Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 07 december 2012
gepubliceerd op 23 januari 2013

Besluit van de Vlaamse Regering houdende de organisatie van een open oproep rond sociale innovatie

bron
vlaamse overheid
numac
2013035012
pub.
23/01/2013
prom.
07/12/2012
ELI
eli/besluit/2012/12/07/2013035012/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 DECEMBER 2012. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de organisatie van een open oproep rond sociale innovatie


De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Gelet op het decreet van 8 juli 2011Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/07/2011 pub. 05/08/2011 numac 2011035642 bron vlaamse overheid Decreet houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof sluiten houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof;

Gelet op het decreet van 23 december 2011Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/12/2011 pub. 20/07/2012 numac 2012035647 bron vlaamse overheid Decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2012 sluiten houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2012, gewijzigd bij decreet van 1 juni 2012 en 13 juli 2012;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 7 december 2012;

Overwegende het advies van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid bij het eindrapport van de innovatieregiegroep « sociale innovatie », gegeven op 24 maart 2011;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° EWI : het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie van het Vlaams Ministerie van Economie, Wetenschap en Innovatie;2° coördinator : het lid van een samenwerkingsverband dat ten overstaan van EWI optreedt als vertegenwoordiger van de aanvragers en daarnaast ook belast is met de coördinatie van de activiteiten van de toegekende projectsteun;3° begunstigde : de (mede)aanvrager van een projectvoorstel aan wie EWI als contractant de projectsteun toekent;4° sociale innovatie : elke innovatie die aan de volgende twee voorwaarden voldoet : a) structureel gericht zijn op het invullen van een maatschappelijke behoefte of een maatschappelijke uitdaging, bijvoorbeeld het aanpakken van de multidimensionale maatschappelijke problemen van de meest kwetsbare groepen in de samenleving;b) een nieuw of significant verbeterd product, dienst, proces, marketingmethode of organisatiemodel bevatten;5° verstedelijking : de opportuniteiten die geürbaniseerde leefomgevingen bieden om economische, maatschappelijke en politieke innovatie te realiseren;6° project : een O&O-opdracht. HOOFDSTUK 2. - Doelstelling en financiering

Art. 2.Voor O&O-opdrachten rond sociale innovatie wordt een eenmalige projectoproep georganiseerd.

De projectoproep, vermeld in het eerste lid, heeft tot doel om gevalstudies met een demonstratief en katalyserend effect, in het Engels « proof of concept » genoemd, te laten verrichten rond concrete opportuniteiten over hoe sociale innovatie in Vlaanderen geïnitieerd en versneld kan worden.

De resultaten hebben een aantoonbare sociale of maatschappelijke meerwaarde en zijn te valoriseren voor een zo ruim mogelijke groep van dergelijke organisaties of belanghebbenden die in het bijzonder in Vlaanderen gevestigd zijn De prioritaire inhoudelijke thema's voor de gevalstudies van die oproep zijn : 1° sociale inclusie;2° verstedelijking. In het vierde lid wordt verstaan onder sociale inclusie : het insluiten van uitgesloten individuen of groepen van mensen die geen toegang hebben tot belangrijke kansen en mogelijkheden om deel te nemen aan het maatschappelijk leven.

Naast de thema's genoemd in het vierde lid wordt ook nog, weliswaar met een lagere prioriteit en preferentie, in een open categorie voorzien die geen inhoudelijke voorkeur vooropstelt.

In ieder geval komen projectvoorstellen die hoofdzakelijk betrekking hebben op werk- of arbeidsplaatsinnovatie, hr-beleid, en sociale economie, niet in aanmerking voor ondersteuning.

In het projectvoorstel wordt aangegeven of het onderzoek primair inclusie of verstedelijking betreft, dan wel in de open categorie ingediend wordt.

Art. 3.Voor de projectoproep, vermeld in artikel 2, wordt een bedrag uitgetrokken van maximaal één miljoen euro (1.000.000,- euro).

Het bedrag, vermeld in het eerste lid, dient om : 1° financiële steun aan projecten te verlenen;2° kosten, verbonden aan de organisatie van de oproep, te betalen. Het bedrag, vermeld in het eerste lid, wordt aangerekend op het begrotingsartikel EB0/1EC-B-2-A/WT, basisallocatie 116 3300, met de omschrijving « de conceptie, voorbereiding en uitvoering van acties m.b.t. wetenschap en innovatie », van de uitgavenbegroting 2012 van de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 4.EWI is belast met de praktische opvolging en afhandeling die volgt uit de uitvoering van dit besluit. HOOFDSTUK 3. - Doelgroep

Art. 5.§ 1. De volgende actoren kunnen als enige aanvrager een projectvoorstel indienen : 1° Vlaamse non-profitactoren;2° Brusselse non-profitactoren die activiteiten uitvoeren op een domein waarvoor de gemeenschappen bevoegd zijn als vermeld in artikel 4 en 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen. In het eerste lid wordt verstaan onder : 1° Vlaamse non-profitactor : een rechtspersoon, gevestigd in het Vlaamse Gewest, met een doelstelling van niet-industriële of niet-commerciële aard;2° Brusselse non-profitactor : een rechtspersoon, gevestigd in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, met een doelstelling van niet-industriële of niet-commerciële aard. § 2. Een samenwerkingsverband kan evenwel gesloten worden tussen een of meer van de organisaties, vermeld in paragraaf 1, of met een organisatie die niet is vermeld in paragraaf 1, bijvoorbeeld reguliere bedrijven, koepelorganisaties, adviesbureaus, alternatieve financiers, startcentra, gevestigd in het Vlaamse Gewest.

De coördinator en aanvrager van een samenwerkingsverband als vermeld in het eerste lid is altijd een organisatie als vermeld in paragraaf 1. § 3. Andere organisaties dan de organisaties, vermeld in paragraaf 1 en 2, kunnen optreden als medeaanvrager onder de voorwaarden, vermeld in artikel 6, § 2 en 3. Onder medeaanvrager wordt verstaan : een aanvrager-lid van een samenwerkingsverband van aanvragers die niet de coördinator is.

Art. 6.§ 1. Alleen uitvoerende of ondersteunende deeltaken mogen uitbesteed worden aan een onderaannemer. Die uitbestedingen mogen cumulatief niet meer dan 20 % van de voorgestelde totale begroting bedragen. Onder onderaannemer wordt verstaan : een derde, door de aanvragers aangewezen, om in hun opdracht specifieke uitvoerende projectactiviteiten te realiseren, en die niet de hoedanigheid heeft van aanvrager. § 2. De voorgestelde begroting van organisaties als vermeld in artikel 5, § 3, kan cumulatief niet meer dan 20 % van de voorgestelde totale begroting bedragen. § 3. De enige aanvrager, dan wel coördinator, blijft te allen tijde op inhoudelijk en financieel vlak de eindverantwoordelijke van het project en het aanspreekpunt voor de financierende overheid. HOOFDSTUK 4. - Maximaal steunpercentage en cumulatie met andere steun

Art. 7.De steun voor een projectvoorstel bedraagt maximaal 100 % van de projectkosten. De maximaal toegekende steun bedraagt 50.000 euro per project.

Art. 8.Projectkosten komen alleen in aanmerking voor de toekenning van steun in het kader van dit besluit als die projectkosten niet al deels gefinancierd zijn met steun van de Vlaamse overheid of van een andere publiekrechtelijk rechtspersoon.

Verder gelden de bepalingen van de handleiding, opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd. HOOFDSTUK 5. - Procedure voor het behandelen van projectvoorstellen

Art. 9.De projectvoorstellen moeten worden geformuleerd overeenkomstig de modaliteiten voor de aanvraagprocedure en -voorwaarden die EWI vastlegt en bekendmaakt, binnen de krijtlijnen van de bepalingen, vermeld in dit besluit.

Elk projectvoorstel legt een uitvoeringstijd van één jaar vast.

EWI legt een uiterste indiendatum en een uiterst indienuur vast.

EWI oordeelt over de ontvankelijkheid van een projectvoorstel met het oog op een grondige behandeling op basis van de formele indieningsvoorwaarden en instructies als vermeld in dit artikel, en de door EWI vastgelegde modaliteiten.

Projectvoorstellen die hoofdzakelijk betrekking hebben op werk- of arbeidsplaatsinnovatie, hr-beleid, sociale economie en kansengroepen, worden onontvankelijk verklaard.

Uiterlijk 10 werkdagen na de uiterste indiendatum deelt EWI aan de projectaanvrager, of in geval van een samenwerkingsverband van aanvragers aan de coördinator van het projectvoorstel, de gemotiveerde beslissing mee over de ontvankelijkheid van het projectvoorstel.

Art. 10.Naast de ontvankelijkheidanalyse kan EWI een preselectie doorvoeren op basis van de mate waarin de operationele doelstellingen van het projectvoorstel tegemoet komen aan de doelstellingen van de oproep, vermeld in artikel 2.

Art. 11.EWI stelt een expertencollege samen. EWI kan bovendien additionele materiedeskundigen aanstellen die voor specifieke aspecten van individuele dossiers schriftelijk een advies moeten uitbrengen.

Het expertencollege stelt een gemotiveerd advies op voor de finale beslissing. In zijn advies kan het expertencollege, na motivering, het aangevraagde steunbedrag naar beneden bijstellen.

Art. 12.De beslissing tot steun wordt gebaseerd op het advies van het expertencollege. EWI beslist daarnaast over de omvang van de goedgekeurde begroting, de startdatum van de projectuitvoering en over eventuele specifieke voorwaarden, eveneens op basis van het advies van het expertencollege.

Elk project zal worden begeleid door een gebruikerscommissie, namelijk een groep van externe belanghebbenden die fungeert als eerste ontvanger van de resultaten. De voorwaarden van samenstelling en de werking van die gebruikerscommissie worden vastgelegd in de overeenkomst, vermeld in artikel 14.

Art. 13.Uiterlijk 50 werkdagen na de mededeling van de ontvankelijkheid deelt EWI aan de projectaanvrager, of in geval van een samenwerkingsverband van aanvragers aan de coördinator, de beslissing, vermeld in artikel 12, mee.

Art. 14.Als beslist wordt om steun te verlenen, wordt een ministerieel besluit opgesteld, waarin de voorwaarden en de nadere regelen voor de steun vermeld worden, onverminderd de voorwaarden en regelen vervat in dit besluit.

Art. 15.Ingeval een project als een samenwerkingsverband wordt uitgevoerd, sluiten de projectaanvragers een consortiumovereenkomst.

De coördinator bezorgt die consortiumovereenkomst ter goedkeuring aan EWI uiterlijk 2 maanden na het uitsturen van ministerieel besluit, vermeld in artikel 14. HOOFDSTUK 6. - Beslissingsbepalingen en criteria

Art. 16.Een projectvoorstel bevat een voorstel van begroting met een overzicht van de kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van het project. In geval van een voorstel door een samenwerkingsverband van aanvragers omvat het voor elke projectaanvrager een voorstel van deelbegroting.

In het algemeen bevat een projectvoorstel de onderstaande elementen : 1° een middellange- en langetermijnvisie over de samenleving of een door de innovatie beoogde toekomst;2° een gedurfde reflectie over de manier waarop de directe effecten en de effecten op middellange termijn betrouwbaar gemeten kunnen worden en behouden blijven;3° het samenbrengen van verschillende actoren in netwerken op een vernieuwende manier, ongeacht of het om burgers of professionelen gaat, en het concreet invullen van de gedachte van emancipatie, empowerment en/of participatie.De actoren kunnen optreden als individu, als groep, of als vertegenwoordiger van een organisatie of netwerk. Ze hebben verschillende achtergronden, ervaring en expertise.

Minstens de volgende inhoudelijke elementen moeten in het projectplan aan bod komen : 1° een identificatie en analyse van de maatschappelijke uitdaging of opportuniteit en de ermee gerelateerde doelgroep of doelgroepen en omgevingsfactoren op basis van objectieve feiten en data;2° een voorstel van oplossing, alternatief, methode om op de opportuniteit in te spelen of de vastgestelde maatschappelijke uitdaging aan te pakken;3° een analyse van externe factoren die het bereiken van het doel kunnen beïnvloeden zowel in negatieve als in positieve zin;4° een uitsplitsing van het doel in algemene, specifieke en operationele doelstellingen;5° een heldere beschrijving van de activiteiten die er voor moeten zorgen dat de operationele doelstellingen gehaald worden, rekening houdend met de externe factoren;6° een tijdspad of planning met fases waarin de hoofd- en subactiviteiten en hun deelresultaten, de middelen en de personeelsinzet die eraan verbonden zijn, zijn opgenomen;7° de manier waarop de projectresultaten gevaloriseerd kunnen worden met inbegrip van succescriteria;8° de manier waarop de aanvrager of aanvragers het project administratief en inhoudelijk beheren, rekening houdend met de inbreng van belanghebbenden en het bredere maatschappelijke belang. Voor alle doelstellingen en succescriteria moeten indicatoren worden geformuleerd die kwantitatief en/of kwalitatief weergeven wat ermee wordt bedoeld en wat de streefwaarden zijn die men ermee wil bereiken.

De indicatoren moeten SMART zijn, d.w.z. specifiek, meetbaar, aanvaardbaar, realistisch/relevant en tijdsgebonden. Het is van belang duidelijk aan te geven wat de te verwachten effecten zijn.

Art. 17.EWI kan een negatieve beslissing nemen of bijkomende voorwaarden stellen op basis van de volgende elementen : 1° bij onvoldoende financiële draagkracht van een projectaanvrager ten behoeve van de uitvoering van een projectvoorstel;2° als een projectaanvrager niet voldoet aan andere verplichtingen of vergunningen vanwege de overheid. EWI steunt zijn beslissingsvoorstel om aan een projectvoorstel dat ontvankelijk verklaard werd, al dan niet steun te verlenen op drie beoordelingsassen : 1° de innovatieve kwaliteit van het projectvoorstel;2° de sociale perspectieven van het projectvoorstel;3° de manier van beheer en uitvoering van het projectvoorstel.

Art. 18.Voor de beoordeling van de innovatieve kwaliteit worden de volgende criteria gebruikt : 1° de graad waarmee het innovatiedoel en de beoogde impact duidelijk, ter zake en verifieerbaar zijn;2° de aard van het risico, verbonden aan de innovatie en de haalbaarheid van de doelstellingen;3° de kwaliteit van het werkplan, de haalbaarheid van de uitvoering van het werkplan en de kosteneffectiviteit;4° de mate waarin de voorgestelde innovatie nieuw of vernieuwend is voor een gebruiker, de markt of de maatschappij en de manier waarop de indiener dat heeft nagegaan;

Art. 19.Voor de beoordeling van de sociale en maatschappelijke perspectieven worden de volgende criteria gebruikt : 1° het demonstratiepotentieel en de mate van maatschappelijke visibiliteit van de projectresultaten of projectimpact met inbegrip van de voorbeeldfunctie van deelnemende partijen;2° haalbaarheid van de vooropgestelde maatschappelijke benutting in Vlaanderen;3° plan(ning) voor kennistransfer met het oog op aanwending in Vlaanderen van de projectresultaten;4° aanwezig potentieel en ervaring van de aanvrager of aanvragers met mobilisatie van doelgroepen en belanghebbenden;5° perspectief op duurzaamheid en hefboomfunctie in Vlaanderen van de projectresultaten.

Art. 20.Voor de beoordeling van de beheersaspecten worden de volgende criteria gebruikt : 1° de manier waarop de betrokkenheid, het mede-eigenaarschap en de medeverantwoordelijkheid van de relevante doelgroepen en belanghebbenden gerealiseerd wordt;2° de mate van verankering van het project in de lokale omgeving;3° de manier waarop binnen en rond het project aan een participatieve structuur vormgegeven wordt met inbegrip van het gelijkwaardigsheidbeginsel;4° de mate waarin het project als een vorm van cocreatie opgezet wordt.

Art. 21.Voor elk criterium brengt het expertencollege een score uit.

De beoordelingsassen krijgen een gelijk gewicht in de totaalscore.

De projectvoorstellen worden gerangschikt op hun totaalscore in dalende volgorde. Alleen projecten die beter dan een voldoende totaalscore krijgen, dit is beter dan 6/10, worden subsidiabel geacht.

Subsidiabel geachte projectvoorstellen uit de open categorie worden opgenomen in de geprioriteerde lijst nadat een derde van de andere subsidiabel geachte projectvoorstellen rond inclusie of verstedelijking geprioriteerd werd.

EWI kan de rangschikking daarenboven beperkt aanpassen op basis van de volgende overwegingen : 1° de complementariteit van de projecten onderling;2° de spreiding van de projecten over de thematische categorieën, met name inclusie, verstedelijking dan wel de open categorie : ten minste twee projectvoorstellen uit elke thematische categorie ontvangen steun. Aan de hoogst gerangschikte subsidiabele projecten wordt het steunbedrag zoals aangevraagd dan wel bijgesteld - zie artikel 11 - toegewezen tot de budgettaire mogelijkheden opgebruikt zijn, rekening houdend met de kosten die verbonden zijn aan het organiseren van de oproep, vermeld in artikel 3, tweede lid, in het bijzonder de kosten verbonden aan de expertencommissie, vermeld in artikel 11. HOOFDSTUK 7. - Eigendomsrechten en valorisatie

Art. 22.De begunstigde van gesteunde projecten is eigenaar van de onderzoeksresultaten. Bij een samenwerkingsverband van begunstigden is elke begunstigde in principe eigenaar van de resultaten van het uitgevoerde deelproject, tenzij anders gestipuleerd is in de consortiumovereenkomst. De begunstigden nemen zelf de geschikte maatregelen om daarvoor hun rechten en plichten intern te regelen, overeenkomstig de wetgeving ter zake.

In geval de begunstigde een universitaire onderzoeksgroep betreft, gelden de bepalingen, vermeld in artikel 169ter van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten van de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 23.De begunstigde verbindt zich ertoe alle inspanningen te leveren die redelijkerwijs verwacht mogen worden om de projectresultaten toepasbaar te maken voor maatschappelijke doeleinden in Vlaanderen of in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Als de begunstigde die verbintenis niet naleeft, moet hij akkoord gaan met een overdracht van de toepasbaarheid van de projectresultaten naar een derde partij.

Elke begunstigde heeft de plicht om de projectresultaten tegen reproductiekosten en niet-exclusief ter beschikking te stellen aan elke geïnteresseerde.

Communicatie over activiteiten, besluiten en gevolgen in het kader van dit besluit kunnen, na overleg met begunstigde, op gemeenschappelijke wijze gebeuren. In het bijzonder kunnen publicaties en verslagen eveneens op de EWI-website beschikbaar gemaakt worden.

De begunstigde kan gevraagd worden om zelf de activiteiten in het kader van dit besluit te presenteren bij EWI-evenementen, via EWI-disseminatiekanalen of via andere evenementen en kanalen van de Vlaamse overheid. HOOFDSTUK 8. - Toezicht

Art. 24.Met behoud van de toepassing van de bevoegdheden van de Inspectie van Financiën en het Rekenhof is EWI belast met het toezicht op de aanwending door de begunstigde van de steun die krachtens dit besluit wordt toegekend.

Gemachtigde ambtenaren van de Vlaamse overheid of van het Rekenhof kunnen een controle ter plaatse uitvoeren.

Art. 25.De begunstigde levert uiterlijk drie maanden na afloop van het project een eindverslag over het verloop en de resultaten van het project, de aanwending van de steun en de vooruitzichten voor maatschappelijke benutting in Vlaanderen, zoals is beschreven in de handleiding, opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 26.De begunstigde die de voorwaarden en de bepalingen waaronder de steun werd toegekend, niet naleeft, wordt in gebreke gesteld. Vanaf de ingebrekestelling wordt elke verdere steun aan het project geschorst. EWI vordert terugbetaling van de oneigenlijk aangewende steun.

Als het project als een samenwerkingsverband wordt uitgevoerd, is de terugvordering beperkt tot de steun die de in gebreke gestelde begunstigde heeft ontvangen.

Art. 27.De begunstigde kan een herziening vragen van de beslissing van EWI over de ingebrekestelling of vordering van terugbetaling, vermeld in artikel 24. Het beroep moet aangetekend bezorgd worden binnen een termijn van 30 werkdagen na betekening van de beslissing.

Het beroep moet door EWI worden behandeld binnen een termijn van 30 werkdagen na ontvangst, waarna een nieuwe beslissing kan worden bepaald. HOOFDSTUK 9. - Geheimhouding

Art. 28.De personeelsleden van EWI, de leden van het expertencollege, alsook alle andere personen die ambtshalve kennis krijgen van een projectvoorstel als vermeld in dit besluit, zullen de gegevens in kwestie als strikt vertrouwelijk behandelen, ze niet mededelen aan derden, noch in hun eigen voordeel aanwenden. Ter waarborging van de vertrouwelijkheid moeten de leden van het expertencollege, alsook de deskundigen die deelnemen aan de schriftelijke evaluatie, een confidentialiteitsnota ondertekenen waarin de condities en de periode van vertrouwelijkheid geregeld worden. HOOFDSTUK 1 0. - Verzoek tot herziening

Art. 29.De aanvrager kan een herziening vragen van de beslissing tot weigering van steunverlening, zonder evenwel de opportuniteit van de beslissing in vraag te kunnen stellen. De herziening wordt, op straffe van verval, gevraagd met een aangetekende brief, binnen een termijn van 5 werkdagen na afgifte bij de post van de betekening van de beslissing.

Het verzoekschrift tot herziening bevat, op straffe van onontvankelijkheid, een opgave van de objectief apprecieerbare elementen van het dossier dat aan EWI wordt voorgelegd, waarvan de aanvrager beweert dat de incorrecte appreciatie kennelijk bepalend is geweest voor het nemen van de bestreden beslissing, alsook de argumenten ter weerlegging van de genoemde appreciatie.

De aanvrager beschikt daarvoor over het recht op inzage van het dossier zoals dat ter beslissing is voorgelegd.

EWI beslist binnen 5 werkdagen na ontvangst van het verzoekschrift tot herziening. EWI bepaalt de te volgen procedure voor uitvoering van die beslissing. HOOFDSTUK 1 1. - Evaluatie en impactonderzoek

Art. 30.Onder meer op basis van de eindverslagen van alle gehonoreerde projecten en binnen een termijn van 2 jaar na de sluiting van de oproep, zal EWI een evaluatie en impactonderzoek uitvoeren met betrekking tot zowel de oproep zelf als de resultaten ervan.

Voor die evaluatie en dat impactonderzoek zal een panel van externe deskundigen worden ingeschakeld, dat over de nodige deskundigheid moet beschikken om innovatie in het algemeen en sociale innovatie in het bijzonder te kunnen beoordelen.

Het panel zal de verschillende projecten beoordelen op basis van hun relevantie, hun impact en hun potentieel voor de toekomst, relevante belanghebbenden raadplegen, en conclusies en aanbevelingen formuleren aan de Vlaamse overheid voor wat betreft de toekomst van sociale innovatie in het algemeen en de gehanteerde instrumenten in het bijzonder. HOOFDSTUK 1 2. - Slotbepalingen

Art. 31.Dit besluit treedt in werking op 7 september 2012.

Art. 32.De Vlaamse minister, bevoegd voor het innovatiebeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 7 december 2012.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, I. LIETEN

^