Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 03 juni 1997
gepubliceerd op 01 oktober 1997

Besluit van de Vlaamse regering houdende algemene beschermingsvoorschriften, advies- en toestemmingsprocedure, instelling van een register en vaststelling van een herkenningsteken voor beschermde landschappen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1997035874
pub.
01/10/1997
prom.
03/06/1997
ELI
eli/besluit/1997/06/03/1997035874/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 JUNI 1997. Besluit van de Vlaamse regering houdende algemene beschermingsvoorschriften, advies- en toestemmingsprocedure, instelling van een register en vaststelling van een herkenningsteken voor beschermde landschappen


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 16 april 1996 houdende bescherming van landschappen, inzonderheid op de artikelen 14 en 15;

Gelet op advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 24 mei 1996;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° het decreet : het decreet van 16 april 1996 houdende bescherming van landschappen;2° de cel monumenten en landschappen : de betrokken cel monumenten en landschappen van de provinciale afdelingen van de administratie ruimtelijke ordening, huisvesting en monumenten en landschappen;3° historisch permanent grasland : zoals bepaald in het decreet, grasland gekenmerkt door het langdurig grondgebruik als graasweide, hooiland of wisselweide ofwel met cultuurhistorische waarde ofwel met een soortenrijke vegetatie van kruiden en grassoorten waarbij het milieu meestal wordt gekenmerkt door aanwezigheid van sloten, greppels, poelen, uitgesproken microreliëf, bronnen of kwelzones;4° akkerland : zoals bepaald in het decreet, gronden die een actueel gebruik hebben als akkerbouwteelten inclusief groenbemesters en tijdelijk raaigrasland, tuinbouwteelten, boomteelten en laagstamfruitteelten. HOOFDSTUK II. - Algemene beschermingsvoorschriften en vergunningsprocedure Afdeling 1. - Toepassingsgebied

Art. 2.§ 1. Dit besluit is van toepassing op de landschappen die met toepassing van de artikelen 6 en 9 van het decreet voorlopig of definitief beschermd zijn : § 2. De voorschriften van dit besluit zijn slechts van toepassing voor zover zij niet strijdig zijn met de specifieke voorschriften bepaald in de § 1 vermelde beschermingsbesluiten. Afdeling 2. - Algemene beschermingsvoorschriften

Art. 3.Van de algemene en specifieke beschermingsvoorschriften kan enkel afgeweken worden mits een gunstig advies wordt uitgebracht of een toestemming verleend overeenkomstig artikel 14 § 3 en 4 van het decreet.

Overeenkomstig artikel 12 van het decreet blijven werken of handelingen die met de plannen van aanleg overeenstemmen of die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van die plannen en hun bestemmingsvoorschriften, mogelijk mits zij worden voorgelegd voor een advies of toestemming, zoals bepaald in artikel 14 § 3 en 4 van het decreet. Voormeld advies of toestemming kan enkel bijkomende voorwaarden opleggen die de bestemmingsvoorschriften aanvullen of verfijnen.

Onderafdeling A. - Voorschriften betreffende de landschappen in het algemeen

Art. 4.§ 1. Overeenkomstig artikel 14, § 2, eerste lid van het decreet zijn de eigenaars, erfpachthouders, opstalhouders en vruchtgebruikers gehouden tot : 1° het onderhoud en instandhouden van constructies en structuren in het landschap, zoals bruggen, duikers, stuwen, kenmerkende structuren van het afwateringsnet, taluds, oude wegen, hekken, veldkapellen, hoevegebouwen, stallingen en andere constructies waarvan het belang voor het landschap is aangetoond;2° het onderhouden en instandhouden van tuin- en parkstructuren zoals waterlopen en grachten, vijvers en waterbekkens, wegen en paden, laanbeplantingen en bomenrijen, bomengroepen en solitaire bomen, heestergroepen en solitaire struiken, perken en borders, hagen en afsluitingen, paviljoenen en ijskelders, muren en trappen, bruggen, schuttingen, loofgangen en pergola's, priëlen en hekken, tuin- en parkornamentiek en tuin- en parkmeubilair;3° het onderhouden en instandhouden van lijn- en puntvormige landschapselementen zoals poelen, houtkanten, houtwallen, bomen, bomenrijen en hagen;4° het instandhouden van houtige begroeiing en het onderhouden van die types houtige begroeiing waarvoor onderhoud noodzakelijk is, zoals parkbossen, hakhout- en middelhoutbestanden, struwelen;5° het onderhouden en instandhouden van grasland, schraalland en heide, door maaien, begrazen of plaggen, onverminderd de toepassing van artikel 6, § 3, en artikel 10, § 2, van het decreet;6° het onderhouden en instandhouden van aarden wallen, dijken, waterpartijen, grachten en greppels voor zover deze bepalend zijn voor de waarden van het landschap; § 2. Overeenkomstig artikel 14, § 2, tweede lid van het decreet zijn verboden : 1° het achterlaten, opslaan of verwerken van eender welke afvalstof, van afgedankte voorwerpen, van ruwe of verwerkte materialen, met uitzondering van tijdelijke stockage op akkerland van stalmest, van compost en van afvalresidu's verkregen bij de verwerking van suikerbieten;2° het aanbrengen en het voeren van gelijk welke reclame;3° het lozen van vloeistoffen of gassen die nadelig kunnen zijn voor de aanwezige flora, fauna en bodem met uitzondering van de bemesting van cultuurgronden zoals bepaald in het mestdecreet;4° het uitoefenen van activiteiten die door de verstoring van de rust en de stilte in het gebied de waarden van het landschap aantasten, onder meer door drukte in ernstige mate, geluidsoverlast en/of het doen schrikken van dieren.

Art. 5.Onverminderd de toepassing van artikel 3 is verboden : 1° het uitzetten van dieren in het wild;2° het gebruiken van chemische verdelgingsmiddelen, groeiremmers, groeistimulatoren, hormonale behandelingen, thermische onkruidverdelgers of andere verdelgingsmiddelen op de percelen die niet als akkerland, weiland, boomgaard, moestuin of bloemperk worden gebruikt;3° het plaatsen en vervangen van ondergrondse en bovengrondse leidingen, met uitzondering van deze dienende voor de ter plaatse gevestigde vergunde woningen en bedrijven waarvoor evenwel bijkomende voorwaarden kunnen opgelegd worden. Onderafdeling B. - Voorschriften betreffende gebouwen of constructies en wegen

Art. 6.Onverminderd de toepassing van artikel 3 is verboden betreffende gebouwen of constructies en wegen : 1° het oprichten van een gebouw of eender welke constructie uit om het even welk materiaal, in de grond ingebouwd, aan de grond bevestigd, op de grond steunend, of aan om het even welke drager vastgemaakt;2° het verbouwen of heropbouwen van bestaande gebouwen of constructies, derwijze dat het uitwendig aspect ervan wordt gewijzigd;3° het plaatsen van eender welke verplaatsbare constructie of delen ervan die al dan niet voor bewoning kunnen worden gebruikt;4° het wijzigen van bestaande afsluitingen of het aanbrengen van nieuwe, met uitzondering van gladde schrikdraad en prikkeldraad ten behoeve van veekering.Het normaal onderhoud van de bestaande afsluitingen is toegelaten; 5° het aanleggen, verbreden, opbreken of afsluiten van wegen en paden of het wijzigen van hun tracé;6° het verharden van wegen en paden. Het onderhoud en het herstel van de bestaande wegverhardingen en verharde wegranden zijn toegelaten met gebruik van dezelfde materialen, inzonderheid voor normaal landbouwgebruik.

Onderafdeling C. - Voorschriften betreffende reliëf, waterhuishouding en hydrografie

Art. 7.Onverminderd de toepassing van artikel 3 is verboden betreffende reliëf en hydrografie : om het even welk werk dat de aard en structuur van de grond, het uitzicht en het reliëf van het terrein of het hydrografisch net zou kunnen wijzigen, onder meer boringen of grondwerken, de ontginning van materialen, het aanvoeren van grond, het aanleggen van opspuitterreinen en het herprofileren van waterlopen.

Onderafdeling D. - Voorschriften betreffende fauna, flora en vegetatie

Art. 8.Onverminderd de toepassing van artikel 3 is verboden betreffende fauna, flora en vegetatie : 1° het omzetten van grasland naar akkerland van historisch permanente graslanden en van gronden die gelegen zijn in agrarisch gebied met ecologisch belang, valleigebied en agrarisch gebied met bijzonder belang;2° het omzetten van akker- of grasland naar bos behalve in bosgebieden of gronden die in het kader van een ruimtelijk bestemmingsplan bestemd zijn voor bebossing en/of bosuitbreiding;3° het omzetten van heide en schraalland naar akkerland, grasland of bos;4° het omzetten van moerassen en rietlanden naar om het even welk ander bodemgebruik;5° het vernietigen of verzamelen van kruidachtige gewassen of hun onderdelen, met uitzondering van de cultuurgewassen. Het verzamelen ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek blijft toegelaten in zoverre dat dit niet het voortbestaan van de populaties in gevaar kan brengen.

Deze bepaling is niet van toepassing op het maaien of reiten en het afvoeren van het maaisel, het plaggen en afvoeren van de plaggen; 6° het leggen van gifaas en het gebruik van klemmen. Onderafdeling E. - Voorschriften betreffende de bossen en bosexploitatie

Art. 9.Onverminderd de toepassing van artikel 3 is verboden betreffende de bossen en bosexploitatie : 1° het vellen, ontwortelen of beschadigen van bomen en heesters; Onderhoudswerkzaamheden zoals dunningen en normaal onderhoud van hakhoutbestanden zijn toegelaten, mits ze oordeelkundig worden uitgevoerd. 2° het kweken van dieren.

Art. 10.Er mogen bij bosexploitatie geen tractoren en andere tuigen gebruikt worden die omwille van hun gewicht, hun afmetingen of hun werkwijze overmatige schade aan het bosbestand veroorzaken.

Sporen van meer dan 20 cm diepte moeten systematisch hersteld worden.

Grachten die tijdens de exploitatie beschadigd of onderbroken worden, moeten worden hersteld.

Het is verboden uit te slepen doorheen bronbeken.

Onderafdeling F. - Voorschriften betreffende specifieke landschapselementen en hoogstamboomgaarden

Art. 11.Onverminderd de toepassing van artikel 3 is verboden betreffende specifieke landschapselementen en hoogstamboomgaarden : 1° het vellen, ontwortelen of beschadigen van bomen en heesters; Onderhoudswerkzaamheden zoals snoeien of knotten zijn toegelaten mits ze oordeelkundig worden uitgevoerd; 2° het uitvoeren van om het even welke ingreep op de betrokken wortelzones van bomen en heesters zoals onder meer het verrichten van grondwerken of het uitvoeren van werkzaamheden die bodemverdichting voor gevolg hebben;3° het verwijderen of beschadigen van holle wegen, taluds, steilranden, graften, houtkanten, houtwallen, hagen, dreven, bomenrijen, solitaire bomen, dijken, aarden wallen en poelen;4° het inbuizen of ontwateren van bron- en kwelzones, grachten en greppels;5° het beschoeien van oevers.Onderhoud van bestaande beschoeiingen is toegelaten.

Onderafdeling G. - Voorschriften betreffende tuinen en parken

Art. 12.Onverminderd de toepassing van artikel 3 is verboden betreffende tuinen en parken : 1° het wijzigen van het uitzicht, de aard, de stijl en het gebruik, onder meer door het wijzigen, verwijderen of toevoegen van waterlopen en grachten, vijvers en waterbekkens, wegen en paden, laanbeplantingen en bomenrijen, bomengroepen en solitaire bomen, heestergroepen en solitaire struiken, perken en borders, hagen en afsluitingen, paviljoenen en ijskelders, muren en trappen, bruggen, schuttingen, loofgangen en pergola's, priëlen en hekken, tuin- en parkornamentiek en tuin- en parkmeubilair;2° het wijzigen van het microreliëf;3° het aanleggen van sport- en spelinfrastructuur of parkeerplaatsen;4° het wijzigen van de waterhuishouding, onder meer door het permanent droogleggen van waterpartijen, het graven van afwateringskanalen, het uitvoeren van drainagewerken en wateraftappingen;5° het inkorten of het wegnemen van gesteltakken of hoofdwortels. Onderhoudswerken zoals snoeien of knotten zijn toegelaten, mits het oordeelkundig gebeurt. Het normale onderhoud van hakhoutbestanden is toegelaten; 6° het uitvoeren van om het even welke ingreep op de wortelzones van bomen en heesters met inbegrip van het verrichten van grondwerken of het uitvoeren van werkzaamheden die bodemverdichting tot gevolg hebben. Afdeling 3. - Advies- en toestemmingsprocedure

Art. 13.Voor de toepassing van artikel 14, § 3 van het decreet worden de adviesaanvragen ingediend bij de cel monumenten en landschappen.

De gemachtigde brengt binnen dertig dagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag, zijn advies uit.

Art. 14.§ 1. De aanvragen om toestemming als bedoeld in artikel 14, § 4 van het decreet, worden ingediend bij de cel monumenten en landschappen. § 2. Binnen twintig dagen na ontvangst van de aanvraag zendt de cel monumenten en landschappen aan de aanvrager bij ter post aangetekende brief een ontvangstbewijs, of deelt hem op dezelfde wijze mede dat zijn aanvraagdossier niet volledig is.

Indien het dossier onvolledig is, deelt de cel monumenten en landschappen de aanvrager, aan wie hij het dossier terugzendt, mede dat de procedure opnieuw moet worden begonnen en met welke stukken het dossier moet worden aangevuld.

De aanvrager die na verloop van de bij het eerste lid bepaalde termijn geen ontvangstbewijs heeft ontvangen, wordt geacht een volledig dossier te hebben ingediend. § 3. De gemachtigde verleent of weigert zijn toestemming aan de aanvrager binnen dertig dagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het volledige aanvraagdossier. HOOFDSTUK III. - Inrichting van het register en instelling van het herkenningsteken

Art. 15.§ 1. Het register van voorlopig beschermde landschappen bevat de genummerde originelen of eensluidend verklaarde afschriften van de besluiten tot voorlopige bescherming en van de besluiten houdende voorstel tot rangschikking als landschap genomen met toepassing van de wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen. § 2. Het register van definitief beschermde landschappen bevat de genummerde originelen of eensluidend verklaarde afschriften van : - de rangschikkingsbesluiten van landschappen genomen met toepassing van de wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen; - de besluiten tot definitieve bescherming als landschap.

Art. 16.§ 1. Het model van het herkenningsteken van definitief beschermde landschappen wordt vastgesteld zoals afgebeeld op de bijlage bij dit besluit. § 2. Het herkenningsteken wordt op een goed zichtbare plaats aangebracht bij de voornaamste toegangswegen van het beschermde landschap. § 3. Het herkenningsteken wordt eveneens aangebracht op de panelen en/of borden ten behoeve van de educatie en de voorlichting.

Art. 17.De Vlaamse minister bevoegd voor de landschappen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 3 juni 1997.

De Minister-President van de Vlaamse Regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Th. KELCHTERMANS Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 3 juni 1997 ter uitvoering van het decreet van 16 april 1996 houdende bescherming van landschappen.

Brussel, 3 juni 1997.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Th. KELCHTERMANS

^