Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 02 oktober 2015
gepubliceerd op 12 november 2015

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende steun aan niet-productieve investeringen en aan de ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven

bron
vlaamse overheid
numac
2015036306
pub.
12/11/2015
prom.
02/10/2015
ELI
eli/besluit/2015/10/02/2015036306/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

2 OKTOBER 2015. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende steun aan niet-productieve investeringen en aan de ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven


De Vlaamse Regering, Gelet op verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 met betrekking tot steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad, het laatst gewijzigd bij gedelegeerde verordening (EU) nr. 994/2014 van de Commissie van 13 mei 2014;

Gelet op het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid, artikel 9, eerste lid, 1°, en tweede lid;

Gelet op het gezamenlijk advies van de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij en de Minaraad over de maatregelen in het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling voor de programmeringsperiode 2014-2020, gegeven op 4 en 5 december 2013;

Gelet op de goedkeuring van het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling 2014-2020 door de Europese Commissie, gegeven op 13 februari 2015;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 13 mei 2014;

Gelet op advies 56.554/3 van de Raad van State, gegeven op 15 juli 2014 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op advies 57.964/1/V van de Raad van State, gegeven op 4 september 2015 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° activiteiten met betrekking tot landbouwverbreding : de activiteiten met betrekking tot hoevetoerisme, dagrecreatie, verwerking van zelf geteelde of gekweekte landbouwproducten tot producten die niet opgenomen zijn in bijlage 1 van het Verdrag, rechtstreekse verkoop van eigen hoeveproducten, verkoop van niet zelf geteelde, gekweekte of artisanaal verwerkte hoeveproducten via de korte keten, productie van hernieuwbare energie voor eigen verbruik, paardenpension, landschapsbeheer en zorgboerderij;2° bedrijfsleider : de natuurlijke persoon, landbouwer die de leiding heeft van het landbouwbedrijf en de vennoten van de maatschap die het landbouwbedrijf exploiteert of de beherende vennoten, zaakvoerders of bestuurders van de rechtspersoon, landbouwer die het landbouwbedrijf exploiteert;3° bevoegde entiteit : het Departement Landbouw en Visserij van het Vlaams Ministerie van Landbouw en Visserij;4° blokperiode : een periode van maximaal drie maanden waarbinnen aanvragen voor niet-productieve investeringen of voor de ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven ingediend kunnen worden;5° brutobedrijfsresultaat : het verschil tussen de bedrijfsopbrengsten en de operationele kosten bepaald op de wijze die wordt beschreven in de bijlage bij het ministerieel besluit van 1 oktober 2007 betreffende bepalingen en minimumstandaard voor bedrijfseconomische boekhouding in de landbouw, dienstig als basis voor de door de Vlaamse overheid gesteunde adviseringssystemen.Het brutobedrijfsresultaat wordt ofwel vereenvoudigd berekend door de oppervlakte van de teelten en de aantallen dieren te vermenigvuldigen met een gemiddeld brutobedrijfsresultaat per eenheid en het resultaat te verhogen met inkomensvervangende steun, ofwel met controleerbare boekhoudkundige gegevens van het laatste volledige boekjaar; 6° e-loket : het elektronisch loket voor het aanvragen van steun dat ontwikkeld en beheerd wordt door de bevoegde entiteit; 7° klein landbouwbedrijf : een bedrijf waarvan het brutobedrijfsresultaat van de activiteiten inzake landbouw en landbouwverbreding minimaal 20.000 euro en maximaal 39.999 euro bedraagt. Het brutobedrijfsresultaat van de activiteiten inzake landbouw is groter dan dat van de activiteiten inzake landbouwverbreding; 8° landbouwbedrijf : een bedrijf dat activiteiten met betrekking tot landbouw uitvoert, namelijk het kweken, telen, artisanaal be- en verwerken en commercialiseren van landbouwproducten die opgenomen zijn in bijlage 1 van het Verdrag, uitgezonderd producten van de visserij en de viskweek, en activiteiten met betrekking tot landbouwverbreding met een voldoende brutobedrijfsresultaat.Het brutobedrijfsresultaat van de activiteiten met betrekking tot landbouw is groter dan dat van de activiteiten met betrekking tot landbouwverbreding; 9° landbouwer : de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een landbouwbedrijf exploiteert, die geïdentificeerd is door het Departement Landbouw en Visserij, en die voldoet aan de voorwaarden om een natuurlijke persoon, landbouwer of een rechtspersoon, landbouwer te zijn;10° korte keten : een duurzaam afzetsysteem waarbij een rechtstreekse relatie bestaat tussen de producent en de consument.In de korte keten verkoopt de producent rechtstreeks, via andere landbouwers of in een samenwerkingsverband aan de consument; 11° maatschap : de vennootschap, vermeld in artikel 2, § 1, van het Wetboek van Vennootschappen die de exploitatie van een landbouwbedrijf en de commercialisatie van de voortgebrachte producten als doelstelling heeft;12° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de landbouw;13° natuurlijke persoon, landbouwer : de natuurlijke persoon die de exploitatie van een landbouwbedrijf en de commercialisatie van de voortgebrachte producten als beroepsactiviteit heeft;14° rechtspersoon, landbouwer : a) de handelsvennootschap, vermeld in artikel 2, § 2, van het Wetboek van Vennootschappen, met uitzondering van het economisch samenwerkingsverband, die de exploitatie van een landbouwbedrijf en de commercialisatie van de voortgebrachte producten als doelstelling heeft en waarin de zaakvoerders of bestuurders die de landbouwactiviteit uitoefenen, elk minstens 25% van de aandelen bezitten;b) de landbouwvennootschap, vermeld in artikel 2, § 3, van het Wetboek van Vennootschappen;c) de vereniging zonder winstoogmerk met een maatschappelijke of sociale doelstelling die de exploitatie van een landbouwbedrijf en de commercialisatie van de voortgebrachte producten als doelstelling heeft;15° Verdrag : het verdrag betreffende werking van de Europese Unie;16° verzamelaanvraag : de verzamelaanvraag, vermeld in artikel 11 van gedelegeerde verordening (EU) nr.640/2014 en in artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 houdende bepalingen tot inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid.

Art. 2.Het hoofd van de bevoegde entiteit kan de aangelegenheden die conform dit besluit en de uitvoeringsbepalingen ervan onder de bevoegdheid van de bevoegde entiteit vallen, subdelegeren aan personeelsleden van de bevoegde entiteit die onder zijn hiërarchisch gezag staan, tot op het meest functionele niveau. HOOFDSTUK 2. - Steun aan niet-productieve investeringen in de landbouw

Art. 3.De landbouwer die de wettelijke normen over leefmilieu, natuur, ruimtelijke ordening en onroerend erfgoed respecteert, en die niet-productieve investeringen uitvoert die de naleving van die normen niet in het gedrang brengen, kan daarvoor investeringssteun verkrijgen die in aanmerking komt voor cofinanciering uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO).

De naleving van de wettelijke normen inzake leefmilieu, natuur, ruimtelijke ordening en onroerend erfgoed kan aangetoond worden met een van de volgende documenten : 1° een milieuvergunning die de uitoefening van alle bestaande en nieuw geplande bedrijfsactiviteiten, die onderworpen zijn aan het bezit van een milieuvergunning, toelaat op het landbouwbedrijf waar de investering uitgevoerd wordt;2° een natuurvergunning wanneer er voor het gebied of de zone waar de investering uitgevoerd wordt een natuurvergunningsplicht geldt;3° een vergunning voor het aanleggen, wijzigen of verplaatsen van kleine landschapselementen wanneer dit volgens het Natuurdecreet vergunningsplichtig is;4° een stedenbouwkundige vergunning bij het uitvoeren van investeringen in onroerende staat waarvoor een stedenbouwkundige vergunning vereist is dan wel een melding van handelingen in of aan gebouwen.De uitvoering van de investeringen is in overeenstemming met de stedenbouwkundige vergunning of met de melding, in het bijzonder wat betreft bijzondere voorwaarden opgelegd ter voorkoming van schade aan de natuur; 5° een toelating of machtiging van het Agentschap Onroerend Erfgoed bij het uitvoeren van een handeling die een aanzienlijke wijziging van de landschapskenmerken van een beschermd cultuurhistorisch landschap tot gevolg heeft.

Art. 4.De investering moet verantwoord zijn in het licht van de geografische ligging van het perceel landbouwgrond waarop of waarnaast de investering uitgevoerd wordt, en moet passen in de bestaande visies op landinrichting voor het gebied waar het perceel landbouwgrond ligt.

Het verantwoord zijn van de investering kan aangetoond worden met een van de volgende attesten : 1° een attest afgeleverd door de Vlaamse Landmaatschappij voor investeringen in kleine landschapselementen, poelen en het herstel van aanplantingen langs holle en trage wegen;2° een attest van de Dienst Land- en Bodembescherming van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse Overheid voor investeringen in erosiedammen;3° een attest van de van de Vlaamse Milieumaatschappij voor investeringen in kleinschalige waterinfrastructuur. Op basis van de bestaande visies op landinrichting voor het gebied waar het perceel landbouwgrond waarop of waarnaast de investering uitgevoerd wordt ligt, kunnen er op het attest specifieke voorwaarden vermeld worden voor de uitvoering van de investering.

Art. 5.De investeringssteun heeft de vorm van een investeringspremie.

De steunintensiteit bedraagt maximaal 100% van de aanvaardbare investeringskosten.

De investeringspremie wordt betaald na aangifte van de investering via de verzamelaanvraag en na een controle op de voorwaarden voor het verkrijgen van de steun.

Art. 6.§ 1. De steunregeling, vermeld in artikel 5, kan betrekking hebben op investeringen in materiële activa die een bijdrage leveren aan de realisatie van doelstellingen over biodiversiteit, verminderde erosie, waterbeheer en de landschappelijke integratie van bedrijfsgebouwen. De volgende types investeringen kunnen in aanmerking komen voor steun : 1° de aanleg en de heraanleg van kleine landschapselementen, zoals hagen, heggen, houtkanten en bomenrijen;2° de aanleg en de heraanleg van poelen;3° de aanleg en de heraanleg van dammen op erosiestroken;4° de aanleg van kleinschalige waterinfrastructuur, zoals regelbare stuwtjes, grond- en stenen dammen, knijpconstructies en peilbuizen voor regelbare stuwtjes, een retentiebekken, een wetland om water vast te houden of vertraagd af te voeren, het aanpassen van een slootprofiel en het herstel van een gracht;5° de heraanleg van kleinschalige waterinfrastructuur, zoals regelbare stuwtjes, de aanpassing van een slootprofiel en het herstel van een gracht, om water vast te houden of vertraagd af te voeren;6° het herstel van aanplantingen langs holle en publiek toegankelijke trage wegen. Om in aanmerking te kunnen komen voor de steun, vermeld in dit besluit, mag de investering uitsluitend uitgevoerd worden op of langs landbouwgronden die geregistreerd zijn in het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, vermeld in artikel 2, 14°, van het decreet van 22 december 2006 houdende inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid. Bij de indiening van de eerste verzamelaanvraag die volgt op de uitvoering van de investering, duidt de landbouwer de landbouwgronden aan waarop of waarlangs de investering waarvoor de steun aangevraagd is, uitgevoerd is.

Voor het verkrijgen van investeringssteun gelden de volgende voorwaarden : 1° de investering mag niet opbrengstverhogend zijn voor de landbouwer;2° het plantgoed voor een haag, heg, houtkant of een bomenrij bestaat uitsluitend uit soorten opgenomen in bijlage 1 die bij dit besluit is gevoegd en mag alleen mechanisch beschermd worden tegen vraat;3° een haag is minimaal 25 meter lang, heeft minimaal vier planten per meter, is aangelegd met plantgoed dat minimaal 40 centimeter hoog is en wordt aangeplant tussen 15 oktober en 31 maart.Indien uitsluitend autochtoon plantgoed gebruikt wordt, moet dit met een attest aangetoond worden. Dode planten worden door geschikte soorten vervangen. Indien noodzakelijk wordt de haag met een afrastering beschermd tegen het vee; 4° een heg is minimaal 25 meter lang, heeft minimaal 1 plant per meter, is aangelegd met plantgoed dat minimaal 40 centimeter hoog is en wordt aangeplant tussen 15 oktober en 31 maart.Indien uitsluitend autochtoon plantgoed gebruikt wordt, moet dit met een attest aangetoond worden. Dode planten worden door geschikte soorten vervangen. Indien noodzakelijk wordt de heg met een afrastering beschermd tegen het vee; 5° een houtkant heeft een oppervlakte van minimaal 1 are en een breedte van maximaal 10 meter, is aangelegd met plantgoed dat minimaal 40 centimeter hoog is en wordt aangeplant tussen 15 oktober en 31 maart.De aanplant gebeurt in driehoeksverband met een maximale plantafstand van 1,5 meter. Indien uitsluitend autochtoon plantgoed gebruikt wordt, moet dit met een attest aangetoond worden. Dode planten worden door geschikte soorten vervangen. Indien noodzakelijk wordt de houtkant met een afrastering beschermd tegen het vee; 6° een bomenrij bestaat uit minimaal 10 loofbomen van dezelfde soort, is aangelegd met plantgoed met minimale stammaat 8/10 en wordt aangeplant tussen 15 oktober en 31 maart.De plantafstand bedraagt 5 tot 15 meter. Indien uitsluitend aangeplant met autochtoon plantgoed wordt dit met een attest aangetoond. Dode planten worden door geschikte soorten vervangen. Indien noodzakelijk wordt de bomenrij met een afrastering beschermd tegen het vee; 7° een poel is altijd aangelegd op een perceel grasland, heeft een oppervlakte van minimaal 25 m² en maximaal 500 m², is tussen 0,5 en 1,5 meter diep, heeft een glooiende oever en er zijn geen waterplanten in aangebracht.In de poel mogen geen vissen of watervogels worden uitgezet. Wanneer het water van de poel gebruikt wordt als drinkwater voor vee moet die beschermd worden tegen vertrappeling; 8° een erosiedam heeft, tenzij er stroomopwaarts erosiebeperkende maatregelen werden genomen, een afstromingsgebied van maximaal 5 ha, wordt dwars op de afstromingsrichting geplaatst, hetzij lineair hetzij in een hoek.Stroomopwaarts van de dam wordt aansluitend geen uitgegraven zone of erosiepoel aangelegd. De dammen worden verankerd met palen in hout van duurzaamheidsklasse I of II met een diameter van minstens 10 centimeter en maximaal 1 meter van elkaar in de rij. De dammen worden minimaal 20 centimeter ingegraven. Een houthakseldam wordt verankerd met een dubbele palenrij waaraan gegalvaniseerde gaasdraad bevestigd wordt met een minimale diameter van 2 millimeter en een maximale gaaswijdte van 2,5 centimeter. De houthakseldam is minimaal één meter breed en opgevuld met wortelhout. Een lage houthakseldam is minimaal 50 en maximaal 75 centimeter hoog. Een hoge houthakseldam is hoger dan 75 centimeter. Een gewone wilgentenendam wordt verankerd met een dubbele palenrij waartussen bussels wilgentenen horizontaal worden geschrankt. De bussels worden aangedrukt en door een draad of lat op hun plaats gehouden. De dam is minimaal 50 centimeter breed en komt minimaal 50 centimeter boven het maaiveld. Bij een levende wilgentenendam wordt een gewone wilgentenendam gecombineerd met een aanplanting van een enkele of een dubbele rij levende wilgentenen. De afstand tussen levende wilgentenen bedraagt maximaal 20 centimeter. Een enkele rij wordt aan de stroomafwaartse zijde van de dam aangeplant; 9° het plaatsen of herstellen van een regelbare stuw, het plaatsen van gronddammen of stenen dammen, het plaatsen van een knijpconstructie, de aanleg van een retentiebekken of wetland en het herstellen van een gracht zorgt voor een beter vasthouden van het water in stroomopwaarts gebied.Peilbuizen moeten toelaten de stuurbare inrichtingsmaatregel af te stemmen op de grondwaterstand. Een retentiebekken of wetland wordt niet voor landbouwkundige doeleinden gebruikt. Het retentiebekken of wetland wordt in verbinding met een niet-gecategoriseerde waterloop aangelegd. De aanpassing van het slootprofiel moet de bufferende werking en wateropslagcapaciteit in het landbouwperceel verhogen; 10° de investering wordt uitgevoerd met inachtneming van de mogelijke specifieke voorwaarden vermeld op het attest als bedoeld in artikel vier, tweede lid. § 2. De volgende investeringen komen niet in aanmerking voor investeringssteun als vermeld in artikel 5 van dit besluit : 1° irrigatiewerken;2° investeringen die voortvloeien uit een wettelijke verplichting;3° een haag, heg, houtkant of bomenrij die deel uitmaakt van een tuin of kan beschouwd worden als erfbeplanting of een windscherm;4° de aanleg van een houtachtig windscherm rond een teelt;5° kleinschalige waterinfrastructuur die geplaatst wordt op een gecategoriseerde waterloop of die rechtstreeks in verbinding staat met een gecategoriseerde waterloop.

Art. 7.De totale omvang van de subsidiabele investeringen bedraagt per aanvraag voor steun minimaal 1 000 euro.

Art. 8.De landbouwer of de groepering van landbouwers die de investeringssteun, vermeld in artikel 5, wil verkrijgen, dient daarvoor een aanvraag in bij de bevoegde entiteit.

In het eerste lid wordt verstaan onder groepering van landbouwers : een vereniging van ten minste twee landbouwers die elk een landbouwbedrijf exploiteren.

De diensten en agentschappen die afhangen van het Vlaamse Gewest, de besturen, alsook de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtspersonen die in het Vlaamse Gewest belast zijn met taken van openbaar nut, en de erkende terreinbeherende natuurverenigingen, vermeld in het Natuurdecreet, kunnen geen aanvraag voor steun indienen.

Een aanvraag wordt uitsluitend ingediend via het e-loket. Het investeringsproject wordt beschreven aan de hand van een selectie van de voorgenomen investeringen uit de limitatieve lijst van subsidiabele investeringen. Per kalenderjaar kunnen maximaal twee aanvragen voor investeringssteun per bedrijf ingediend worden.

De aanvraag verschaft informatie over de geraamde investeringsbedragen.

Per blokperiode worden de investeringen waarvoor de steun aangevraagd is, gerangschikt van hoog naar laag volgens de mate waarin ze bijdragen aan de verhoging van de biodiversiteit, de vermindering van erosie, het waterbeheer en de landschappelijke integratie van bedrijfsgebouwen.

De mate waarin een investering bijdraagt aan de realisatie van de doelstellingen wordt uitgedrukt in een doelmatigheidsscore als een som van drie scores die resulteren uit een beoordeling van de investering op basis van de volgende criteria : 1° een criterium dat uitdrukt in welke mate de investering bijdraagt aan de realisatie van de doelstellingen inzake biodiversiteit en van landschappelijke waarde is;2° een criterium dat uitdrukt in welke mate de investering bijdraagt aan een verbetering van het waterbeheer;3° een criterium dat uitdrukt in welke mate de investering bijdraagt aan een verbetering van het bodembeheer. De scores worden vastgesteld door de bevoegde entiteit op basis van actuele kennis over het effect van de investeringen en blijven onveranderd gedurende een lopende blokperiode.

Art. 9.Binnen het beschikbare budget worden de hoogst gerangschikte investeringen in aanmerking genomen voor het verkrijgen van steun. Als er voor een blokperiode meer budget beschikbaar is dan noodzakelijk om alle aanvragen in te willigen, dan wordt het beschikbare budget teruggebracht tot 98% van het budget dat noodzakelijk is om alle aanvragen in te willigen.

Een aanvraag die in aanmerking komt voor steun moet aansluitend binnen maximumtermijnen vervolledigd worden met gegevens en documenten die noodzakelijk zijn voor de afhandeling van het dossier, als de bevoegde entiteit daarom verzoekt. De maximumtermijnen zijn : 1° zes maanden na afsluiten van de blokperiode waarin de aanvraag geregistreerd werd voor wat betreft de eventueel noodzakelijke vergunningen of toelating opgesomd in artikel 3, tweede lid van dit besluit;2° drie jaar na afsluiten van de blokperiode waarin de aanvraag geregistreerd werd voor wat betreft het voorleggen van investerings- en betalingsbewijzen;3° de termijn zoals bepaald bij de individuele beslissing voor specifieke en individuele voorwaarden. Het subsidiabel bedrag van de investering waarvoor de steun gevraagd wordt kan beperkt worden op basis van maximale subsidiabele investeringsbedragen per oppervlakte- of lengte-eenheid of per stuk.

De maximale subsidiabele investeringsbedragen zijn opgenomen in bijlage 2 die bij dit besluit is gevoegd.

De steun, vermeld in artikel 5, kan enkel verkregen worden voor investeringen die van start gegaan zijn nadat het aangemelde investeringsproject principieel aanvaard is op basis van de selectieprocedure, vermeld in artikel 8, zesde lid. Een investering is van start gegaan op het tijdstip dat de landbouwer zich contractueel verbonden heeft tot de realisatie ervan. Die verbintenis blijkt uit een ondertekende overeenkomst, de instemming met een offerte, een verkoopovereenkomst of gelijksoortige documenten. De datum van de eerste factuur die betrekking heeft op de investeringen waarvoor steun gevraagd wordt, is de uiterste startdatum. Voorbereidende acties zoals de aankoop van grond, de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning of een milieuvergunning of de aanvraag van advies of een prijsofferte, worden niet beschouwd als de start van de investering.

De investeringen moeten beëindigd worden binnen twee jaar na de beslissing over de principiële aanvaarding van het aangemelde investeringsproject op basis van de selectieprocedure, vermeld in artikel 8, zesde lid. De uitvoering wordt aangetoond met investerings- en betalingsbewijzen. Het einde van de investeringen wordt bepaald als de datum van de laatste factuur. HOOFDSTUK 3. - Aanloopsteun voor de ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven

Art. 10.De landbouwer die cumulatief aan de volgende voorwaarden voldoet, kan aanloopsteun verkrijgen voor de ontwikkeling van een klein landbouwbedrijf die in aanmerking komt voor cofinanciering uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) : 1° de landbouwer exploiteert een bestaand klein landbouwbedrijf;2° de landbouwer is geïdentificeerd door de bevoegde entiteit;3° de landbouwer toont voldoende bedrijfszekerheid aan;4° de landbouwer leeft alle wettelijke normen over leefmilieu, hygiëne, dierenwelzijn en ruimtelijke ordening na;5° de landbouwer brengt door de ontwikkeling van het klein landbouwbedrijf de naleving van de normen, vermeld in punt 4°, niet in het gedrang. De rechtspersoon, landbouwer waarvan een beherende vennoot, zaakvoerder of bestuurder eveneens geïdentificeerd is als landbouwer, natuurlijke persoon door de bevoegde entiteit, kan geen aanvraag voor aanloopsteun indienen. De landbouwer, natuurlijke persoon die beherende vennoot, zaakvoerder of bestuurder is van een rechtspersoon, landbouwer die eveneens geïdentificeerd is als landbouwer, kan geen aanvraag voor aanloopsteun indienen.

Een voldoende bedrijfszekerheid, vermeld in het eerste lid, 3°, wordt aangetoond met een of meer van volgende documenten : 1° eigendomstitels, pachtcontracten of huurovereenkomsten voor een substantieel deel van de gronden en de bedrijfsgebouwen in exploitatie;2° een bewijs van toekenning van betalingsrechten, gekoppelde steun of een suikerbietenquotum;3° een bewijs van het bezit van een veebeslag;4° een bewijs van beheerovereenkomsten;5° specifieke bewijsstukken gevraagd door de bevoegde entiteit in het kader van het onderzoek naar de mogelijkheden op steun. De naleving van de wettelijke normen inzake leefmilieu, hygiëne, dierenwelzijn en ruimtelijke ordening, vermeld in het eerste lid, 4°, wordt aangetoond worden met : 1° een milieuvergunning die de uitoefening van alle bestaande en nieuw geplande bedrijfsactiviteiten, die onderworpen zijn aan het bezit van een milieuvergunning, toelaat op het landbouwbedrijf waarvoor de aanloopsteun gevraagd wordt;2° een attest waaruit blijkt dat het veebedrijf beschikt over voldoende nutriëntenemissierechten.Rekening houdend met een aanvaardbare leegstand om sanitaire of bedrijfstechnische redenen, wordt de vereiste hoeveelheid nutriëntenemissierechten bepaald door de productiecapaciteit, uitgedrukt in een aantal dierplaatsen, te vermenigvuldigen met de nutriëntenemissierechten per diersoort zoals weergegeven in de bijlage bij het Mestdecreet. De productiecapaciteit, uitgedrukt in een aantal dierplaatsen, blijkt uit de goedgekeurde bouwplannen, de plattegronden van de bedrijfsgebouwen die horen bij de milieuvergunning, met aanduiding van de vergunde plaatsen en de vaststellingen door de bevoegde entiteit op het bedrijf; 3° een bewijs van erkenning, toelating of registratie van activiteiten inzake hoeveproducten door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen voor investeringen die betrekking hebben op het vervaardigen en commercialiseren van hoeveproducten;4° een bewijs van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen dat voldaan is aan de sanitaire uitrustingsvoorwaarden voor het houden van varkens of van een uitdraai van bewijskrachtige databankgegevens daarover, bij investeringen in de varkenshouderij of overeenkomende documenten voor bedrijven met ander vee;5° vaststellingen door de bevoegde entiteit over de naleving van de normen inzake dierenwelzijn op het bedrijf als er voor de beoefende activiteiten wettelijke verplichtingen gelden op het vlak van dierenwelzijn;6° een stedenbouwkundige vergunning bij het oprichten van bedrijfsgebouwen, bij vernieuwbouw en voor alle werkzaamheden in onroerende staat waarvoor een stedenbouwkundige vergunning vereist is, dan wel een melding van handelingen in of aan gebouwen.De uitvoering van de werkzaamheden en de uiteindelijke bestemming van het bedrijfsgebouw zijn in overeenstemming met de stedenbouwkundige vergunning en de bouwvoorschriften.

Art. 11.De aanloopsteun kan alleen verkregen worden door landbouwers die een ontwikkelingsplan voorleggen voor het klein landbouwbedrijf, waarbij hetzij : 1° omgeschakeld wordt van een gangbare naar de biologische productiemethode waarna de eindproductiewaarde van het klein landbouwbedrijf minimaal voor twee derde zou gerealiseerd worden met de commercialisatie van biologische producten;2° omgeschakeld wordt van een gangbare commercialisatie naar commercialisatie via de korte keten waarna de eindproductiewaarde van het klein landbouwbedrijf minimaal voor twee derde zou gerealiseerd worden met de commercialisatie via de korte keten;3° omgeschakeld wordt van een landbouwbedrijf met gangbare landbouwproducties naar, voor het Vlaamse Gewest, een landbouwbedrijf dat gespecialiseerd is in nieuwe of zeldzame landbouwproducties. Een bedrijf is gespecialiseerd in nieuwe of zeldzame landbouwproducties zoals vermeld in het eerste lid, 3°, wanneer de eindproductiewaarde van het klein landbouwbedrijf minimaal voor twee derde zou gerealiseerd worden met commercialisatie van die landbouwproducties.

De natuurlijke persoon, landbouwer, of de beherende vennoot, zaakvoerder of bestuurder van een rechtspersoon, landbouwer, die aanloopsteun vraagt is aangesloten bij een sociale kas voor zelfstandigen, en doet aangifte van beroepsinkomsten, verkregen met de landbouwactiviteit, bij de Administratie der Directe Belastingen.

De natuurlijke persoon, landbouwer, of de rechtspersoon, landbouwer die opteert voor de personenbelasting, houdt een bedrijfseconomische of een bewijskrachtige fiscale boekhouding bij. Voor handelsvennootschappen of vennootschappen die de rechtsvorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen, volstaat het bijhouden van een boekhouding met een stelsel van boeken en rekeningen met inachtneming van de regels van het dubbelboekhouden.

De bedrijfseconomische boekhouding, vermeld in het vierde lid, moet voldoen aan de bepalingen en de minimumstandaard, vermeld in de bijlage bij het ministerieel besluit van 1 oktober 2007 betreffende bepalingen en minimumstandaard voor de bedrijfseconomische boekhouding in de landbouw, dienstig als basis voor de door de Vlaamse overheid gesteunde adviseringssystemen.

De bewijskrachtige fiscale boekhouding, vermeld in het vierde lid, dient voor de aangifte van de beroepsinkomsten in de personenbelasting. Jaarlijks worden een inventaris, een balans en een gedetailleerde resultatenrekening opgesteld.

De ontwikkeling van het klein landbouwbedrijf verloopt planmatig.

Daarvoor wordt een ontwikkelingsplan opgesteld dat minimaal volgende elementen bevat. 1° de naam en het adres van de aanvrager en van het bedrijf;2° een beschrijving van de bedrijfsactiviteiten, namelijk het teeltplan en de veebezetting;3° een beschrijving van de beoogde omschakeling, zoals : a) omschakeling van een gangbare naar de biologische productiemethode waarna de eindproductiewaarde van het klein landbouwbedrijf op basis van realistische gegevens minimaal voor twee derde zou gerealiseerd worden met de commercialisatie van biologische producten;b) omschakeling van een gangbare commercialisatie naar commercialisatie via de korte keten waarna de eindproductiewaarde van het klein landbouwbedrijf op basis van realistische gegevens minimaal voor twee derde gerealiseerd wordt met de commercialisatie via de korte keten;c) omschakeling van een landbouwbedrijf met gangbare landbouwproducties naar, voor het Vlaamse Gewest, een landbouwbedrijf dat gespecialiseerd is in nieuwe of zeldzame landbouwproducties;4° een beschrijving van de voorgenomen investeringen en verrichtingen die noodzakelijk zijn om de beoogde omschakeling te realiseren en de voorziene kosten van de omschakeling;5° de vermelding van een aantal kengetallen over de bedrijfsomvang, namelijk het brutobedrijfsresultaat, het minimaal vereiste brutobedrijfsresultaat en het maximaal toegelaten brutobedrijfsresultaat. Het ontwikkelingsplan resulteert uit het samenvoegen van gegevens verstrekt bij de aanvraag voor steun over de voorgenomen omschakeling, de aard en de omvang van de voorgenomen investeringen en verrichtingen, bij de overheden bekende bewijskrachtige databankgegevens over de aanvrager en het bedrijf en de resultaten van een economische analyse van die gegevens. Het wordt opgesteld en ondertekend door de bevoegde entiteit en het wordt bezorgd aan de aanvrager.

Nieuwe of zeldzame landbouwproducties als bedoeld in dit artikel zijn producties die hetzij nog niet voorkomen in het Vlaams Gewest hetzij op jaarbasis voor het Vlaams Gewest globaal een eindproductiewaarde vertonen van maximaal 10 miljoen euro.

Art. 12.De aanloopsteun heeft de vorm van een aanlooppremie. De aanlooppremie bedraagt : 1° minimaal 7.000 euro; 2° 11.000 euro wanneer het brutobedrijfsresultaat van het landbouwbedrijf minimaal 30.000 euro bedraagt; 3° 15.000 euro wanneer het brutobedrijfsresultaat van het bedrijf minimaal 30.000 euro bedraagt, het bedrijf integraal geëxploiteerd wordt volgens de biologische productiemethode en het bedrijf ofwel een gespecialiseerd veebedrijf is ofwel een bedrijf met akkerbouw en veehouderij.

De aanlooppremie wordt in twee gelijke delen en met een minimale tussentijd van één jaar betaald. Het eerste deel van de aanlooppremie wordt betaald na de toekenning ervan en na controle op de naleving van de voorwaarden voor het verkrijgen van de steun. Het tweede deel van de aanlooppremie wordt betaald na controle op de herkomst van de eindproductiewaarde van het klein landbouwbedrijf.

Art. 13.De landbouwer, die de aanlooppremie, vermeld in artikel 12, wil verkrijgen, dient daarvoor een aanvraag in bij de bevoegde entiteit.

Een aanvraag wordt uitsluitend ingediend via het e-loket. De voorgenomen ontwikkeling van het klein landbouwbedrijf wordt beschreven aan de hand van een selectie van aanvaardbare aanloopverrichtingen en de beoogde omschakeling zoals vermeld in artikel 11.

Art. 14.De aanvaardbare aanloopverrichtingen, vermeld in artikel 13, tweede lid moeten een bijdrage leveren aan de realisatie van doelstellingen inzake de ontwikkeling van biologische productie, nieuwe commercialisatiestructuren en nieuwe activiteiten. Volgende types van aanloopverrichtingen die passen bij of gevolgd worden door de beoogde omschakeling zoals vermeld in artikel 11, komen in aanmerking : 1° de overname van de bedrijfsbekleding van een klein landbouwbedrijf;2° de overname van minimaal 25% van de aandelen van een rechtspersoon, landbouwer, vermeld in artikel 1, 14°, a) en b);2° de aankoop van dieren;3° de aanleg van een, voor het Vlaamse Gewest, zeldzame teelt of aanplanting;4° de aankoop van bedrijfsgebouwen met de vaste uitrusting en constructies in onroerende staat die minder dan vijftien jaar oud zijn en die noodzakelijk zijn voor de exploitatie van het landbouwbedrijf;5° de bouw, verbouwing en uitrusting van bedrijfsgebouwen noodzakelijk voor de exploitatie van het landbouwbedrijf of de commercialisatie van de productie via de korte keten;6° de aankoop van machines en materieel noodzakelijk voor de exploitatie van een klein landbouwbedrijf of de commercialisatie van de productie via de korte keten. Per blokperiode worden de aanvragen voor steun gerangschikt van hoog naar laag volgens de mate waarin ze bijdragen aan de ontwikkeling van biologische productie, nieuwe commercialisatiestructuren en nieuwe activiteiten en verjonging.

De mate waarin de voorgenomen verrichting of investering bijdraagt aan de realisatie van de doelstellingen, wordt uitgedrukt in een doelmatigheidsscore als een som van vier scores die het resultaat is van een beoordeling op basis van de volgende criteria : 1° een criterium dat uitdrukt in welke mate de uitvoering van de verrichting of investering bepaald wordt door het verkrijgen van steun met in acht name van de terugverdientijd;2° een criterium dat uitdrukt in welke mate de verrichting of investering gericht is op de ontwikkeling van zeldzame, nieuwe of weinig beoefende landbouwactiviteiten, alternatieve commercialisatiemethodes en de verbetering van het imago en het maatschappelijke draagvlak van de sector;3° een criterium dat uitdrukt in welke mate de verrichting of investering gericht is op de ontwikkeling van milieuvriendelijke productietechnieken;4° een criterium leeftijd dat jonge landbouwers onderscheidt van gevestigde. In het derde lid, 4°, wordt verstaan onder jonge landbouwer : de natuurlijke persoon, landbouwer die jonger is dan veertig jaar op het tijdstip van de aanvraag voor steun.

Art. 15.Binnen het beschikbare budget worden de hoogst gerangschikte investeringen in aanmerking genomen voor het verkrijgen van steun. Als er voor een blokperiode meer budget beschikbaar is dan noodzakelijk om alle aanvragen in te willigen, dan wordt het beschikbare budget teruggebracht tot 98% van het budget dat noodzakelijk is om alle aanvragen in te willigen.

Een aanvraag die in aanmerking komt voor steun moet aansluitend binnen de maximumtermijnen vervolledigd worden met gegevens en documenten die noodzakelijk zijn voor de afhandeling van het dossier, als de bevoegde entiteit daarom verzoekt. De termijnen waarin met bewijskrachtige documenten aangetoond moet worden dat de voorwaarden voor het verkrijgen van de steun vervuld zijn worden als volgt bepaald : 1° zes maanden na het afsluiten van de blokperiode waarin de aanvraag geregistreerd is, voor de noodzakelijke stedenbouwkundige vergunning bij de oprichting van bedrijfsgebouwen en vergunningsplichtige werken in onroerende staat;2° twee jaar na het afsluiten van de blokperiode waarin de aanvraag geregistreerd is, voor het landbouwer-zijn, het gepaste sociaal en fiscaal statuut van zelfstandige, de minimaal vereiste bedrijfsomvang en het beschikken over een gepaste milieuvergunning;3° bij ingebruikname van de veestallen en maximaal drie jaar na het afsluiten van de blokperiode waarin de aanvraag geregistreerd is, voor de minimaal noodzakelijke emissierechten overeenkomstig de stalcapaciteit;4° bij ingebruikname van gesubsidieerde bedrijfsgebouwen en installaties voor het respecteren van de wettelijke normen voor hygiëne;5° na het afsluiten van de blokperiode waarin de aanvraag geregistreerd is, voor het respecteren van de wettelijke normen voor dierenwelzijn;6° één jaar na het tijdstip van de gunstige beslissing voor het bijhouden van de verplichte boekhouding;7° de termijn, zoals bepaald bij de individuele beslissing, voor specifieke en individuele voorwaarden;8° één jaar na het afsluiten van de blokperiode waarin de aanvraag geregistreerd is, voor het bewijs dat de beoogde omschakeling naar de biologische productiemethode, de commercialisatie van de productie via de korte keten of naar nieuwe of zeldzame landbouwproducties van start gegaan is. De steun, vermeld in artikel 12, kan slechts verkregen worden voor omschakelingen die van start gegaan zijn nadat het aangemelde project principieel aanvaard is op basis van de selectieprocedure, vermeld in artikel 14, tweede lid. Een omschakeling is van start gegaan op het tijdstip dat de landbouwer zich contractueel verbonden heeft tot de realisatie van een aanloopverrichting zoals vermeld in artikel 14, eerste lid. Die verbintenis blijkt uit een ondertekende overeenkomst, de instemming met een offerte, een verkoopovereenkomst, een overnamecontract of gelijksoortige documenten. De datum van de eerste factuur die betrekking heeft op de investeringen waarvoor steun gevraagd wordt, is de uiterste startdatum. Voorbereidende acties zoals de aankoop van grond, de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning of een milieuvergunning of de aanvraag van advies of een prijsofferte, worden niet beschouwd als de start van de investering.

De aanloopverrichtingen moeten beëindigd worden binnen twee jaar nadat het aangemelde investeringsproject op basis van de selectieprocedure, vermeld in artikel 14, tweede lid, principieel aanvaard werd voor subsidiëring. De uitvoering wordt aangetoond met investeringsbewijzen.

Het einde van de investeringen wordt bepaald als de datum van de laatste factuur of van de akte bij verwerving van een onroerend goed. HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen

Art. 16.De steun, verleend in het kader van dit besluit, kan niet gecumuleerd worden met andere vormen van overheidssteun. In dat verband legt de landbouwer die de steun, vermeld in dit besluit, wil verkrijgen, een verklaring op erewoord af waarin vermeld wordt dat geen andere steun aangevraagd is of aangevraagd zal worden bij een andere overheidsinstantie van welke aard ook voor de investeringen of de aanloopverrichtingen.

Art. 17.De steunmaatregelen, vermeld in dit besluit, kunnen geheel of gedeeltelijk worden geweigerd als de aanvrager : 1° een verklaring afgelegd heeft die na onderzoek geheel of gedeeltelijk vals is bevonden;2° de voorwaarden voor het verkrijgen van de steun kunstmatig geschapen heeft en daarmee ingaat tegen de doelstellingen van de steunmaatregelen. De voorwaarden die van kracht waren bij de aanvraag van de steun, moeten bij het verkrijgen van een investeringspremie voor de niet-productieve investeringen of een aanlooppremie gedurende een termijn van vijf jaar na de uitvoering van de investering of de aanloopverrichting vervuld blijven. De landbouwer verbindt zich er toe gedurende de voormelde periode van vijf jaar : 1° de gesubsidieerde investering in stand te houden;2° de wettelijke normen over leefmilieu, natuur, hygiëne, dierenwelzijn, ruimtelijke ordening en onroerend erfgoed te respecteren;3° de bevoegde entiteit te informeren over een wijziging van exploitant van het perceel landbouwgrond waarop of waarnaast de investering uitgevoerd wordt;4° de bevoegde entiteit te informeren over de stopzetting van de landbouwactiviteiten of bij een vervreemding of buitengebruikstelling van de gesubsidieerde goederen;5° de bevoegde entiteit te informeren over onvoorziene problemen bij de omschakeling naar de biologische productiemethode, de commercialisatie van de productie via de korte keten of naar nieuwe of zeldzame landbouwproducties;6° toelating te geven voor het opvragen bij andere overheidsdiensten van noodzakelijke informatie in het kader van de dossierafhandeling of opvolging;7° zowel interne Vlaamse als externe controle met betrekking tot de ontvangen steun te aanvaarden. Behalve in geval van overmacht kan de verleende steun vanaf het tijdstip dat de voorwaarden niet meer vervuld zijn, geheel of gedeeltelijk stopgezet worden. De investerings- of aanlooppremie wordt herberekend en pro rato teruggevorderd voor de periode waarin de voorwaarden niet meer vervuld zijn, vanaf de eerste dag die volgt op de blokperiode waarin de steunaanvraag geregistreerd is. De voorwaarden moeten minstens één jaar vervuld geweest zijn.

Op voorwaarde dat de bevoegde entiteit uiterlijk zes maanden na het ontstaan van de toestand van overmacht met bewijskrachtige documenten schriftelijk geïnformeerd werd, geven de volgende gevallen van overmacht geen aanleiding tot het terugvorderen van de steun : 1° de stopzetting van het landbouwbedrijf ingevolge het overlijden of volledig werkonbekwaam worden van de bedrijfsleider;2° het geheel of gedeeltelijk teloorgaan van de niet-productieve investering door een natuurfenomeen;3° de stopzetting van het veebedrijf door een epizoötie;4° de onvoorziene onteigening van een aanzienlijk deel van het bedrijf waarbij de niet-productieve investering niet meer in eigendom is.

Art. 18.Bij een wijziging van exploitant van het landbouwbedrijf kan de steun voortgezet worden in de volgende gevallen : 1° als de natuurlijke persoon, landbouwer of de maatschap die steun geniet voor niet-productieve investeringen, de exploitatie van het landbouwbedrijf overdraagt naar een nieuwe rechtspersoon, landbouwer, vermeld in artikel 1, 14°, a) en b), kan de steun voortgezet worden als de exploitatie van de percelen landbouwgrond waarop of waarnaast de investeringen uitgevoerd zijn, overgedragen wordt aan de rechtspersoon, landbouwer;2° als de natuurlijke persoon, landbouwer die steun geniet voor niet-productieve investeringen, de exploitatie van het landbouwbedrijf overdraagt aan de echtgenoot of aan een maatschap, kan de steun voortgezet worden als de percelen landbouwgrond waarop of waarnaast de investeringen uitgevoerd zijn in exploitatie blijven bij de echtgenoot of de maatschap gedurende de resterende duur van de steun;3° als de natuurlijke persoon, landbouwer die een aanlooppremie geniet, de exploitatie van het landbouwbedrijf overdraagt aan een nieuwe rechtspersoon, landbouwer als vermeld in artikel 1, 14°, a) en b), kan de natuurlijke persoon, landbouwer, de aanlooppremie behouden als hij gedurende de resterende duur van de steun beherend vennoot, zaakvoerder of bestuurder blijft en voor de overdracht vergoed wordt in kapitaal. Behalve in geval van overmacht kan, bij andere wijzigingen van exploitant, de verleende steun vanaf het tijdstip van de wijziging, geheel of gedeeltelijk stopgezet worden. De investerings- of aanlooppremie wordt herberekend en pro rato teruggevorderd voor de periode die volgt op de wijziging, vanaf de eerste dag die volgt op de blokperiode waarin de steunaanvraag geregistreerd is.

De gevallen van overmacht die bij verandering van exploitant geen aanleiding geven tot het terugvorderen van de steun zijn : 1° het overlijden van de begunstigde, op voorwaarde dat de gesubsidieerde goederen in exploitatie blijven bij de echtgenoot;2° het volledig stopzetten van de beroepsactiviteiten van de begunstigde ingevolge ziekte of invaliditeit, op voorwaarde dat de gesubsidieerde goederen in exploitatie blijven bij de echtgenoot.

Art. 19.Dit besluit treedt in werking op de dag die volgt op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 20.De Vlaamse minister, bevoegd voor de landbouw, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 2 oktober 2015.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, Mevr. J. SCHAUVLIEGE

Bijlage 1. Lijst van aanvaardbare soorten plantgoed te gebruiken bij de aanplant van een haag, heg, houtkant of bomenrij als vermeld in artikel 6, § 1, derde lid, 2°

nederlandse benaming

wetenschappelijke benaming

haag

heg

houtkant

bomenrij

a) amandelwilg

salix triandra

x


b) beklierde heggenroos

rosa tomentella

x


c) berijpte viltroos

rosa sherardii

x


d) beuk

fagus sylvatica

x

x

x

e) bittere wilg

salix purpurea

x


f) bosroos

rosa arvensis

x


g) boswilg

salix caprea

x


h) duindoorn

hippophae rhamnoides

x


i) duinroos

rosa pimpinellifolia

x


j) eenstijlige meidoorn

crataegus monogyna

x

x

x

x

k) egelantier

rosa rubiginosa

x


l) fladderiep (steelolm)

ulmus laevis

x

x

m) gaspeldoorn

ulex europaeus

x


n) gelderse roos

viburnum opulus

x

x


o) gele kornoelje

cornus mas

x

x


p) geoorde wilg

salix aurita

x

x


q) gewone es

fraxinus excelsior

x

x

r) gewone esdoorn

acer pseudoplatanus

x

x

s) gewone vlier

sambucus nigra

x

x

x


t) gewone vogelkers

prunus padus

x

x


u) gladde iep (veldolm)

ulmus minor

x

x

x

x

v) grauwe abeel

populus x canescens

x


w) grauwe / rosse wilg

salix cinerea

x


x) grauwe els

alnus incana

x

x

y) grootbladige linde (zomerlinde)

tilia platyphyllos

x


z) haagbeuk

carpinus betulus

x

x

x

x

aa) hazelaar

corylus avellana

x

x

x


ab)heggeroos

rosa corymbifera

x


ac) hondsroos

rosa canina

x

x


ad) hulst

ilex aquifolium

x

x


ae) katwilg

salix viminalis

x

x


af) kleinbladige linde (winterlinde)

tilia cordata

x


ag) kleinbloemige roos

rosa micrantha

x


ah) koraalmeidoorn

crataegus rosiformis

x


ai) kraagroos

rosa agrestis

x


aj) kraakwilg

salix fragilis

x

x

ak) laurierwilg

salix pentandra

x


al) mispel

mespilus germanica

x

x


am) ratelpopulier

populus tremula

x

an) rode kornoelje

cornus sanguinea

x

x

x


ao) ruwe berk

betula pendula

x

x

ap) ruwe iep (bergolm)

ulmus glabra

x

x

aq) schietwilg

salix alba

x

x

ar) schijnegelantier

rosa columnifera

x


as) sleedoorn

prunus spinosa

x

x

x


at) spaanse aak (veldesdoorn)

acer campestre

x

x

x


au) sporkehout (vuilboom)

rhamnus frangula

x

x


av) tamme kastanje

castanea sativa

x

x

aw) tweestijlige meidoorn

crataegus laevigata

x

x

x

x

ax) veldesdoorn

acer campestre

x

ay) viltroos

rosa preudoscabriusculla

x


az) wegedoorn

rhamnus cathartica

x

x


ba) wilde aalbes

ribes rubrum

x


bb) wilde kardinaalsmuts

euonymus europaeus

x

x

x


bc) wilde kruisbes

ribes uva-crispa

x


bd) wilde liguster

ligustrum vulgare

x

x

x


be) wilde lijsterbes

sorbus aucuparia

x

x

x

bf) wilde peer

pyrus communis


bg) wintereik

quercus petraea

x

x

x

x

bh) winterlinde

tilia cordata

x

bi) zachte berk

betula pubescens

x

x

bj) zoete kers

prunus avium

x

bk) zomereik

quercus robur

x

x

x

x

bl) zuurbes

berberis vulgaris

x


bm) wilde zwarte bes

ribes nigrum

x


bn) zomerlinde

tilia platyphyllos

x

bo) zwarte els

Alnus glutinosa

x

x


Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 oktober 2015 betreffende steun aan niet-productieve investeringen en aan de ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven. Brussel, 2 oktober 2015.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, Mevr. J. SCHAUVLIEGE

Bijlage 2. Overzicht van in aanmerking te nemen maximale subsidiabele investeringsbedragen per oppervlakte- of lengte-eenheid of per stuk in euro zonder btw als vermeld in artikel 9, derde lid

aard van het klein landschapselement

normeenheid

normbedrag

a) aanleg haag

euro per m

4,76

b) aanleg haag autochtoon

euro per m

5,24

c) aanleg haag met bescherming tegen vee

euro per m

7,01

d) aanleg haag autochtoon met bescherming tegen vee

euro per m

7,49

e) aanleg heg

euro per m

1,21

f) aanleg heg autochtoon

euro per m

1,33

g) aanleg heg met bescherming tegen vee

euro per m

3,46

h) aanleg heg autochtoon met bescherming tegen vee

euro per m

3,58

i) aanleg houtkant

euro per are

56,12

j) aanleg houtkant autochtoon

euro per are

61,79

k) aanleg houtkant met bescherming tegen vee

euro per are

78,62

l) aanleg houtkant autochtoon met bescherming tegen vee

euro per are

84,29

m) aanleg bomenrij

euro per boom

30,51

n) aanleg bomenrij met bescherming tegen vee

euro per boom

53,01

o) aanleg poel met oppervlakte tussen 25 m² en 100 m²

euro per poel

1158,00

p) aanleg poel met oppervlakte tussen 25 m² en 100 m² met bescherming tegen vee

euro per poel

1295,00

q) aanleg poel met oppervlakte tussen 101 m² en 300 m²

euro per poel

2385,00

r) aanleg poel met oppervlakte tussen 101 m² en 300 m² met bescherming tegen vee

euro per poel

2621,00

s) aanleg poel met oppervlakte tussen 301 m² en 500 m²

euro per poel

2518,00

t) aanleg poel met oppervlakte tussen 301 m² en 500 m² met bescherming tegen vee

euro per poel

2724,00

u) lage houthakseldam

euro per m

140,00

v) hoge houthakseldam

euro per m

155,00

w) wilgentenendam

euro per m

80,00

x) levende wilgentenendam

euro per m

85,00

y) plaatsen regelbare stuw

euro per stuk

2350,00

z) herstel regelbare stuw

euro per stuk

500,00

aa) grond- en stenen dam

euro per stuk

650,00

ab) knijpconstructie

euro per stuk

1500,00

ac) peilbuis

euro per stuk

500,00

ad) retentiebekken of wetland

euro per m²

2,10

ae) aanpassen slootprofiel

euro per m® grondverzet

8,00

af) herstel van gracht

euro per m® grondverzet

5,00


Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 oktober 2015 betreffende steun aan niet-productieve investeringen en aan de ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven Brussel, 2 oktober 2015. De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, Mevr. J. SCHAUVLIEGE

^