gepubliceerd op 09 juni 2006
Besluit van de Vlaamse Regering houdende de vaststelling van de regels voor de scheiding tussen de gemeentelijke en bovengemeentelijke saneringsverplichting en de vaststelling van de zoneringsplannen
10 MAART 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de vaststelling van de regels voor de scheiding tussen de gemeentelijke en bovengemeentelijke saneringsverplichting en de vaststelling van de zoneringsplannen
De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 20;
Gelet op de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, inzonderheid op artikel 32quater, § 1, 11°, ingevoegd bij het decreet van 23 december 2005, en op artikel 32duodecies, § 1, ingevoegd bij het decreet van 22 december 1995 en gewijzigd bij de decreten van 8 juli 1996, 19 december 1998, 21 december 2001 en 24 december 2004;
Gelet op het decreet van 24 mei 2002 betreffende water bestemd voor menselijke aanwending, inzonderheid op artikel 6bis, § 6, ingevoegd bij het decreet van 24 december 2004 en gewijzigd bij het decreet van 23 december 2005;
Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, inzonderheid op artikel 27, § 2, 10°, ingevoegd bij het decreet van 23 december 2005;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2002 met betrekking tot de subsidiëring van de aanleg door de gemeenten, gemeentebedrijven, intercommunales of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden van openbare rioleringen, andere dan prioritaire rioleringen, en van de bouw door de gemeenten van kleinschalige rioolwaterzuiveringsinstallaties, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 2005;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 14 oktober 2005;
Gelet op advies 39.666/3 van de Raad van State, gegeven op 18 januari 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de VMM : de Vlaamse Milieumaatschappij, vermeld in artikel 32bis van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging; 2° het IVA VMM : het intern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Milieumaatschappij, vermeld in artikel X.2.1, § 1, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid; 3° CIW : de Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid, vermeld in artikel 25 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid;4° het bekkenbestuur : het bestuur, vermeld in artikelen 26 en 27 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid;5° de gemeente : het college van burgemeester en schepenen;6° het zoneringsplan : het plan dat een onderscheid maakt tussen de gebieden met collectieve sanering en de gebieden met individuele sanering.In het centrale gebied werd reeds in collectieve sanering voorzien; 7° het uitvoeringsplan : het plan dat de uitvoering en de timing van de projecten regelt met betrekking tot de gemeentelijke en de bovengemeentelijke saneringsverplichting, evenals de noodzakelijke afstemming van de projecten;8° het centrale gebied : het deel van het gemeentelijke grondgebied dat geheel of gedeeltelijk wordt afgevoerd naar een of meer agglomeraties;9° het buitengebied : het deel van het gemeentelijke grondgebied dat niet binnen het centrale gebied ligt;10° het collectief geoptimaliseerde buitengebied : het deel van het buitengebied waar, om de bestaande sanering van het afvalwater te optimaliseren, gekozen is voor collectieve inzameling en zuivering en waar die reeds gerealiseerd is;11° het collectief te optimaliseren buitengebied : het deel van het buitengebied waar, om de bestaande sanering van het afvalwater te optimaliseren, gekozen is voor collectieve inzameling en zuivering en waar die nog te realiseren is;12° het individueel te optimaliseren buitengebied : het deel van het buitengebied waar, om de bestaande sanering van het afvalwater te optimaliseren, gekozen is voor individuele afvalwaterzuivering en waar voor de burger overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne een individuele zuiveringsplicht geldt;13° cluster : groep van percelen die op dezelfde wijze gesaneerd worden;14° omslagwaarde : waarde die per gemeente is bepaald en die de minimaal ingezamelde of in te zamelen vuilvracht aangeeft voor er sprake kan zijn van een gewestelijke saneringsopdracht.De tabel met de omslagwaarde per gemeente is opgenomen in bijlage I, gevoegd bij dit besluit.
Voor de landelijke deelgemeenten van de gemeenten met een omslagwaarde die groter is dan of gelijk is aan 500 IE wordt de omslagwaarde bepaald op 100 IE. De lijst van landelijke deelgemeenten is opgenomen in bijlage II, gevoegd bij dit besluit; 15° overnamepunt : het punt waar, op basis van de zoneringsplannen, geoordeeld wordt dat de gemeentelijke saneringsopdracht eindigt en de bovengemeentelijke saneringsopdracht begint;16° het decreet van 7 mei 2004 : het decreet van 7 mei 2004 tot wijziging van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, tot aanvulling ervan met een titel Agentschappen en tot wijziging van diverse andere wetten en decreten. HOOFDSTUK II. - Vaststellen van de regels voor de scheiding tussen de gemeentelijke en bovengemeentelijke saneringsverplichting Afdeling I. - Het buitengebied
Art. 2.In de zone, vermeld in artikel 1, 9°, wordt de scheiding tussen de gemeentelijke en de bovengemeentelijke saneringsverplichting bepaald op basis van de volgende principes : 1° de functie van de leiding is bepalend : inzameling is een gemeentelijke opdracht, transport een bovengemeentelijke opdracht;2° de omslagwaarde, die gelijk is in geval van verder transport of lokale zuivering;3° een aaneengesloten bovengemeentelijk netwerk wordt gerealiseerd. Dat houdt eveneens in dat de lokale inzameling die plaatsvindt op hetzelfde tracé een gemeentelijke opdracht blijft.
Art. 3.Op het voorontwerp van zoneringsplan, vermeld in artikel 6, zijn de overnamepunten indicatief aangeduid. De exacte ligging van de overnamepunten zal worden vastgelegd in het uitvoeringsplan, vermeld in artikel 11. Afdeling II. - Het centrale gebied
Art. 4.Nadat het definitieve zoneringsplan en het uitvoeringsplan opgemaakt zijn, zal de VMM, en vanaf de datum waarop het decreet van 7 mei 2004, in werking treedt, het IVA VMM in overleg met de gemeente de scheiding tussen de gemeentelijke en bovengemeentelijke saneringsverplichting in het centrale gebied vaststellen. HOOFDSTUK III. - Vaststellen van de zoneringsplannen
Art. 5.§ 1. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, stelt voor elke gemeente een definitief zoneringsplan vast. De zoneringsplannen worden zodanig opgesteld en de besluitvormingsprocedures verlopen zodanig dat ze voldoen aan de essentiële kenmerken van de milieueffectrapportage, vermeld in artikel 4.1.4, § 2, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.
De definitieve zoneringsplannen worden binnen een termijn van twintig maanden na ontvangst van het voorontwerp van zoneringsplan vastgesteld en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. § 2. De gemeenten die binnen een termijn van twintig maanden na ontvangst van het voorontwerp van zoneringsplan geen definitief zoneringsplan hebben, komen niet meer in aanmerking voor opname op een subsidiëringsprogramma dat wordt opgesteld in het kader van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2002 met betrekking tot de subsidiëring van de aanleg door de gemeenten, gemeentebedrijven, intercommunales of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden van openbare rioleringen, andere dan prioritaire rioleringen, en van de bouw door de gemeenten van kleinschalige rioolwaterzuiveringsinstallaties, tot het ogenblik waarop het definitieve zoneringsplan is vastgesteld en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Afdeling I. - Het voorontwerp van zoneringsplan
Art. 6.De VMM - vanaf de datum waarop het decreet van 7 mei 2004 in werking treedt het IVA VMM - stelt per gemeente een voorontwerp van zoneringsplan op dat bestaat uit de hierna vermelde zones : 1° het centrale gebied;2° het collectief geoptimaliseerde buitengebied;3° de donkergroene zone, zijnde het buitengebied waar collectieve sanering meer dan 30 % goedkoper is dan individuele sanering;4° de lichtgroene zone, zijnde het buitengebied waar collectieve sanering minder dan 30 % goedkoper is dan individuele sanering;5° de gele zone, zijnde het buitengebied waar individuele sanering minder dan 30 % goedkoper is dan collectieve sanering;6° de rode zone, zijnde het buitengebied waar individuele sanering meer dan 30 % goedkoper is dan collectieve sanering.
Art. 7.De VMM - vanaf de datum waarop het decreet van 7 mei 2004 in werking treedt het IVA VMM - bezorgt het voorontwerp van zoneringsplan per aangetekende brief aan de gemeente op het grondgebied waarvan het voorontwerp van toepassing is. Afdeling II. - Beoordeling voorontwerp van zoneringsplan door de
gemeente
Art. 8.§ 1. Binnen een termijn van negentig kalenderdagen na ontvangst van het voorontwerp van zoneringsplan gaat de gemeente over tot de toewijzing van de donkergroene, lichtgroene, gele en rode zones aan het collectief te optimaliseren buitengebied of het individueel te optimaliseren buitengebied aan de hand van volgende criteria of rekening houdend met de volgende methodiek : 1° de donkergroene zones worden toegewezen aan het collectief te optimaliseren buitengebied, tenzij op basis van ecologische, stedenbouwkundige, bouwkundige redenen of vastgestelde materiële vergissingen wordt gemotiveerd om toe te wijzen aan het individueel te optimaliseren buitengebied;2° de rode zones worden toegewezen aan het individueel te optimaliseren buitengebied, tenzij op basis van ecologische, stedenbouwkundige, bouwkundige redenen of vastgestelde materiële vergissingen wordt gemotiveerd om toe te wijzen aan het collectief te optimaliseren buitengebied;3° de keuze om de lichtgroene en gele zones toe te wijzen aan het collectief te optimaliseren buitengebied of het individueel te optimaliseren buitengebied wordt op basis van ecologische, stedenbouwkundige, bouwkundige, financiële redenen of vastgestelde materiële vergissingen gemotiveerd. § 2. Binnen de termijn, vermeld in § 1, deelt de gemeente haar beoordeling per aangetekende brief mee aan de VMM - vanaf de datum waarop het decreet van 7 mei 2004 in werking treedt aan het IVA VMM. § 3. De VMM - vanaf de datum waarop het decreet van 7 mei 2004 in werking treedt, het IVA VMM - voert binnen een termijn van zestig kalenderdagen na ontvangst van de beoordeling van de gemeente, rekening houdend met de criteria en methodiek, vermeld in artikel 8, § 1, de nodige aanpassingen uit en bezorgt een ontwerp van zoneringsplan per aangetekende brief aan de gemeente. Dit ontwerp van zoneringsplan bestaat uit de hierna vermelde zones : 1° het centrale gebied;2° het collectief geoptimaliseerde buitengebied;3° het collectief te optimaliseren buitengebied;4° het individueel te optimaliseren buitengebied. Afdeling III. - Het ontwerp van zoneringsplan
Art. 9.§ 1. Uiterlijk vijftien kalenderdagen na ontvangst van het ontwerp van zoneringsplan wordt het ter inzage gelegd bij de gemeente. § 2. Het ontwerp van zoneringsplan wordt voor een termijn van zestig kalenderdagen ter inzage gelegd bij de gemeente. De gemeente maakt dit bekend door aanplakking en door publicatie in minstens twee dag- en weekbladen waarvan één met regionaal karakter. Gedurende die periode kan iedereen schriftelijke opmerkingen indienen bij de gemeente.
De bekendmaking vermeldt minstens de begin- en einddatum van het openbaar onderzoek, de plaats waar het ontwerp van zoneringsplan ter inzage ligt en de vermelding bij wie de opmerkingen moeten worden ingediend. § 3. Door de gemeenten wordt het ontwerp van zoneringsplan tegelijkertijd bezorgd aan de CIW - vanaf het ogenblik dat de bekkenbesturen operationeel zijn aan het voor de desbetreffende gemeente bevoegde bekkenbestuur- die hierover binnen de termijn, vermeld in § 2, advies uitbrengt. § 4. Als de toewijzingen een impact kunnen hebben op de saneringsplicht van de omliggende gemeenten, bezorgt de gemeente tevens tegelijkertijd het ontwerp van zoneringsplan aan de omliggende gemeenten, die hierover binnen de termijn, vermeld in § 2, advies uitbrengen. § 5. Als de gevraagde adviezen, vermeld in § 3 en § 4, niet verleend zijn binnen de termijn, vermeld in § 2, mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan. § 6. Binnen een termijn van zestig kalenderdagen na het verstrijken van de termijn, vermeld in § 2, onderzoekt de gemeente de ingediende opmerkingen.
De gemeente past in overleg met de VMM - vanaf de datum waarop het decreet van 7 mei 2004 in werking treedt het IVA VMM - het ontwerp van zoneringsplan aan. § 7. De gemeente ziet erop toe dat de voorgestelde aanpassingen aansluiten bij de bepalingen van artikel 8, § 1. § 8. Op voorstel van de gemeente keurt de gemeenteraad, binnen een termijn van zestig kalenderdagen na het verstrijken van de termijn, vermeld in § 6, het aangepaste ontwerp van zoneringsplan goed. § 9. De gemeente bezorgt het aangepaste ontwerp per aangetekende brief aan de VMM, en vanaf de datum waarop het decreet van 7 mei 2004 in werking treedt, het IVA VMM. Dat aangepaste ontwerp omvat minstens de volgende elementen : 1° de ontvangen opmerkingen naar aanleiding van het openbaar onderzoek en de redenen waarom opmerkingen al of niet in overweging werden genomen;2° het gemotiveerde voorstel betreffende de noodzakelijke aanpassingen aan het ontwerp van zoneringsplan;3° het aangepaste ontwerp van zoneringsplan;4° de goedkeuring door de gemeenteraad. Afdeling IV. - Het definitieve zoneringsplan
Art. 10.§ 1. Na de ontvangst van het aangepaste ontwerp van zoneringsplan van de gemeente beschikt de VMM - vanaf de datum waarop het decreet van 7 mei 2004 in werking treedt het IVA VMM - over een termijn van zestig kalenderdagen om dit aangepaste ontwerp van zoneringsplan te verwerken tot een voorstel van definitief zoneringsplan dat ze samen met de ingediende opmerkingen naar aanleiding van het openbaar onderzoek, en haar standpunt bezorgt aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het Leefmilieu en het Waterbeleid. § 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor het Leefmilieu en het Waterbeleid, gaat na of het zoneringsplan beantwoordt aan de criteria, vermeld in artikel 8, § 1, en of het afgestemd is op het zoneringsplan van de omliggende gemeenten. Hij brengt de eventuele noodzakelijke wijzigingen aan en stelt binnen een termijn van zestig kalenderdagen, na ontvangst van het dossier, het definitieve zoneringsplan vast bij een met redenen omkleed besluit en vermeldt daarin in het algemeen wat hij over de ingediende opmerkingen heeft overwogen. § 3. Het definitieve zoneringsplan wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en ligt ter inzage bij de gemeente. § 4. Het definitieve zoneringsplan wordt vervolgens conform de bepalingen van artikel 40, § 2, van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid om de zes jaar getoetst en zo nodig gelijktijdig en conform de procedure voor herziening van de bekkenbeheerplannen herzien.
De definitieve zoneringsplannen blijven in ieder geval van kracht tot de herziene definitieve zoneringsplannen in het bekkenbeheerplan zijn opgenomen en bekendgemaakt. HOOFDSTUK IV. - Het uitvoeringsplan
Art. 11.Na de opmaak van het definitieve zoneringsplan zal de VMM - vanaf de datum waarop het decreet van 7 mei 2004 in werking treedt het IVA VMM - een uitvoeringsplan opmaken. HOOFDSTUK V. - Wijzigingen in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2002 met betrekking tot de subsidiëring van de aanleg door de gemeenten, gemeentebedrijven, intercommunales of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden van openbare rioleringen, andere dan prioritaire rioleringen, en van de bouw door de gemeenten van kleinschalige rioolwaterzuiveringsinstallaties
Art. 12.Aan hoofdstuk III van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2002 met betrekking tot de subsidiëring van de aanleg door de gemeenten, gemeentebedrijven, intercommunales of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden van openbare rioleringen, andere dan prioritaire rioleringen, en van de bouw door de gemeenten van kleinschalige rioolwaterzuiveringsinstallaties wordt een artikel 6bis toegevoegd dat luidt als volgt : «
Art. 6bis.De gemeenten die binnen een termijn van twintig maanden na de ontvangst van het voorontwerp van zoneringsplan, zoals bepaald in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van ... houdende vaststelling van de regels met betrekking tot de scheiding tussen de gemeentelijke en bovengemeentelijke saneringsverplichting en het vaststellen van de zoneringsplannen, geen definitief zoneringsplan hebben, komen niet meer in aanmerking voor opname op een subsidiëringsprogramma tot het ogenblik waarop het definitieve zoneringsplan is vastgesteld en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. » HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 13.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Leefmilieu en het Waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 10 maart 2006.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, K. PEETERS
Bijlage I : omslagwaarde per gemeente, vermeld in artikel 1, 14° Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2006 houdende de vaststelling van de regels voor de scheiding tussen de gemeentelijke en bovengemeentelijke saneringsverplichting en de vaststelling van de zoneringsplannen.
Brussel, 10 maart 2006.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, K. PEETERS
Bijlage II : lijst van landelijke deelgemeenten, vermeld in artikel 1, 14° Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2006 houdende de vaststelling van de regels voor de scheiding tussen de gemeentelijke en bovengemeentelijke saneringsverplichting en de vaststelling van de zoneringsplannen.
Brussel, 10 maart 2006.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, K. PEETERS