gepubliceerd op 23 september 1999
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 18 december 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg
8 JUNI 1999. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 18 december 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 29 april 1997 inzake de kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen;
Gelet op het decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 18 december 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 1999;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 1 juni 1999;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het noodzakelijk is dat er onverwijld een aantal technische aanpassingen in het besluit van de Vlaamse regering van 18 december 1998 worden aangebracht met het oog op een doelmatige en doeltreffende werking van de voorzieningen in de thuiszorg;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Aan artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 18 december 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt : "§ 3. Mits voldoende gemotiveerde aanvraag van de initiatiefnemer, kan de minister afwijkingen toestaan wat betreft de specifieke erkenningsvoorwaarden die per soort voorziening vermeld zijn in bijlage I tot en met VI, gevoegd bij dit besluit."
Art. 2.In artikel 10 van bijlage II, gevoegd bij hetzelfde besluit worden de woorden "De voorzieningen die niet erkend zijn op datum van" vervangen door de woorden "De voorzieningen die al dan niet erkend zijn op datum van".
Art. 3.In bijlage II, gevoegd bij hetzelfde besluit wordt een artikel 16 toegevoegd, dat luidt als volgt : "
Art. 16.In afwijking van artikel 4, B, 1°, mag een lokaal dienstencentrum dat op 31 december 1998 erkend was krachtens de decreten inzake voorzieningen voor bejaarden, gecoördineerd op 18 december 1991, verder geleid worden door de centrumleider die op voormelde datum met de leiding van het dienstencentrum was belast, ook al beschikt die persoon niet over een diploma van minstens het niveau van het niet-universitair hoger onderwijs.".
Art. 4.Aan artikel 4, A van bijlage III, gevoegd bij hetzelfde besluit wordt aan artikel 4, A, een 11° toegevoegd dat luidt als volgt : "11° In afwijking op het bepaalde in 4° en 8°, kan aanvaard worden dat het regionaal dienstencentrum de activiteiten, beschreven onder 4° en 8° beperkt tot een werkingsgebied dat niet de hele regio omvat.
Deze afwijking is enkel mogelijk als de initiatiefnemer aantoont dat één of meerdere andere regionale dienstencentra binnen de regio in kwestie een werking als regionaal dienstencentrum uitbouwen of uitgebouwd hebben, waardoor deze andere regionale dienstencentra samen met het dienstencentrum in kwestie de volledig regio dekken.".
Art. 5.Aan artikel 4, A van bijlage IV, gevoegd bij hetzelfde besluit, wordt een 18° toegevoegd, dat luidt als volgt : "18° het dagverzorgingscentrum biedt aan zijn gebruikers aangepast vervoer aan waarbij aan de gebruikers aangeboden wordt om thuis opgehaald te worden en om na het verblijf in het centrum terug thuis gebracht te worden.".
Art. 6.Aan artikel 4, A, van bijlage V, gevoegd bij hetzelfde besluit wordt een 6° toegevoegd, dat luidt als volgt : "6° een erkenning voor een zekere capaciteit als centrum voor kortverblijf dient te worden beschouwd als een bijzondere rusthuiserkenning met een afzonderlijke programmatie, met dien verstande evenwel dat de initiatiefnemers de capaciteit binnen de centra voor kortverblijf uitsluitend kunnen gebruiken voor opnames in kortverblijf, zoals bedoeld in dit besluit.".
Art. 7.In artikel 6, 13°, c), van bijlage V, gevoegd bij hetzelfde besluit worden de woorden "een attest inzake brandveiligheid (koninklijk besluit 17 maart 1974)" vervangen door de woorden "een attest inzake de toepasselijke brandveiligheidsreglementering".
Art. 8.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999.
Art. 9.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 8 juni 1999.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS