gepubliceerd op 12 maart 2009
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de nadere regels voor de toepassing van het decreet van 20 juli 2000 tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van jeugdhuizen, van ontmoetings- en huisvestingscentra, van informatiecentra voor jongeren en van hun federaties
5 DECEMBER 2008. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de nadere regels voor de toepassing van het decreet van 20 juli 2000 tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van jeugdhuizen, van ontmoetings- en huisvestingscentra, van informatiecentra voor jongeren en van hun federaties
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;
Gelet op het decreet van 20 juli 2000 tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van jeugdhuizen, van ontmoetings- en huisvestingscentra, van informatiecentra voor jongeren en van hun federaties, de artikelen 1, § 3, eerste lid, vervangen bij het decreet van 9 mei 2008, 9, vervangen bij het decreet van 9 mei 2008, 15, § 2, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 9 mei 2008, 16, § 2, vervangen bij het decreet van 9 mei 2008, 17, § 6, vervangen bij het decreet van 9 mei 2008, 18, § 2, vervangen bij het decreet van 9 mei 2008, 18bis, § 2, vervangen bij het decreet van 9 mei 2008, 20, § 2, derde lid, vervangen bij het decreet van 9 mei 2008, 37, vierde lid, 44, § 1, 1°, e), gewijzigd bij het decreet van 9 mei 2008 en 51, tweede lid, vervangen bij het decreet van 9 mei 2008;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 december 2001 tot bepaling van de modaliteiten voor de toepassing van de artikelen 9, 20, 37 en 51 van het decreet van 20 juli 2000 tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van jeugdhuizen, van ontmoetings- en huisvestingscentra, van informatiecentra voor jongeren en van hun federaties;
Gelet op het advies van de Adviescommissie voor de Jeugdhuizen en -centra, gegeven op 8 mei en 15 oktober 2008;
Gelet op het advies van de Adviescommissie voor de Jeugdhuizen en -centra over de evaluatieroosters bedoeld in artikel 15, § 2, tweede lid, van het decreet, gegeven op 22 januari 2001;
Gelet op het advies van de Adviescommissie voor Jeugdhuizen en -centra over de evaluatieroosters bedoeld in artikel 20, § 2, a), gegeven op 23 juni 2003, in artikel 20, § 2, b), gegeven op 7 april 2008, in artikel 20, § 2, c), gegeven op 9 december 2003, in artikel 20, § 2, d), gegeven op 6 november 2007;
Op het voorstel van de Adviescommissie voor de Jeugdhuizen en -centra, na raadpleging van de subcommissie voor het socio-culturele beleid voor gelijke kansen over de programmeringselementen bedoeld in artikel 16 en op advies van de subcommissie voor overleg over de jongereninformatie over de programmeringselementen bedoeld in artikel 17;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 24 juni 2008;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 27 juni 2008;
Gelet op het advies 44.959/2/V van de Raad van State, gegeven op 20 augustus 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Jeugd en Onderwijs voor Sociale promotie;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Decreet : het decreet tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van jeugdhuizen, van ontmoetings- en huisvestingscentra, van informatiecentra voor jongeren en van hun federaties;2° Erkenning : erkenning van jeugdhuizen, van ontmoetings- en huivestingscentra, van informatiecentra voor jongeren, bedoeld in artikel 1, § 1 van het decreet;3° Toelating tot een bijzonder stelsel : de toelatingen tot de bijzondere stelsels voor een socio-cultureel beleid voor gelijke kansen, samenwerking en decentralisatie voor jongereninformatie, voor decentralisatie, permanente hulpverlening aan de uitdrukking en de creatie van jongeren, respectievelijk bedoeld in de artikelen 16, 17, 18 en 18bis van het decreet;4° Evaluatie op de vervaldag van de actieplannen : de evaluatie bedoeld in artikel 15, § 2, tweede lid van het decreet;5° Kwalificatie : de kwalificatie van de animatoren-coördinatoren bedoeld in artikel 37 van het decreet;6° Jeugddienst : de Jeugddienst van de Algemene Directie voor Cultuur van het Ministerie van de Franse Gemeenschap;7° Commissie : de Adviescommissie voor Jeugdhuizen en -centra bedoeld in artikel 21 van het decreet;8° Inspectie : de Algemene Inspectiedienst van de Algemene Directie voor Cultuur van het Ministerie van de Franse Gemeenschap. HOOFDSTUK II. - De evaluatieroosters
Art. 2.De evaluatieroosters bedoeld in de artikelen 15, § 2, tweede lid en 20, § 2, derde lid van het decreet worden vastgesteld overeenkomstig de modellen opgenomen in de bijlagen 1 tot 8. HOOFDSTUK III. - Procedures voor de erkenning van de verenigingen, voor de toelating tot de bijzondere stelsels en voor de evaluatie van actieplannen Afdeling 1. - De procedure betreffende de aanvragen om erkenning,
toelating tot een bijzonder stelsel, en rangschikking in een niveau
Art. 3.De vereniging dient haar aanvraag in drie exemplaren bij de Jeugddienst in.
Art. 4.Voor een aanvraag om erkenning gebruikt de vereniging de standaardformulieren opgenomen in bijlage 9 bij dit besluit, die gratis door de Jeugddienst geleverd worden.
Art. 5.Voor een aanvraag om toelating tot een bijzonder stelsel bevat de aanvraag de elementen bedoeld in de artikelen 16 tot 18bis van het decreet overeenkomstig het bedoelde stelsel.
Het programmeren van acties volgens het bedoelde stelsel wordt vastgesteld overeenkomstig de modellen opgenomen in de bijlagen 10 tot 13.
Art. 6.De aanvraag om rangschikking in een hoger niveau wordt geëvalueerd op basis van de evaluatieroosters opgenomen in de bijlagen 1 tot 3 van dit besluit; ze maken het mogelijk om na te kijken of de criteria van het hoger niveau bereikt worden bij de aanvraag.
Art. 7.De vereniging vraagt haar erkenning als jeugdhuis of ontmoetings- en huisvestingscentum of informatiecentrum voor jongeren of als federatie.
Art. 8.Na ontvangst van een aanvraag vraagt de Jeugddienst de vereniging de ontbrekende informatie-elementen opdat het dossier volledig zou zijn.
De aanvraag wordt onderzocht vanaf de datum waarop de Jeugddienst in het bezit is van het volledig dossier.
Binnen de éénentwintig dagen bericht de Jeugddienst dan formeel ontvangst van de aanvraag en informeert de vereniging over het onderzoek van deze aanvraag.
Totdat de beslissing genomen is, is de vereniging ertoe gehouden de Jeugddienst op de hoogte te houden van elke wijziging van het ingediende dossier.
Art. 9.Enkel de aanvragen ingediend vóór 30 juni van een kalenderjaar komen in aanmerking voor een beslissing met ingang van 1 januari van het volgende kalenderjaar. De Jeugddienst zendt ze ten laatste op 15 juli voor advies aan de Commissie over.
Art. 10.Zodra de aanvraag ontvangen wordt, wordt deze door de Commissie behandeld volgens de procedure die ze in haar huishoudelijk reglement bepaalt.
Ze stelt een stemgerechtigd lid aan dat belast is met het voorbereiden van het advies van de Commissie.
Het aangestelde lid is ertoe gehouden de verantwoordelijken van de vereniging te ontmoeten en te horen op de zetel van deze vereniging.
Art. 11.Zodra de aanvraag voor advies aan de Inspectie en de Commissie voorgelegd wordt, informeert ze elk afzonderlijk de Jeugddienst en de vereniging over de naam van de persoon die ermee belast wordt het advies voor te bereiden.
Algemeen en permanent : 1° informeert de Jeugddienst de Inspectie en de Commissie over elk element met het oog op het voorbereiden van hun advies;2° voert de Inspectie haar opdracht uit in samenwerking met het lid van de commissie die belast wordt met het voorbereiden van het advies.
Art. 12.De Inspectie deelt haar advies mee aan de Jeugddienst en dit, ten laatste op 15 september.
Art. 13.De Jeugddienst deelt aan de Commissie ten laatste op 25 september een voostel tot beslissing mee wat betreft de aanvragen die vóór 30 juni in aanmerking werden genomen.
Art. 14.De Commissie is ertoe gehouden haar adviezen uit te brengen en ze mee te delen aan de Jeugddienst en dit, ten laatste op 20 november.
Bij de niet-naleving van de termijnen waarin de Commissie ertoe gehouden is haar adviezen uit te brengen en mee te delen, worden deze geacht in overeenstemming te zijn met de voorstellen van de Jeugddienst.
Art. 15.De beslissing wordt genomen door de Minister en wordt ten laatste op 31 december door de Jeugddienst aan de vereniging meegedeeld.
Art. 16.De beslissingen hebben uitwerking met ingang van 1 januari volgend op de datum van mededeling.
De Minister kan een andere datum vaststellen op de voordracht van de Commissie. Afdeling 2. - De evaluatie van het actieplan
Art. 17.De artikelen 2, 5, 6 en 12 tot 16 zijn van toepassing op de procedures bedoeld in deze afdeling.
Met het oog op de evaluatie van hun actieplan bezorgen de verenigingen de Jeugddienst de documenten met het nieuwe actieplan, een evaluatie van het vervallen actieplan alsook, in voorkomend geval, een specifieke evaluatie van de actie ontwikkeld in het kader van een bijzonder stelsel vóór 30 april van het laatste actieplan.
Geen enkel element van het actieplan bedoeld in het tweede lid zal na 30 april in aanmerking worden genomen.
De Jeugddienst bericht ontvangst van de documenten bedoeld in het tweede lid en vraagt bij de verenigingen de ontbrekende elementen opdat het dossier volledig kan zijn. Totdat de beslissing genomen is, is de vereniging ertoe gehouden de Jeugddienst op de hoogte te houden van elke wijziging van het ingediende dossier.
Art. 18.De Jeugddienst bezorgt een afschrift van de documenten aan de Commissie. Deze spreekt zich ten minste uit over de evaluaties en de nieuwe actieplannen in de volgende gevallen : 1° wanneer de vereniging een wijziging aanvraagt van haar rangschikking in het hoofdstelsel;2° wanneer de vereniging haar toelating tot een bijzonder stelsel aanvraagt;3° wanneer het voorstel tot beslissing van de Jeugddienst negatief is over het behouden van de rangschikking van de vereniging in het hoofdstelsel;4° wanneer het voorstel tot beslissing van de Jeugddienst ten doel heeft de vereniging van het bijzonder stelsel uit te sluiten. Afdeling 3. - De procedures betreffende de erkenning van federaties
Art. 19.De artikelen 3 en 8 tot 16 zijn van toepassing op de procedures bedoeld in deze afdeling.
Om in aanmerking te worden genomen bevat de aanvraag de elementen bedoeld in artikel 8 van het decreet. HOOFDSTUK IV. - De procedure betreffende de kwalificatie van de animatoren-coördinatoren
Art. 20.Artikel 8, eerste tot derde leden, zijn van toepassing op de procedure bedoeld in dit hoofdstuk.
Art. 21.De vereniging die de kwalificatie van haar animator-coördinator aanvraagt, bepaalt er het type van de aanvraagde kwalificatie krachtens artikel 37 van het decreet.
Art. 22.De subcommissie voor kwalificatie neemt haar beslissingen binnen de zes maanden na het in aanmerking nemen van de aanvragen en ten laatste op 30 november voor de aanvragen die vóór 1 september van hetzelfde jaar in aanmerking worden genomen. HOOFDSTUK V. - De procedures betreffende de schorsing van het recht op de toekenning van de vaste werkingssubsidie bedoeld in artikel 44, § 1, 1°, d) van het decreet, de intrekking van de erkenning, de wijziging van de rangschikking in een niveau en de intrekking van de toelating tot een bijzonder stelsel Afdeling 1. - De procedure betreffende de schorsing van het recht op
de toekenning van de vaste werkingssubsidie
Art. 23.Wanneer de Jeugddienst, na advies van de Inspectie, een procedure voor de schorsing van het recht op de vaste werkingssubsidie instelt, stuurt hij een aangetekende brief aan de betrokken vereniging op die haar informeert over het feit dat een procedure tegen haar wordt ingesteld. Deze brief bepaalt welke erkenningscritieria de vereniging niet meer naleeft.
Art. 24.Vanaf de kennisgeving beschikt de vereniging over éénentwintig dagen om de informatie-elementen die ze nuttig acht aan de Jeugddienst te bezorgen.
Art. 25.Na deze termijn bezorgt de Jeugddienst, in voorkomend geval, de Commissie een voorstel tot schorsing van het recht op de vaste werkingssubsidie.
Art. 26.Artikel 10 is van toepassing op de procedures bedoeld in deze afdeling.
Art. 27.Bij de ontvangst van het voorstel beschikt de Commissie over drie maanden om haar advies uit te brengen en het aan de Jeugddienst mee te delen.
Bij de niet-naleving van deze termijn wordt het advies geacht in overeenstemming te zijn met het voorstel van de Jeugddienst.
Art. 28.De Minister neemt zijn beslissing waarbij hij de duur van de schorsing bepaalt overeenkomstig artikel 51, tweede lid van het decreet.
De beslissing heeft uitwerking met ingang van de kennisgeving door de Jeugddienst.
Art. 29.Bij de ontvangst van de beslissing beschikt de Jeugddienst over veertien dagen om ze aan de vereniging bekend te maken. Afdeling 2. - De procedure betreffende de intrekking van de erkenning,
de wijziging van het rangschikkingsniveau en de intrekking van de toelating tot een bijzonder stelsel
Art. 30.Wanneer de Jeugddienst, na advies van de Inspectie, een voorstel tot intrekking van de erkenning, een wijziging van het rangschikkingsniveau of van de intrekking van de toelating tot een bijzonder stelsel formuleert, informeert hij de vereniging hierover per aangetekende brief. Het voorstel, samen met het advies van de Inspectie, wordt voor advies aan de Commissie voorgelegd.
Art. 31.De artikelen 26, 27, 28, tweede lid en 29 zijn van toepassing op de procedures bedoeld in deze afdeling. HOOFDSTUK VI. - De procedures voor beroep Afdeling 1. - Het beroep betreffende een beslissing over de schorsing
van het recht op de vaste werkingssubsidie
Art. 32.Vanaf de kennisgeving van de beslissing beschikt de vereniging over twintig dagen om beroep in te dienen tegen deze beslissing per aangetekende brief gericht aan de Jeugddienst. Ze wordt verzocht om haar opmerkingen schriftelijk te formuleren en, in voorkomend geval, om te vragen om verhoord te worden door de Commissie.
Art. 33.De Jeugddienst stuurt een ontvangstbewijs naar de vereniging en bezorgt een afschrift van het beroep aan de Commissie.
Art. 34.De leden die aangesteld worden door de Inspectie en de Commissie en die gevraagd worden om een nieuw advies voor te bereiden, mogen niet de leden zijn die het dossier in eerste instantie hebben onderzocht.
Art. 35.Bij de ontvangst van het advies van de Inspectie beschikt de Jeugddienst over 20 dagen om een voorstel tot beslissing voor advies aan de Commissie voor te leggen. Deze is ertoe gehouden om binnen de twee maanden het advies te formuleren en mee te delen aan de Jeugddienst.
De Commissie licht de vereniging in over de datum waarop haar dossier behandeld wordt. Op deze datum kan ze haar op eigen initiatief horen en moet haar horen als de vereniging erom vraagt.
Art. 36.De Jeugddienst legt aan de Minister voor beslissing zijn voorstel voor, samen met de adviezen van de Inspectie en de Commissie.
Bij de ontvangst van het voorstel beschikt de Minister over twintig dagen om een beslissing te nemen en haar mee te delen aan de Jeugddienst.
Bij de ontvangst van de beslissing van de Minister beschikt de Jeugddienst over tien dagen om de beslissing aan de vereniging bekend te maken.
Art. 37.Een beslissing genomen bij een beroep heeft gevolg op de datum van de kennisgeving van de beslissing waarop het beroep betrekking heeft. Afdeling 2. - Beroep tegen een beslissing betreffende een aanvraag om
erkenning, toelating tot een bijzonder stelsel, intrekking van een erkenning, een intrekking van een toelating tot een bijzonder stelsel, een wijziging van rangschikking in een niveau
Art. 38.Naar analogie ervan zijn de artikelen 31 tot 35 van hoofdstuk VI van dit besluit van toepassing op deze afdeling.
De beslissingen hebben uitwerking met ingang van hun kennisgeving door de Jeugddienst. Afdeling 3. - Beroep betreffende een beslissing over de kwalificatie
van de animatoren-coördinatoren
Art. 39.Bij de ontvangst van de kennisgeving van de beslissing beschikt de vereniging over veertien dagen om beroep in te stellen tegen de beslissing en dit, per aangetekende brief gericht aan de Jeugddienst.
De Jeugddienst deelt het beroep mee aan de subcommissie voor kwalificatie die over een maand beschikt om de vereniging en de animator te horen volgens de procedure bepaald in het huishoudelijk reglement.
De Jeugddienst deelt de beslissing binnen de tien dagen aan de vereniging mee. HOOFDSTUK VII. - De gewone subsidie bedoeld in artikel 44, § 1, 1°, e) van het decreet
Art. 40.De nadere regels voor de toekenning van de subsidie bedoeld in artikel 44, § 1, 1°, e) van het decreet zijn de volgende : 1° een telling van het aantal voltijdse equivalenten betrokken bij de bepaling bedoeld in artikel 44, § 1, 1°, e) van het decreet wordt uitgevoerd tijdens het jaar 2008 door de Jeugddienst op basis van de toestand van het personeel op 31 maart 2008;2° de telling van het aantal voltijdse equivalenten bedoeld in 1° wordt bijgewerkt ten minste om de vier jaren bij de evaluatie van het actieplan bedoeld in artikel 15, § 2, tweede lid, van het decreet en op basis van de toestand van het personeel op 31 maart van het jaar waarin deze telling wordt uitgevoerd;3° met het oog op de telling bezorgt elke vereniging de Jeugddienst de toestand van het personeel op basis van het document, zoals opgenomen in bijlage 14 van dit besluit;4° vanaf 1 januari 2009, en elk jaar, bepaalt de Jeugddienst op 31 januari het bedrag van de subsidie per vereniging op basis van het aantal voltijdse equivalenten geteld overeenkomstig 1°, 2° en 3°, betrokken bij de bepaling bedoeld in artikel 44, § 1, 1°, e) van het decreet. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
Art. 41.Het besluit van 20 december 2001 wordt opgeheven.
Art. 42.De Minister van Jeugd wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 5 december 2008.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Jeugd en Onderwijs voor sociale promotie, M. TARABELLA