gepubliceerd op 04 februari 2021
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 september 2019 tot bepaling van de nadere regels over de projectmethodologie en de projectstuurgroep in het kader van de basisbereikbaarheid
8 JANUARI 2021. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 september 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 06/09/2019 pub. 14/10/2019 numac 2019014881 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de nadere regels over de projectmethodologie en de projectstuurgroep in het kader van de basisbereikbaarheid sluiten tot bepaling van de nadere regels over de projectmethodologie en de projectstuurgroep in het kader van de basisbereikbaarheid
Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - het decreet van 26 april 2019 betreffende de basisbereikbaarheid, artikel 25 en 28.
Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 3 november 2020. - De Raad van State heeft advies 68.310/3 gegeven op 17 december 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Initiatiefnemers Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken.
Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:
Artikel 1.In artikel 2, § 1, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 september 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 06/09/2019 pub. 14/10/2019 numac 2019014881 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de nadere regels over de projectmethodologie en de projectstuurgroep in het kader van de basisbereikbaarheid sluiten tot bepaling van de nadere regels over de projectmethodologie en de projectstuurgroep in het kader van de basisbereikbaarheid wordt het woord "voorontwerp" vervangen door het woord "project".
Art. 2.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 1, inleidende zin, wordt het woord "uitsluitend" toegevoegd;2° in paragraaf 1, 10°, wordt de zinsnede ", heraanleg" opgeheven;3° in paragraaf 1 worden punt 13°, 14° en 15° vervangen door wat volgt: "13° het bouwen of herinrichten van sluizen en bruggen die aansluiten op publiek toegankelijke voetgangers-, fiets- of weginfrastructuur of het openbaarvervoernetwerk;14° de aanleg of uitbreiding van laad- en loskaaien langs waterwegen en die aansluiten op publiek toegankelijke voetgangers-, fiets- of weginfrastructuur of het openbaarvervoernetwerk; 15° de aanleg of herinrichting van publiek toegankelijke voetgangers-, fiets- of weginfrastructuur op watergebonden gronden."; 4° in paragraaf 2, eerste lid, 4°, wordt het woord "dringende" opgeheven; 5° aan paragraaf 2, eerste lid, wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt: "5° het betreft geen aanleg, heraanleg of herinrichting van de kustzone in het kader van kustverdediging, met inbegrip van zandsuppleties."; 6° aan paragraaf 3, 3°, wordt de volgende zin toegevoegd: "Als waterweg wordt niet beschouwd: de scheepvaartwegen, vermeld in artikel 3, 1, van het Verdrag tussen het Vlaams Gewest en het Koninkrijk der Nederlanden inzake het gemeenschappelijk nautisch beheer in het Scheldegebied ondertekend te Middelburg op 21 december 2005 en de uitvoeringsbeslissingen ervan.".
Art. 3.In artikel 7 van hetzelfde besluit worden het eerste, tweede en derde lid vervangen door wat volgt: "Als de infrastructuurgebonden projecten, vermeld in artikel 4, § 1, van dit besluit, deel uitmaken van een plan of programma waarvoor een plan-MER moet worden opgemaakt conform titel IV, hoofdstuk II, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, kan de startkeuze, vermeld in artikel 2, § 1, 1°, van dit besluit, op zijn vroegst genomen worden nadat de bevoegde overheid het plan of programma waarvoor het plan-MER is opgemaakt, definitief heeft vastgesteld.
Als er voor de infrastructuurgebonden projecten, vermeld in artikel 4, § 1, van dit besluit, een ruimtelijk uitvoeringsplan moet worden opgemaakt conform titel II, hoofdstuk II, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, kan de startkeuze, vermeld in artikel 2, § 1, 1°, van dit besluit, op zijn vroegst worden genomen nadat de bevoegde overheid het ruimtelijk uitvoeringsplan definitief heeft goedgekeurd.
Als er voor de infrastructuurgebonden projecten, vermeld in artikel 4, § 1, van dit besluit, een project-MER moet worden opgemaakt conform titel IV, hoofdstuk III, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, wordt bij de startkeuze, vermeld in artikel 2, § 1, 1°, van dit besluit, rekening gehouden met het ontwerp van project-MER.".
Art. 4.De Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen mobiliteitsbeleid, de Vlaamse minister, bevoegd voor het gemeenschappelijk vervoer, de Vlaamse minister, bevoegd voor de weginfrastructuur en het wegenbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de waterinfrastructuur en het waterbeleid, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 8 januari 2021.
De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken, L. PEETERS