Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 08 december 1998
gepubliceerd op 07 april 1999

Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1999035329
pub.
07/04/1999
prom.
08/12/1998
ELI
eli/besluit/1998/12/08/1999035329/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 DECEMBER 1998. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand


De Vlaamse regering, Gelet op de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990, inzonderheid op artikel 25 en 31 tot en met 36;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 19 november 1996;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse regering inzake het Vlaams intersectoraal akkoord voor de social profit, gegeven op 24 juli 1998;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 7 december 1998;

Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het voornoemde besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 dringend moet worden gewijzigd, als gevolg van de CAO die binnen het paritair comité 319.01 werd afgesloten en dit ter uitvoering van het intersectoraal akkoord van 5 mei 1998 voor de social-profitsector, goedgekeurd bij beslissing van de Vlaamse regering van 24 juli 1998;

Overwegende dat het voornoemde besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 eveneens dringend moet worden gewijzigd omdat op 1 maart 1999, artikel 6, 7, 8, § 2, 3°, 4° en 5°, 9, 12, tweede lid, 13 en 14, van het besluit van de Vlaamse regering van 15 september 1998, betreffende de adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden, in werking treden en omdat de procedureregels die in eerstgenoemd besluit vervat liggen, op die artikelen moeten worden afgestemd;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Wijzigende bepalingen

Artikel 1.§ 1. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° 5° wordt vervangen door wat volgt : « 5° de administratie : de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap";2° een 21° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « 21° de adviserende beroepscommissie : de commissie, bedoeld in artikel 13 van het decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van een Gezins- en Welzijnsraad en van een adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden". § 2. In artikel 11, A.7°, D, 2° en 3°, E, 1°, 4°a), 5° en 14° en F, 2°, artikel 13, 2°, 14, 10°, 44, 45 en 54, § 2, van hetzelfde besluit worden de woorden "het bestuur" vervangen door de woorden "de administratie".

Art. 2.In hetzelfde besluit wordt Hoofdstuk III, dat artikel 21 tot en met 26 bevat, vervangen door wat volgt : "HOOFDSTUK III. - Erkenningsprocedure en toezicht op de naleving van de erkenningsvoorwaarden Afdeling 1. - Procedure voor het verlenen of het verlengen van een

erkenning van een voorziening

Art. 21.Elke inrichtende macht die minderjarigen in een voorziening wenst op te nemen of door een voorziening wenst te begeleiden, dient die voorziening vooraf te laten erkennen volgens de regels, bepaald in artikel 22 tot en met 26quater.

Art. 22.Een erkenning of een verlenging van een erkenning van een voorziening kan enkel worden verleend : 1° als daartoe een ontvankelijke aanvraag wordt ingediend;2° als aan de erkenningsvoorwaarden van dit besluit is voldaan;3° voor zover de begrotingskredieten dat mogelijk maken.

Art. 23.Een aanvraag tot erkenning van een voorziening of tot verlenging ervan is alleen ontvankelijk : 1° als de inrichtende macht die aanvraag bij de administratie indient bij aangetekende brief met ontvangstmelding;2° als de aanvraag past binnen de door de Vlaamse minister vastgestelde programmatienormen genoemd in artikel 24;3° als de aanvraag de volgende gegevens bevat : a) de identiteit van de inrichtende macht;b) de categorieën waarvoor de erkenning wordt gevraagd;c) de verschillende afdelingen waaruit de voorziening zal bestaan;d) het maximumaantal minderjarigen dat de voorziening per afdeling zal opnemen en/of begeleiden;e) het pedagogische profiel van elke afdeling;f) voor de voorzieningen van de categorieën 1 tot 4 : de leeftijdscategorieën en het geslacht van de minderjarigen voor wie de erkenning wordt gevraagd;g) voor de voorzieningen van de categorieën 1 en 2 die minderjarigen wensen te begeleiden die zelfstandig wonen : het maximumaantal minderjarigen dat de voorziening zal begeleiden;h) voor de voorzieningen van categorie 1 die tot de uitputting van hun capaciteit uitsluitend minderjarigen wensen op te nemen vanaf de leeftijd van twaalf jaar : het maximumaantal minderjarigen en het geslacht van de minderjarigen voor wie de erkenning wordt gevraagd.

Art. 24.De Vlaamse minister kan voor de categorieën 1 tot en met 6 geen erkenning verlenen boven de totaal erkende capaciteit van 4648.

De Vlaamse minister legt de verdeling van 4648 eenheden over de regio's vast in een programmatie. Voor die verdeling is : 1° één plaats in een voorziening van categorie 1, 2 of 3 gelijk aan één eenheid;2° één plaats in een voorziening van categorie 4 gelijk aan twee derden van een eenheid;3° één begeleiding door een voorziening van categorie 5 of 6 gelijk aan een derde van een eenheid. Onverminderd de bepalingen van het tweede lid kan erkende capaciteit van een voorziening van categorie 1, 2 of 3 omgezet worden in erkende capaciteit van een voorziening van categorie 4, 5 of 6, als die omzetting geen extra financiële lasten met zich brengt voor de begroting van de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 25.§ 1. Als de aanvraag tot erkenning van een voorziening of tot verlenging ervan niet ontvankelijk is, stuurt de administratie die aanvraag bij aangetekende brief en uiterlijk dertig dagen na ontvangst aan de aanvragende, inrichtende macht terug. In die brief wordt de reden van de niet-ontvankelijkheid vermeld. § 2. Als de aanvraag tot erkenning van een voorziening of tot verlenging ervan ontvankelijk is, betekent de administratie in voorkomend geval het voornemen van de Vlaamse minister om de erkenning of de verlenging ervan te weigeren aan de inrichtende macht.

De betekening, als bedoeld in het eerste lid, gebeurt bij aangetekende brief met kennisgeving van ontvangst. In die brief wordt het voornemen van de Vlaamse minister gemotiveerd en worden de mogelijkheid en de voorwaarden vermeld waarop een bezwaarschrift, als bedoeld in artikel 26bis, kan worden ingediend. § 3. De beslissing van de Vlaamse minister de erkenning of de verlenging ervan te verlenen wordt binnen een termijn van zes maanden na ontvangst van de aanvraag aan de inrichtende macht betekend. Deze beslissing wordt betekend bij aangetekende brief.

Art. 26.Indien de beslissing van de Vlaamse minister bedoeld in artikel 25, § 3 niet binnen de in deze paragraaf vermelde termijn aan de inrichtende macht werd betekend, wordt ervan uitgegaan dat de erkenning van de voorziening of de verlenging van de erkenning wordt geweigerd.

Art 26bis. § 1. De inrichtende macht kan tot uiterlijk dertig dagen na ontvangst van het voornemen van de Vlaamse minister om de erkenning van de voorziening of de verlenging ervan te weigeren of in geval van toepassing van artikel 26, na het verstrijken van de termijn vermeld in artikel 25, § 3, een bezwaarschrift indienen. Na deze termijn van dertig dagen is het bezwaarschrift niet meer ontvankelijk. De inrichtende macht richt daartoe een aangetekende brief aan de administratie met vermelding van de motieven waarom ze de weigering ongegrond acht.

De administratie bezorgt het bezwaarschrift binnen vijftien dagen na ontvangst aan de adviserende beroepscommissie, samen met het volledige administratieve dossier en de eventuele verweermiddelen. Op de procedure voor de adviserende beroepscommissie en de definitieve beslissing van de Vlaamse minister zijn artikel 7 tot en met 14 van het besluit van de Vlaamse regering van 15 september 1998 betreffende de adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden, van toepassing. § 2. Als de inrichtende macht geen bezwaarschrift heeft ingediend overeenkomstig § 1, eerste lid, wordt de beslissing van de Vlaamse minister om de erkenning of de verlenging ervan te weigeren, aan de inrichtende macht betekend. De administratie betekent die beslissing bij aangetekende brief binnen dertig dagen na het verstrijken van de in § 1, eerste lid, genoemde termijn.

Art. 26ter.De Vlaamse minister kan aan de erkenning de voorwaarde verbinden dat de voorziening geen minderjarigen zal opnemen of begeleiden, totdat de inrichtende macht heeft bewezen dat de voorziening aan de erkenningsvoorwaarden voldoet.

Als de inrichtende macht binnen een termijn van achttien maanden, te rekenen vanaf de datum van de erkenning, het bewijs niet kan leveren dat de voorziening aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, wordt de erkenning ambtshalve ingetrokken.

Art. 26quater.Als de Vlaamse minister de erkenning of de verlenging ervan weigert, kan de inrichtende macht de aanvraag niet onmiddellijk opnieuw indienen. Er moet minstens één jaar verstreken zijn sedert de betekening van de beslissing tot weigering of de inrichtende macht moet aantonen dat de reden voor de weigering niet langer bestaat. Afdeling 2. - Procedure voor het wijzigen van een erkenning van een

voorziening

Art. 26quinquies.Artikel 22 tot en met 26quater zijn van overeenkomstige toepassing voor het wijzigen van de categorie, de capaciteit, de leeftijd en het geslacht van de doelgroep, alsook voor een verhuizing van de voorziening of een afdeling ervan naar een ander bestuurlijk arrondissement.

Art. 26sexies.De Vlaamse minister kan op elk ogenblik de voorwaarden van de erkenning andere dan die bedoeld in artikel 26quinquies wijzigen, nadat de inrichtende macht daartoe een aanvraag heeft ingediend. Afdeling 3. - Procedure voor het intrekken van een erkenning van een

voorziening

Art. 26septies.Als een voorziening niet langer voldoet aan een of meer erkenningsvoorwaarden, kan de administratie de inrichtende macht ertoe aanmanen zich binnen een termijn van acht dagen tot zes maanden naar die voorwaarden te schikken.

De inrichtende macht wordt aangemaand bij aangetekende brief met kennisgeving van ontvangst. In die brief wordt vermeld welke erkenningsvoorwaarden niet worden nageleefd.

Art. 26octies.§ 1. Als ondanks de aanmaning de voorziening de erkenningsvoorwaarden niet naleeft, kan de Vlaamse minister zich voornemen de erkenning in te trekken. De administratie betekent dat voornemen bij aangetekende brief met kennisgeving van ontvangst aan de inrichtende macht. In die brief wordt het voornemen gemotiveerd en worden de mogelijkheid en de voorwaarden vermeld waarop de inrichtende macht een bezwaarschrift kan indienen. § 2. Artikel 26bis, § 1 en § 2, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing voor het geval de Vlaamse minister definitief beslist een erkenning in te trekken.

Als de beslissing van de Vlaamse minister niet aan de inrichtende macht werd betekend binnen de termijn, bepaald in artikel 26bis, § 2, eerste lid, blijft de voorziening erkend.

Art. 26nonies.In afwijking van artikel 26septies en 26octies kan de Vlaamse minister, na de inrichtende macht te hebben gehoord, de erkenning onmiddellijk intrekken als blijkt dat de gezondheid, de veiligheid of de zedelijkheid van minderjarigen binnen een voorziening ernstig in het gedrang komt. Afdeling 4. - Toezicht op de naleving van de erkenningsvoorwaarden

Art. 26decies.Personeelsleden van de administratie oefenen ter plaatse of op stukken toezicht uit op de naleving van de erkenningsvoorwaarden door de voorzieningen.

De voorzieningen verlenen hun medewerking aan de uitoefening van het toezicht. Ze bezorgen aan de in het eerste lid bedoelde personeelsleden, op hun eenvoudig verzoek, de stukken die met de erkenningsaanvraag of de erkenning verband houden. »

Art. 3.Aan artikel 65 van hetzelfde besluit wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3. De personeelsleden die door toepassing van § 2 in een lagere salarisschaal vallen, genieten vanaf 1 januari 1996 verder het salaris die ze hadden op 31 december 1995, tot ze door anciënniteit in een hogere salarisschaal komen. »

Art. 4.Bijlage 2 gevoegd bij hetzelfde besluit wordt vervangen door de bijlage die bij dit besluit gevoegd is. HOOFDSTUK II. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen

Art. 5.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 6.Om ontvankelijk te zijn moeten de aanvragen waarvoor op 31 december 1998 nog geen beslissing werd genomen : 1° tussen 1 januari 1999 en 1 maart 1999 worden bevestigd door de betrokken inrichtende macht, bij aangetekende brief gericht aan de administratie.De postdatum geldt als bewijs dat de bevestiging binnen voornoemde periode werd ingediend; 2° aan de voorwaarden voldoen genoemd in artikel 23, 2° en 3°, van hetzelfde besluit.

Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1999, met uitzondering van artikel 4, dat uitwerking heeft met ingang van 1 juli 1998.

Art. 8.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 8 december 1998.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS

Bijlage « Bijlage 2 bij het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand Maximum personeelsbezetting die in aanmerking komt voor het subsidiëren van de personeelskosten Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 1998 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand.

Brussel, 8 december 1998.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS

^