Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 02 maart 2018
gepubliceerd op 13 april 2018

Besluit van de Vlaamse Regering tot verlening van een opsporingsvergunning voor aardwarmte aan VITO nv in de regio Mol-Dessel

bron
vlaamse overheid
numac
2018030770
pub.
13/04/2018
prom.
02/03/2018
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

2 MAART 2018. - Besluit van de Vlaamse Regering tot verlening van een opsporingsvergunning voor aardwarmte aan VITO nv in de regio Mol-Dessel


DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond, artikel 63/1, § 1, ingevoegd bij het decreet van 25 maart 2016, artikel 63/3, § 1, 4°, artikel 63/5 tot en met 63/10, artikel 63/13 tot en met 63/15, artikel 63/18, 63/24 en 63/25, ingevoegd bij het decreet van 25 maart 2016;

Gelet op de aanvraag van VITO nv voor een opsporingsvergunning voor aardwarmte in de regio Mol-Dessel, ingediend op 22 juni 2017 en ontvangen op 23 juni 2017;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 26 februari 2018;

Overwegende het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2011Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 15/07/2011 pub. 06/09/2011 numac 2011035717 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond en tot wijziging van diverse besluiten sluiten tot uitvoering van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond en tot wijziging van diverse besluiten;

Overwegende dat VITO nv de aanvraag voor een opsporingsvergunning voor aardwarmte indient met toepassing van artikel 63/1, § 1, tweede lid, en artikel 63/3, § 1, 4°, van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond, als uitvoerder van een opgestart project in de zin van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond; dat de aanvraag binnen zes maanden na de inwerkingtreding van hoofdstuk III/1 van het voormelde decreet ingediend is; dat het aangevraagde project voldoet aan de toepasselijke regelgeving en vergunningsplichten; dat de procedure, vermeld in artikel 63/2 van het voormelde decreet, dus niet gevolgd wordt;

Overwegende dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat de opsporing of de winning van aardwarmte binnen het volumegebied waarvoor de vergunning zal gelden, niet op een verantwoorde wijze kan plaatsvinden; dat de aanvraag niet slaat op een volumegebied waarvoor al een vergunning voor aardwarmte is verleend; dat de aanvraag niet slaat op een volumegebied waarvoor al een opsporingsvergunning voor koolstofdioxideopslag is verleend; dat de aanvraag niet slaat op een volumegebied dat de Vlaamse Regering niet wil openstellen voor de opsporing of winning van aardwarmte; dat er dus geen enkele van de verplichte weigeringsgronden, vermeld in artikel 63/5, eerste lid, van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond, van toepassing is op de vergunningsaanvraag;

Overwegende dat de aanvraag niet slaat op een volumegebied waarvoor al een opsporings- of winningsvergunning voor koolwaterstoffen, een opslagvergunning voor koolstofdioxide, een vergunning voor de ondergrondse berging van radioactief afval of een vergunning in het kader van de wet van 18 juli 1975 betreffende het opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas is verleend; dat er dus geen enkele van de facultatieve weigeringsgronden, vermeld in artikel 63/5, tweede lid, van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond, van toepassing is op de vergunningsaanvraag;

Overwegende dat de aanvrager voldoende aangetoond heeft dat hij over de nodige technische mogelijkheden beschikt en hoe hij de nodige technische middelen verder zal verwerven om de voorgenomen opsporingsactiviteiten te verrichten, onder meer door samenwerking met derde partijen; dat de aanvrager zelf uitgebreide kennis kan voorleggen over de geologische aspecten, het plannen, opvolgen en evalueren van de boringen, reservoirmodellering, het voorbereiden, begeleiden en interpreteren van puttesten, het bemonsteren en interpreteren van formatiewater en gassen en het analyseren en verwerken van boorgruis; dat de aanvrager gedegen ervaring kan voorleggen inzake opsporingsactiviteiten en boringen naar aardwarmte in diverse buitenlandse projecten; dat de aanvrager een beroep doet op derde partijen met internationale ervaring en met de nodige kwalificaties en erkenningen voor de volgende taken: de controle op interne evaluaties, de uitvoering van de boorwerkzaamheden, het uitvoeren van metingen, de stabilisatie van het boorgat, het beschrijven en interpreteren van meetresultaten, de bemonsteringen en installatie van de bovengrondse componenten; dat de aanvrager voor de boringen een beroep doet op een tijdelijke handelsvereniging (THV) Smet-Daldrup, die over de nodige kennis, ervaring en apparatuur beschikt om boringen tot grote diepten uit te voeren en die een door de Vlaamse Milieumaatschappij erkende boorfirma is; dat de aanvrager een extra controledrempel inbouwt op het boorproces door onafhankelijke boortoezichters (drilling supervisors) met ruime internationale ervaring aan te stellen; dat de afdeling Vlaams Planbureau voor Omgeving van het departement Omgeving de reeds uitgevoerde booractiviteiten regelmatig opgevolgd heeft en vastgesteld heeft dat de boringen technisch degelijk voorbereid en uitgevoerd zijn; dat dus voldoende aangetoond is dat de technische mogelijkheden aanwezig zijn en de nodige technische middelen ingezet zullen worden die nodig zijn voor een efficiënte en rationele opsporing van aardwarmte;

Overwegende dat de eerste twee reeds uitgevoerde boringen gefinancierd zijn met eigen middelen van VITO nv, deels geleend, en ondersteund door subsidies van de Vlaamse Regering en een bijdrage van NIRAS voor gedeelde exploratie; dat de derde boring die in voorbereiding is, door eigen middelen van VITO nv gefinancierd zal worden; dat voor de extra boringen gerekend wordt op inkomsten uit de verkoop van warmte aan externen en door besparingen op het energieverbruik van VITO nv; dat uit het voorgaande en uit de recente jaarrekeningen van VITO nv blijkt dat de aanvrager voldoende aangetoond heeft dat hij over de nodige financiële middelen beschikt en hoe hij eventueel extra financiële middelen zal verwerven om de voorgenomen opsporingsactiviteiten te verrichten;

Overwegende dat de manier waarop VITO nv zich voorneemt de opsporingsactiviteiten te verrichten, beantwoordt aan een verantwoorde en efficiënte opsporing van aardwarmte en geen reden is om de vergunning te weigeren; dat de geplande activiteiten geologisch voldoende onderbouwd en praktisch uitvoerbaar zijn; dat de eerste boringen beschouwd worden als exploratieboringen; dat een stapsgewijze aanpak gevolgd wordt om via voortschrijdend inzicht de onzekerheid te verkleinen en de risico's beter in te schatten; dat de rendabiliteit van het project nog niet beoordeeld kan worden op basis van de voorlopige resultaten, maar dat de theoretische inschatting een realistische kans geeft op een rendabele winning;

Overwegende dat de aanvrager in het verleden geen blijk heeft gegeven van een gebrek aan efficiëntie en verantwoordelijkheidszin in het kader van eerdere vergunningen of activiteiten;

Overwegende dat de aanvrager voorafgaand aan de reeds uitgevoerde boringen in 2010 een seismische campagne heeft georganiseerd in de regio Mol-Herentals om de ondergrond te verkennen; dat daarnaast ook bestaande seismiek geherinterpreteerd en geïntegreerd werd met de nieuwe informatie en met bestaande boringen en modellen; dat de aanvrager op basis van deze informatie een statisch en dynamisch geologisch model opgebouwd heeft; dat de aanvrager bovendien de informatie en de inzichten uit de eerste twee, reeds gerealiseerde, boringen geïntegreerd heeft in de geologische beschrijving, boorplannen en geologische modellering die bij het aanvraagdossier gevoegd zijn; dat daaruit blijkt dat de aanvrager over een aanzienlijke voorkennis beschikt van de diepe ondergrond in het aangevraagde volumegebied;

Overwegende dat er geen sprake is van hinderlijke interferentie tussen de voorgenomen opsporingsactiviteiten en andere activiteiten in de diepe ondergrond die al vergund zijn;

Overwegende dat het aanvraagdossier voldoende informatie bevat over de impact van de geplande activiteiten op het milieu en over de middelen die zullen worden aangewend om die impact tot een minimum te beperken; dat een opsporingsvergunning in het kader van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond in essentie gericht is op het verlenen van een exclusief recht voor het opsporen in een bepaald gebied en voor een bepaalde duur, en dus in essentie economisch van aard is; dat de aanvrager op 24 juli 2015 reeds een goedkeuring heeft gekregen van het project-milieueffectrapport (MER) "Geothermisch project op de Balmatt-site te Mol", waarin de mogelijke milieueffecten voor het voorgestelde project uitgebreid zijn besproken; dat de milieu-impact verder uitvoerig en grondig getoetst is in het kader van de milieuvergunning (omgevingsvergunning), die verleend is op 7 maart 2013 en later uitgebreid; dat de aanvrager in het aanvraagdossier bijkomende informatie heeft verschaft vanuit de uitvoeringsfase van de twee reeds gerealiseerde boringen; dat het aannemelijk is dat de activiteiten op een ruimtelijk en milieutechnisch verantwoorde wijze kunnen plaatsvinden;

Overwegende dat er tot op heden geen koolwaterstofreserves aangetroffen zijn in het aangevraagde volumegebied en het zich ook niet evident leent als koolstofdioxide- of aardgasopslagreservoir; dat het volumegebied afgebakend is op basis van een dynamische modellering waarbij alle geologische kennis tot en met de twee uitgevoerde boringen geïntegreerd is; dat er bovendien rekening gehouden is met de resultaten van de reeds uitgevoerde puttesten; dat de onzekerheid voor de nog uit te voeren boringen hoog blijft, omdat het om een van de voorheen minst verkende delen van het Bekken van de Kempen gaat; dat de eerste twee boringen nog niet de basis van de Kolenkalk en het Devoon hebben kunnen bereiken; dat de lokale geologie bij uitvoering van de eerste twee boringen significante afwijkingen bleek te vertonen ten opzichte van de vroegere geologische kaarten en modellen; dat de voorgestelde 1 bar-contour gemodelleerd na 30 jaar exploitatie in deze opsporingsfase aanvaard kan worden als relevante afbakening van het volumegebied; dat de aanvrager geen extra marge gerekend heeft rond de gemodelleerde invloedssfeer en de afbakening daarom, rekening houdend met de argumentaties hierboven, als redelijk, efficiënt en niet beperkend voor het planmatige beheer van de diepe ondergrond beschouwd kan worden;

Overwegende dat de aanvrager aangeeft dat hij in een eerste fase alleen warmte zal winnen en verdelen via een bestaand, deels uitgebreid, privaat warmtenet op de sites van SCK, VITO en Belgoprocess; dat de hierbij verwachte primaire energiebesparing door de koppeling van de Balmatt geothermische centrale aan de VITO-stookplaats 17.181 MWh/jaar bedraagt en overeenstemt met een CO2-reductie van 3.507 ton/jaar; dat afhankelijk van de opsporingsresultaten het warmtenet op termijn uitgebreid kan worden naar de nabije omgeving; dat in het dalseizoen elektriciteit opgewekt zal worden om de geproduceerde warmte zo efficiënt mogelijk aan te wenden; dat op langere termijn een nog grotere duurzaamheid beoogd wordt, mits positieve resultaten uit de opsporingsfase en mits aanpassingen van bestaande en nieuwe gebouwen aan lage-temperatuurafgiftesystemen; dat uiteindelijk de hoge exergetische warmte aangewend zou worden voor elektriciteitsopwekking en de restwarmte voor warmtevragen op verschillende niveaus zoals bedoeld in vierdegeneratiewarmtenetten; dat de aanvrager met bovenstaande plannen duidelijk maakt dat hij de gewonnen aardwarmte efficiënt en duurzaam zal aanwenden;

Overwegende dat een opsporingsvergunning voor aardwarmte overeenkomstig artikel 63/7, § 1, van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond in de regel geldt voor een vijf jaar; dat de vergunninghouder binnen die periode al aardwarmte mag winnen overeenkomstig de vergunningsvoorwaarden en indien gewenst een winningsvergunning kan aanvragen;

Overwegende dat een opsporingsvergunning voor aardwarmte overeenkomstig artikel 63/7, § 3, eerste lid, van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond moet aangeven voor welk volumegebied ze geldt en welke verticale projectie op het aardoppervlak daarmee overeenstemt; dat het gebied zo wordt afgebakend dat de uitoefening van de activiteiten waarvoor de vergunning is verleend, vanuit technisch en economisch oogpunt op zo goed mogelijke wijze kan plaatsvinden en tegelijk niet groter dan nodig is voor de efficiënte uitoefening van de activiteiten waarvoor de vergunning is verleend;

Overwegende dat een opsporingsvergunning voor aardwarmte overeenkomstig artikel 63/8, § 2, van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond moet aangeven binnen welke periode nadat de vergunning onherroepelijk geworden is, de in de vergunning vermelde verkennings- of opsporingsactiviteiten verricht moeten worden; dat overeenkomstig artikel 63/18, § 1, 4°, van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond de Vlaamse Regering een vergunning kan intrekken als de opsporings- of winningsactiviteiten gedurende minstens twee opeenvolgende jaren hebben stilgelegen;

Overwegende dat de vergunninghouder, voor hij boorgaten voor de opsporing of winning van aardwarmte aanlegt, overeenkomstig artikel 63/9, eerste lid, van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond, moet aantonen dat hij over de nodige technische en financiële middelen beschikt om de activiteiten te verrichten waarvoor de vergunning is verleend;

Overwegende dat de vergunninghouder overeenkomstig artikel 63/10 van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond alle maatregelen moet nemen die redelijkerwijs van hem verwacht kunnen worden om te voorkomen dat de activiteiten waarop de vergunning slaat, milieuverstoring veroorzaken, schade door bodembeweging veroorzaken, de openbare veiligheid schaden, of het planmatige beheer van aardwarmte en van andere toepassingen in de ondergrond verstoren;

Overwegende dat de vergunninghouder overeenkomstig artikel 63/13 van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond jaarlijks een rapport moet indienen bij de Vlaamse Regering met een overzicht van de in het voorbije jaar verrichte activiteiten, en een overzicht van de in het eerstvolgende jaar geplande activiteiten;

Overwegende dat overeenkomstig artikel 63/14 van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond de vergunninghouder verplicht kan worden metingen te verrichten om de kans op bodembeweging ten gevolge van de vergunde activiteiten in te schatten;

Overwegende dat niet standaard een meetplan, zoals bedoeld in artikel 14/38 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2011Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 15/07/2011 pub. 06/09/2011 numac 2011035717 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond en tot wijziging van diverse besluiten sluiten tot uitvoering van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond en tot wijziging van diverse besluiten, wordt opgelegd; dat op elk later moment alsnog een meetplan kan worden opgelegd als de opsporingsresultaten de noodzaak ervan aanwijzen;

Overwegende dat overeenkomstig artikel 63/7, § 4, van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond, in samenhang met artikel 63/10 van hetzelfde decreet, in de opsporingsvergunning de voorwaarde kan worden opgenomen dat eventuele gasvoorkomens tijdens het boren of winnen van aardwarmte, metingen in verband met seismiciteit en natuurlijke isotopen en eventueel milderende maatregelen, moeten worden gedocumenteerd en gerapporteerd;

Overwegende dat overeenkomstig artikel 63/15, eerste lid, van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond de vergunninghouder verplicht kan worden om een financiële zekerheid te stellen om de aansprakelijkheid te dekken voor de schade waarvan vermoed wordt dat ze kan ontstaan door bodembeweging als gevolg van het opsporen of het winnen van aardwarmte; dat er op dit ogenblik bij gebrek aan aanwijzingen uit het goedgekeurde MER en bij gebrek aan metingen overeenkomstig artikel 63/14 van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond geen reden is om de aanvrager te verplichten die financiële zekerheid te stellen; dat de vergunninghouder kenbaar heeft gemaakt vrijwillig te starten met een uitgebreid seismisch meetprogramma voor studiedoeleinden zodat op basis van het eerstvolgende of volgende jaarverslag(en) een empirisch onderbouwde inschatting kan worden gemaakt van het risico; dat een dergelijke financiële zekerheid later alsnog opgelegd kan worden als daar reden toe lijkt te zijn; dat een vergunninghouder in elk geval met toepassing van artikel 63/25 van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond van rechtswege verplicht is elke schade te vergoeden die veroorzaakt is door de activiteit waarop de vergunning betrekking heeft;

Overwegende dat de vergunninghouder geen beroep doet op artikel 63/24 van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond; dat de aangevraagde opsporingsactiviteiten alleen boringen en puttesten betreffen die uitgevoerd zullen worden op de Balmatt-site, die eigendom is van VITO nv; dat bijgevolg overeenkomstig artikel 63/15, tweede lid, van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond, geen financiële zekerheid gesteld moet worden om de kosten te dekken die gepaard gaan met de verwijdering, overeenkomstig artikel 63/24 in samenhang met artikel 32, § 3, van hetzelfde decreet, van alle door zijn toedoen opgetrokken gebouwen en installaties;

Overwegende dat overeenkomstig artikel 63/15, derde lid, van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond de vergunninghouder verplicht kan worden om een financiële zekerheid te stellen voor het veilig afsluiten van de boorgaten na het beëindigen of stopzetten van de activiteiten;

Overwegende dat er aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning te verlenen;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder vergunninghouder: VITO nv.

Art. 2.Aan de vergunninghouder wordt een opsporingsvergunning voor aardwarmte verleend.

Art. 3.De opsporingsvergunning geldt voor een volumegebied in de diepe ondergrond met een volume van 279,536 km3, waarvan de bovenkant begrensd wordt door een snede uit het basis Namuriaanvlak zoals vastgelegd in het G3Dv2 model, beschikbaar via Databank Ondergrond Vlaanderen, DOV, en met een dikte van 2 km. Zowel boven- als de onderkant van het volumegebied hebben dezelfde laterale begrenzing, die als verticale projectie op het aardoppervlak een veelhoek beschrijft, die wordt gevormd door de hoekpunten, vermeld in het tweede lid.

De coördinaten van de hoekpunten zijn gegeven in de Belgische Lambert projectie van 1972.

hoekpunt

X (km)

Y (km)

0

205.440,1

215.558,1

1

199.753,7

220.944,0

2

196.062,7

219.999,6

3

194.442,6

211.690,2

4

195.683,8

208.630,5

5

202.062,9

205.220,4

6

204.949,4

205.368,8

7

207.547,2

210.564,5


De verticale projectie van het volumegebied op het aardoppervlak strekt zich uit over delen van de gemeenten Dessel, Mol, Geel, Retie, Kasterlee en Balen en wordt aangeduid op de topografische kaart, opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 4.De opsporingsvergunning geldt voor vijf jaar.

De opsporingsvergunninghouder verricht uiterlijk twee jaar nadat de opsporingsvergunning onherroepelijk is geworden, ten minste één extra boring in het geothermische reservoir.

De opsporingsvergunninghouder bezorgt aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, alle eventueel nog ontbrekende bewijsstukken die aantonen dat hij over de nodige technische en financiële middelen en relevante professionele ervaring beschikt, eventueel door samenwerking met een derde partij, om de activiteiten te verrichten waarvoor de opsporingsvergunning is verleend. Die verplichting geldt zowel voor de aanleg van boorgaten voor het opsporen van aardwarmte als voor de eventuele aanleg van bijkomende boorgaten voor het winnen van aardwarmte.

Na de ontvangst van de instemming van de Vlaamse minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, mag de vergunninghouder boorgaten voor het opsporen of winnen van aardwarmte aanleggen, op voorwaarde dat hij voldoet aan alle toepasselijke regelgeving en de vergunningsplichten.

De vergunninghouder legt uiterlijk drie weken voor de start van een nieuwe boring een gedetailleerd technisch boorplan voor en, als dat relevant is, een geactualiseerd werkprogramma met de volgorde en het tijdsbestek van het maken van de boorgaten en het organiseren van puttesten. Uiterlijk twee weken voor het organiseren van puttesten legt de vergunninghouder een plan voor van de geplande activiteiten in het kader van die puttesten.

Art. 5.De vergunninghouder dient een jaarlijks rapport in bij de Vlaamse Regering met een overzicht van de in het voorbije jaar verrichte activiteiten, en een overzicht van de in het eerstvolgende jaar geplande activiteiten.

Als er in het voorbije jaar geen activiteiten verricht zijn, of in het eerstvolgende jaar geen activiteiten gepland zijn, is de vergunninghouder niet ontslagen van zijn verplichting om dat in een jaarlijks rapport aan de Vlaamse Regering te melden.

Het jaarlijkse rapport wordt ingediend uiterlijk voor het einde van de derde maand nadat een jaarlijkse periode verstreken is, vanaf de datum van inwerkingtreding van de opsporingsvergunning.

In het jaarlijkse rapport vermeldt de vergunninghouder minstens de hoeveelheid aardwarmte die aangetoond is, en de hoeveelheid aardwarmte die in het kader van opsporing onttrokken is aan het geothermisch reservoir. De vergunninghouder vermeldt ook het eventueel voorkomen van koolwaterstoffen en andere stoffen die meekomen met het opsporen en winnen van aardwarmte en de meetresultaten in het kader van seismiciteit en natuurlijke isotopen. De vergunninghouder deelt eventueel genomen, of te nemen, milderende maatregelen in verband met de voormelde elementen mee.

Art. 6.De vergunninghouder stelt een financiële zekerheid ten bedrage van 125.000 euro bij het Fonds voor Landinrichting en Natuurlijke rijkdommen van het Vlaamse Gewest voor het veilig afsluiten van de boorgaten na het beëindigen of stopzetten van de activiteiten.

De Vlaamse minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, kan de financiële zekerheid verhogen indien op basis van de meetresultaten of andere objectieve indicatoren blijkt dat er zich bijkomende risico's stellen die niet gekend waren op het ogenblik van de beslissing over de opsporingsvergunning.

Art. 7.De vergunning treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 8.Een afschrift van de opsporingsvergunning wordt door de Vlaamse minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, met een per beveiligde zending verstuurd naar de aanvrager.

Art. 9.De Vlaamse minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 2 maart 2018.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^