten minste 30 % van de bedrijfsoppervlakte, voorzover de onteigening op de dag waarop de beheersovereenkomst is gesloten, niet was te voorzien;4° een natuurramp die het landbouwareaal van het bedrijf in belangrijke mate ongunstig beïnvloedt voorzover de overheid de ramp als natuurramp heeft erkend overeenkomstig de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen;5° het door een ongeluk tenietgaan van de bedrijfsgebouwen van de beheerder;6° een epizoötie die de gehele veestapel van de beheerder, of een deel ervan, heeft getroffen, en die het onmogelijk maakt de bepalingen van de beheersovereenkomst na te leven;7° beëindiging van de pacht door de verpachter, voorzover de beëindiging van de pacht op de dag waarop de beheersovereenkomst is gesloten, niet was te voorzien. § 2. onverminderd de bepalingen van § 1 kunnen in individuele gevallen en rekening houdend met de bijzondere omstandigheden, op verzoek van de beheerder, andere gevallen van overmacht dan die bedoeld in § 1 worden erkend door de maatschappij. § 3. De kennisgeving van een geval van overmacht, bedoeld in § 1, of de aanvraag tot erkenning van een geval als overmacht, bedoeld in § 2, wordt samen met de bijbehorende bewijsstukken schriftelijk ingediend door de beheerder of zijn rechtsopvolger bij de maatschappij binnen tien werkdagen nadat het geval, bedoeld in § 1 of § 2 zich heeft voorgedaan. Indien overmacht wordt ingeroepen op grond van de in § 1 opgesomde gevallen of indien een erkenning van een geval als overmacht wordt aangevraagd op grond van § 2, beslist de maatschappij of het meegedeelde geval een geval van overmacht is. Binnen twee maanden na ontvangst door de maatschappij van de kennisgeving van een geval van overmacht of van de aanvraag tot erkenning van een geval als overmacht, stelt de maatschappij de beheerder of zijn rechtsopvolger bij aangetekende brief in kennis van haar beslissing. § 4. In geval van overmacht eindigt de beheersovereenkomst of de detailovereenkomst. De beheerder ontvangt een beheersvergoeding, een facultatieve verhoging en een supplementaire vergoeding voor het jaar waarop de beheersvergoeding slaat en waarin het geval van overmacht zich voordoet. De beheersvergoeding, facultatieve verhoging of supplementaire vergoeding verschuldigd voor de periode waarin de beheersovereenkomst of detailovereenkomst daadwerkelijk gold, moet niet worden terugbetaald.

Art. 12.Wanneer de beheerder de bepalingen van de beheersovereenkomst niet kan blijven nakomen omdat zijn bedrijf bij een landinrichtingsmaatregel van de overheid is betrokken, deelt de beheerder dit onmiddellijk schriftelijk mee aan de maatschappij. Als landinrichtingsmaatregel van de overheid wordt onder andere beschouwd : 1° een landinrichtingsproject, ingesteld overeenkomstig het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij;2° een natuurinrichtingsproject, ingesteld overeenkomstig decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;3° een ruilverkaveling, ingesteld overeenkomstig de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet, zoals aangevuld door de wet van 11 augustus 1978 houdende bijzondere bepalingen eigen aan het Vlaamse Gewest. De maatschappij bepaalt de voorwaarden om de beheersovereenkomst of de detailovereenkomst aan de nieuwe bedrijfsomstandigheden aan te passen.

De maatschappij kan hiertoe een aangepaste beheersovereenkomst of detailovereenkomst voorleggen.

Indien een aanpassing aan de nieuwe bedrijfsomstandigheden onmogelijk is, eindigt de beheersovereenkomst of de detailovereenkomst. De beheerder ontvangt een beheersvergoeding, een facultatieve verhoging en een supplementaire vergoeding voor het jaar waarop de beheersvergoeding slaat en waarin de landinrichtingsmaatregel de naleving van de voorwaarden of maatregelen bepaald in de beheersovereenkomst onmogelijk maakt. De beheersvergoeding, facultatieve verhoging of supplementaire vergoeding verschuldigd voor de periode waarin de beheersovereenkomst of de detailovereenkomst daadwerkelijk gold, moet niet worden terugbetaald.

Binnen twee maanden na ontvangst door de maatschappij van de mededeling dat de beheerder de beheersovereenkomst of de detailovereenkomst niet langer kan nakomen, stelt de maatschappij de beheerder bij aangetekende brief in kennis van haar beslissing betreffende de voorwaarden tot aanpassing van de beheersovereenkomst of de detailovereenkomst of van haar beslissing tot beëindiging van de beheersovereenkomst of de detailovereenkomst.

Art. 13.§ 1. Wanneer de beheerder in de loop van de beheersovereenkomst zijn bedrijf geheel of gedeeltelijk overdraagt, kan de overnemer van het bedrijf de beheersovereenkomst of één of meer detailovereenkomsten voor de resterende looptijd overnemen. Binnen een maand na de overname stelt de beheerder de maatschappij schriftelijk in kennis van de overname. § 2. Indien de overnemer de beheersovereenkomst of één of meer detailovereenkomsten overneemt, dan bevat de kennisgeving bedoeld in § 1 een schriftelijke bevestiging van de overnemer dat hij de beheersovereenkomst of één of meer detailovereenkomsten overneemt. De overnemer ontvangt een beheersvergoeding, een facultatieve verhoging en een supplementaire vergoeding voor het jaar waarop de beheersvergoeding slaat én waarin hij de beheersovereenkomst of één of meer detailovereenkomsten overneemt. § 3. Indien de overnemer van het bedrijf de beheersovereenkomst of de betreffende detailovereenkomsten niet overneemt, wordt de beheersovereenkomst of de detailovereenkomst beëindigd.

Er is geen beheersvergoeding, facultatieve verhoging of supplementaire vergoeding verschuldigd voor het jaar waarop de beheersvergoeding slaat én waarin de beheersovereenkomst of één of meer detailovereenkomsten beëindigd worden.

De beheerder betaalt de ontvangen beheersvergoedingen terug, alsook de supplementaire vergoeding en de facultatieve verhoging. Het totaalbedrag wordt vermeerderd met de wettelijke interest die berekend wordt vanaf het tijdstip van de betaling van elke beheersvergoeding.

Vervolgens betaalt de maatschappij in voorkomend geval de facultatieve verhoging en de supplementaire vergoeding met inbegrip van de respectievelijke interesten terug aan de betrokken instanties.

Van de terugbetaling kan worden afgezien als de beheerder reeds gedurende drie jaar de beheersovereenkomst is nagekomen en zijn landbouwactiviteit heeft beëindigd.

Binnen twee maanden na ontvangst door de maatschappij van de kennisgeving betreffende de overname, stelt de maatschappij de beheerder bij aangetekende brief in kennis van haar beslissing. In voorkomend geval vordert de maatschappij het verschuldigde bedrag terug.

Art. 14.Op schriftelijk verzoek van de beheerder kan de maatschappij de bestaande beheersovereenkomst omzetten in een andere beheersovereenkomt, op voorwaarde dat de omzetting onomstotelijk voordelen voor de natuur of het milieu biedt, de bestaande beheersovereenkomst in belangrijke mate wordt versterkt en de beheersovereenkomst wordt aangepast aan de voorwaarden bepaald in de regelgeving in toepassing van de verordening.

Binnen twee maanden na ontvangst door de maatschappij van het verzoek, stelt de maatschappij de beheerder bij aangetekende brief in kennis van haar beslissing. De maatschappij kan een aangepaste beheersovereenkomst of detailovereenkomst voorleggen.

Art. 15.Indien de maatschappij oordeelt dat de beheerder opzettelijk of door grove nalatigheid onjuiste gegevens heeft meegedeeld, wordt de beheersovereenkomst beëindigd. De beheerder wordt voor het betreffende kalenderjaar uitgesloten van elke steun uitgekeerd op grond van Hoofdstuk VI van Titel II van de verordening. Vanaf het tweede jaar na vaststelling van de mededeling van de onjuiste gegevens kan de beheerder een nieuwe beheersovereenkomst aangaan in het kader van dit besluit.

De beheerder betaalt elk bedrag terug dat hij ten onrechte heeft ontvangen ten gevolge van de mededeling van de onjuiste gegevens. Het ten onrechte verkregen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke interest. De wettelijke interest wordt berekend vanaf het tijdstip van de betaling van het ten onrechte verkregen bedrag. Vervolgens betaalt de maatschappij in voorkomend geval de facultatieve verhoging en de supplementaire vergoeding met inbegrip van de respectievelijke interesten terug aan de betrokken instanties.

Binnen twee maanden na de vaststelling van de onjuiste gegevens stelt de maatschappij de beheerder bij aangetekende brief in kennis van de beslissing. In voorkomend geval vordert de maatschappij het verschuldigde bedrag terug.

Art. 16.Indien de maatschappij oordeelt dat de beheerder in gebreke blijft met de naleving van de beheersovereenkomst of een of meer detailovereenkomsten, dan wordt, naargelang de ernst en de herstelbaarheid van de overtredingen : 1° ofwel voor het desbetreffende jaar geen beheersvergoedingen uitbetaald en in voorkomend geval eveneens geen supplementaire vergoeding of facultatieve verhoging;2° ofwel de beheersovereenkomst of de detailovereenkomst onmiddellijk beëindigd en wordt overgegaan tot de terugvordering van de betreffende beheersvergoedingen, facultatieve verhogingen of supplementaire vergoedingen;3° ofwel de beheersovereenkomst of de detailovereenkomst onmiddellijk beëindigd, wordt overgegaan tot de terugvordering van de betreffende beheersvergoedingen, facultatieve verhogingen of supplementaire vergoedingen en wordt de beheerder gedurende twee jaar uitgesloten van elke steun in het kader van de verordening. Binnen twee maanden na de vaststelling dat de beheerder in gebreke blijft, stelt de maatschappij de beheerder bij aangetekende brief in kennis van haar beslissing en van het bedrag dat de beheerder moet betalen.

Art. 17.Indien de maatschappij oordeelt dat een behee v goeding, facultatieve verhoging of supplementaire vergoeding werd uitgekeerd ten gevolge van een materiële vergissing van de bevoegde instantie, dan betaalt de beheerder het ten onrechte verkregen bedrag terug.

Binnen twee maanden na de vaststelling van de materiële vergissing stelt de maatschappij de beheerder bij aangetekende brief in kennis van het bedrag dat de beheerder moet terugbetalen en vordert het verschuldigde bedrag terug. Vervolgens betaalt de maatschappij in voorkomend geval de facultatieve verhoging en de supplementaire vergoeding terug aan de betrokken instanties.

Art. 18.Onverminderd de artikelen 11 tot en met 17, wordt de beheersovereenkomst of de detailovereenkomst beëindigd door de maatschappij indien niet langer voldaan is aan de voorwaarden voor het sluiten van een beheersovereenkomst.

Binnen twee maanden na de vaststelling door de maatschappij dat niet langer aan de voorwaarden voor het sluiten van een beheersovereenkomst is voldaan, stelt de maatschappij de beheerder bij aangetekende brief in kennis van de beëindiging van de beheersovereenkomst of detailovereenkomst.

De beheerder ontvangt een beheersvergoeding, een facultatieve verhoging en een supplementaire vergoeding voor het jaar waarop de beheersvergoeding slaat en waarin niet langer kan voldaan worden aan de voorwaarden voor het sluiten van een beheersovereenkomst. De beheersvergoeding, facultatieve verhoging of supplementaire vergoeding verschuldigd voor de periode waarin de beheersovereenkomst of detailovereenkomst daadwerkelijk gold, moet niet worden terugbetaald.

Art. 19.De maatschappij kan het bedrag dat de beheerder moet terugbetalen in mindering brengen van de eerstvolgende betalingen.

Wanneer het bedrag in mindering wordt gebracht van de eerstvolgende betaling is geen interest verschuldigd vanaf het ogenblik dat de beheerder in kennis is gesteld van het bedrag dat hij moet betalen. HOOFDSTUK IV. - Organisatie

Art. 20.Onverminderd haar bevoegdheden bepaald door of krachtens een decreet, staat de maatschappij in voor de actieve bevordering, het sluiten en de voortgangsbewaking van de beheersovereenkomsten.

De afdeling natuur wordt belast met de voorbereiding, de uitvoering, de voortgangsbewaking en de evaluatie van het beleid inzake beheersovereenkomsten binnen de volgende gebieden : 1° de groengebieden, natuurontwikkelingsgebieden, bosgebieden, parkgebieden en de gebieden met als nabestemming één van de voornoemde bestemmingen, en de met deze gebieden vergelijkbare bestemmingsgebieden aangewezen in de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening;2° de gebieden waar natuurrichtplannen van toepassing zijn of waarvoor ze opgesteld dienen te worden conform het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu. De afdeling land wordt, met uitsluiting van gebieden vermeld in het voorgaande lid, belast met de voorbereiding, de uitvoering, de voortgangsbewaking en de evaluatie van het beleid inzake beheersovereenkomsten binnen de agrarische gebieden en de gebieden met als nabestemming agrarisch gebied, en de met die gebieden vergelijkbare bestemmingsgebieden aangewezen in de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening.

De afdeling monumenten en landschappen wordt belast met de voorbereiding, de uitvoering, de voortgangsbewaking en de evaluatie van het beleid inzake supplementaire vergoeding voor beheersovereenkomsten voor kleine landschapselementen binnen de landschappelijke relictzones.

Art. 21.De maatschappij, de afdeling natuur, de afdeling land en de afdeling monumenten en landschappen worden, ieder voor wat hun bevoegdheden betreft, belast met het toezicht op en de evaluatie van de beheersmaatregelen genomen in het kader van dit besluit. Zij kunnen zich hiertoe laten bijstaan door derden.

Ze leggen jaarlijks gezamenlijk een evaluatieverslag van de maatregelen voor aan de ministers. Het verslag omvat de socio-economische-, de landbouw- en de milieuaspecten met inachtneming van de doelstellingen van de verordening en met de specifieke doelstellingen van de desbetreffende maatregel.

Art. 22.De minister richt een geschillenadviescommissie op, die is samengesteld als volgt : 1° de voorzitter, aan te wijzen door de minister;2° de ondervoorzitter, aan te wijzen door de Vlaamse minister, bevoegd voor het Landbouwbeleid;3° één lid, aan te wijzen door de minister;4° één lid op voordracht van de Vlaamse minister, bevoegd voor het Landbouwbeleid;5° één lid op voordracht van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Landschappen;6° drie deskundigen, waarvan één aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor het Natuurbehoud, één aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor het Landbouwbeleid en één aangewezen door de Vlaamse minister bevoegd voor de Landschappen. Alle leden, uitgezonderd de drie deskundigen, zijn ambtenaren bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

De voorzitter organiseert het secretariaat voor de geschillenadviescommissie.

In voorkomend geval wordt in het advies de verschillende, standpunten van de leden weergegeven.

De minister kan de procedure voor de geschillenadviescommissie bepalen.

Art. 23.§ 1. Wanneer de aanvrager van een beheersovereenkomst niet akkoord gaat met het geheel of gedeeltelijk weigeren van de aanvraag voor het sluiten van een beheersovereenkomst of wanneer de beheerder niet akkoord gaat met een beslissing genomen door de maatschappij op grond van Hoofdstuk III, kan de beheerder bezwaar indienen bij de minister. Binnen een maand na de verzending van de beslissing van de maatschappij dient de beheerder bij aangetekende brief het bezwaar in bij de minister.

Binnen vier maanden na ontvangst van de brief waarbij de beheerder het bezwaar indient bij de minister, stelt de minister de beheerder en de maatschappij in kennis van zijn beslissing. Indien de minister niet binnen de termijn beslist, wordt het bezwaar van de beheerder geacht gevolgd te zijn.

De minister wint voor zijn beslissing het advies in van de geschillenadviescommissie. § 2. De geschillenadviescommissie adviseert de minister binnen twee maanden na het verzoek tot advies. Indien de geschillenadviescommissie niet binnen de gestelde termijn haar advies verleent, kan aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan.

De geschillenadviescommissie geeft slechts advies nadat de beheerder en de maatschappij behoorlijk de kans hebben gekregen om hun standpunt uiteen te zetten.

De beheerder is verplicht de leden van de geschillenadviescommissie ter plaatse de nodige vaststellingen te laten verrichten. Behoudens akkoord voor een onmiddellijk bezoek, moet elk plaatsbezoek 24 uur op voorhand worden aangekondigd. HOOFDSTUK V. - Opheffingsbepalingen

Art. 24.Het besluit van de Vlaamse regering van 13 april 1999 betreffende de toekenning van subsidies om landbouwproductiemethoden toe te passen en het sluiten van beheersovereenkomsten ter uitvoering van de Verordening (EEG) 2078/92 van de Raad van 30 juni 1992 betreffende landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming, en betreffende natuurbeheer wordt opgeheven.

Art. 25.Het ministerieel besluit van 4 juni 1999 betreffende het sluiten van beheersovereenkomsten ter uitvoering van de verordening (EEG) 2078/92 van de raad van 30 juni 1992 wordt opgeheven. HOOFDSTUK VI. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 26.Op de beheersovereenkomsten gesloten op grond van het besluit van de Vlaamse regering van 13 april 1999 betreffende de toekenning van subsidies om landbouwproductiemethoden toe te passen en het sluiten van beheersovereenkomsten ter uitvoering van de Verordening (EEG) 2078/92 van de Raad van 30 juni 1992 betreffende landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming, en betreffende natuurbeheer, blijven de bepalingen van het voornoemde besluit van de Vlaamse regering van 13 april 1999 van toepassing met uitzondering van de artikelen 29 en 30 betreffende de geschillenadviescommissie waarvoor de artikelen 22 en 23 van dit besluit van toepassing zijn.

Art. 27.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Natuurbehoud en de Vlaamse minister, bevoegd voor de landschappen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 10 oktober 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, P. VAN GREMBERGEN De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

^