Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 08 juni 2012
gepubliceerd op 09 juli 2012

Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de procedure voor toekenning van projectsubsidies m.b.t. de uitvoering van nascholingsinitiatieven

bron
vlaamse overheid
numac
2012035739
pub.
09/07/2012
prom.
08/06/2012
ELI
eli/besluit/2012/06/08/2012035739/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 JUNI 2012. - Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de procedure voor toekenning van projectsubsidies m.b.t. de uitvoering van nascholingsinitiatieven


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 28/08/2009 numac 2009035790 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs sluiten betreffende de kwaliteit van onderwijs, artikel 12, gewijzigd bij het decreet van 18 december 2009;

Gelet op het decreet van 8 juli 2011Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/07/2011 pub. 05/08/2011 numac 2011035642 bron vlaamse overheid Decreet houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof sluiten houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van de subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof, artikel 57;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 17 april 2012;

Gelet op het advies 51.287/1 van de Raad van State, gegeven op 15 mei 2012 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet kwaliteit : het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 28/08/2009 numac 2009035790 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs sluiten betreffende de kwaliteit van onderwijs;2° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs;3° nascholing : het geheel van vormingsactiviteiten die tot doel hebben de kennis, vaardigheden en attitudes die personeelsleden tijdens hun opleiding of tijdens hun werkervaring hebben verworven, te verbreden en te verdiepen met het oog op hun verdere professionalisering;4° nascholingsinitiatieven : initiatieven uitgevoerd door nascholingsorganisaties ter ondersteuning van de implementatie van onderwijshervormingen zoals vermeld in artikel 12 van het decreet kwaliteit.

Art. 2.Binnen de kredieten die daarvoor jaarlijks worden uitgetrokken op de begroting, kunnen onder de voorwaarden, vermeld in dit besluit, nascholingsprojecten op initiatief van de Vlaamse Regering worden toegewezen. HOOFDSTUK 2. - Bepaling van de beleidsprioriteiten m.b.t. nascholingsinitiatieven

Art. 3.De minister stelt ter ondersteuning en implementatie van onderwijshervormingen eigen beleidsprioriteiten voor nascholingsinitiatieven vast.

Art. 4.De door de minister gekozen beleidsprioriteiten worden via een oproep vóór 1 mei van jaar X in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. HOOFDSTUK 3. - Oproep tot en selectie van nascholingsvoorstellen

Art. 5.De oproep bevat : 1° de inhoudelijke en vormelijke vereisten waaraan de nascholingsvoorstellen moeten voldoen;2° het maximumbedrag van de subsidieaanvraag per project;3° de algemene beoordelingscriteria, zoals vermeld in artikel 6;4° eventueel bijkomende beoordelingscriteria.

Art. 6.De nascholingsvoorstellen worden op elektronische wijze ingediend vóór 15 september van jaar X in de vorm van een projectfiche waarvan het model samen met de oproep ter beschikking wordt gesteld.

De administratie verbindt zich ertoe om de indiener binnen twee werkdagen na de ontvangst van de projectfiche een ontvangstbewijs te bezorgen.

De ingediende voorstellen worden beoordeeld op basis van de volgende criteria : 1° de relevantie ten aanzien van de vastgestelde beleidsprioriteiten;2° de kwaliteit van het ingediende project, vooral wat betreft de gebruikte methode, het gebruikte materiaal en de gebruikte evaluatie;3° de kostenefficiëntie van het project, namelijk de kostprijs per sessie;4° eventueel bijkomende beoordelingscriteria.

Art. 7.De projectvoorstellen worden per thema beoordeeld door een commissie die samengesteld is uit : 1° minstens één externe onafhankelijke deskundige;2° minstens twee afgevaardigden van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. De commissie brengt vóór 15 november van jaar X een advies uit aan de hand van een gemotiveerde rangschikking van de nascholingsprojecten die in aanmerking komen voor subsidiëring op grond van de criteria, vermeld in artikel 6. De projecten worden gerangschikt in vijf niveaus : 1° zeer goed (niveau A);2° goed (niveau B);3° voldoende (niveau C);4° onvoldoende (niveau D);5° onvoldoende ingevuld of onvoldoende aansluiting bij het thema (niveau E). De commissie heeft de bevoegdheid om de projectvoorstellen van niveau A en B zowel inhoudelijk als financieel te laten bijsturen.

Daaropvolgend worden de bijgestuurde projectvoorstellen op elektronische wijze ingediend. De commissie beoordeelt deze bijsturingen. Indien deze bijgestuurde projectvoorstellen tegemoet komen aan de gevraagde bijsturingen, zullen deze projecten opgenomen worden in de gemotiveerde rangschikking die overgemaakt wordt aan de minister. Indien de bijsturingen niet tegemoet komen aan de gevraagde bijsturingen, zullen deze projecten niet opgenomen worden in de rangschikking.

De commissie bezorgt de gemotiveerde rangschikking aan de minister.

Art. 8.Op basis van de gemotiveerde rangschikking van de commissie beslist de minister vóór 15 januari van het jaar X + 1 bij ministerieel besluit welke projecten voor subsidiëring in aanmerking komen.

Art. 9.De nascholingsorganisaties die projectvoorstellen hebben ingediend, worden vóór 31 januari van jaar X + 1 op een gemotiveerde wijze op de hoogte gebracht van de beslissing. HOOFDSTUK 4. - Financiering

Art. 10.Van het totale budget voor de nascholing op initiatief van de Vlaamse Regering is jaarlijks maximaal 10 % bestemd voorprojecten met betrekking tot innovatieve nascholingsvoorstellen die inspelen op recent wetenschappelijk onderzoek. Die projecten zijn niet onderworpen aan de selectieprocedure, vermeld in artikel 5 tot en met 9. Bij ministerieel besluit bepaalt de minister welke innovatieve nascholingsvoorstellen in aanmerking komen.

Art. 11.§ 1. Bij de goedkeuring van de projecten wordt per project op basis van de aanvraag en de bijbehorende ingediende budgettering een standaardprijs per sessie vastgesteld. In het ministerieel besluit worden die standaardprijs en het aantal geplande sessies vastgelegd.

Als er in de aangevraagde budgettering sprake is van btw, worden die bedragen eveneens berekend in de standaardprijs. § 2. Het bedrag dat ieder schooljaar voor de nascholingsinitiatieven wordt uitgetrokken, wordt in drie keer uitbetaald. Een eerste schijf van 50 % wordt uitbetaald tegen eind september van het jaar X + 1. De tweede schijf van 40 % wordt betaald tegen eind januari van het jaar X + 2 en de derde schijf van 10 % na goedkeuring van het eindrapport. § 3. Binnen een maand na de einddatum van het project dient de nascholingsorganisatie een eindrapport in bij de bevoegde dienst van het Departement Onderwijs en Vorming.

In een eindrapport wordt verantwoord in welke mate de uitvoering van het project overeenstemt met de aanvraag.

Daarnaast bevat het eindrapport een projectoverzicht dat bestaat uit de volgende bijlagen : 1° een gerangschikte deelnemerslijst : voornaam, familienaam, school;2° een overzichtslijst van alle sessies die hebben plaatsgevonden met het aantal effectieve deelnemers per sessie;3° een genummerde lijst van de bewijsstukken, met telkens de vermelding van het bedrag;4° een verklaring op erewoord dat de originele, genummerde en gedateerde bewijsstukken die betrekking hebben op de subsidieperiode en op het project, ter beschikking worden gehouden. De volgende documenten moeten ter inzage liggen en kunnen ter plaatse gecontroleerd worden door de administratie : 1° de getekende deelnemerslijsten per sessie;2° de evaluatie : het modelformulier en de resultaten ervan;3° de bewijsstukken. § 4. Het project wordt beoordeeld op basis van het eindrapport en op basis van het projectoverzicht dat aantoont hoeveel sessies hebben plaatsgevonden.

Het bedrag van de uit te betalen subsidie wordt bepaald door de reëel gemaakte kosten verminderd met de eventuele ontvangsten maar begrensd door het reële aantal georganiseerde sessies x standaardsubsidie per sessie.

Als het toegekende bedrag bij de eindafrekening kleiner is dan het reeds uitbetaalde bedrag van de eerste schijf, wordt het verschil teruggevorderd.

Het maximaal toegekende bedrag bij de eindafrekening kan niet hoger zijn dan het bedrag voor het volledige project dat is vastgelegd in de overeenkomst, vermeld in artikel 10. § 5. Organisaties die middelen niet besteden overeenkomstig de bestemming ervan, die ze niet tijdig aanwenden of die de contractuele voorwaarden niet naleven, komen tijdens de volgende drie schooljaren niet meer in aanmerking voor de financiering van nascholingsprojecten in het kader van de nascholing op initiatief van de Vlaamse Regering.

Art. 12.Controle ter plaatse door de daartoe gemachtigde ambtenaren van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming is mogelijk. HOOFDSTUK 5. - Overgangsbepalingen

Art. 13.In afwijking van artikel 4 wordt voor schooljaar 2012-2013 geen oproep met prioritaire nascholingsthema's gelanceerd.

De thema's van schooljaar 2011-2012 blijven behouden voor schooljaar 2012-2013.

Art. 14.De nascholingsorganisaties die tijdens schooljaar 2011-2012 voor subsidiëring in aanmerking gekomen zijn, kunnen een verlengingsdossier indienen.

Art. 15.De verlengingsdossiers worden op elektronische wijze ingediend vóór 1 maart 2012 in de vorm van een projectfiche waarvan het model ter beschikking wordt gesteld.

De administratie verbindt zich ertoe om de indiener binnen twee werkdagen na de ontvangst van de projectfiche een ontvangstbewijs te bezorgen.

De ingediende voorstellen worden beoordeeld op basis van de volgende criteria : 1° de relevantie ten aanzien van de vastgestelde beleidsprioriteiten;2° de kwaliteit van het ingediende project, vooral wat betreft de gebruikte methode, het gebruikte materiaal en de gebruikte evaluatie;3° de kostenefficiëntie van het project, namelijk de kostprijs per sessie.

Art. 16.De verlengingsdossiers worden per thema beoordeeld door een commissie, samengesteld uitafgevaardigden van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming.

De commissie brengt vóór 1 april 2012 een advies uit aan de hand van een gemotiveerde rangschikking van de nascholingsprojecten die in aanmerking komen voor subsidiëring op grond van de criteria, vermeld in artikel 6.

De projecten worden gerangschikt in vijf niveaus : 1° zeer goed (niveau A);2° goed (niveau B);3° voldoende (niveau C);4° onvoldoende (niveau D);5° onvoldoende ingevuld of onvoldoende aansluiting bij het thema (niveau E). De commissie heeft de bevoegdheid om de projectvoorstellen van niveau A en B zowel inhoudelijk als financieel te laten bijsturen.

Daaropvolgend worden de bijgestuurde projectvoorstellen op elektronische wijze ingediend. De commissie beoordeelt deze bijsturingen. Indien deze bijgestuurde projectvoorstellen tegemoet komen aan de gevraagde bijsturingen, zullen deze projecten opgenomen worden in de gemotiveerde rangschikking die overgemaakt wordt aan de minister. Indien de bijsturingen niet tegemoet komen aan de gevraagde bijsturingen, zullen deze projecten niet opgenomen worden in de rangschikking.

De commissie bezorgt de gemotiveerde rangschikking aan de minister.

Art. 17.Op basis van de gemotiveerde rangschikking van de commissie beslist de minister vóór 1 mei 2012 bij ministerieel besluit welke projecten voor subsidiëring in aanmerking komen. Als de keuze afwijkt van de volgorde, voorgesteld door de commissie, moet de minister die keuze bijkomend motiveren.

Art. 18.De nascholingsorganisaties die de verlengingsdossiers hebben ingediend, worden vóór 7 mei 2012 op gemotiveerde wijze op de hoogte gebracht van de beslissing.

Art. 19.De financiering van het verlengingsdossier zal verlopen zoals de financiering, vermeld in artikel 11. HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen

Art. 20.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 mei 2012, met uitzondering van artikel 11 en hoofdstuk 5, die uitwerking hebben met ingang van 1 februari 2012.

Art. 21.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 22.Het Besluit van de Vlaamse regering van 22 oktober 1996 tot regeling van de procedure voor de toewijzing van nascholingsprojecten op initiatief van de Vlaamse regering wordt opgeheven Brussel, 8 juni 2012.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, P. SMET

^