gepubliceerd op 18 juli 2014
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 12 september 2008 betreffende de samenwerking tussen de opdrachtgevende overheden en het geheel van de diensten van de sector van de Hulpverlening aan de Jeugd en het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de algemene voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten bedoeld bij artikel 43 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd
8 MEI 2014. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 12 september 2008Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 12/09/2008 pub. 03/11/2008 numac 2008029551 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de samenwerking tussen de opdrachtgevende overheden en het geheel van de diensten van de sector van de Hulpverlening aan de Jeugd sluiten betreffende de samenwerking tussen de opdrachtgevende overheden en het geheel van de diensten van de sector van de Hulpverlening aan de Jeugd en het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de algemene voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten bedoeld bij artikel 43 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, de artikelen 20 en 87, § 1;
Gelet op het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, titel VI, laatst gewijzigd bij het decreet va 29 november 2012, en artikel 44, aangevuld bij het decreet van 29 november 2012;
Gelet op het advies nr. 141 van de Gemeenschapsraad voor hulpverlening aan de jeugd, gegeven op 3 februari 2014;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 4 maart 2014;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 27 maart 2014;
Gelet op het advies nr. 55.937/4 van de Raad van State, gegeven op 29 april 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de op 12 januari 1973 gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Overwegende dat het belangrijk is de toegang van jongeren die in gevaar of in moeilijkheden verkeren of die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, tot de gespecialiseerde hulpverlening bedoeld bij het decreet van 4 maart 1991, de wet van 8 april 1965 en de ordonnantie van 29 april 2004, makkelijker te maken;
Overwegende dat het aanbod inzake opvang binnen de erkende diensten zo goed mogelijk moet worden georganiseerd;
Op de voordracht van de Minister van Jeugd;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Artikel 1 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 12 september 2008Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 12/09/2008 pub. 03/11/2008 numac 2008029551 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de samenwerking tussen de opdrachtgevende overheden en het geheel van de diensten van de sector van de Hulpverlening aan de Jeugd sluiten betreffende de samenwerking tussen de opdrachtgevende overheden en het geheel van de diensten van de sector van de Hulpverlening aan de Jeugd wordt vervangen als volgt : "
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, dient te worden verstaan : Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder : 1° opdrachtgevende overheid : de adviseur voor hulpverlening aan de jeugd, de directeur voor hulpverlening aan de jeugd, de gerechtelijke instantie die bevoegd is op grond van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, de ordonnantie van 29 april 2004 inzake hulpverlening aan jongeren of de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade;2° Minister : de Minister bevoegd voor de Hulpverlening aan de Jeugd en de Jeugdbescherming;3° erkende diensten : de door de hulpverlening aan de jeugd erkende diensten die bijdragen tot de toepassing van het decreet of die bijdragen tot de begeleiding van maatregelen tot jeugdbescherming krachtens artikel 1, 14° van het decreet;4° overheidsinstelling : de overheidsinstelling voor jeugdbescherming met open en gesloten regime van de Franse Gemeenschap; 5° S.A.M.I.O. (Afdeling voor intensieve begeleiding en motivatie en voor observatie) : de opvoedingsafdeling bedoeld bij artikel 33bis van het decreet; 6° C.I.O.C. : de Informatie-, Oriëntatie- en Coördinatiecel; 7 ° Comité : het Overlegcomité; 8° Gemeenschapsraad : de gemeenschapsraad voor hulpverlening aan de Jeugd;9° bevoegd bestuur : het bestuur van de Franse Gemeenschap bevoegd voor de hulpverlening aan de jeugd en de jeugdbescherming;10° gesloten federaal centrum : het gesloten federaal centrum voor de voorlopige plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd bedoeld bij de wet van 1 maart 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/03/2002 pub. 01/03/2002 numac 2002009204 bron ministerie van justitie Wet betreffende de voorlopige plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd type wet prom. 01/03/2002 pub. 19/05/2008 numac 2008000393 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de voorlopige plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de voorlopige plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd; 11° decreet : het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd.".
Art. 2.Artikel 2 wordt vervangen als volgt : "
Art. 2.Er wordt een Informatie-, Oriëntatie- en Coördinatiecel opgericht binnen het bevoegde bestuur.".
Art. 3.Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt : 1° 1° wordt vervangen door "1° gegevens in te zamelen betreffende de toestand van de beschikbare en aan de gang zijnde opnames in de overheidsinstellingen, het gesloten centrum, de afdelingen voor intensieve begeleiding en motivatie en voor observatie en de erkende diensten die overeenkomstig hun pedagogische project een dringend stelsel invoeren;"; 2° 2° wordt vervangen door "2° informatie te geven die nodig is voor de opdrachtgevende overheden voor het zoeken naar een opvangmogelijkheid binnen een overheidsinstelling, het gesloten federaal centrum, een afdeling voor intensieve begeleiding en motivatie en voor observatie of een erkende dienst bedoeld bij 1° ;"; 3° 4° wordt vervangen door "4° de betrekkingen tussen de opdrachtgevende overheden en de overheidsinstellingen, het gesloten federaal centrum, de afdelingen voor intensieve begeleiding en motivatie en voor observatie en de erkende diensten te vergemakkelijken in het kader van het zoeken naar opvangmogelijkheden; 4° 7° wordt vervangen door "7° deel te nemen aan de coördinatie van de verschillende databanken betreffende jongeren die worden opgevangen of begeleid door de overheidsinstellingen, het gesloten federaal centrum, de afdelingen voor intensieve begeleiding en motivatie en voor observatie en de erkende diensten bedoeld bij 1° ;"; 5° 8° wordt vervangen door "8° elementen te geven aan zijn hiërarchie over de manier waarop de overheidsinstellingen, het gesloten federaal centrum, de afdelingen voor intensieve begeleiding en motivatie en voor observatie en de erkende diensten en de opdrachtgevende overheden met de Informatie-, Oriëntatie- en Coördinatiecel samenwerken en over de mogelijke vastgestelde dysfuncties".
Art. 4.Artikel 4, eerste lid, wordt vervangen door het volgende lid : "De overheidsinstellingen, de Gemeenschapsdirecteur die door de Franse Gemeenschap wordt aangewezen en die bevoegd is voor de pedagogische begeleiding van jongeren die worden opgenomen in de Franstalige afdeling van het gesloten federaal centrum, de afdelingen voor intensieve begeleiding en motivatie en voor observatie en de erkende diensten bedoeld bij artikel 3, 1°, moeten de Informatie-, Oriëntatie- en Coördinatiecel de gegevens verschaffen in verband met de beschikbare en lopende opnames overeenkomstig door de Minister nader te bepalen regels;".
Art. 5.Artikel 5 wordt vervangen als volgt : "
Art. 5.Elk jaar bezorgt het bevoegde bestuur de Gemeenschapsraad een verslag over de uitoefening van de opdrachten van de Informatie-, Oriëntatie- en Coördinatiecel, zoals opgesomd in artikel 3.
Art. 6.Er wordt een hoofdstuk II/1, dat de artikelen 5/1 tot 5/6 inhoudt, ingevoegd, luidend als volgt : "Hoofdstuk II/1. Gereserveerde capaciteit en gemeenschappelijke capaciteit.
Art. 5/1.- § 1. Er wordt een gereserveerde capaciteit voor het opvangen van jongeren toegekend aan de opdrachtgevende overheden van één zelfde dienst voor hulpverlening aan de jeugd, rechterlijke bescherming of van een jeugdrechtbank. § 2. De gereserveerde capaciteit wordt bepaald als een vastgesteld aantal opvangmogelijkheden van verschillende typen die uitsluitend ter beschikking staan van de opdrachtgevende overheden van één zelfde dienst voor hulpverlening aan de jeugd, gerechtelijke bescherming of een jeugdrechtbank. Die capaciteit wordt verdeeld over verschillende erkende diensten. § 3. De niet gereserveerde opvangcapaciteit van de erkende diensten is gemeenschappelijk en toegankelijk voor het geheel van de opdrachtgevende overheden. § 4. De gereserveerde capaciteit en de gemeenschappelijke capaciteit worden elk jaar door de minister vastgesteld, op de voordracht van het bevoegde bestuur, rekening houdend met de nieuwe erkenningen, de erkenningswijzigingen en de wijziging van de erkende gesubsidieerde capaciteiten van de erkende diensten.
De evolutie van de gereserveerde capaciteit geschiedt met inachtneming van de volgende beginselen : - de programmatiebeginselen bedoeld in artikel 43bis van het decreet; - de beginselen van onttrekking aan de gerechtelijke macht en subsidiariteit van de afdwingbare hulpverlening tegenover de vrijwillige hulpverlening, zoals bedoeld bij 3° van de inleidende titel van het decreet - minstens 40 % van de gereserveerde capaciteit van elke categorie van opvang binnen elk arrondissement zal worden toegewezen voor de uitvoering van de beslissingen die met toepassing van artikel 36 van het decreet worden genomen.
Art. 5/2.Uiterlijk voor 30 oktober 2015, en vervolgens elk jaar, evalueert het bevoegde bestuur het gebruik van de gereserveerde capaciteit bedoeld bij artikel 5bis, met de medewerking van de opdrachtgevende overheden en de erkende diensten. Het bevoegde bestuur, de opdrachtgevende overheden en de erkende diensten bepalen de doelstellingen en de criteria voor die evaluatie vooraf. De evaluatie heeft inzonderheid betrekking op : - de overeenstemming tussen de gereserveerde capaciteiten en de programmatiebeginselen bedoeld bij artikel 43 bis van het decreet; - de beginselen van onttrekking aan de gerechtelijke macht en subsidiariteit, bedoeld in 3° van de inleidende titel van het decreet; - het jaarlijkse percentage van de bezetting voor de opvang binnen elk van de gereserveerde capaciteiten; - de naleving van de pedagogische projecten van de erkende diensten; - de termijn voor de uitvoering van de beslissingen van de opdrachtgevende overheden; - het aantal en de aard van de beslissingen die niet konden worden uitgevoerd; - de verdeling van de gereserveerde capaciteiten binnen de erkende diensten.
Art. 5/3.De diensten voor hulpverlening aan de jeugd en de diensten voor gerechtelijke bescherming tellen de termijnen voor de uitvoering van de beslissingen en de beslissingen die niet konden worden uitgevoerd bij gebrek aan opvangmogelijkheden, volgens door de minister nader te bepalen regels.
Ze delen die telling mee aan het bevoegde bestuur vóór 30 april van elk jaar.
Het bevoegde bestuur houdt daar rekening mee bij de in artikel 5 ter bedoelde evaluatie.
Art. 5/4.De in artikel 5bis, § 2 erkende diensten informeren één keer per maand, volgens door de minister nader te bepalen regels, de betrokken opdrachtgevende overheden over de realiteit van de opvang.
De erkende diensten informeren bovendien systematisch, en zodra dit mogelijk is, de opdrachtgevende overheden over de opdrachten die zullen eindigen.
Art. 5/5.Jaarlijks deelt het bevoegde bestuur aan de minister en aan de Gemeenschapsraad een verslag over de in artikel 5ter bedoelde evaluatie mee.
Art. 5/6.Wanneer een opdrachtgevende overheid en een erkende dienst het voortdurend niet eens zijn over de aanvaarding van opdrachten overeenkomstig artikel 1, 11°, van het besluit van 15 maart 1999 betreffende de algemene voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten bedoeld bij artikel 43 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, kunnen de partijen de zaak voorleggen aan het bevoegde bestuur, dat bevoegd is om de in artikel 52 van het decreet bedoelde ambtenaren te delegeren.".
Art. 7.Het opschrift van hoofdstuk III wordt vervangen als volgt : "Hoofdstuk III. Comité voor overleg tussen de jeugdmagistraten, de adviseurs en directeurs van hulpverlening aan de jeugd, het bevoegde bestuur en de erkende diensten. ».
Art. 8.Artikel 6 wordt vervangen als volgt : "
Art. 6.Er wordt binnen het bevoegde bestuur een comité opgericht voor het overleg tussen de jeugdmagistraten, de adviseurs en directeurs van hulpverlening aan de jeugd, het bevoegde bestuur en de erkende diensten.".
Art. 9.In artikel 7, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 1°, worden de woorden "Algemene Directie voor Hulpverlening aan de Jeugd" vervangen door de woorden "het bevoegde bestuur"; 2° in punt 6°, worden de woorden "de directeurs van de I.P.P.J's en de Franstalige pedagogische directeur van het Centrum voor de voorlopige plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd » vervangen door de woorden « de directeurs van de overheidsinstellingen en de pedagogische directeur van het gesloten federaal centrum »; 3° in punt 10°, worden de woorden « de Minister van Hulpverlening aan de Jeugd of zijn vertegenwoordiger » vervangen door de woorden « de minister of diens vertegenwoordiger ».
Art. 10.Artikel 8 wordt vervangen als volgt : "
Art. 8.Het Comité heeft als opdracht voor het overleg en de samenwerking te zorgen tussen de opdrachtgevende overheden, het bevoegde bestuur en de erkende diensten.".
Art. 11.Artikel 13, derde lid, van het besluit van 15 maart 1999 betreffende de algemene voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de diensten bedoeld bij artikel 43 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd wordt opgeheven.
Art. 12.De minister bevoegd voor de Hulpverlening aan de Jeugd en de Jeugdbescherming wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 8 mei 2014.
De Minister-President, R.DEMOTTE De Minister van Jeugd, Mevr. E. HUYTTEBROECK