Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 29 november 2017
gepubliceerd op 29 januari 2018

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de procedure voor de erkenning van artsen-specialisten en van huisartsen

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2018030121
pub.
29/01/2018
prom.
29/11/2017
ELI
eli/besluit/2017/11/29/2018030121/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 NOVEMBER 2017. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de procedure voor de erkenning van artsen-specialisten en van huisartsen


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, artikel 88;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van artsen-specialisten en van huisartsen;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 16 juni 2017;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 4 juli 2017;

Gelet op de "gendertest", uitgevoerd met toepassing van artikel 4, tweede lid, 1°, van het decreet van 7 januari 2016 houdende integratie van de genderdimensie in het geheel van de beleidslijnen van de Franse Gemeenschap;

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 61.878/2/V, gegeven op 23 augustus 2017, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de op 12 januari 1973 gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister-President;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder : 1° "Minister" : de Minister bevoegd voor de erkenning van de gezondheidszorgverstrekkers;2° "administratie" : de algemene directie niet verplicht onderwijs en wetenschappelijk onderzoek van het Ministerie van de Franse Gemeenschap;3° "wet" : de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen;4° "erkenning" : de erkenning bedoeld in artikel 88 van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen;5° "erkend arts-specialist" : de arts die een aanvullende opleiding in een specialiteit heeft gevolgd en die als dusdanig erkend wordt overeenkomstig de van kracht zijnde criteria;6° "erkend huisarts" : de arts die een aanvullende opleiding in de huisartsgeneeskunde heeft gevolgd en die als dusdanig erkend wordt overeenkomstig de van kracht zijnde criteria;7° "Commissie" : de commissie voor de erkenning van artsen-specialisten, voor elk van de specialiteiten, en de commissie voor de erkenning van huisartsen, bedoeld in artikel 2 van dit besluit;8° "representatieve beroepsverenigingen" : verenigingen die voldoen aan de voorwaarden vastgesteld bij het koninklijk besluit van 28 oktober 2016 tot vaststelling van de criteria voor beroepsverenigingen om als representatief te worden aangewezen in uitvoering van artikel 68/3, § 3, van de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015; 9° "kandidaat " : de kandidaat arts-specialist of de kandidaat huisarts;" 10° "stagemeester" : de arts verantwoordelijk voor de gehele of de gedeeltelijke opleiding van de kandidaat en die als dusdanig erkend wordt overeenkomstig de van kracht zijnde criteria.In afwijking van deze bepaling mag de stagemeester verantwoordelijk voor de opleiding in medische chemie een apotheker zijn, erkend voor klinische biologie, op voorwaarde dat het kader van het laboratorium een voltijds arts-specialist bevat; 11° "coördinerende stagemeester" : de stagemeester verantwoordelijk voor de coördinatie van de gehele opleiding van de kandidaat, wanneer deze meer dan één stagemeester heeft;12° "stagedienst" : de dienst waarin de gehele of gedeeltelijke opleiding van de kandidaat geschiedt en die daartoe wordt erkend, overeenkomstig de van kracht zijnde criteria.13° "titel van niveau 2 " : een bijzondere beroepstitel voorbehouden aan de titularissen van een wettelijk diploma van doctor in de geneeskunde, heelkunde en verloskunde of van een academische graad van arts zoals bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde;14° "titel van niveau 3 " : bijzondere beroepstitel voorbehouden aan de titularissen van een titel van niveau 2, zoals bedoeld in artikel 2 van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991;15° "valorisatie van leerresultaten" : proces voor de evaluatie en de erkenning van de leerresultaten die voortvloeien uit de ervaring of de opleiding en uit de bekwaamheid van een kandidaat. HOOFDSTUK 2. - Erkenningscommissie Afdeling 1. - Samenstelling en opdrachten

Art. 2.Bij het Ministerie van de Franse Gemeenschap worden opgericht : 1° een erkenningscommissie voor huisartsen;2° een erkenningscommissie voor artsen-specialisten, voor elk van de titels van niveau 2. Het Ministerie van de Franse Gemeenschap kan een erkenningscommissie voor artsen-specialisten oprichten voor elk van de transversale en multidisciplinaire titels van niveau 3. Als er geen commissie wordt opgericht voor één van de titels van niveau 3, worden de opdrachten van die commissie door de Minister toegekend aan één of meer in het eerste lid, 2° bedoelde commissies.

Art. 3.De Commissie heeft de volgende opdrachten : 1° de Minister een advies geven over elke aanvraag om goedkeuring, verlenging of wijziging van het stageplan, met inbegrip van de valorisatie van leerresultaten;2° toezicht houden op de uitvoering van het stageplan van de kandidaten in al zijn bestanddelen;3° de Minister een advies geven over elke aanvraag om erkenning als arts-specialist of huisarts en over de vraagstukken in verband met die erkenning;4° de Minister een advies geven over elke intrekking van een erkenning, zoals toegekend op grond van artikel 88 van de wet;5° op eigen initiatief of op aanvraag van de Minister een advies geven over de erkenning van een huisarts of van een bijzondere beroepstitel van arts-specialist. De Minister kan een arts-ambtenaar van het ministerie van de Franse Gemeenschap aanstellen om de commissie bij te staan bij het houden van toezicht op de uitvoering van de stageplannen.

Art. 4.De Commissie is samengesteld uit : 1° minstens drie leden en hoogstens zes leden, doctor in de genees-, heel- en verloskunde, erkend als huisarts of als arts-specialist in de betrokken specialiteit, die een academisch ambt werkelijk sedert minstens drie jaar bekleden of werkelijk gedurende minstens drie jaar hebben bekleed, en die door de faculteiten geneeskunde werden voorgedragen;2° een gelijk aantal leden, doctor in de genees-, heel- en verloskunde, erkend als huisarts of als arts-specialist in de betrokken specialiteit en voorgedragen door hun representatieve beroepsverenigingen;3° minstens één lid en hoogstens twee leden, titularis van een master in de geneeskunde of van de academische graad van arts, die een academisch ambt bekleden of hebben bekleed, erkend voor de betrokken titel van niveau 3 en voorgedragen door de faculteiten geneeskunde;4° een gelijk aantal titularissen van een master in de geneeskunde of van de academische graad van arts, erkend voor de betrokken titel van niveau 3 en voorgedragen door de beroepsverenigingen. Voor de titel van niveau 3 waarvoor geen commissie werd opgericht krachtens artikel 2, tweede lid, hebben de in het eerste lid, 3° en 4° bedoelde leden uitsluitend zitting om kennis te nemen van dossiers betreffende het betrokken niveau 3.

De Commissie kan eveneens, indien ze dit nodig acht, een beroep doen op deskundigen. Deze hebben een adviserende stem.

Voor elk werkend lid, wordt een plaatsvervanger benoemd onder dezelfde voorwaarden als de werkende leden. Afdeling 2. - Werking

Art. 5.§ 1. De leden van de Commissie worden door de Minister voor een hernieuwbare termijn van vier jaar benoemd.

Op het einde van het mandaat, bekleden de leden hun ambt totdat hun mandaat wordt hernieuwd, of, in voorkomend geval, totdat in hun vervanging wordt voorzien met toepassing van het eerste lid. § 2. De Minister kan een einde maken aan het mandaat van een lid van de commissie dat duidelijk blijk zal gegeven hebben van gebrek aan regelmatigheid in het bijwonen van de vergaderingen of van gebrek aan belangstelling voor de opdrachten die hem werden toevertrouwd.

Het lid dat de hoedanigheid verliest op grond waarvan het benoemd werd, wordt van ambtswege als ontslagnemend beschouwd.

Bij overlijden, ontslag of intrekking van het mandaat van een lid, benoemt de Minister een nieuw lid om het lopende mandaat te voleindigen. § 3. Bij de eerste benoeming die volgt op de benoeming van de leden van de Commissie, stellen deze, uit die leden, een voorzitter en een ondervoorzitter aan. § 4. De administratie neemt het secretariaat van de Commissie waar. § 5. De leden van de Commissie alsook de deskundigen die krachtens artikel 4, derde lid, uitgenodigd zijn, hebben recht op : 1° een presentiegeld ten bedrage van tien euro per halve dag;de leden-ambtenaren kunnen alleen daarop aanspraak maken voor zover hun aanwezigheid bij de vergaderingen prestaties buiten de normale diensturen als gevolg hebben; 2° de terugbetaling van de reiskosten, toegekend overeenkomstig de regeling die geldig is voor de personeelsleden van rang 12 van het Ministerie van de Franse Gemeenschap.Het maximumbedrag van de vergoeding stemt overeen met de prijs van een ticket van de spoorwegen in de eerste klasse.

De leden van de commissie mogen hun persoonlijke motorvoertuig gebruiken voor de reizen die noodzakelijk zijn voor hun deelneming aan de vergaderingen van de commissie. Ze genieten een vergoeding die gelijk is aan het bedrag dat door de Franse Gemeenschap zou zijn betaald voor het gebruik van een gemeenschappelijk vervoermiddel.

De Franse Gemeenschap dekt niet de risico's die voortvloeien uit het gebruik, door de leden, van hun eigen voertuig.

Art. 6.§ 1. De vergaderingen van de commissie worden door de voorzitter of, bij ontstentenis, door de ondervoorzitter geleid. Als beide afwezig zijn, wordt het voorzitterschap door het oudste lid waargenomen. § 2. De commissie beraadslaagt en beslist alleen geldig als ten minste de helft van de leden aanwezig is. Is het quorum niet bereikt, dan roept de voorzitter, of bij diens afwezigheid, de ondervoorzitter, een nieuwe vergadering met dezelfde agenda samen. De Commissie beraadslaagt en beslist dan geldig ongeacht het aantal aanwezige leden. § 3. De Commissie spreekt zich bij meerderheid van stemmen van de aanwezige leden uit. Bij staking van stemmen, is de stem van de voorzitter, of, bij diens afwezigheid, van de ondervoorzitter, beslissend. § 4. De adviezen van de Commissie moeten in rechte en in feite worden gemotiveerd. § 5. De beraadslagingen van de Commissie zijn geheim. § 6. De Commissie stelt een huishoudelijk reglement vast, dat, met de wijzigingen, de Minister ter goedkeuring wordt voorgelegd. HOOFDSTUK 3. - Erkenning Afdeling 1. - Stage

Art. 7.§ 1. De kandidaat, gemachtigd de geneeskunde in België uit te oefenen, dient bij de administratie, ter goedkeuring, zijn stageplan in met vermelding van de stages die hij wenst uit te voeren, door het formulier waarvan het model in de bijlagen I en Ibis, naargelang van het geval, vermeld is, toe te sturen, ofwel bij een aangetekend schrijven ofwel langs elektronische weg, volgens het proces dat door de administratie ter beschikking wordt gesteld.

De aanvraag wordt uiterlijk drie maanden na het begin van de opleiding ingediend, samen met het attest tot bewijs dat de kandidaat ingeschreven is in de tabel van de Orde der Artsen.

De kandidaat-arts-specialist voegt bij zijn aanvraag eveneens een attest dat bewijst dat hij door een faculteit geneeskunde in aanmerking wordt genomen voor de specialiteit waarvoor hij een opleiding wil volgen alsook, voor elk deel van de stage, een exemplaar van de schriftelijke overeenkomst betreffende zijn bezoldiging die hij met de stagemeester of de verantwoordelijke instelling heeft gesloten, met de nauwkeurige vermelding van de duur van de overeenkomst.

De kandidaat-huisarts voegt, voor elk deel van de stage, een exemplaar van de opleidingsovereenkomst die hij met de stagemeester of de verantwoordelijke instelling heeft gesloten en die alle nadere regels betreffende de opleiding vermeldt, onder meer de uurregeling van zijn prestaties, het volume van de wachtdiensten algemene geneeskunde dat hij moet presteren en, in voorkomend geval, de voorziene specifieke geneeskundige activiteiten, met de nauwkeurige vermelding van de duur van de overeenkomst. § 2. Eén van de stagemeesters werkt als coördinerende stagemeester. In dat geval, voegt de kandidaat bij zijn aanvraag om goedkeuring van de stage een overeenkomst, volgens het in bijlage II vastgestelde model, gesloten met de coördinerende stagemeester, met vermelding van de verplichtingen van iedereen.

De coördinerende stagemeester heeft tot doel de kandidaat bij te staan bij het opstellen van zijn stageplan en het geheel van zijn opleiding te coördineren. De coördinerende stagemeester moet erkend zijn in hetzelfde vak als het vak dat door de kandidaat als finaliteit wordt gekozen. § 3. De administratie meldt ontvangst van de aanvraag om goedkeuring van het stageplan binnen een termijn van dertig dagen.

De periode van de stage wordt berekend vanaf de datum waarop de opleiding werkelijk is begonnen. Wanneer het stageplan niet ingediend is binnen de in § 1, tweede lid, vastgestelde termijn, geldt de datum van het aangetekend schrijven of van de elektronische aanvraag echter als de datum van het begin van de stage. § 4. Voorafgaand aan zijn aanvraag om goedkeuring van het stageplan, dient de kandidaat-huisarts of -arts-specialist, een aanvraag om valorisatie van de leerresultaten in, als hij : 1° ofwel zijn opleiding geheel of gedeeltelijk in het buitenland heeft gevolgd;2° ofwel werd erkend voor een specialisatietitel van niveau 2 of van niveau 3;3° ofwel geheel of gedeeltelijk een opleiding van niveau 2 of van niveau 3 in België heeft gevolgd. De Administratie meldt ontvangst van de aanvraag om valorisatie van de leerresultaten binnen een termijn van dertig maanden en legt die voor advies aan de Commissie voor.

De Commissie spreekt zich uit over de aanvraag om valorisatie van de leerresultaten binnen een termijn van zestig dagen te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag.

De Minister of diens gemachtigde neemt zijn beslissing over de aanvraag om valorisatie van de leerresultaten op grond van het advies van de Commissie.

De Administratie zendt de beslissing aan de kandidaat binnen een termijn van dertig dagen.

Art. 8.Wanneer het dossier volledig is, zendt de administratie dit voor advies aan de erkenningscommissie.

Wanneer het dossier onvolledig is, verzoekt de administratie betrokkene om haar het(de) ontbrekende document(en) te bezorgen.

Indien de kandidaat zijn dossier niet binnen een termijn van drie maanden na de aanvraag volledig invult, kan de administratie de aanvraag afsluiten en brengt daar de kandidaat bij aangetekend schrijven op de hoogte van.

De commissie analyseert het dossier van de aanvraag op grond van de voorwaarden die met toepassing van de wet worden vastgesteld.

Art. 9.De commissie spreekt zich uit over het stageplan of elke andere aanvraag in verband met de stage binnen zestig dagen te rekenen vanaf de datum van de ontvangst van het volledige dossier door de administratie.

De commissie doet uitspraak op stukken. Indien haar advies afwijkt van het ingediende stageplan, kan ze haar advies uitstellen. In dat geval wordt de kandidaat minstens veertien dagen vóór de vergadering waarbij zijn dossier opnieuw zal worden onderzocht, uitgenodigd.

De kandidaat kan zich door een raadsman laten bijstaan. Als hij niet verschijnt, doet de commissie uitspraak op stukken. Bij behoorlijk verantwoorde afwezigheid, wordt een nieuwe datum voor de hoorzitting vastgesteld.

Art. 10.Bij gunstig advies van de Commissie over het stageplan, keurt de minister of diens gemachtigde het stageplan goed.

De administratie zendt de kandidaat de beslissing binnen een termijn van dertig dagen.

Art. 11.§ 1. Bij ongunstig advies, brengt de administratie daar de kandidaat bij aangetekend schrijven op de hoogte van binnen een termijn van dertig dagen volgend op de ontvangst van het advies.

Wanneer de kandidaat het ongunstig advies van de commissie niet betwist, neemt de minister of diens gemachtigde zijn beslissing over het stageplan. § 2. Bij betwisting van het ongunstig advies van de commissie, kan de kandidaat de administratie een nota met zijn gemotiveerde opmerkingen meedelen binnen een termijn van dertig dagen volgend op de ontvangst van het advies. In dat geval, onderzoekt de commissie het dossier opnieuw. Op verzoek van de kandidaat of van de commissie, kan deze door de Commissie worden gehoord om alle nuttige inlichtingen te verstrekken. Behalve voor de dringende gevallen, wordt hij minstens veertien dagen vóór de vergadering waarbij zijn dossier opnieuw zal worden onderzocht, daarvan op de hoogte gebracht.

De kandidaat kan zich door een raadsman laten bijstaan. Als hij niet verschijnt, doet de commissie uitspraak op stukken. Bij behoorlijk verantwoorde afwezigheid, wordt een nieuwe datum voor de hoorzitting vastgesteld.

De commissie kan zijn oorspronkelijk advies behouden of een nieuw advies uitbrengen op grond van nieuwe gegevens. § 3. De Minister of diens gemachtigde neemt zijn beslissing op grond van het laatste advies van de commissie. § 4. De administratie deelt de kandidaat de beslissing van de minister of diens gemachtigde binnen en termijn van dertig dagen mee. Wanneer de beslissing ongunstig is, wordt deze bij aangetekend schrijven aan de aanvrager meegedeeld.

Art. 12.Bij de aanvang van zijn stage wordt aan de kandidaat een stageboekje door de administratie afgegeven, waarin hij al zijn werkzaamheden in het kader van zijn opleiding dient te vermelden. Dat behoorlijk ingevulde boekje wordt jaarlijks, door toedoen van de administratie, meegedeeld aan de commissie, binnen zes maanden volgend op de datum van het begin van de stage en wordt door een nieuw boekje vervangen.

Wanneer de kandidaat het boekje niet binnen de voormelde termijn meedeelt, wordt de stageperiode in kwestie ongeldig verklaard.

De kandidaat moet bovendien de commissie een jaarlijks vertrouwelijk verslag over de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van zijn stage voorleggen.

Art. 13.De kandidaat moet elke wijziging aan zijn stageplan vooruit ter goedkeuring meedelen aan de Minister of diens gemachtigde.

De aanvraag om wijziging van het stageplan wordt bij de administratie ingediend door het sturen van een formulier waarvan het model in de bijlagen III en IIIbis, naar gelang van het geval, vermeld is, ofwel langs elektronische weg, volgens het door de administratie ter beschikking gestelde proces.

Na advies van de Commissie, neemt de minister of diens gemachtigde zijn beslissing.

De artikelen 7, § 3, eerste lid, en 8 tot 11, zijn van overeenkomstige toepassing.

Art. 14.Een onderbreking van de stage mag in geen geval de totale duur van de opleiding verkorten. Wanneer de kandidaat gedurende minstens drie maanden zijn opleiding heeft moeten onderbreken, dient hij onmiddellijk de commissie daarvan in kennis te stellen met opgave van de redenen van onderbreking.

In alle gevallen heeft de kandidaat, tijdens zijn opleiding, recht op een onderbreking van de stage, zonder verlenging ervan, gedurende de wettelijke duur van het moederschapsverlof, zoals bepaald in de arbeidswet van 16 maart 1971, alsook gedurende de wettelijke duur van het palliatief verlof zoals bepaald in de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen. In dit geval wordt de stage verlengd in verhouding tot het deel van de onderbreking die de wettelijke duur van het verlof overschrijdt.

In de gevallen bedoeld in het tweede lid, deelt de administratie een medisch attest mee dat de reden voor de onderbreking vermeldt. De stagiair doet, in onderlinge overeenstemming met zijn stagemeester, een voorstel tot verlenging van de stage voor het deel van de onderbreking die de wettelijke duur van het moederschapsverlof of van het palliatief verlof overschrijdt.

De administratie meldt ontvangst van de aanvraag om verlenging van de stage binnen een termijn van dertig dagen en zendt die voor advies over aan de Commissie.

De commissie spreekt zich uit over de aanvraag om verlenging van de stage binnen een termijn van zestig dagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag.

De minister of diens gemachtigde neemt een beslissing over de aanvraag om verlenging van de stage op grond van het advies van de commissie.

De administratie deelt de kandidaat de beslissing binnen een termijn van dertig dagen mee.

Art. 15.De kandidaat en de stagemeester kunnen de stageovereenkomst niet eenzijdig wijzigen noch deze vroegtijdig beëindigen.

Art. 16.In geval van een meningsverschil tussen een stagemeester en een kandidaat kan elk van beiden het geschil aanhangig maken bij de commissie.

De kamer hoort de beide partijen. Indien één of beide partijen niet verschijnen, doet de commissie uitspraak op stukken. Bij behoorlijk verantwoorde afwezigheid, wordt een nieuwe datum voor de hoorzitting vastgesteld.

Indien het geschil aanhoudt, belast de kamer een commissie, bestaande uit één of meerderen van haar leden, en een ambtenaar van de administratie, met een onderzoek. In voorkomend geval, kan die opdracht ter plaatse worden uitgevoerd.

Na inzage van het verslag opgesteld door de onderzoekscommissie adviseert de kamer. Zij deelt binnen dertig dagen haar advies mee aan de stagemeester en aan de kandidaat en stuurt het ter goedkeuring naar de Minister.

Art. 17.§ 1. Wanneer de stagemeester oordeelt dat de kandidaat niet geschikt is voor de gekozen discipline, of ongewenst is geworden in zijn dienst, deelt hij zulks mede aan de commissie en aan de kandidaat, met opgave van de redenen waarop hij zijn oordeel steunt.

De commissie hoort de beide partijen. Indien een of beide partijen niet verschijnen, doet de commissie uitspraak op stukken. Bij behoorlijk verantwoorde afwezigheid, wordt een nieuwe datum voor de hoorzitting vastgesteld.

Indien de stagemeester bij zijn mening blijft, gelast de kamer een commissie, samengesteld uit één of meerderen van haar leden, en een ambtenaar van de administratie, met een onderzoek. In voorkomend geval, kan die opdracht ter plaatse worden uitgevoerd.

Na inzage van het verslag opgesteld door de onderzoekscommissie, adviseert de kamer ofwel een einde te maken aan de stage of het gedeelte van de stage, ofwel een andere stagemeester aan te stellen.

In dit laatste geval bepaalt zij in hoeverre de bij de eerste stagemeester gedane stage in aanmerking komt voor de berekening van de totale duur van de stage die voor de discipline vereist wordt.

De commissie deelt haar advies mee aan de stagemeester en aan de kandidaat binnen dertig dagen. De Minister of diens gemachtigde neemt zijn beslissing. § 2. Wanneer de minister of diens gemachtigde beslist de stagemeester te vervangen, stelt de kandidaat een nieuwe stagemeester voor. De kandidaat legt, in onderlinge overeenstemming met de nieuwe stagemeester, een wijziging van het stageplan aan de minister of diens gemachtigde ter goedkeuring voor na het advies van de Commissie te hebben ingewonnen. Die wijziging wordt aan de administratie gestuurd door middel van een formulier waarvan het model in de bijlagen III en IIIbis, naar gelang van het geval, wordt vermeld, ofwel bij aangetekend schrijven of langs elektronische weg volgens het door de administratie ter beschikking gestelde proces.

Indien de nieuwe stagemeester, bij de voortzetting van de stage, eveneens een ongunstig advies uitbrengt, mag de kamer adviseren de kandidaat niet toe te laten zijn opleiding in de discipline in kwestie verder te zetten. De administratie brengt daar de kandidaat en de stagemeester op de hoogte van binnen dertig dagen bij aangetekend schrijven. Het advies van de commissie wordt de Minister ter goedkeuring voorgelegd.

Wanneer de kandidaat het ongunstig advies van de commissie niet betwist, neemt de minister of diens gemachtigde zijn beslissing over de stopzetting van de opleiding van de kandidaat.

Als de kandidaat het ongunstig advies van de commissie betwist, kan hij de administratie een nota met zijn met redenen omklede opmerkingen meedelen binnen een termijn van dertig dagen volgend op de ontvangst van het advies. In dit geval onderzoekt de commissie het dossier opnieuw. Op aanvraag van de kandidaat of van de commissie, kan hij door de commissie worden gehoord om alle nuttige inlichtingen te verschaffen. Behoudens in geval van dringende noodzakelijkheid, wordt hij minstens veertien dagen vóór de vergadering waarbij zijn dossier opnieuw zal worden onderzocht, daarvan in kennis gesteld.

De kandidaat kan zich door een raadsman laten bijstaan. Als hij niet verschijnt, doet de commissie uitspraak op stukken. Bij behoorlijk verantwoorde afwezigheid, wordt een nieuwe datum voor de hoorzitting vastgesteld.

De commissie kan zijn oorspronkelijk advies behouden of een nieuw advies uitbrengen op grond van nieuwe gegevens.

De minister of diens gemachtigde neemt zijn beslissing op grond van het laatste advies van de Commissie.

De administratie deelt de beslissing van de minister of diens gemachtigde aan betrokkene binnen een termijn van dertig dagen mee.

Wanneer de beslissing ongunstig is, wordt deze bij aangetekend schrijven meegedeeld. Afdeling 2. - Erkenning

Art. 18.De aanvraag om erkenning als arts-specialist of als huisarts wordt, na het beëindigen van de stage, bij een aangetekende brief, bij de administratie ingediend door middel van een formulier waarvan het model in de bijlagen IV en IVbis, naar gelang van het geval, vermeld is, ofwel bij aangetekend schrijven ofwel langs elektronische weg volgens het door de administratie ter beschikking gesteld proces.

De aanvraag om erkenning is vergezeld van : 1° een attest van zelfredzaamheid, uitgereikt door de laatste stagemeester of de coördinerende stagemeester;2° het laatste stageboekje, alsmede elk ander document dat de commissie in staat stelt over de waarde van de kandidaat te oordelen;3° een attest niet ouder dan drie maanden waaruit blijkt dat de kandidaat ingeschreven is op de lijst van de Orde der artsen;4° een attest dat aantoont dat de kandidaat met vrucht een specifieke universitaire opleiding heeft gevolgd.Voor de kandidaat-specialisten moet deze opleiding gelijktijdig hebben plaatsgevonden met de eerste twee jaar van hun opleiding.

Het dossier van de aanvraag omvat eveneens elk ander bewijsstuk dat aantoont dat de kandidaat aan de erkenningscriteria voldoet.

De administratie meldt ontvangst van de aanvraag om erkenning binnen een termijn van dertig dagen.

Art. 19.Wanneer het dossier volledig is, legt de administratie dit voor advies aan de erkenningscommissie voor.

Wanneer het dossier niet volledig is, verzoekt de administratie de belanghebbende haar het(de) ontbrekende document(en) te bezorgen. Als de kandidaat zijn dossier niet binnen drie maanden na de aanvraag volledig invult, dan kan de administratie de aanvraag afsluiten, en brengt de kandidaat daar bij aangetekend schrijven op de hoogte van.

Art. 20.De commissie spreekt zich uit over de aanvraag om erkenning binnen negentig dagen na de ontvangst van het volledige dossier door de administratie.

De commissie vergelijkt de verstrekte gegevens met die welke tijdens de opleiding opgetekend werden. Bij gemis van overeenstemming, stelt zij de uitspraak van het advies uit. In dit geval verzoekt zij de kandidaat de nodige toelichting te verstrekken en kan hem uitnodigen om te worden gehoord bij één van haar latere vergaderingen.

De administratie deelt die beslissing aan de kandidaat binnen een termijn van dertig dagen mee. Behoudens bij dringende noodzakelijkheid, wordt hij minstens veertien dagen vóór de vergadering waarbij zijn dossier opnieuw zal worden onderzocht, daarvan in kennis gesteld.

De kandidaat kan zich door een raadsman laten bijstaan. Als hij, behoorlijk opgeroepen, niet verschijnt, doet de commissie uitspraak op stukken. Bij behoorlijk verantwoorde afwezigheid, wordt een nieuwe datum voor de hoorzitting vastgesteld.

De Commissie kan ook adviseren, dat om te voldoen aan de erkenningscriteria, de opleiding nog gedurende een bepaalde tijd dient voortgezet te worden.

Art. 21.§ 1. Als het advies van de commissie gunstig is, neemt de minister of diens gemachtigde zijn beslissing op grond daarvan.

Als het advies van de commissie ongunstig is, dan brengt de administratie daar de kandidaat bij aangetekend schrijven op de hoogte van binnen een termijn van dertig dagen volgend op de ontvangst van het advies. § 2. Wanneer de kandidaat het ongunstig advies van de commissie niet betwist, neemt de minister of diens gemachtigde zijn beslissing over de aanvraag van de kandidaat. § 3. Als de kandidaat het ongunstig advies van de commissie betwist, kan hij de administratie een nota met zijn met redenen omklede opmerkingen meedelen binnen een termijn van dertig dagen volgend op de ontvangst van het advies. In dit geval onderzoekt de commissie het dossier opnieuw. Op aanvraag van de kandidaat of van de commissie, kan hij door de commissie worden gehoord om alle nuttige inlichtingen te verschaffen. Behoudens bij dringende noodzakelijkheid, wordt hij minstens veertien dagen vóór de vergadering waarbij zijn dossier opnieuw zal worden onderzocht, daarvan in kennis gesteld.

De kandidaat kan zich door een raadsman laten bijstaan. Als hij niet verschijnt, doet de commissie uitspraak op stukken. Bij behoorlijk verantwoorde afwezigheid, wordt een nieuwe datum voor de hoorzitting vastgesteld.

De commissie kan haar oorspronkelijke advies behouden of een nieuw advies uitbrengen op grond van nieuwe gegevens.

De minister of diens gemachtigde neemt zijn beslissing op grond van het laatste advies van de Commissie.

Art. 22.De administratie deelt de aanvrager de beslissing van de minister of diens gemachtigde binnen een termijn van dertig dagen mee.

Wanneer de beslissing ongunstig is, wordt deze bij aangetekend schrijven aan de belanghebbende meegedeeld. Afdeling 3. - Opschorting, afstand en intrekking van de erkenning

Art. 23.§ 1. Een huisarts kan vragen aan de Minister, via de administratie, om zijn erkenning wegens persoonlijke aangelegenheden gedurende een periode van maximum vijf jaar op te schorten. Dit verzoek kan eenmalig worden hernieuwd.

De Minister kan zijn goedkeuring verlenen voor een langere opschortingstermijn, die evenwel niet meer dan tien jaar mag bedragen, wanneer de arts gedurende die periode, als hoofdtaak een medische of sociaalpreventieve activiteit uitoefent in het kader van een samenwerkingsprogramma met een ontwikkelingsland of onderzoeksactiviteit op medisch vlak uitvoert bij een universitaire of gelijkwaardige instelling. § 2. In het geval bedoeld in de eerste paragraaf, tweede lid, legt de administratie de aanvraag om opschorting voor advies aan de erkenningscommissie voor.

De artikelen 9 tot 11 zijn van overeenkomstige toepassing.

Art. 24.De arts-specialist of de huisarts die niet langer wenst de erkenning te genieten die hem is verleend, moet hiervan de administratie schriftelijk op de hoogte brengen. In dat geval trekt de Minister of diens gemachtigde de erkenning in.

De administratie brengt daar de kandidaat bij aangetekend schrijven binnen een termijn van dertig dagen op de hoogte van.

De huisarts of de arts-specialist die afstand wenst te doen van de erkenning, kan te allen tijde een nieuwe aanvraag om erkenning indienen overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 3, afdeling 2.

Art. 25.§ 1. Wanneer de arts-specialist of de huisarts niet meer voldoet aan de criteria voor de erkenning of voor het behoud van de erkenning, trekt de minister of diens gemachtigde de erkenning in ofwel op eigen initiatief, ofwel op de voordracht van de commissie.

Voor elke maatregel tot intrekking van de erkenning, brengt de administratie daar de belanghebbende bij aangetekend schrijven op de hoogte van en vraagt het advies van de commissie aan.

Wanneer de belanghebbende niet betwist, doet de commissie uitspraak op stukken.

In geval van betwisting deelt de belanghebbende zijn opmerkingen binnen een termijn van dertig dagen volgend op de ontvangst van het aangetekend schrijven mee. De commissie onderzoekt het dossier.

Op zijn verzoek of op verzoek van de commissie, wordt de belanghebbende door de commissie gehoord om alle nuttige inlichtingen te verschaffen. Behoudens in geval van dringende noodzakelijkheid, wordt hij minstens veertien dagen vóór de vergadering waarbij zijn dossier zal worden onderzocht, daarvan in kennis gesteld.

De belanghebbende kan zich door een raadsman laten bijstaan. Als hij niet verschijnt, doet de commissie uitspraak op stukken. Bij behoorlijk verantwoorde afwezigheid, wordt een nieuwe datum voor de hoorzitting vastgesteld.

De belanghebbende kan, op zijn verzoek, of op verzoek van zijn raadsman, inzage krijgen in zijn administratief dossier gedurende de termijn waarover hij krachtens paragraaf 1, derde lid en zesde lid, beschikt.

De minister of diens gemachtigde neemt zijn beslissing op grond van het advies van de Commissie. § 2. De administratie deelt de beslissing van de minister of diens gemachtigde aan betrokkene binnen een termijn van dertig dagen mee.

Wanneer de beslissing ongunstig is, wordt deze bij aangetekend schrijven meegedeeld. § 3. De huisarts of de arts-specialist wiens erkenning werd ingetrokken, kan te allen tijde een nieuwe aanvraag om erkenning indienen overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 3, afdeling 2. HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen

Art. 26.De adviezen die in de bij dit besluit geregelde aangelegenheid werden uitgebracht tussen 1 januari 2016 en de datum van benoeming van de in artikel 2 van dit besluit bedoelde leden, door de Franstalige leden van de erkenningscommissies die werden ingesteld krachtens de artikelen 4 en 4 bis van het koninklijk besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van artsen-specialisten en van huisartsen worden geacht uitgebracht te zijn door de commissie die in hoofdstuk 2 van dit besluit werd ingesteld.

Art. 27.De dossiers die reeds worden onderzocht op de datum van inwerkingtreding van dit besluit worden behandeld overeenkomstig dit besluit.

Art. 28.De artikelen 4, 2° en 3°, 4bis, 7, 8, 1°, 2° en 3°, 9 en 9bis, hoofdstuk 3, dat de artikelen 10 tot 33 bevat, en de artikelen 44 en 45, van het koninklijk besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van artsen-specialisten en van huisartsen worden opgeheven.

Art. 29.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Art. 30.De Minister bevoegd voor de erkenning van de gezondheidszorgberoepen wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 29 november 2017.

Voor de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister-President, R. DEMOTTE

^