gepubliceerd op 28 juli 2021
Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de regels voor de thematische oproep voor de bio-economie bij het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen
9 JULI 2021. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de regels voor de thematische oproep voor de bio-economie bij het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen (FWO)
Rechtsgrond Dit besluit is gebaseerd op: - het
decreet van 30 april 2009Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
30/04/2009
pub.
06/07/2009
numac
2009035587
bron
vlaamse overheid
Decreet betreffende de organisatie en financiering van het wetenschaps- en innovatiebeleid
sluiten betreffende de organisatie en financiering van het wetenschaps- en innovatiebeleid, artikel 18, § 3, vervangen bij het decreet van 20 november 2015.
Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 28 april 2021. - Het FWO heeft advies gegeven op 17 mei 2021. - De Raad van State heeft advies 69.455/1 gegeven op 25 juni 2021, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Motivering Dit besluit is gebaseerd op de volgende motieven: - Het relanceplan van de Vlaamse Regering, "Vlaamse Veerkracht", is in september 2020 bekendgemaakt. Dat plan beschrijft een ambitieus investeringsplan waarbij de vierde hefboom de transitie naar meer duurzaamheid is, en het streven naar het koolstofarmer maken van onze economie en samenleving. De uitwerking van een Vlaamse bio-economie maakt daar integraal deel van uit. Om radicale technologische ontwikkelingen daarin mogelijk te maken, is er een belangrijke plaats voorbehouden voor thematisch strategisch basisonderzoek in dit domein. - Op 10 juli 2020 werd de transversale werking voor de circulaire economie van Vlaanderen meegedeeld aan de Vlaamse Regering. Die transversale werking beschrijft verschillende thematische werkagenda's: circulair bouwen, chemie en kunststoffen, productieketens, de waterkringloop, bio-economie en de voedselketen. - Op 18 december 2020 werd het Vlaamse beleidsplan bio-economie goedgekeurd op de Vlaamse Regering, waarbij ook een impulsprogramma ten belope van 10 miljoen euro werd inbegrepen. Die thematische oproep wordt gefinancierd uit het relanceplan "Vlaamse Veerkracht". - Op 23 april 2021 werd het Actieplan Voedselverlies en Biomassa(rest)stromen 2021-2025 goedgekeurd op de Vlaamse Regering; de thematische oproep voor de bio-economie geeft onder meer uitvoering aan actie 1.9.3. van dit actieplan.
Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale economie en Landbouw.
Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:
Artikel 1.1. In dit besluit wordt verstaan onder FWO: de privaatrechtelijke stichting van openbaar nut Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen, vermeld in artikel 15, § 1, van het decreet van 30 april 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/04/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009035587 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de organisatie en financiering van het wetenschaps- en innovatiebeleid sluiten betreffende de organisatie en financiering van het wetenschaps- en innovatiebeleid.
Art. 2.Het FWO organiseert thematische oproepen voor steun aan strategisch basisonderzoek in alle wetenschapsgebieden, waaruit wetenschappelijk onderbouwde beleidsondersteuning en praktische oplossingen kunnen voortvloeien voor de samenleving als geheel om de bio-economie in al haar facetten in de praktijk om te zetten.
Art. 3.Een aanvraag wordt ingediend in consortiumverband, dit betekent een samenwerking van twee of meer ontvankelijke instellingen.
Binnen de thematische oproepen, vermeld in artikel 2, kan een projectvoorstel worden ingediend door de vijf universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, namelijk de Katholieke Universiteit Leuven, de Universiteit Hasselt, de Universiteit Antwerpen, de Universiteit Gent en de Vrije Universiteit Brussel, en een Vlaams onderzoekscentrum, waarbij minstens één van de vijf universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap deel uitmaakt van het consortium.
Een Vlaams onderzoekscentrum als vermeld in het tweede lid, is een organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding als vermeld in artikel 2, 83, van de verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.
Een van de instellingen, vermeld in het tweede lid, treedt op als promotor-woordvoerder van het project.
Een onderzoeker kan slechts aan één consortium deelnemen.
Naast de instellingen, vermeld in het tweede lid, kunnen niet-Vlaamse onderzoekscentra als partner deelnemen aan het consortium.
Art. 4.De subsidie wordt toegekend na advies van expertenpanels waarvan de experten geen lopend onderzoek verrichten met de onderzoeksploeg in kwestie.
De aanvragen worden beoordeeld op basis van al de volgende criteria: 1° de wetenschappelijke kwaliteit van het projectvoorstel.Die wordt beoordeeld op basis van de volgende criteria: a) De probleemstelling en technologische ontwikkelingen zijn origineel en innovatief en hebben een hoge potentiële wetenschappelijke impact.b) De interdisciplinaire opzet van het project levert een overtuigende bijdrage aan het realiseren van de beoogde wetenschappelijke doorbraak.c) de doelmatigheid en de kwaliteit van de onderzoeksaanpak, de projectplanning, het werkprogramma en het voorziene projectbeheer.Die worden beoordeeld op basis van de volgende criteria: 1) de uitwerking van de onderzoeksaanpak en afstemming op de projectdoelstellingen;2) de uitwerking van de verdere technologische ontwikkeling;3) de brede en interdisciplinaire analyse van het economisch valorisatiepotentieel, milieu-impact, maatschappelijke aanvaarding en meerwaarde;4) de risico-analyse van het project, en voorziene risico-mitigatie;d) de expertise en het wetenschappelijke ervaring van het consortium;2° de utiliteitsperspectieven van het projectvoorstel, namelijk de gebruiksmogelijkheden van de resultaten op langere termijn en na vervolgonderzoek door economische, maatschappelijke of overheidsactoren.Die worden beoordeeld op basis van de volgende criteria: a) het belang en de omvang van het verwachte economische valorisatiepotentieel 1) de technologische ontwikkeling biedt een potentieel voor een brede toepassing in Vlaanderen en internationaal.Dit potentieel is onderbouwd door benchmarking met toepassing van bestaande alternatieve technologieën, en de onderzoeksaanpak is strategisch relevant om de stap naar innovatie te kunnen zetten; 2) het potentieel wordt aangetoond voor vervolgprojecten in onderzoek en ontwikkeling met economische actoren, samen met concrete acties om het engagement van de actoren in kwestie te verkrijgen.Daarnaast omvat de onderzoeksaanpak de noodzakelijke stappen om de haalbaarheid van de inclusie van nieuwe economische actoren in te schatten; b) de aftoetsing met maatschappelijke verwachtingen en bekommernissen. Daartoe worden de volgende elementen aangetoond: 1) het voorstel geeft een duidelijk overzicht van de belangrijkste maatschappelijke verwachtingen en bekommernissen die in het project onderzocht worden;2) de projectaanpak om een publieke dialoog aan te gaan, is voldoende breed opgezet, en is in staat om een diversiteit van betrokkenen aan te spreken;3) de projectaanpak heeft voldoende flexibiliteit om de optimale ontwikkelingstrajecten aan te passen op basis van de publieke dialoog;c) de randvoorwaarden voor een duurzame ontwikkeling.Daartoe worden de volgende elementen aangetoond: 1) het project valt binnen het toepassingsbereik zoals omschreven in de projectoproep;2) het onderzoek omvat de inschatting van milieu-impact over de volledige waardeketen, met inbegrip van het potentieel om materiaalkringlopen te sluiten.De projectaanpak heeft voldoende flexibiliteit om de duurzaamheid van de optimale ontwikkelingstrajecten te verhogen op basis van die inschattingen.
Art. 5.Een project ontvangt maximaal 420.000 euro subsidie, exclusief overhead van 17%.
De volgende kosten kunnen worden aangerekend op de subsidie: 1° werkingskosten;2° personeelskosten. Minimaal 80% van het projectbudget is voorzien voor de deelbegrotingen van de Nederlandstalige onderzoekscentra, gevestigd in België en die onder bevoegdheid vallen van de Vlaamse Gemeenschap. De voorgestelde deelbegroting van de onderzoekscentra die niet aan deze criteria voldoen en die deel uitmaken van een consortium, bedraagt niet meer dan 20% van het voorgestelde projectbudget.
Om specifieke deeltaken uit te voeren, kan in het projectvoorstel worden bepaald dat een beroep wordt gedaan op de diensten van onderaannemers. De totale kostprijs van de taken die worden voorgesteld om aan onderaannemers toe te vertrouwen, bedraagt niet meer dan 30% van de voorgestelde projectbudget.
Art. 6.Een project duurt maximaal vierentwintig maanden.
Art. 7.De raad van bestuur van het FWO legt de verdere interne procedures vast voor de aanvraag, behandeling, evaluatie, selectie en toekenning van onderzoeksprojecten. Het FWO maakt de interne procedures openbaar. Dit impliceert dat bijkomende selectiecriteria of voorwaarden voor tegemoetkoming niet worden ingevoerd.
Verzoeken tot herziening van de beslissing worden behandeld conform de procedure, vermeld in artikel 32 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2011 betreffende de subsidiëring door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen.
Art. 8.De Vlaamse minister, bevoegd voor het wetenschappelijk onderzoek, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 9 juli 2021.
De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale economie en Landbouw, H. CREVITS