gepubliceerd op 28 november 2011
Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de nadere regelen voor de opvolging van de realisatie van het bindend sociaal objectief en tot bepaling van de methodologie en de criteria voor de uitvoering van een tweejaarlijkse voortgangstoets
10 NOVEMBER 2011. - Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de nadere regelen voor de opvolging van de realisatie van het bindend sociaal objectief en tot bepaling van de methodologie en de criteria voor de uitvoering van een tweejaarlijkse voortgangstoets
De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;
Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 22, § 1, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006 en gewijzigd bij het decreet van 27 maart 2009, artikel 22bis, § 2, ingevoegd bij het decreet van 27 maart 2009 en gewijzigd bij het decreet van 29 april 2011;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 27 mei 2011;
Gelet op het advies van de Vlaamse Woonraad, gegeven op 30 juni 2011;
Gelet op het advies 49.785/3 van de Raad van State, gegeven op 21 juni 2011, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° aanmelden : de VMSW op de hoogte brengen van een gepland project en de verrichtingen die eraan verbonden zijn, zoals vermeld in artikel 4, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 houdende de procedure voor de planning, de vaststelling en de goedkeuring van de uitvoeringsprogramma's in het kader van de planmatige realisatie van sociale woonprojecten en houdende de financiering van verrichtingen in het kader van sociale woonprojecten;2° agentschap : het agentschap Wonen-Vlaanderen van het Vlaamse ministerie van Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed;3° applicatie : de digitale applicatie voor de opvolging van de realisatie van het bindend sociaal objectief, die het agentschap daarvoor ter beschikking stelt; 4° bindend sociaal objectief : het gemeentelijk objectief, vermeld in artikel 4.1.2 van het decreet Grond- en Pandenbeleid; 5° decreet Grond- en Pandenbeleid : het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid;6° groeipad : het ritme van de programmatie van sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels in het Vlaamse Gewest in de periode 2009-2023;7° groeiritme : het ritme van de realisatie van sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels in het Vlaamse Gewest in de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 augustus 2009;8° Investeringsfonds : het Investeringsfonds voor grond- en woonbeleid voor Vlaams-Brabant, opgericht bij artikel 16 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992;9° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor wonen;10° nulmeting : de nulmeting op het vlak van het bestaande sociaal woonaanbod, opgenomen in de bijlage die bij het decreet Grond- en Pandenbeleid is gevoegd;11° openbaar bestuur : een gemeente, een intergemeentelijk samenwerkingsverband, een OCMW of een vereniging als vermeld in artikel 118 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;12° sociaal verhuurkantoor : sociaal verhuurkantoor dat overeenkomstig artikel 56 van de Vlaamse Wooncode erkend is als huurdienst;13° sociale huisvestingsmaatschappij : een erkende sociale huisvestingsmaatschappij als vermeld in artikel 40 van de Vlaamse Wooncode; 14° sociale last : een sociale last in de zin van artikel 4.1.16, § 1, van het decreet Grond- en Pandenbeleid; 15° Vlaamse Wooncode : het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;16° VMSW : de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, opgericht bij artikel 30 van de Vlaamse Wooncode;17° voortgangstoets : de voortgangstoets over de implementatie van het bindend sociaal objectief, vermeld in artikel 22bis, § 2, van de Vlaamse Wooncode;18° woonproject met sociaal karakter : een project dat geheel of gedeeltelijk door het Investeringsfonds wordt gefinancierd om woningen of kavels beschikbaar te stellen tegen gunstige voorwaarden.
Art. 2.Een sociaal woonaanbod is gerealiseerd vanaf de volgende tijdstippen : 1° bij de realisatie van een sociaal woonaanbod in het kader van de uitvoering in natura van een sociale last : vanaf de datum van afgifte van het deelattest nummer 3, vermeld in artikel 4.1.20, § 5, van het decreet Grond- en Pandenbeleid; 2° bij de realisatie van huurwoningen die worden onderverhuurd door een sociaal verhuurkantoor : vanaf de datum van ondertekening van de onderhuurovereenkomst;3° bij de realisatie van andere huurwoningen dan die, vermeld in punt 1° en 2°, die worden verhuurd door een initiatiefnemer als vermeld in artikel 33, § 1, eerste lid, van de Vlaamse Wooncode : vanaf de datum van ondertekening van de huurovereenkomst;4° bij de realisatie van andere koopwoningen en kavels dan die, vermeld in punt 1°, die worden overgedragen door een initiatiefnemer als vermeld in artikel 33, § 1, eerste lid, van de Vlaamse Wooncode : vanaf de datum van de aanbieding.
Art. 3.Met behoud van de toepassing van artikel 2 wordt onder een toename van het sociaal woonaanbod ten minste verstaan : 1° nieuwbouw van sociale woningen;2° vervangingsbouw die leidt tot een uitbreiding van het aantal sociale woningen;3° renovatie die leidt tot een uitbreiding van het aantal sociale woningen;4° omvorming van gebouwen tot sociale woningen;5° opsplitsing van een sociale woning in meerdere sociale woningen;6° eerste verhuring of eerste onderverhuring van woningen overeenkomstig een van de volgende reglementeringen : a) het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 tot reglementering van het sociale huurstelsel ter uitvoering van titel VII van de Vlaamse Wooncode;b) het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2011 betreffende de werking en het beheer van het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant en tot wijziging van diverse besluiten tot uitvoering van de Vlaamse Wooncode;7° verwezenlijking van sociale kavels;8° opsplitsing van een perceel of kavel in sociale kavels;9° overdracht van woningen of kavels overeenkomstig een van de volgende reglementeringen : a) het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 2006 betreffende de voorwaarden voor de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode;b) het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2011 betreffende de werking en het beheer van het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant en tot wijziging van diverse besluiten tot uitvoering van de Vlaamse Wooncode;10° terugname van huurwoningen met toepassing van het recht van wederinkoop, vermeld in artikel 84, § 1, van de Vlaamse Wooncode. Onder een afname van het aanbod aan sociale huurwoningen wordt ten minste verstaan : 1° sloop of afbraak van sociale huurwoningen;2° vervangingsbouw die leidt tot een vermindering van het aantal sociale huurwoningen;3° renovatie die leidt tot een vermindering van het aantal sociale huurwoningen;4° omvorming van sociale huurwoningen tot gebouwen met een andere functie dan wonen;5° samenvoeging van twee of meer sociale huurwoningen tot één sociale huurwoning;6° einde van de verhuring of onderverhuring van woningen overeenkomstig een van de volgende reglementeringen : a) het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 tot reglementering van het sociale huurstelsel ter uitvoering van titel VII van de Vlaamse Wooncode;b) het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2011 betreffende de werking en het beheer van het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant en tot wijziging van diverse besluiten tot uitvoering van de Vlaamse Wooncode;7° verkoop van sociale huurwoningen aan de zittende huurder in het kader van de kooprecht, vermeld in artikel 43 van de Vlaamse Wooncode;8° verkoop van sociale huurwoningen aan de zittende huurder of aan derden overeenkomstig de voorwaarden en de procedure voor de vrijwillige verkoop van sociale huurwoningen, vastgesteld krachtens artikel 42, derde lid, van de Vlaamse Wooncode. HOOFDSTUK 2. - Opvolging van de realisatie van het bindend sociaal objectief van een gemeente Afdeling 1. - Gegevensverstrekking over de verdeling van de
provinciale objectieven over de gemeenten
Art. 4.Overeenkomstig artikel 4.1.5, § 2, van het decreet Grond- en Pandenbeleid stelt de deputatie een verdelingsschema op. Binnen een termijn van een maand bezorgt elke deputatie het agentschap de gegevens over de verdeling van het provinciaal objectief voor sociale koopwoningen. Die termijn gaat in op de dag na die van de verdeling.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op wijzigingen aan de verdeling die de deputatie doorvoert op voorstel van twee of meer gemeenten.
Art. 5.Overeenkomstig artikel 4.1.6, § 2, van het decreet Grond- en Pandenbeleid stelt de deputatie een verdelingsschema op. Binnen een termijn van een maand bezorgt elke deputatie het agentschap de gegevens over elke verdeling van het provinciaal objectief voor sociale kavels. Die termijn gaat in op de dag na die van de verdeling.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op wijzigingen aan de verdeling die de deputatie doorvoert op voorstel van twee of meer gemeenten. Afdeling 2. - Gegevensverstrekking over afgeleverde vergunningen voor
projecten waarbij een sociale last wordt opgelegd en over afgeleverde vergunningen voor sociale woonprojecten en woonprojecten met sociaal karakter.
Art. 6.Elke gemeente bezorgt het agentschap binnen een termijn van een maand via de applicatie de gegevens over elke door haar of door de deputatie in het kader van de administratieve beroepsprocedure afgeleverde stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning voor een bouw- of verkavelingsproject als vermeld in artikel 4.1.8, eerste lid, van het decreet Grond- en Pandenbeleid. Die termijn gaat in op de dag na die van de aflevering van de vergunning.
Per afgeleverde stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning als vermeld in het eerste lid, worden minstens de volgende gegevens bezorgd : 1° het nummer van de vergunning, in voorkomend geval het dossiernummer van de vergunning in het vergunningenregister;2° de datum van aflevering van de vergunning;3° het al dan niet verbonden zijn van een sociale last aan de vergunning, en in voorkomend geval : a) de omvang van het te realiseren sociaal woonaanbod, uitgedrukt in aantal sociale huurwoningen, sociale koopwoningen of sociale kavels;b) de wijze waarop de sociale last zal worden uitgevoerd;c) de locatie van het te realiseren sociaal woonaanbod. De minister kan in overleg met de Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, aanvullende gegevens bepalen over de vergunningen, vermeld in het eerste lid, die de gemeenten aan het agentschap moeten bezorgen.
Art. 7.Elke gemeente bezorgt het agentschap binnen een termijn van een maand via de applicatie de gegevens over elke door haar of door de deputatie in het kader van de administratieve beroepsprocedure afgeleverde stedenbouwkundige vergunning of een verkavelingsvergunning voor een sociaal woonproject en voor een woonproject met sociaal karakter. Die termijn gaat in op de dag na die van de aflevering van de vergunning.
Per afgeleverde stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning als vermeld in het eerste lid, worden minstens de volgende gegevens bezorgd : 1° het nummer van de vergunning, in voorkomend geval het dossiernummer van de vergunning in het vergunningenregister;2° de datum van aflevering van de vergunning;3° als het gaat om een vergunning voor een sociaal woonproject : a) de omvang van het te realiseren sociaal woonaanbod, uitgedrukt in aantal sociale huurwoningen, sociale koopwoningen of sociale kavels;b) de locatie van het te realiseren sociaal woonaanbod;4° als het gaat om een vergunning voor een woonproject met sociaal karakter : a) de omvang van het te realiseren woonaanbod dat gefinancierd wordt met middelen van het Investeringsfonds, uitgedrukt in aantal huurwoningen, koopwoningen of kavels;b) de omvang van het te realiseren woonaanbod dat niet gefinancierd wordt met middelen van het Investeringsfonds, uitgedrukt in aantal huurwoningen, koopwoningen of kavels;c) de locatie van het te realiseren woonaanbod. De minister kan in overleg met de Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, aanvullende gegevens bepalen over de vergunningen, vermeld in het eerste lid, die de gemeenten aan het agentschap moeten bezorgen.
Art. 8.De VMSW maakt via de applicatie de koppeling tussen de projecten die bij haar zijn aangemeld en de projecten waarvoor een stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning is afgeleverd waarvan de gegevens met toepassing van artikel 6 aan het agentschap zijn bezorgd. Afdeling 3. - Gegevensverstrekking over het gerealiseerde sociaal
woonaanbod
Art. 9.De VMSW maakt via de applicatie de koppeling tussen het gerealiseerde sociaal woonaanbod ter uitvoering van de projecten die bij haar zijn aangemeld, en de projecten waarvoor een stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning is afgeleverd waarvan de gegevens met toepassing van artikel 6 aan het agentschap zijn bezorgd.
Art. 10.De samenwerkings- en overlegstructuur die krachtens artikel 57 van de Vlaamse Wooncode erkend is, brengt het agentschap op de hoogte van de sluiting van een hoofdhuurovereenkomst tussen een bouwheer of verkavelaar en een sociaal verhuurkantoor als vermeld in artikel 4.1.26 van het decreet Grond- en Pandenbeleid.
Het agentschap maakt via de applicatie de koppeling tussen de projecten waarvoor een hoofdhuurovereenkomst als vermeld in het eerste lid werd gesloten, en de projecten waarvoor een stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning is afgeleverd waarvan de gegevens met toepassing van artikel 6 aan het agentschap zijn bezorgd. Afdeling 4. - Gegevensverstrekking over de toe- en afname van het
sociaal woonaanbod
Art. 11.De VMSW bezorgt het agentschap jaarlijks een overzicht van de volgende typen sociaal woonaanbod in elke gemeente : 1° een lijst van sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels die in de periode van 1 september 2009 tot en met 31 december van het voorgaande jaar zijn gerealiseerd in het kader van de uitvoering van een sociale last;2° een lijst van huurwoningen, niet vermeld in punt 1°, die op 31 december van het voorgaande jaar door de VMSW of de sociale huisvestingsmaatschappijen worden verhuurd of onderverhuurd overeenkomstig een van de volgende reglementeringen : a) het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 tot reglementering van het sociale huurstelsel ter uitvoering van titel VII van de Vlaamse Wooncode;b) het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2011 betreffende de werking en het beheer van het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant en tot wijziging van diverse besluiten tot uitvoering van de Vlaamse Wooncode;3° een lijst van koopwoningen en kavels, niet vermeld in punt 1°, die in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december van het voorgaande jaar door de VMSW of door de sociale huisvestingsmaatschappijen zijn overgedragen overeenkomstig een van de volgende reglementeringen : a) het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 2006 betreffende de voorwaarden voor de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode;b) het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2011 betreffende de werking en het beheer van het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant en tot wijziging van diverse besluiten tot uitvoering van de Vlaamse Wooncode.
Art. 12.§ 1. Als de nettotoename van het aantal sociale huurwoningen die worden verhuurd of onderverhuurd door een sociaal verhuurkantoor, sinds de nulmeting volgens de gegevens van het agentschap 6.000 eenheden bedraagt, maakt het agentschap dat bekend.
De bekendmaking heeft tot gevolg dat bijkomende sociale huurwoningen als vermeld in het eerste lid, niet meer meetellen voor het behalen van de objectieven voor sociale huurwoningen. § 2. Als de toename van het aantal sociale koopwoningen dat bij de uitvoering in natura van een sociale last is gerealiseerd op initiatief van private actoren, sinds de nulmeting volgens de gegevens van het agentschap 4.000 eenheden bedraagt, maakt het agentschap dat bekend.
De bekendmaking heeft tot gevolg dat bijkomende sociale koopwoningen als vermeld in het eerste lid, niet meer meetellen voor het behalen van de objectieven voor sociale koopwoningen. § 3. De minister kan de wijze bepalen waarop de bekendmaking, vermeld in dit artikel, verloopt. HOOFDSTUK 3. - Voortgangstoets over de implementatie van het bindend sociaal objectief Afdeling 1. - Uitvoering van de voortgangstoets in 2012
Art. 13.De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op de voortgangstoets die het agentschap in 2012 uitvoert.
Art. 14.Elke gemeente bezorgt het agentschap uiterlijk op 31 januari 2012 een overzicht van de volgende typen sociaal woonaanbod : 1° een lijst van de huurwoningen op haar grondgebied waarvan de eerste verhuring of onderverhuring overeenkomstig een van de volgende reglementeringen dateert van na de nulmeting en die op 31 december 2011 door een openbaar bestuur worden verhuurd of onderverhuurd overeenkomstig een van de volgende reglementeringen : a) het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 tot reglementering van het sociale huurstelsel ter uitvoering van titel VII van de Vlaamse Wooncode;b) het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2011 betreffende de werking en het beheer van het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant en tot wijziging van diverse besluiten tot uitvoering van de Vlaamse Wooncode;2° een lijst van de koopwoningen en kavels op haar grondgebied die in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2011 door een openbaar bestuur zijn overgedragen overeenkomstig een van de volgende reglementeringen : a) het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 2006 betreffende de voorwaarden voor de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode;b) het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2011 betreffende de werking en het beheer van het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant en tot wijziging van diverse besluiten tot uitvoering van de Vlaamse Wooncode.
Art. 15.Voor elke gemeente waar het bindend sociaal objectief nog niet is bereikt, berekent het agentschap : 1° het percentage vergunde sociale huurwoningen op basis van de formule Verg Huur / Obj Huur, waarbij : a) Verg Huur : het aantal geplande sociale huurwoningen in een bouw- of verkavelingsproject waarvoor in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2011 respectievelijk een stedenbouwkundige vergunning of een verkavelingsvergunning is afgeleverd; b) Obj Huur : het gemeentelijk objectief voor sociale huurwoningen, vastgesteld overeenkomstig artikel 4.1.4 van het decreet Grond- en Pandenbeleid; 2° het percentage gerealiseerde sociale huurwoningen op basis van de formule Real Huur / Obj Huur, waarbij : a) Real Huur : het aantal gerealiseerde sociale huurwoningen in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december van 2011; b) Obj Huur : het gemeentelijk objectief voor sociale huurwoningen, vastgesteld overeenkomstig artikel 4.1.4 van het decreet Grond- en Pandenbeleid.
Het percentage vergunde sociale huurwoningen, vastgesteld overeenkomstig het eerste lid, 1°, en het percentage gerealiseerde sociale huurwoningen, vastgesteld overeenkomstig het eerste lid, 2°, worden vergeleken met het groeiritme voor sociale huurwoningen.
Een gemeente volgt het groeritme voor sociale huurwoningen als aan één of elk van de volgende criteria is voldaan : 1° het percentage gerealiseerde sociale huurwoningen is groter dan het groeiritme;2° de som van het percentage vergunde sociale huurwoningen en het percentage gerealiseerde sociale huurwoningen is groter dan het groeiritme verhoogd met 20 procent.
Art. 16.Voor elke gemeente waar het bindend sociaal objectief nog niet is bereikt, berekent het agentschap : 1° het percentage vergunde sociale koopwoningen op basis van de formule Verg Koop / Obj Koop, waarbij : a) Verg Koop : het aantal geplande sociale koopwoningen in een bouw- of verkavelingsproject waarvoor in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2011 respectievelijk een stedenbouwkundige vergunning of een verkavelingsvergunning is afgeleverd; b) Obj Koop : het gemeentelijk objectief voor sociale koopwoningen, vastgesteld overeenkomstig artikel 4.1.5 van het decreet Grond- en Pandenbeleid; 2° het percentage gerealiseerde sociale koopwoningen op basis van de formule Real Koop / Obj Koop, waarbij : a) Real Koop : het aantal gerealiseerde sociale koopwoningen in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2011; b) Obj Koop : het gemeentelijk objectief voor sociale koopwoningen, vastgesteld overeenkomstig artikel 4.1.5 van het decreet Grond- en Pandenbeleid.
Het percentage vergunde sociale koopwoningen, vastgesteld overeenkomstig het eerste lid, 1°, en het percentage gerealiseerde sociale koopwoningen, vastgesteld overeenkomstig het eerste lid, 2°, worden vergeleken met het groeiritme voor sociale koopwoningen.
Een gemeente volgt het groeritme voor sociale koopwoningen als aan één of elk van de volgende criteria is voldaan : 1° het percentage gerealiseerde sociale koopwoningen is groter dan het groeiritme;2° de som van het percentage vergunde sociale koopwoningen en het percentage gerealiseerde sociale koopwoningen is groter dan het groeiritme.
Art. 17.Voor elke gemeente waar het bindend sociaal objectief nog niet is bereikt, berekent het agentschap : 1° het percentage vergunde sociale kavels op basis van de formule Verg Kavel/Obj Kavel, waarbij : a) Verg Kavel : het aantal geplande sociale kavels in een bouw- of verkavelingsproject waarvoor in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2011 respectievelijk een stedenbouwkundige vergunning of een verkavelingsvergunning is afgeleverd; b) Obj Kavel : het gemeentelijk objectief voor sociale kavels, vastgesteld overeenkomstig artikel 4.1.6 van het decreet Grond- en Pandenbeleid; 2° het percentage gerealiseerde sociale kavels op basis van de formule Real Kavel/Obj Kavel, waarbij : a) Real Kavel : het aantal gerealiseerde sociale kavels in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2011; b) Obj Kavel : het gemeentelijk objectief voor sociale kavels, vastgesteld overeenkomstig artikel 4.1.6 van het decreet Grond- en Pandenbeleid.
Het percentage vergunde sociale kavels, vastgesteld overeenkomstig het eerste lid, 1°, en het percentage gerealiseerde sociale kavels, vastgesteld overeenkomstig het eerste lid, 2°, worden vergeleken met het groeiritme voor sociale kavels.
Een gemeente volgt het groeritme voor sociale kavels als aan één of elk van de volgende criteria is voldaan : 1° het percentage gerealiseerde sociale kavels is groter dan het groeiritme;2° de som van het percentage vergunde sociale kavels en het percentage gerealiseerde sociale kavels is groter dan het groeiritme.
Art. 18.§ 1. Op basis van de resultaten van de berekeningen en vergelijkingen, vermeld in de artikelen 15, 16 en 17, brengt het agentschap de gemeenten voorlopig onder in één van de volgende categorieën : 1° categorie 1 : gemeenten die het groeiritme van elk van de drie categorieën van sociaal woonaanbod volgen;2° categorie 2 : gemeenten die het groeiritme van één of meer van de categorieën van sociaal woonaanbod niet volgen. Een gemeente die systematisch nalaat de gegevens, vermeld in de artikelen 6 en 7, tijdig aan het agentschap te bezorgen of nalaat de gegevens, vermeld in artikel 14, tijdig aan het agentschap te bezorgen, en daarvoor geen geldige reden opgeeft, wordt voorlopig ondergebracht in categorie 2.
Het agentschap brengt de gemeenten op de hoogte van de voorlopige indeling in categorieën, vermeld in het eerste lid. § 2. Elke gemeente die voorlopig wordt ingedeeld in categorie 2, bezorgt het agentschap binnen een termijn van twee maanden een motiveringsnota. In die motiveringsnota toont de gemeente op de wijze, vermeld in artikel 19, voor elk van de categorieën van sociaal woonaanbod die het groeiritme niet volgen, aan dat ze voldoende inspanningen levert om het bindend sociaal objectief te bereiken. Die termijn van twee maanden gaat in op de dag na die van de kennisgeving, vermeld in paragraaf 1, derde lid.
De motiveringsnota wordt voorafgaandelijk ter kennisgeving voorgelegd aan de gemeenteraad.
Art. 19.§ 1. Een gemeente wordt geacht voldoende inspanningen te leveren om het bindend sociaal objectief te bereiken als ze aantoont dat aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan : 1° de gemeente wendt het instrumentarium voor de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod regelmatig aan als vermeld in paragraaf 2;2° de gemeente bereikt voor minstens drie van de vijf prestatievelden, vermeld in paragraaf 3, het minimaal vereiste uitvoeringsniveau. Als blijkt dat niet voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, wordt de gemeente geacht kennelijk onvoldoende inspanningen te leveren om het bindend sociaal objectief te bereiken. § 2. Een gemeente wendt het instrumentarium voor de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod regelmatig aan als zij elk van de volgende verplichtingen nakomt : 1° de rechtsplicht, vermeld in artikel 4.1.2, § 2, eerste lid, van het decreet Grond- en Pandenbeleid nakomen; 2° de gezamenlijke oppervlakte berekenen van de onbebouwde bouwgronden en kavels in eigendom van Vlaamse besturen en Vlaamse semipublieke rechtspersonen, vermeld in artikel 4.1.7, eerste lid, van voormeld decreet, en een actieprogramma als vermeld in artikel 4.1.7, tweede lid, van voormeld decreet, opmaken en uitvoeren; 3° normen sociaal woonaanbod vaststellen in ruimtelijke uitvoeringsplannen en plannen van aanleg die voldoen aan de criteria, vermeld in artikel 4.1.13, van voormeld decreet; 4° een sociale last opleggen en doen uitvoeren bij bouw- en verkavelingsprojecten die onderworpen zijn aan een norm sociaal woonaanbod als bepaald krachtens boek 4, titel 1, hoofdstuk 2, afdeling 2, van voormeld decreet. Een gemeente die de verplichting, vermeld in het eerste lid, 2°, niet nakomt, kan die niet-nakoming compenseren als zij gebruik maakt van elk van de volgende instrumenten : 1° een gemeentelijk reglement Sociaal Wonen als vermeld in artikel 4.1.9 van het decreet Grond- en Pandenbeleid, waarin minstens voor een gedeelte van het grondgebied de maximale percentages van de vork, vermeld in artikel 4.1.8, tweede lid, van voormeld decreet, worden gehanteerd en ervoor wordt geopteerd om geen afwijkingen in min toe te staan; 2° normen sociaal woonaanbod in ruimtelijke uitvoeringsplannen en plannen van aanleg die voldoen aan de criteria, vermeld in artikel 4.1.12 van voormeld decreet. § 3. Met behoud van de toepassing van paragraaf 2 wordt een gemeente beoordeeld op de onderstaande prestatievelden : 1° voeren van een beleid inzake bestrijding van leegstand van gebouwen en woningen;2° voeren van een beleid inzake activering van onbebouwde percelen in woongebied en onbebouwde kavels;3° hanteren van het recht van voorkoop en de onteigeningsbevoegdheid om het bindend sociaal objectief te bereiken;4° aanwenden van het lokaal woonoverleg, vermeld in artikel 28 van de Vlaamse Wooncode, om het bindend sociaal objectief te bereiken;5° ontwikkelen van een visie over de wijze waarop een sociale last moet worden ingevuld. Voor het prestatieveld, vermeld in het eerste lid, 1°, beschikt de gemeente minimaal over een geactualiseerd leegstandsregister als vermeld in artikel 2.2.6 van het decreet Grond- en Pandenbeleid.
Voor het prestatieveld, vermeld in het eerste lid, 2°, beschikt de gemeente minimaal over een geactualiseerd register van onbebouwde percelen als vermeld in artikel 2.2.5 van het decreet Grond- en Pandenbeleid.
Voor het prestatieveld, vermeld in het eerste lid, 3°, beschikt de gemeente minimaal over de nodige middelen op de gemeentelijke begroting om het recht van voorkoop en de onteigeningsbevoegdheid te kunnen uitoefenen.
Voor het prestatieveld, vermeld in het eerste lid, 4°, beschikt de gemeente minimaal over een lokaal woonoverleg dat ten minste tweemaal per jaar samenkomt, en waarop een visietekst is besproken die handelt over de volgende onderwerpen : 1° de inspanningen die de gemeente levert of zal leveren om eigenstandig een bijkomend sociaal woonaanbod te realiseren;2° de inspanningen die de gemeente levert of zal leveren om de gebouwen en woningen die in het leegstandsregister zijn opgenomen, te activeren met het oog op de realisatie van een sociaal woonaanbod;3° de inspanningen die de gemeente levert of zal leveren om de bouwgronden en kavels die in het register van onbebouwde percelen zijn opgenomen, te activeren met het oog op de realisatie van een sociaal woonaanbod. Voor het prestatieveld, vermeld in het eerste lid, 5°, beschikt de gemeente minimaal over een visie en een stappenplan over de invulling van de sociale last in verhouding tot de omvang van de gemeentelijke deelobjectieven voor sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels. Minstens wordt vermeld in welke gevallen de gemeente akkoord gaat met de uitvoering van een sociale last op de wijze, vermeld in artikel 4.1.18 en 4.1.19 van het decreet Grond- en Pandenbeleid, en op welke manier de inkomsten van de uitzonderlijke sociale bijdrage, vermeld in artikel 4.1.19 van voormeld decreet zullen worden aangewend voor de realisatie van een sociaal woonaanbod.
Art. 20.§ 1. Op basis van de tijdig bezorgde motiveringsnota's brengt het agentschap de gemeenten die voorlopig in categorie 2 ondergebracht zijn, onder in één van de volgende categorieën : 1° categorie 2a : gemeenten die het groeiritme niet volgen, maar voldoende inspanningen leveren om het bindend sociaal objectief te bereiken;2° categorie 2b : gemeenten die het groeiritme niet volgen en kennelijk onvoldoende inspanningen leveren om het bindend sociaal objectief te bereiken. Een gemeente die nalaat tijdig een motiveringsnota aan het agentschap te bezorgen en daarvoor geen geldige reden opgeeft, wordt ondergebracht in categorie 2b als vermeld in het eerste lid, 2°.
Het agentschap bezorgt de minister een lijst met de gemeenten die ondergebracht worden in categorie 2b. Na mededeling aan de Vlaamse Regering keurt de minister de lijst goed. De goedgekeurde lijst wordt bekendgemaakt. § 2. Na mededeling aan de Vlaamse Regering sluit de minister een overeenkomst met een sociale woonorganisatie die bereid wordt gevonden om het vereiste sociaal woonaanbod op het grondgebied van de gemeente te realiseren. Als meerdere sociale woonorganisaties bereid zijn om het vereiste sociaal woonaanbod in een gemeente te realiseren, dan wordt de volgorde van de cascaderegeling, vermeld in artikel 4.1.21, § 1, eerste lid, van het decreet Grond- en Pandenbeleid, in acht genomen. Afdeling 2. - Uitvoering van voortgangstoetsen na 2012
Art. 21.De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op de tweejaarlijkse voortgangstoetsen die het agentschap na 2012 uitvoert.
Art. 22.Elke gemeente bezorgt het agentschap uiterlijk op 31 januari van het jaar waarin de voortgangstoets wordt uitgevoerd, een overzicht van de volgende typen sociaal woonaanbod : 1° een lijst van de huurwoningen op haar grondgebied waarvan de eerste verhuring of onderverhuring overeenkomstig een van de volgende reglementeringen dateert van na de nulmeting en die op 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de voortgangstoets wordt uitgevoerd, door een openbaar bestuur worden verhuurd of onderverhuurd overeenkomstig een van de volgende reglementeringen : a) het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 tot reglementering van het sociale huurstelsel ter uitvoering van titel VII van de Vlaamse Wooncode;b) het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2011 betreffende de werking en het beheer van het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant en tot wijziging van diverse besluiten tot uitvoering van de Vlaamse Wooncode;2° een lijst van de koopwoningen en kavels op haar grondgebied die in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de voortgangstoets wordt uitgevoerd, door een openbaar bestuur zijn overgedragen overeenkomstig een van de volgende reglementeringen : a) het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 2006 betreffende de voorwaarden voor de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode;b) het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2011 betreffende de werking en het beheer van het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant en tot wijziging van diverse besluiten tot uitvoering van de Vlaamse Wooncode.
Art. 23.Voor elke gemeente waar het bindend sociaal objectief nog niet is bereikt, berekent het agentschap : 1° het percentage vergunde sociale huurwoningen op basis van de formule Verg Huur / Obj Huur, waarbij : a) Verg Huur : het aantal geplande sociale huurwoningen in een bouw- of verkavelingsproject waarvoor in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december van het jaar dat voorafgaat aan dat van de voortgangstoets, respectievelijk een stedenbouwkundige vergunning of een verkavelingsvergunning is afgeleverd; b) Obj Huur : het gemeentelijk objectief voor sociale huurwoningen, vastgesteld overeenkomstig artikel 4.1.4 van het decreet Grond- en Pandenbeleid; 2° het percentage gerealiseerde sociale huurwoningen op basis van de formule Real Huur / Obj Huur, waarbij : a) Real Huur : het aantal gerealiseerde sociale huurwoningen in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december van het jaar dat voorafgaat aan dat van de voortgangstoets; b) Obj Huur : het gemeentelijk objectief voor sociale huurwoningen, vastgesteld overeenkomstig artikel 4.1.4 van het decreet Grond- en Pandenbeleid.
Het percentage vergunde sociale huurwoningen, vastgesteld overeenkomstig het eerste lid, 1°, en het percentage gerealiseerde sociale huurwoningen, vastgesteld overeenkomstig het eerste lid, 2°, worden vergeleken met het groeipad voor sociale huurwoningen.
Een gemeente volgt het groeipad voor sociale huurwoningen als aan één of elk van de volgende criteria is voldaan : 1° het percentage gerealiseerde sociale huurwoningen is gelijk aan of groter dan het groeipad;2° de som van het percentage vergunde sociale huurwoningen en het percentage gerealiseerde sociale huurwoningen is groter dan het groeipad verhoogd met 20 procent.
Art. 24.Voor elke gemeente waar het bindend sociaal objectief nog niet is bereikt, berekent het agentschap : 1° het percentage vergunde sociale koopwoningen op basis van de formule Verg Koop / Obj Koop, waarbij : a) Verg Koop : het aantal geplande sociale koopwoningen in een bouw- of verkavelingsproject waarvoor in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december van het jaar dat voorafgaat aan dat van de voortgangstoets, respectievelijk een stedenbouwkundige vergunning of een verkavelingsvergunning is afgeleverd; b) Obj Koop : het gemeentelijk objectief voor sociale koopwoningen, vastgesteld overeenkomstig artikel 4.1.5 van het decreet Grond- en Pandenbeleid; 2° het percentage gerealiseerde sociale koopwoningen op basis van de formule Real Koop/Obj Koop, waarbij : a) Real Koop : het aantal gerealiseerde sociale koopwoningen in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december van het jaar dat voorafgaat aan dat van de voortgangstoets; b) Obj Koop : het gemeentelijk objectief voor sociale koopwoningen, vastgesteld overeenkomstig artikel 4.1.5 van het decreet Grond- en Pandenbeleid.
Het percentage vergunde sociale koopwoningen, vastgesteld overeenkomstig het eerste lid, 1°, en het percentage gerealiseerde sociale koopwoningen, vastgesteld overeenkomstig het eerste lid, 2°, worden vergeleken met het groeipad voor sociale koopwoningen.
Een gemeente volgt het groeipad voor sociale koopwoningen als aan één of elk van de volgende criteria is voldaan : 1° het percentage gerealiseerde sociale koopwoningen is gelijk aan of groter dan het groeipad;2° de som van het percentage vergunde sociale koopwoningen en het percentage gerealiseerde sociale koopwoningen is groter dan het groeipad verhoogd met 20 procent.
Art. 25.Voor elke gemeente waar het bindend sociaal objectief nog niet is bereikt, berekent het agentschap : 1° het percentage vergunde sociale kavels op basis van de formule Verg Kavel/Obj Kavel, waarbij : a) Verg Kavel : het aantal geplande sociale kavels in een bouw- of verkavelingsproject waarvoor in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december van het jaar dat voorafgaat aan dat van de voortgangstoets, respectievelijk een stedenbouwkundige vergunning of een verkavelingsvergunning is afgeleverd; b) Obj Kavel : het gemeentelijk objectief voor sociale kavels, vastgesteld overeenkomstig artikel 4.1.6 van het decreet Grond- en Pandenbeleid; 2° het percentage gerealiseerde sociale kavels op basis van de formule Real Kavel/Obj Kavel, waarbij : a) Real Kavel : het aantal gerealiseerde sociale kavels in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december van het jaar dat voorafgaat aan dat van de voortgangstoets; b) Obj Kavel : het gemeentelijk objectief voor sociale kavels, vastgesteld overeenkomstig artikel 4.1.6 van het decreet Grond- en Pandenbeleid.
Het percentage vergunde sociale kavels, vastgesteld overeenkomstig het eerste lid, 1°, en het percentage gerealiseerde sociale kavels, vastgesteld overeenkomstig het eerste lid, 2°, worden vergeleken met het groeipad voor sociale kavels.
Een gemeente volgt het groeipad voor sociale kavels als aan één of elk van de volgende criteria is voldaan : 1° het percentage gerealiseerde sociale kavels is gelijk aan of groter dan het groeipad;2° de som van het percentage vergunde sociale kavels en het percentage gerealiseerde sociale kavels is groter dan het groeipad.
Art. 26.§ 1. Op basis van de resultaten van de berekeningen en vergelijkingen, vermeld in de artikelen 23, 24 en 25, brengt het agentschap de gemeenten voorlopig onder in één van de volgende categorieën, 1° categorie 1 : gemeenten die het groeipad van elk van de drie categorieën van sociaal woonaanbod volgen;2° categorie 2 : gemeenten die het groeipad van één of meer van de categorieën van sociaal woonaanbod niet volgen. Een gemeente die systematisch nalaat de gegevens, vermeld in de artikelen 6 en 7, tijdig aan het agentschap te bezorgen of nalaat de gegevens, vermeld in artikel 22, tijdig aan het agentschap te bezorgen, en daarvoor geen geldige reden opgeeft, wordt voorlopig ondergebracht in categorie 2.
Het agentschap brengt de gemeenten op de hoogte van de voorlopige indeling in categorieën, vermeld in het eerste lid. § 2. Elke gemeente die voorlopig wordt ingedeeld in categorie 2, bezorgt het agentschap binnen een termijn van twee maanden een motiveringsnota. In die motiveringsnota toont de gemeente op de wijze, vermeld in artikel 19, voor elk van de categorieën van sociaal woonaanbod die het groeipad niet volgen, aan dat ze voldoende inspanningen levert om het bindend sociaal objectief te bereiken. Die termijn van twee maanden gaat in op de dag na die van de kennisgeving, vermeld in paragraaf 1, derde lid. De motiveringsnota wordt voorafgaandelijk ter kennisgeving voorgelegd aan de gemeenteraad.
Na mededeling aan de Vlaamse Regering kan de minister voor de voortgangstoetsen na 2012 het minimaal vereiste uitvoeringsniveau van de prestatievelden, vermeld in artikel 19, § 3, verhogen, of bijkomende prestatievelden opleggen.
Art. 27.Op basis van de tijdig bezorgde motiveringsnota's brengt het agentschap de gemeenten die voorlopig ondergebracht zijn in categorie 2, onder in één van de volgende categorieën : 1° categorie 2a : gemeenten die het groeipad niet volgen maar voldoende inspanningen leveren om het bindend sociaal objectief te bereiken;2° categorie 2b : gemeenten die het groeipad niet volgen en kennelijk onvoldoende inspanningen leveren om het bindend sociaal objectief te bereiken. Een gemeente die nalaat tijdig een motiveringsnota aan het agentschap te bezorgen en daarvoor geen geldige reden opgeeft, wordt ondergebracht in categorie 2b als vermeld in het eerste lid, 2°.
Het agentschap bezorgt de minister een lijst met de gemeenten die ondergebracht worden in categorie 2b. Na mededeling aan de Vlaamse Regering keurt de minister de lijst goed. De goedgekeurde lijst wordt bekendgemaakt. HOOFDSTUK 4. - Beoordeling of het bindend sociaal objectief van een gemeente bereikt is Afdeling 1. - Ambtshalve door het agentschap in het kader van een
voortgangstoets
Art. 28.Op basis van de gegevens over de toe- en afname van het sociaal woonaanbod waarover het agentschap beschikt op 31 januari van het jaar waarin een voortgangstoets wordt uitgevoerd, berekent het per gemeente : 1° voor de sociale huurwoningen de nettotoename ten opzichte van de nulmeting, zijnde het verschil tussen de toename en de afname van sociale huurwoningen;2° voor de sociale koopwoningen en de sociale kavels de toename ten opzichte van de nulmeting. Het bindend sociaal objectief van een gemeente is pas bereikt als : 1° voor de sociale huurwoningen de nettotoename overeenstemt met het objectief voor sociale huurwoningen;2° voor de sociale koopwoningen en de sociale kavels de toename overeenstemt met respectievelijk het objectief voor sociale koopwoningen en het objectief voor sociale kavels. Voor de sociale koopwoningen en de sociale kavels kan de berekening, vermeld in het eerste lid, 2°, pas gebeuren nadat de Vlaamse Regering heeft beslist over een eventuele verhoging van de gewestelijke objectieven voor sociale koopwoningen en sociale kavels op basis van de wetenschappelijke studie, vermeld in artikel 22bis, § 1, tweede lid, van de Vlaamse Wooncode.
Art. 29.Als het agentschap op basis van de berekening, vermeld in artikel 28, eerste lid, vaststelt dat het bindend sociaal objectief van een gemeente bereikt is, wordt de gemeente daarvan met een beveiligde zending op de hoogte gebracht.
De kennisgeving, vermeld in het eerste lid, geeft de gemeente het recht om een gemeentelijk bericht bekend te maken waaruit blijkt dat het bindend sociaal objectief bereikt is.
Art. 30.§ 1. Als het agentschap op basis van de berekening, vermeld in artikel 28, eerste lid, vaststelt dat het sociaal woonaanbod in een gemeente ten minste tien procent bedraagt van het aantal huishoudens op het niveau van de gemeente, zoals opgenomen in de nulmeting, wordt de gemeente daarvan met een beveiligde zending op de hoogte gebracht.
De kennisgeving, vermeld in het eerste lid, geeft de gemeente het recht om artikel 4.1.9, § 1/1, eerste lid, of artikel 4.1.12, derde lid, van het decreet Grond- en Pandenbeleid toe te passen. § 2. Als het agentschap op basis van de berekening, vermeld in artikel 28, eerste lid, vaststelt dat het sociaal woonaanbod in een gemeente minder dan tien procent bedraagt van het aantal huishoudens op het niveau van de gemeente, zoals opgenomen in de nulmeting, wordt de gemeente daarvan met een beveiligde zending op de hoogte gebracht voor zover ze artikel 4.1.9, § 1/1, eerste lid, of artikel 4.1.12, derde lid, van het decreet Grond- en Pandenbeleid toepast.
De kennisgeving, vermeld in het eerste lid, heeft tot gevolg dat de mogelijkheid voor de gemeente vervalt om artikel 4.1.9, § 1/1, eerste lid, of artikel 4.1.12, derde lid, van het decreet Grond- en Pandenbeleid, toe te passen.
Art. 31.In 2021 gaat het agentschap voor elke gemeente na of het bindend sociaal objectief uiterlijk op 31 december 2020 is bereikt.
In afwijking van het eerste lid verloopt de beoordeling of het bindend sociaal objectief van een gemeente is bereikt als volgt : 1° als een gemeente met toepassing van artikel 4.1.4, § 1, derde lid, van het decreet Grond- en Pandenbeleid een uitstel van ten hoogste vijf jaar gekregen heeft, gaat het agentschap na het verstrijken van die termijn van uitstel na of het bindend sociaal objectief van die gemeente tijdig is bereikt; 2° als een gemeente met toepassing van artikel 4.1.4, § 2, van het decreet Grond- en Pandenbeleid een specifieke inhaalbeweging moet realiseren, gaat het agentschap in 2026 na of het bindend sociaal objectief van die gemeente uiterlijk op 31 december 2025 is bereikt. Afdeling 2. - Op initiatief van de gemeente
Art. 32.Als een gemeente van oordeel is dat haar bindend sociaal objectief is bereikt, meldt ze dat aan het agentschap, samen met een motiveringsnota ter staving van het feit dat het bindend sociaal objectief bereikt is.
De minister bepaalt de vorm en de minimale inhoud van de motiveringsnota, vermeld in het eerste lid. Minstens dient de gemeente een actueel overzicht toe te voegen van de typen sociaal woonaanbod, respectievelijk vermeld in artikel 14 en in artikel 22.
Art. 33.Op basis van de gegevens over de toe- en afname van het sociaal woonaanbod waarover het beschikt, berekent het agentschap : 1° voor de sociale huurwoningen de nettotoename ten opzichte van de nulmeting, zijnde het verschil tussen de toename en de afname van sociale huurwoningen;2° voor de sociale koopwoningen en de sociale kavels de toename ten opzichte van de nulmeting. Het agentschap kan voor de berekening, vermeld in het eerste lid, bij de VMSW een actueel overzicht opvragen van de typen sociaal woonaanbod, vermeld in artikel 11, in de gemeente.
Artikel 28, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Art. 34.§ 1. Als het agentschap op basis van de berekening, vermeld in artikel 33, eerste lid, vaststelt dat het bindend sociaal objectief van de gemeente bereikt is, wordt de gemeente daarvan met een beveiligde zending op de hoogte gebracht.
De kennisgeving, vermeld in het eerste lid, geeft de gemeente het recht om een gemeentelijk bericht bekend te maken waaruit blijkt dat het bindend sociaal objectief bereikt is. § 2. Als het agentschap op basis van de berekening, vermeld in artikel 33, eerste lid, vaststelt dat het bindend sociaal objectief van een gemeente nog niet bereikt is, wordt de gemeente daarvan met een beveiligde zending op de hoogte gebracht. HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 35.Met behoud van de toepassing van artikel 6 bezorgt elke gemeente het agentschap uiterlijk op 31 januari 2012 de gegevens over de stedenbouwkundige vergunningen en verkavelingsvergunningen voor bouw- en verkavelingsprojecten als vermeld in artikel 4.1.8, eerste lid, van het decreet Grond- en Pandenbeleid, door haar of door de deputatie in het kader van de administratieve beroepsprocedure afgeleverd in de periode van 1 september 2009 tot en met 31 december 2011.
Een gemeente die nalaat de gegevens, vermeld in het eerste lid, tijdig aan het agentschap te bezorgen en daarvoor geen geldige reden opgeeft, wordt op basis van de voortgangstoets in 2012 voorlopig ondergebracht in categorie 2 als vermeld in artikel 18, § 1, eerste lid, 2°.
Art. 36.Met behoud van de toepassing van artikel 7 bezorgt elke gemeente het agentschap uiterlijk op 31 januari 2012 de gegevens over : 1° de stedenbouwkundige vergunningen en verkavelingsvergunningen voor sociale woonprojecten, door haar of door de deputatie in het kader van de administratieve beroepsprocedure afgeleverd in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2011;2° de stedenbouwkundige vergunningen en verkavelingsvergunningen voor woonprojecten met sociaal karakter, door haar of door de deputatie in het kader van de administratieve beroepsprocedure afgeleverd in de periode van de datum van inwerkingtreding van het decreet waarin het aanbod aan huur- en koopwoningen en kavels die gefinancierd worden door het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant, opgericht bij artikel 16 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992, voor de toepassing van het decreet Grond- en Pandenbeleid en zijn uitvoeringsbesluiten beschouwd wordt als sociaal woonaanbod, tot en met 31 december 2011. Een gemeente die nalaat de gegevens, vermeld in het eerste lid, tijdig aan het agentschap te bezorgen en daarvoor geen geldige reden opgeeft, wordt op basis van de voortgangstoets in 2012 voorlopig ondergebracht in categorie 2 als vermeld in artikel 18, § 1, eerste lid, 2°.
Art. 37.Met behoud van de toepassing van de artikelen 8 en 9 maakt de VMSW via de applicatie de koppeling tussen : 1° de projecten die bij de VMSW zijn aangemeld en de projecten waarin een stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning is afgeleverd waarvan de gegevens met toepassing van artikel 35 aan het agentschap zijn bezorgd;2° het gerealiseerde sociaal woonaanbod ter uitvoering van de projecten die bij de VMSW zijn aangemeld, en de projecten waarin een stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning is afgeleverd waarvan de gegevens met toepassing van artikel 35 aan het agentschap zijn bezorgd.
Art. 38.Met behoud van de toepassing van artikel 10 bezorgt de samenwerkings- en overlegstructuur die krachtens artikel 57 van de Vlaamse Wooncode erkend is, het agentschap uiterlijk op 31 januari 2012 een overzicht van de hoofdhuurovereenkomsten tussen een bouwheer of verkavelaar, gesloten ter uitvoering van artikel 4.1.26 van het decreet Grond- en Pandenbeleid in de periode van 1 september 2009 tot en met 31 december 2011.
Het agentschap maakt via de applicatie de koppeling tussen de projecten waarvoor een hoofdhuurovereenkomst als vermeld in het eerste lid werd gesloten, en de projecten waarvoor een stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning is afgeleverd waarvan de gegevens met toepassing van artikel 6 of 35 aan het agentschap zijn bezorgd.
Art. 39.De VMSW bezorgt het agentschap uiterlijk op 31 januari 2012 een overzicht van de typen sociaal woonaanbod, vermeld in artikel 11, in elke gemeente.
Art. 40.De Vlaamse Regering bepaalt de datum waarop de artikelen 21 tot en met 27 en artikel 30 in werking treden.
Art. 41.De Vlaamse minister, bevoegd voor wonen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 10 november 2011.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, F. VAN DEN BOSSCHE