gepubliceerd op 09 september 2021
Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de regels voor de toekenning van steun aan ondernemingen om materiaalkringlopen te sluiten
3 SEPTEMBER 2021. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de regels voor de toekenning van steun aan ondernemingen om materiaalkringlopen te sluiten
Rechtsgrond Dit besluit is gebaseerd op: - het
decreet van 23 december 2011Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
23/12/2011
pub.
28/02/2012
numac
2012035118
bron
vlaamse overheid
Decreet betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen
sluiten betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, artikel 15, eerste lid, 1°. - het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, artikel 10.3.4, § 6. - de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019, artikel 75.
Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 27 mei 2021. - De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 7 juni 2021. - De Raad van State heeft advies 69.669/1 gegeven op 23 juli 2021, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Juridisch kader Dit besluit sluit aan bij de volgende regelgeving: - verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard; - de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019; - het Besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 17 mei 2019.
Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme.
Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen Afdeling 1. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard; 2° beëindiging van de milieu-investeringen: de laatste van de volgende data: a) de datum van de laatste factuur;b) de datum van de akte bij verwerving van een onroerend goed;c) de datum van de leasingovereenkomst;3° indieningsdatum van de steunaanvraag: de datum waarop OVAM de steunaanvraag elektronisch ontvangt;4° onderneming: elk van volgende organisaties: a) iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent;b) iedere rechtspersoon;c) iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid.5° kleine onderneming: een onderneming die, rekening houdend met de partnerondernemingen en de verbonden ondernemingen, vermeld in artikel 3 van bijlage I van de algemene groepsvrijstellingsverordening, aan al de volgende voorwaarden voldoet: a) er zijn minder dan vijftig personen werkzaam;b) een jaaromzet of een jaarlijks balanstotaal van maximaal 10 miljoen euro hebben;6° middelgrote onderneming: een onderneming die, rekening houdend met de partnerondernemingen en de verbonden ondernemingen, vermeld in artikel 3 van bijlage I van de algemene groepsvrijstellingsverordening, aan al de volgende voorwaarden voldoet: a) er zijn minder dan 250 personen werkzaam;b) een jaaromzet van maximaal 50 miljoen euro of een jaarlijks balanstotaal van maximaal 43 miljoen euro hebben;c) geen kleine onderneming zijn;7° milieu-investeringen: de investeringen die gericht zijn op milieubescherming als vermeld in artikel 2, punt 101, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;8° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de Omgeving;9° staatssteun: elke maatregel die met de interne markt verenigbaar is omdat ze voldoet aan al de criteria, vermeld in artikel 107 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie;10° steun: elke vorm van financiering, met inbegrip van staatssteun. De definities, vermeld in artikel 2, punt 101 tot en met 131, van de algemene groepsvrijstellingverordening, zijn van toepassing. Afdeling 2. - Definitie van een kleine en middelgrote onderneming
Art. 2.De grootte van de onderneming, vermeld in de definitie van kleine en middelgrote ondernemingen, vermeld in artikel 2 van bijlage I van de algemene groepsvrijstellingsverordening, wordt vastgesteld op basis van een verklaring op erewoord van de onderneming en op basis van de gegevens, vermeld in artikel 3 van dit besluit.
Art. 3.De gegevens voor de berekening van het aantal werkzame personen en van de financiële bedragen hebben betrekking op het laatste afgesloten boekjaar en worden jaarlijks berekend. Zij worden vanaf de datum van afsluiting van de rekeningen in aanmerking genomen.
Het bedrag van de omzet wordt berekend exclusief belasting over de toegevoegde waarde (btw) en andere indirecte rechten of heffingen.
Met financiële bedragen wordt bedoeld de jaaromzet en het balanstotaal van de jaarrekening die neergelegd is bij de Nationale Bank van België voor de indieningsdatum van de steunaanvraag, en die beschikbaar is via een centrale databank.
Om de jaaromzet te berekenen, wordt een boekjaar van meer of minder dan twaalf maanden herrekend tot een periode van twaalf maanden.
Wanneer een onderneming op de datum van afsluiting van de rekeningen vaststelt dat de op jaarbasis berekende gegevens boven of onder de in artikel 1, punt 5° en punt 6° bedoelde drempels voor het aantal werkzame personen of de financiële bedragen liggen, verkrijgt of verliest zij de hoedanigheid van middelgrote, kleine of micro- onderneming alleen wanneer deze drempels in twee opeenvolgende boekjaren worden overschreden.
Voor ondernemingen die geen jaarrekening moeten opmaken, worden de gegevens om de jaaromzet te berekenen, vastgesteld op basis van de twee laatste aangiftes bij de directe belastingen voor de indieningsdatum van de steunaanvraag. De gegevens om het aantal werkzame personen te berekenen, worden in dat geval vastgesteld aan de hand van het aantal werknemers in de onderneming gedurende de laatste acht kwartalen die de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid kan attesteren voor de indieningsdatum van de steunaanvraag.
Bij recent opgerichte ondernemingen, waarvan de eerste jaarrekening nog niet is neergelegd en de eerste fiscale aangifte nog niet is gedaan, worden de gegevens vastgesteld op basis van een in de loop van het boekjaar te goeder trouw gemaakte schatting. Afdeling 3. - Europese regelgeving
Art. 4.Dit besluit valt onder de toepassing van de algemene groepsvrijstellingsverordening onder de voorwaarden, vermeld in de artikelen 1 tot en met 12 en artikel 47. Afdeling 4. Algemene voorwaarden
Art. 5.De steun die in het kader van dit besluit verleend is, kan niet gecumuleerd worden met de steun die verleend is in het kader van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 16/11/2012 pub. 03/01/2013 numac 2012207281 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van steun aan ondernemingen voor strategische ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest type besluit van de vlaamse regering prom. 16/11/2012 pub. 08/01/2013 numac 2012036278 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2010 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest sluiten tot toekenning van steun aan ondernemingen voor strategische ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest en het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2010 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest.
Art. 6.Een onderneming komt alleen voor steun in aanmerking als ze aan een van de volgende voorwaarden voldoet: 1° de onderneming is een vennootschap met rechtspersoonlijkheid 2° de onderneming is een opdrachthoudende vereniging, opgericht in het kader van het decreet lokaal bestuur.3° de onderneming is een buitenlandse onderneming met een statuut dat gelijkwaardig is aan het statuut, vermeld in punt 1° tot en met 2°. Een onderneming komt in aanmerking voor steun als ze voldoet aan een van de volgende voorwaarden: 1° ze beschikt over een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest;2° ze verbindt zich ertoe in het Vlaamse Gewest een exploitatiezetel te vestigen ten laatste een jaar na de goedkeuring van de steunaanvraag.
Art. 7.Er wordt alleen steun verleend aan ondernemingen die voldoen aan al de volgende voorwaarden: 1° ze heeft op de indieningsdatum van de steunaanvraag geen fiscale schulden of achterstallige schulden bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;2° ze is op de datum van de steuntoekenning geen onderneming in moeilijkheden als vermeld in artikel 2, 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;3° ze heeft op de datum van de steuntoekenning geen procedure op basis van Europees, nationaal of regionaal recht lopen waarbij een toegekende steun wordt teruggevorderd. In afwijking van het eerste lid geldt de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 2°, niet voor een starter als vermeld in artikel 22, lid 2, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.
Art. 8.De milieu-investeringen starten ten laatste een jaar na de beslissing tot toekenning van de steun en worden beëindigd binnen drie jaar na de beslissing tot toekenning van de steun.
De minister kan de termijnen, vermeld in het eerste lid, op gemotiveerd verzoek van de onderneming en op advies van de OVAM verlengen.
Art. 9.De toegekende steun heeft een stimulerend effect.
In het eerste lid wordt verstaan onder stimulerend effect dat de milieu-investeringen op zijn vroegst mogen starten op de eerste dag nadat de steunaanvraag wordt goedgekeurd.
In het tweede lid wordt onder de start van de milieu-investering verstaan: 1° de datum van de eerste activiteit, gestaafd door een factuur, overeenkomst of een ander schriftelijk bewijsmiddel;2° de datum van de akte bij verwerving van een onroerend goed;3° de datum van de leasingovereenkomst. De steun vervalt volledig als de milieu-investeringen starten voor de dag, vermeld in het tweede lid. HOOFDSTUK 2. - Toepassingsgebied
Art. 10.Er wordt steun verleend aan ondernemingen voor milieu-investeringen die worden uitgevoerd in het Vlaamse Gewest onder de voorwaarden, vermeld in dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan. HOOFDSTUK 3. - In aanmerking komende milieu-investeringen
Art. 11.Milieu-investeringen komen in aanmerking voor steun als ze aan één van de volgende voorwaarden voldoen: 1° ze beogen de verwerking van asbesthoudend afval, waardoor minder asbesthoudend afval bestemd is voor storten;2° ze beogen de recyclage of voorbereiding op recyclage van afvalstoffen, waardoor minder afvalstoffen bestemd zijn voor verwijdering of een hoogwaardigere recyclage mogelijk is;3° ze bevorderen de inzet van recyclaten in het productieproces of hebben de inzet van recyclaten in het productieproces als resultaat. De steun kan enkel worden toegekend voor de recycling van door andere ondernemingen geproduceerd afval.
Art. 12.Milieu-investeringen komen in aanmerking voor steun als ze voldoen aan al de volgende voorwaarden: 1° de milieu-investeringen beantwoorden aan een van de volgende doelstellingen: a) ze overtreffen de Europese normen die zijn goedgekeurd, ook al zijn die normen nog niet in werking getreden;b) ze bereiken milieuvoordelen waarbij nog geen Europese normen zijn goedgekeurd;2° de milieu-investeringen zijn technisch en economisch haalbaar, zoals blijkt uit de aanvraag;3° de milieu-investeringen overtreffen de stand van de techniek die in de sector van toepassing is. In het eerste lid wordt verstaan onder Europese norm: de Unienorm, vermeld in artikel 2, punt 102, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.
Art. 13.De volgende milieu-investeringen komen niet voor steun in aanmerking: 1° de milieu-investeringen die vroeger geactiveerd zijn en opgenomen zijn in de afschrijvingstabel, en die verworven worden van: a) een onderneming waarin de steunaanvragende onderneming rechtstreeks of onrechtstreeks participeert;b) een onderneming die rechtstreeks of onrechtstreeks participeert in de steunaanvragende onderneming;c) een verwante patrimoniumvennootschap;2° de milieu-investeringen die verworven worden van een zaakvoerder, een bestuurder of een aandeelhouder van de steunaanvragende onderneming;3° de milieu-investeringen die in geval van aankoop niet verworven worden in volle eigendom;4° de milieu-investeringen die gratis of onder bezwarende titel ter beschikking worden gesteld aan derden;5° de milieu-investeringen voor de oprichting, uitbreiding of modernisering van een bedrijvencentrum als vermeld in artikel 1, 1°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 mei 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 11/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007035840 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende subsidiëring van bedrijvencentra en doorgangsgebouwen sluiten houdende subsidiëring van bedrijvencentra en doorgangsgebouwen, of een doorgangsgebouw als vermeld in artikel 1, 2°, van het voormelde besluit;6° de milieu-investeringen die in een periode van minder dan drie jaar worden afgeschreven.
Art. 14.De milieu-investeringen kunnen ook uitgevoerd worden door een patrimoniumvennootschap die behoort tot dezelfde groep als de steunaanvragende onderneming. Beide vennootschappen behoren tot dezelfde groep in één van de volgende gevallen: 1° de patrimoniumvennnootschap participeert voor ten minste 25% in de steunaanvragende onderneming;2° de steunaanvragende onderneming participeert voor ten minste 25% in de patrimoniumvennootschap;3° een natuurlijke persoon of rechtspersoon participeert voor ten minste 25% in beide vennootschappen. De patrimoniumvennootschap, vermeld in het eerste lid, stelt de milieu-investeringen gedurende vijf jaar ter beschikking van de steunaanvragende onderneming.
Art. 15.De milieu-investeringen bedragen in de eerste call minimaal 500.000 euro.
De minister kan in een volgende call het minimale investeringsbedrag, vermeld in het eerste lid, aanpassen in functie van de beoogde milieudoelstellingen. HOOFDSTUK 4. - Steunintensiteit
Art. 16.De steun wordt toegekend in de vorm van een investeringssubsidie en wordt toegewezen via een callsysteem.
De minister bepaalt het maximale bedrag van een call.
Als het beschikbare steunbedrag niet volledig wordt toegekend binnen een call, dan wordt het resterende steunbedrag overgedragen naar de volgende call.
Art. 17.De subsidie wordt berekend als een percentage van de bijkomende investeringskosten, exclusief btw, die nodig zijn om een investering uit te voeren die tot betere of efficiëntere recyclageactiviteiten leidt, vergeleken met een conventioneel proces van hergebruik en recycling met dezelfde capaciteit dat zonder de steun zou zijn uitgewerkt.
Art. 18.Bij de berekening van de steun en de in aanmerking komende kosten zijn alle bedragen die worden gebruikt, de bedragen vóór aftrek van belastingen of andere heffingen. De in aanmerking komende kosten worden gestaafd met bewijsstukken, die duidelijk, gespecificeerd en actueel zijn.
De steun bevrijdt vervuilers niet indirect van lasten die zij volgens het Unierecht moeten dragen, of van lasten die als normale ondernemingskosten dienen te worden beschouwd.
Art. 19.Het subsidiepercentage vermeld in artikel 17, bedraagt ten hoogste 35 % van de in aanmerking komende kosten. Het kan met 20 procentpunten worden verhoogd voor steun aan kleine ondernemingen en met 10 procentpunten voor steun aan middelgrote ondernemingen.
Het totale bedrag aan toegekende steun aan een onderneming bedraagt binnen de grenzen van de beschikbare begrotingsmiddelen maximaal 3.000.000 euro over een periode van drie jaar.
De minister stelt per call de maximale percentages, vermeld in het eerste lid, en het maximale steunbedrag, vermeld in het tweede lid, vast en kan de periode, vermeld in het tweede lid, verlengen afhankelijk van de budgettaire noodzakelijkheden.
Projecten die niet in aanmerking komen doordat het maximale steunbedrag, vermeld in artikel 16 tweede lid, uitgeput is, kunnen bij een volgende call de ingediende aanvraag herbevestigen. HOOFDSTUK 5. - Procedure van de steunaanvraag
Art. 20.Het aanvraagdossier bevat de volgende gegevens: 1° de naam en de grootte van de onderneming;2° een verklaring op erewoord over de grootte van de onderneming;3° een beschrijving van het project, met inbegrip van de aanvangs- en einddatum;4° de locatie van het project;5° een lijst van de projectkosten;6° een inschatting van de milieu-impact;7° het bedrag aan overheidsfinanciering dat voor het project nodig is. De onderneming gebruikt hiervoor een standaardformulier dat beschikbaar is op de website van OVAM. De OVAM beoordeelt of de steunaanvraag voldoet aan de algemene voorwaarden, vermeld in hoofdstuk 1 van dit besluit, en de voorwaarden, vermeld in hoofdstuk 2 en 3, van dit besluit en de uitvoeringsbesluiten van dit besluit.
De aanvrager van wie het aanvraagdossier ontvankelijk en volledig is, wordt daarvan binnen tien werkdagen na ontvangst op de hoogte gebracht.
De aanvrager van wie het aanvraagdossier niet ontvankelijk of onvolledig is, wordt daarvan binnen tien werkdagen na ontvangst op de hoogte gebracht. Die kennisgeving vermeldt de motivering.
Als het aanvraagdossier onvolledig is, kan de OVAM aan de steunaanvrager vragen om de ontbrekende gegevens of documenten aan het dossier toe te voegen en de termijn bepalen waarin dat moet gebeuren.
Art. 21.De ontvankelijke steunaanvragen worden op basis van de volgende criteria beoordeeld: 1° de impact van de milieu-investering.De impact wordt beoordeeld aan de hand van volgende subcriteria: a) de impact op de mate van recyclage en/of de verhoogde inzet van de recyclaten b) de impact op de circulaire economie c) de milieu-impact;2° de maturiteit van de milieu-investering.De maturiteit wordt beoordeeld aan de hand van volgende subcriteria: a) organisatie en planning van het project b) start van de operaties c) technologische maturiteit d) implementatie maturiteit;3° de kwaliteit van de milieu-investering.De kwaliteit wordt beoordeeld aan de hand van volgende subcriteria: a) de kwaliteit van de innovatie b) de kwaliteit van de strategie c) de kwaliteit van het operationele plan d) de kwaliteit van het financiële plan e) de kwaliteit van de organisatie;4° de graad van relevantie van de milieu-investering.De graad van relevantie wordt beoordeeld aan de hand van volgende subcriteria: a) het hefboomeffect van de steun op het project b) de bijdrage aan het Vlaamse beleid en aan de recyclageketens c) de bijdrage aan de Vlaamse economie en maatschappij; De minister bepaalt de wegingsfactoren van de subcriteria, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 4°.
Art. 22.Elk project krijgt een score op 200 punten, waarvan 100 punten afhankelijk zijn van de criteria impact, maturiteit en kwaliteit van de milieu-investering en 100 punten afhankelijk zijn van de graad van relevantie.
Indien een project minder dan 50 op 100 scoort op de gecombineerde score van punt 1° tot en met punt 3° van artikel 21 komt het project niet in aanmerking voor steun.
Indien een project minder dan 50 op 100 scoort op punt 4° uit artikel 21 komt het project niet in aanmerking voor steun.
De OVAM maakt binnen een termijn van drie maanden na de afsluiting van de call een rangschikking op van alle aanvragen die voor steun in aanmerking komen met per aanvraag een gemotiveerd advies. Zij kan hiervoor advies inwinnen bij externe deskundigen.
Art. 23.De minister beslist over de steuntoekenning. De steun wordt toegekend aan de best gerangschikte projecten die minstens de minimumscores behaalden, tot het maximale steunbedrag van de call is opgebruikt.
Steun kan worden toegekend tot 1 december 2022.
Art. 24.De aanvrager wordt schriftelijk op de hoogte gebracht van de beslissing. HOOFDSTUK 6. - Milieu-investeringen met een strategische relevantie voor het Vlaamse Gewest
Art. 25.Binnen de maximale Europese grenzen, vermeld in artikel 1 tot en met 12 en artikel 47 van de algemene groepsvrijstellingsverordening, kan afgeweken worden van de voorwaarden, vermeld in dit besluit, voor milieu-investeringen met een strategische relevantie voor het Vlaamse Gewest.
In het eerste lid wordt verstaan onder strategische relevantie: het project voldoet aan al de volgende voorwaarden: 1° het levert een belangrijk aandeel in een milieu-oplossing met gesloten materiaalkringlopen en procesgeïntegreerde oplossingen;2° het levert een belangrijke bijdrage aan de Vlaamse economie en maatschappij. HOOFDSTUK 7. - Uitbetaling
Art. 26.De subsidie wordt aan de onderneming uitbetaald in de volgende drie schijven: 1° 30% op zijn vroegst dertig dagen na de beslissing tot toekenning van de subsidie op voorwaarde dat de onderneming de volgende twee voorwaarden vervult: a) de onderneming vraagt de uitbetaling van de schijf aan;b) de onderneming heeft de milieu-investeringen voor 30% uitgevoerd;2° 30% op zijn vroegst dertig dagen na de beslissing tot toekenning van de subsidie op voorwaarde dat de onderneming de volgende twee voorwaarden vervult: a) de onderneming vraagt de uitbetaling van de schijf aan;b) de onderneming heeft de milieu-investeringen voor 60% uitgevoerd;3° 40% op zijn vroegst dertig dagen na de beslissing tot toekenning van de subsidie en na de beëindiging van de milieu-investeringen op voorwaarde dat de onderneming de volgende drie voorwaarden vervult: a) de onderneming vraagt de uitbetaling van de schijf aan;b) de onderneming heeft de milieu-investeringen volledig uitgevoerd en exploiteert de milieu-investeringen in de onderneming;c) de onderneming voldoet aan alle voorwaarden, vermeld in dit besluit en de uitvoeringsbesluiten.
Art. 27.Er wordt geen subsidie uitbetaald aan ondernemingen die een procedure tot terugvordering van toegekende steun hebben lopen op basis van Europees, nationaal of regionaal recht.
Als er een procedure tot terugvordering als vermeld in het eerste lid, loopt, wordt de uitbetaling van de subsidie opgeschort tot de onderneming het bewijs levert dat het terug te vorderen bedrag is terugbetaald of de procedure tot terugvordering is afgelopen.
Art. 28.De aanvragen tot uitbetaling worden binnen zes maanden na de beëindiging van de milieu-investeringen ingediend.
Art. 29.De ondernemingen dienen de aanvraag tot uitbetaling in via het standaardformulier dat beschikbaar is op de website van OVAM. HOOFDSTUK 8. - Terugvordering en verjaring
Art. 30.In al de volgende gevallen wordt de toegekende subsidie integraal teruggevorderd: 1° de onderneming in kwestie bevindt zich in een van de volgende situaties: a) faillissement;b) vereffening;c) boedelafstand;d) ontbinding;e) vrijwillige of gerechtelijke verkoop;f) sluiting in het kader van een sociaaleconomische herstructureringsoperatie met tewerkstellingsafbouw tot gevolg binnen vijf jaar na de beëindiging van de milieu-investeringen;2° de onderneming in kwestie leeft de wettelijke informatie- en raadplegingsprocedures bij collectief ontslag binnen vijf jaar na de beëindiging van de milieu-investeringen niet na;3° er wordt vastgesteld via een proces-verbaal, verslag van vaststelling, boetebeslissing, bestuurlijke maatregel of andere administratieve beslissing, of strafrechtelijke uitspraak dat de onderneming in kwestie binnen een periode van vijf jaar na de beëindiging van de milieu-investeringen de volgende voorwaarden niet naleeft: a) de algemene, sectorale of bijzondere (milieu)voorwaarden;b) de vergunningsvoorwaarden. Als in een van de gevallen, vermeld in het eerste lid, de subsidie moet worden teruggestort, stuurt de minister daarvoor een aangetekende zending naar de onderneming in kwestie. De onderneming in kwestie is verplicht om binnen dertig dagen na de dag waarop de onderneming in kwestie de voormelde brief heeft ontvangen de subsidie integraal terug te storten. HOOFDSTUK 9. - Opvolging en controle
Art. 31.De OVAM legt de rangschikking van alle aanvragen die voor steun in aanmerking komen met per aanvraag een gemotiveerd advies, vermeld in artikel 22 laatste lid, voor aan de Inspectie van Financiën.
De Inspectie van Financiën kan individuele subsidiedossiers controleren.
Art. 32.De OVAM zorgt voor de opvolging van de projecten waaraan steun wordt toegekend. Zij stelt daarvoor voor elk individueel project een risicoanalyse op.
Art. 33.De OVAM zal vanaf het ogenblik dat de steunaanvraag is ingediend, controleren of de voorwaarden van dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan worden nageleefd.
De controle, vermeld in het eerste lid, heeft afhankelijk van het feit of de steun al dan niet is toegekend, de volgende gevolgen: 1° beslissing tot weigering van de subsidie;2° niet-uitbetaling of terugvordering van de toegekende subsidie. Als de OVAM ter plaatse controle uitvoert en de toegang tot de investering wordt geweigerd, zal de OVAM de steun terugvorderen en de volgende schijf, zoals vermeld in artikel 26, niet toekennen.
De minister kan de uitbetaling van de subsidie vervroegd stopzetten of een of meer ondernemingen uitsluiten van toekomstige calls als vermeld in artikel 16.
Twee jaar na uitbetaling van de laatste schijf voert de OVAM een afsluitende controle uit om na te gaan of de milieu-investering gerealiseerd is zoals aangevraagd.
De onderneming meldt aan de OVAM onmiddellijk: 1° alle wijzigingen die ervoor kunnen zorgen dat niet langer voldaan wordt aan de voorwaarden voor toekenning van de steun;2° alle wijzigingen die een invloed kunnen hebben op het bedrag van de toe te kennen steun;3° iedere wijziging met betrekking tot de natuurlijke persoon of rechtspersoon waaraan de steun toegekend moet worden. HOOFDSTUK 1 0. - Slotbepalingen
Art. 34.De minister bevoegd voor de Omgeving is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 3 september 2021.
De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme, Z. DEMIR