gepubliceerd op 28 december 2005
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de adoptie
7 OKTOBER 2005. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de adoptie
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 31 maart 2004 betreffende de adoptie, gewijzigd bij het decreet van 1 juli 2005;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 15 juli 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 20 juli 2005;
Gelet op het protocol nr. 330 van 1 september 2005, vastgesteld door het Onderhandelingsprotocol van sector XVII;
Gelet op de urgentie, gemotiveerd door de inwerkingtreding van de hervorming van de adoptie op 1 september 2005;
Gelet op het advies nr. 39.091/4 van de Raad van State, gegeven op 21 september 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister tot wier bevoegdheid de hulpverlening aan de jeugd behoort;
Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 7 oktober 2005, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Voorafgaande bepalingen
Artikel 1.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 31 maart 2004 betreffende de adoptie;2° samenwerkingsakkoord : het samenwerkingsakkoord betreffende de toepassing van de wet van 24 april 2003 tot hervorming van de adoptie;3° Minister : de Minister tot wiens bevoegdheid de hulpverlening aan de jeugd behoort;4° bestuur : de Algemene Directie hulpverlening aan de jeugd van het Ministerie van de Franse Gemeenschap;5° Raad : de Hoge Raad voor adoptie; 6° C.A.G. : Centrale Autoriteit van de Gemeenschap; 7° adoptie-instelling : de erkende adoptie-instelling, zoals bedoeld in artikel 1, 7°, van het decreet. HOOFDSTUK 2. - De Hoge Raad voor adoptie
Art. 2.Aan de voorzitter, de ondervoorzitter en de leden van de Raad, met uitzondering van de personeelsleden van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, wordt een presentiegeld ten bedrage van vijfentwintig euro per vergadering toegekend.
De in het eerste lid bedoelde personen hebben ook recht op de terugbetaling van hun reiskosten, volgens de tarieven vastgesteld bij de regeling ter zake die toepasselijk zijn op de personeelsleden van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap.
De in het tweede lid bedoelde reiskosten worden eveneens toegekend aan de deskundigen die geen lid van de Raad zijn en die uitgenodigd worden om de vergaderingen van de Raad bij te wonen. HOOFDSTUK 3. - De autoriteit voor de adoptie in de Franse Gemeenschap
Art. 3.De Dienst Adoptie van de Algemene Directie Hulpverlening aan de Jeugd van het Ministerie van de Franse Gemeenschap wordt aangewezen als Centrale Autoriteit van de Gemeenschap bij toepassing van artikel 12 van het decreet. HOOFDSTUK 4. - De adoptie-instellingen Afdeling 1. - Procedure voor de toekenning, de vernieuwing en de
intrekking van de erkenning, voor de schorsing van de toekenning van de subsidies, de machtigingen tot samenwerking in het buitenland, en voor het beroep
Art. 4.§ 1. De vereniging zonder winstoogmerk, de internationale vereniging zonder winstoogmerk of de publiekrechtelijke rechtspersoon die haar/zijn erkenning als adoptie-instelling wenst te verkrijgen overeenkomstig artikel 13 van het decreet of haar/zijn erkenning wenst te behouden overeenkomstig artikel 54 van het decreet, dient een aanvraag om erkenning bij de C.A.G. bij aangetekend schrijven in. De C.A.G. zendt er een afschrift van aan de Minister over.
De aanvraag omvat : 1° een exemplaar van de statuten, als het gaat om een vereniging zonder winstoogmerk of om een internationale vereniging zonder winstoogmerk, overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, gewijzigd op 2 mei 2002;2° de namen en adressen, kwalificaties en ervaringen op het gebied van adoptie, getuigschrift van goed zedelijk gedrag, voor de personen die tot het beheersorgaan behoren;3° de namen en adressen, kwalificaties en ervaringen, voor eensluidend verklaard afschrift van de diploma's, getuigschriften van goed zedelijk gedrag model 2, voor de personen die door de aanvrager in het kader van deze aanvraag worden tewerkgesteld;4° een aanvraag om samen te werken tot de interne adoptie of tot de interlandelijke adoptie of tot beide, waarbij de geplande samenwerkingsverbanden worden vermeld, en, in geval van interlandelijke adoptie, ten minste een geplande samenwerking in het buitenland wordt voorgesteld;5° een document tot bepaling van zijn werkwijze, zoals bedoeld in artikel 13, 3°, van het decreet;6° een document tot bepaling van de voorwaarden voor de infrastructuur en de werkwijze bedoeld in artikel 13, 5°, b), van het decreet en in artikel 14. § 2. De adoptie-instelling die een aanvraag om vernieuwing van haar erkenning wenst in te dienen, brengt de C.A.G. uiterlijk één jaar vóór het einde van haar erkenning op de hoogte daarvan.
Binnen de drie maanden volgend op die kennisgeving, deelt de C.A.G. de adoptie-instelling haar eventuele opmerkingen over die aanvraag mee.
De adoptie-instelling dient de aanvraag om vernieuwing van haar erkenning bij de C.A.G. bij aangetekend schrijven ten minste zes maanden vóór het einde van de erkenning in. Bij die aanvraag voegt zij een nota waarin de middelen worden uiteengezet die worden aangewend om de opmerkingen van de C.A.G. te beantwoorden, alsook elk stuk dat in voorkomend geval de documenten bedoeld in § 1, tweede lid, aanvult. § 3. Binnen de tien dagen volgend op de ontvangst van de aanvraag om toekenning of vernieuwing van de erkenning, zendt de C.A.G. een ontvangstbewijs aan de aanvrager over, en, als de aanvraag onvolledig is, vraagt ze de ontbrekende stukken of informatie. Wanneer de aanvraag volledig is, zendt de C.A.G. de aanvrager een schrijven over dat hem dit meedeelt.
Om de Erkenningscommissie bedoeld in artikel 46 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd op de hoogte te brengen, stelt de C.A.G. een verslag op binnen de drie maanden, als het gaat om een aanvraag om erkenning, en binnen de maand, als het gaat om een aanvraag om vernieuwing van de erkenning.
Zodra de aanvraag en het verslag die door de C.A.G. werden meegedeeld, ontvangen zijn, brengt de Erkenningscommissie de Minister op de hoogte van de ingediende aanvraag. Binnen de drie maanden volgend op de ontvangst van de aanvraag en het verslag die door de C.A.G. werden meegedeeld, legt de Erkenningscommissie de Minister haar advies voor.
Wordt die termijn niet in acht genomen, dan wordt het advies geacht uitgebracht te zijn.
Binnen de twee maanden volgend op de mededeling van het advies van de Erkenningscommissie, beslist de Minister over de aanvraag of de vernieuwing van de erkenning en deelt hij zijn beslissing aan de aanvrager bij aangetekend schrijven mee.
Bij weigering van de erkenning of de vernieuwing, kan de aanvrager een nieuwe aanvraag pas ten minste één jaar nadat hem van die weigering kennis werd gegeven, indienen.
Art. 5.Er kan een procedure voor de intrekking van de erkenning worden ingezet op initiatief van de C.A.G., die er de Minister vooraf op de hoogte van brengt, of op initiatief van de Minister.
De adoptie-instelling wordt bij aangetekend schrijven door de Minister of door de C.A.G. ervan op de hoogte gebracht dat een procedure voor de intrekking van de erkenning zal worden ingezet.
Binnen de maand volgend op die informatie, stelt de C.A.G. een verslag op dat de tekortkomingen vermeldt die aan de adoptie-instelling worden verweten. De C.A.G. deelt dat verslag mee aan de adoptie-instelling en aan de Minister.
De adoptie-instelling wordt verzocht de C.A.G. haar schriftelijke opmerkingen binnen de maand mee te delen.
Binnen de drie maanden volgend op de informatie bedoeld in het tweede lid, legt de Commissie haar advies aan de Minister voor. Wordt die termijn niet in acht genomen, dan wordt het advies geacht uitgebracht te zijn.
Binnen de twee maanden volgend op de mededeling van het advies van de Erkenningscommissie, beslist de Minister over de intrekking van de erkenning en deelt zijn beslissing aan de aanvrager bij aangetekend schrijven mee.
De adoptie-instelling waarvan de erkenning ingetrokken is, neemt, in onderlinge overeenstemming met de C.A.G., de maatregelen die geschikt zijn voor de voortzetting van het beheer van de lopende dossiers.
Art. 6.Bij een met redenen omklede beslissing kan de Minister de toekenning van subsidies aan een adoptie-instelling schorsen, nadat hij deze in gebreke heeft gesteld na te hebben vastgesteld dat de voorwaarden bedoeld in artikel 14, 3°, 8° en 9° van het decreet niet vervuld zijn of in het kader van een procedure voor de intrekking van de erkenning.
De beslissing van de Minister wordt bij aangetekend schrijven aan de adoptie-instelling meegedeeld.
De schorsing van de toekenning van de subsidies eindigt zodra de adoptie-instelling het bewijs levert dat de redenen waarmee de schorsing gemotiveerd wordt, bedoeld in artikel 14, 3°, 8° en 9°, van het decreet, niet meer bestaan. Indien de redenen waarmee ze gemotiveerd wordt na zes maanden schorsing nog altijd bestaan, kan een procedure voor de intrekking van de erkenning worden ingezet.
De schorsing van de toekenning van de subsidies eindigt ook wanneer de minister geen gevolg geeft aan een procedure voor de intrekking van de erkenning.
Art. 7.De adoptie-instelling kan een beroep bij de Regering indienen in geval van weigering, niet-vernieuwing of intrekking van de erkenning, en van schorsing van de subsidies.
Dat beroep wordt ingediend door de overzending van een aangetekend schrijven aan de C.A.G. binnen een termijn van vijftien werkdagen vanaf de datum van ontvangst van de beslissing tot weigering, niet-vernieuwing, intrekking van de erkenning of tot schorsing van de subsidies; die termijn loopt niet in juli en augustus. De C.A.G. zendt er een afschrift van aan de Minister over.
Het beroep heeft geen schorsende kracht.
De verzoeker heeft het recht over zijn beroepsmiddelen te worden gehoord. De Regering kan de C.A.G. vragen om de verzoeker te horen. In dat geval wordt een proces-verbaal van het verhoor door de C.A.G. en de verzoeker medeondertekend, en aan de Regering overgezonden.
De beslissing van de Regering wordt bij aangetekend schrijven aan de verzoeker meegedeeld, binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van ontvangst van het beroep.
Art. 8.De Minister oefent de bevoegdheden uit die aan de Regering bij de artikelen 18 en 20 van het decreet worden toegekend, voor de machtigingen tot samenwerking in het buitenland. Afdeling 2. - Toekenning van de subsidies
Art. 9.§ 1. Er wordt een provisionele jaarsubsidie tot dekking van de personeelskosten aan de adoptie-instellingen uitgekeerd.
Voor de instellingen die voor de interne adoptie erkend zijn, wordt de subsidie bedoeld in het eerste lid bepaald en toegekend op grond van de volgende normen inzake personeelsbestand : 1° een coördinator, in verhouding tot : a) één vierde van een voltijdse betrekking, indien de adoptie-instelling gemiddeld ten minste vijf adopties in de loop van de drie voorafgaande jaren heeft uitgevoerd;b) een halftijdse betrekking, indien ze gemiddeld ten minste tien adopties in de loop van de drie voorafgaande jaren heeft uitgevoerd;c) drie vierde van een voltijdse betrekking, indien ze gemiddeld ten minste vijftien adopties in de loop van de drie voorafgaande jaren heeft uitgevoerd;2° een maatschappelijk assistent, een assistent in de psychologie of een licentiaat in de psychologie voor de begeleiding na de adoptie, bedoeld in artikel 35, in verhouding tot : a) één tiende van een voltijdse betrekking, indien de adoptie-instelling gemiddeld minder dan tien adopties in de loop van de drie voorafgaande jaren heeft uitgevoerd;b) vier tiende van een voltijdse betrekking, indien ze gemiddeld ten minste tien adopties in de loop van de drie voorafgaande jaren heeft uitgevoerd;c) acht tiende van een voltijdse betrekking indien ze gemiddeld ten minste zestig adopties in de loop van de drie voorafgaande jaren heeft uitgevoerd;d) een voltijdse betrekking, indien ze gemiddeld ten minste honderd en tien adopties in de loop van de drie voorafgaande jaren heeft uitgevoerd;3° een maatschappelijk assistent, een assistent in de psychologie of een licentiaat in de psychologie voor de algemene taken van de instelling, in verhouding tot : a) één tiende van een voltijdse betrekking, indien de adoptie-instelling ten minste vijftien individuele sensibiliseringssessies heeft georganiseerd gedurende het voorafgaande jaar;b) twee tiende van een voltijdse betrekking, indien ze ten minste vijfenzeventig individuele sensibiliseringssessies heeft georganiseerd gedurende het voorafgaande jaar;c) drie tiende van een voltijdse betrekking, indien ze ten minste negentig individuele sensibiliseringssessies heeft georganiseerd gedurende het voorafgaande jaar;d) vier tiende van een voltijdse betrekking, indien ze ten minste honderd en tien individuele sensibiliseringssessies heeft georganiseerd gedurende het voorafgaande jaar. Voor de instellingen die voor de interlandelijke adoptie erkend zijn, wordt de subsidie bedoeld in het eerste lid toegekend op grond van de volgende normen inzake personeelsbestand : 1° een coördinator, in verhouding tot : a) één vierde van een voltijdse betrekking, indien de adoptie-instelling gemiddeld ten minste tien adopties in de loop van de drie voorafgaande jaren heeft uitgevoerd;b) een halftijdse betrekking, indien ze gemiddeld ten minste twintig adopties in de loop van de drie voorafgaande jaren heeft uitgevoerd;c) drie vierde van een voltijdse betrekking, indien ze gemiddeld ten minste dertig adopties in de loop van de drie voorafgaande jaren heeft uitgevoerd;2° een maatschappelijk assistent, een assistent in de psychologie of een psycholoog voor de postadoptieve begeleiding, bedoeld in artikel 35, in verhouding tot : a) één tiende van een voltijdse betrekking, indien ze gemiddeld minder dan tien adopties in de loop van de drie voorafgaande jaren heeft uitgevoerd;b) vier tiende van een voltijdse betrekking, indien ze gemiddeld ten minste tien adopties in de loop van de drie voorafgaande jaren heeft uitgevoerd;c) acht tiende van een voltijdse betrekking, indien ze gemiddeld ten minste zestig adopties in de loop van de drie voorafgaande jaren heeft uitgevoerd;d) een voltijdse betrekking, indien ze gemiddeld ten minste honderd en tien adopties in de loop van de drie voorafgaande jaren heeft uitgevoerd;3° een maatschappelijk assistent, een assistent in de psychologie of een licentiaat in de psychologie voor de algemene taken van de instelling, in verhouding tot : a) één tiende van een voltijdse betrekking, indien de adoptie-instelling ten minste vijftien individuele sensibiliseringssessies heeft georganiseerd gedurende het voorafgaande jaar;b) twee tiende van een voltijdse betrekking, indien ze ten minste vijfenzeventig individuele sensibiliseringssessies heeft georganiseerd gedurende het voorafgaande jaar;c) drie tiende van een voltijdse betrekking, indien ze ten minste negentig individuele sensibiliseringssessies heeft georganiseerd gedurende het voorafgaande jaar;d) vier tiende van een voltijdse betrekking, indien ze ten minste honderd en tien individuele sensibiliseringssessies heeft georganiseerd gedurende het voorafgaande jaar. De subsidies bedoeld in het tweede lid, 1°, en in het derde lid, 1°, worden niet toegekend, indien de adoptie-instelling gedurende het jaar dat voorafgaat aan de toekenning van de subsidie, niet ten minste 25 individuele sensibiliseringssessies heeft verricht.
Wanneer een adoptie-instelling zowel voor de interne adoptie als voor de interlandelijke adoptie wordt erkend, ontvangt ze de subsidie op grond van de categorie waarin ze het grote deel van haar adopties heeft verricht, berekend op grond van het gemiddelde van de drie voorafgaande jaren. § 2. In aanmerking komen voor de verantwoording van de provisionele jaarsubsidie bedoeld in § 1 : 1° voor de coördinator : de uitbetaling van de bezoldigingen of erelonen berekend op grond van de weddeschalen bedoeld in bijlage 4, punt E, 1°, barema A, van het besluit van 15 maart 1999 betreffende de algemene voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de diensten bedoeld bij artikel 43 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, met inbegrip van de geldelijke anciënniteit;voor de geldelijke anciënniteit worden in aanmerking genomen, de vorige prestaties verricht in een vereniging die op het gebied van de adoptie werkte vóór het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, de vorige prestaties verricht in de gesubsidieerde sector van de hulpverlening aan de jeugd en de vorige prestaties verricht in de onderwijssector; de toegekende geldelijke anciënniteit bedraagt hoogstens tien jaar; 2° zonder perken van de normen inzake personeelsbestand, voor de maatschappelijke assistenten of de assistenten in de psychologie of de licentiaten in de psychologie : de uitbetaling van de bezoldigingen of erelonen berekend op grond van de weddeschalen bedoeld in bijlage 4, punt B, 1°, van het in punt 1° bedoelde besluit met inbegrip van de geldelijke anciënniteit;voor de geldelijke anciënniteit worden in aanmerking genomen, de vorige prestaties verricht in een vereniging die op het gebied van adoptie werkte vóór het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, de vorige prestaties verricht in de gesubsidieerde sector van de hulpverlening aan de jeugd en de vorige prestaties verricht in de onderwijssector; de toegekende geldelijke anciënniteit bedraagt hoogstens tien jaar; 3° de uitbetaling van de wettelijke werkgeversbijdragen in verband met die bezoldigingen. Voor de verantwoording van de provisionele jaarsubsidie wordt eveneens in aanmerking genomen, het deel van de bezoldiging en van de wettelijke werkgeversbijdragen die de instelling moet betalen, als aanvulling bij de tegemoetkoming van de overheid, in het kader van de programma's voor wedertewerkstelling. § 3. Om de subsidie te kunnen ontvangen, moet het personeel houder zijn van de volgende diploma's : 1° coördinator : a) het diploma van bachelor of het eindgetuigschrift van het pedagogisch of sociaal hoger onderwijs, met uitsluiting van het diploma van bibliothecaris-documentalist, ten minste van het korte type, met volledig leerplan of voor sociale promotie;b) een master of licentiaat in de sector van de mens- en sociale wetenschappen, zoals bedoeld in punt 1 van artikel 3, § 1, van het decreet van de Franse Gemeenschap van 5 september 1994 tot regeling van de universitaire studies en de academische graden, inzonderheid met een pedagogische, sociale of gezondheidsoriëntatie;c) een master of een licentiaat in de economische wetenschappen of in de toegepaste economische wetenschappen;2° maatschappelijk assistent : maatschappelijk assistent of maatschappelijk assistent in strafinrichtingen;3° assistent in de psychologie : diploma assistent in de psychologie;4° psycholoog : master of licentiaat in de psychologie of in de opvoedingswetenschappen. De personen die geen bewijs leveren van het diploma vereist in punt 1°, a), b) of c) maar die het bewijs leveren van een nuttige ervaring van vijf jaar in het ambt van coördinator van een erkende adoptie-instelling kunnen de subsidie ontvangen. § 4. De subsidies bedoeld in § 1 worden op 1 januari van het betrokken jaar geïndexeerd overeenkomstig artikel 13, eerste lid, 2°, en tweede lid.
Art. 10.Er wordt een provisionele jaarsubsidie voor de werkingskosten, gelijk aan 3 % van de subsidie voor werkingskosten bedoeld in artikel 9, § 1, toegekend aan de adoptie-instelling voor de uitgaven in verband met opleidingen voor de personeelsleden van de multidisciplinaire ploeg en andere personeelsleden en de supervisie van de personeelsleden van de multidisciplinaire ploeg.
Art. 11.§ 1. Er wordt een provisionele jaarsubsidie van 9.000 euro toegekend aan de adoptie-instelling die voor de interne adoptie erkend is; die subsidie dekt de personeelskosten in verband met de werkzaamheden van de adoptie-instelling bedoeld in de artikelen 30 en 31 van het decreet. § 2. Er wordt een provisionele jaarsubsidie van 3.000 euro voor elke overeenkomstig artikel 18 goedgekeurde medewerking in het buitenland toegekend aan de adoptie-instelling erkend voor de interlandelijke adoptie, met een maximum van twee gesubsidieerde medewerkingsverbanden voor elke instelling.
Er wordt eveneens een provisionele jaarsubsidie van 3.000 euro toegekend aan de instelling die voor de interlandelijke adoptie erkend is, om opdrachten in het buitenland te financieren met het oog op het bepalen van nieuwe medewerkingsverbanden.
Die subsidies zijn bestemd voor het dekken van : a) de reis- en verblijfkosten van de coördinator en de personeelsleden van de multidisciplinaire ploeg in het betrokken land, b) de reis- en verblijfkosten in België van de buitenlandse medewerkers van de instelling, c) de kosten voor de opleiding van die medewerkers in België en in het betrokken vreemde land.
Art. 12.Er wordt een jaarlijks voorschot, dat overeenstemt met 80 % van het bedrag van de provisionele jaarsubsidie berekend volgens de bepalingen van artikel 9 en van het bedrag van de subsidies berekend volgens de bepalingen van de artikelen 10 en 11, toegekend aan de adoptie-instelling in de loop van het eerste semester van het lopende jaar.
Het saldo van de subsidie wordt uiterlijk 1 juni van het volgende jaar uitbetaald op overlegging van de stukken ter verantwoording van de uitgaven. De niet verantwoorde bedragen van de provisionele subsidies worden teruggevorderd.
Art. 12 bis. De Minister kan een bijzondere subsidie toekennen aan een adoptie-instelling die uitsluitend adopties van kinderen die een handicap vertonen zoals bepaald in de geldende wetgeving inzake kinderbijslag verrichten.
Art. 13.De jaarlijkse indexering van de bedragen bedoeld in artikel 9 wordt berekend op grond van de indexeringscoëfficiënt op 1 januari van het betrokken jaar, overeenkomstig : 1° de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld, zoals gewijzigd;2° de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Die bedragen worden gekoppeld aan de spilindex 138,01; de indexeringscoëfficiënt 1,0000 stemt overeen met de bedragen die op 1 januari 1990 geïndexeerd zijn. Afdeling 3. - Nadere regels voor de werking
Art. 14.De adoptie-instelling beschikt over een infrastructuur die bestaat uit specifieke lokalen die uitsluitend bestemd zijn voor de vervulling van de bij het decreet bedoelde opdrachten.
Die lokalen worden geschikt gemaakt : 1° voor de gesprekken met de kandidaat-adoptanten, de oorspronkelijke gezinnen, de geadopteerden en de adoptanten, om de bescherming van de persoonlijke levenssfeer maximaal te waarborgen;2° om de individuele dossiers bedoeld in artikel 14, 2° van het decreet te bewaren in omstandigheden die de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de raadpleging van de dossiers bedoeld in artikel 49 van het decreet mogelijk maken. Die lokalen moeten gedurende een minimumperiode van twintig uur per week, vijf dagen per week, toegankelijk zijn.
De telefoonwacht moet gedurende een minimumperiode van dertig uur per week worden gehouden.
Art. 15.De modelovereenkomst bedoeld in artikel 14, 1° van het decreet wordt vastgesteld in bijlage 1 voor de interlandelijke adoptie en in bijlage 2 voor de interne adoptie.
Art. 16.Het model van het individuele dossier bedoeld in artikel 14, 2° van het decreet wordt vastgesteld in bijlage 3.
Art. 17.De Minister stelt het model van het jaarlijkse activiteitenverslag bedoeld in artikel 14, 7° van het decreet vast.
Art. 18.De Minister stelt het model vast van het document ter verantwoording van de ontvangen bedragen bedoeld in artikel 14, 8° van het decreet.
Art. 19.De modelovereenkomst tussen de adoptie-instellingen en hun medewerkers in het buitenland bedoeld in artikel 17, tweede lid, 3° van het decreet, wordt in bijlage 4 vastgesteld.
Art. 20.Het model van de vragenlijst betreffende een aanvraag van een adoptie-instelling voor een medewerking in het buitenland bedoeld in artikel 17, tweede lid, 4°, van het decreet, wordt in bijlage 5 vastgesteld. HOOFDSTUK 5. - Adoptievoorbereiding
Art. 21.De C.A.G. kan derden het geheel of een deel van de animatie van de collectieve informatie- en sensibiliseringsvergaderingen bedoeld in artikel 25 van het decreet toewijzen.
Die derden moeten inzonderheid het bewijs leveren van : - een nuttige ervaring bij de opleiding van volwassenen of de animatie van groepen; - kennis in de aangelegenheden in verband met de adoptie, het ouderschap of ten minste het kind en het gezin.
Ze moeten zich ertoe verbinden het hoger belang van het kind te behartigen en de fundamentele rechten die hem worden toegekend in het Belgisch recht en het internationaal recht te eerbiedigen.
Art. 22.§ 1. Naar aanleiding van de collectieve informatievergaderingen bedoeld in artikel 23, § 1, van het decreet, krijgen de kandidaat-adoptanten een informatie over de juridische, culturele, ethische en menselijke aspecten van de adoptie, om hun de mogelijkheid te bieden om een gepaste kennis van de nationale en internationale context van de adoptie, van noodlijdende kinderen en van het recht van de personen te verkrijgen.
De duur van de collectieve informatievergaderingen is acht uur, verdeeld over ten minste twee vergaderingen.
Elke vergadering brengt ten hoogste twintig koppels of alleenstaande personen bijeen. § 2. Bij de collectieve sensibiliseringsvergaderingen, worden de kandidaat-adoptanten gevoelig gemaakt voor de psychologische, familiale en relationele inzet van de adoptie.
De duur van de collectieve sensibiliseringsvergaderingen is twaalf uur, verdeeld over tenminste drie vergaderingen.
Elke vergadering brengt ten hoogste twintig koppels of alleenstaande personen bijeen. § 3. Bij de individuele sensibiliseringsvergaderingen maken de kandidaten gebruik van de kennis en vaardigheden die werden verworven gedurende de collectieve voorbereidingsvergaderingen, en ondernemen, met de steun van vakmensen, individuele en koppelgesprekken.
De individuele sensibiliseringsvergaderingen bestaan uit drie psychologische individuele en of koppelgesprekken met een lid van de multidisciplinaire ploeg van de instelling. Ten minste één van die gesprekken wordt collegiaal door ten minste twee leden van de multidisciplinaire ploeg van de instelling gevoerd.
Art. 23.§ 1. Het bedrag vastgesteld voor de deelneming aan de collectieve informatievergaderingen bedoeld in artikel 22, § 1, is 50 euro. § 2. Indien de kandidaat-adoptanten, nadat ze alle collectieve informatievergaderingen hebben gevolgd, de voorbereidingscyclus wensen voort te zetten, storten ze de C.A.G. een bedrag van 100 euro, bestemd voor het dekken van de deelneming aan de collectieve sensibiliseringsvergaderingen bedoeld in artikel 22, § 2. § 3. Indien de kandidaten, nadat ze alle collectieve sensibiliseringsvergaderingen hebben gevolgd, de voorbereidingscyclus wensen voort te zetten, storten ze de door ze gekozen adoptie-instelling een bedrag van 350 euro, bestemd voor het dekken van de individuele sensibiliseringsgesprekken bedoeld in artikel 22, § 3.
Art. 24.§ 1. Met toepassing van artikel 24 van het decreet, wonen de kandidaat-adoptanten bedoeld in artikel 346-2, derde lid van het Burgerlijk Wetboek, één collectieve vergadering voor een specifieke informatie, en drie vergaderingen voor een individuele sensibilisering, zoals bedoeld in artikel 22, § 3, tweede lid, bij.
De kandidaten storten de C.A.G. een bedrag van 25 euro, bestemd voor het dekken van hun deelneming aan de collectieve vergadering voor een specifieke informatie.
Ze storten de door ze gekozen adoptie-instelling een bedrag van 350 euro bestemd voor het dekken van de gesprekken voor een individuele sensibilisering bedoeld in het eerste lid. § 2. Bij toepassing van artikel 24 van het decreet, wonen de kandidaat-adoptanten die reeds de volledige voorbereidingscyclus in het kader van een vroegere adoptie-procedure hebben gevolgd en die een nieuwe procedure wensen te ondernemen, één informatievergadering, twee collectieve vergaderingen voor een specifieke sensibilisering, en drie vergaderingen voor een individuele sensibilisering, zoals bedoeld in artikel 22, § 3, tweede lid, bij.
De kandidaten storten de C.A.G. een bedrag van 100 euro bestemd voor het dekken van hun deelneming aan de informatievergadering en aan de twee collectieve vergaderingen voor een specifieke sensibilisering.
Ze storten de door ze gekozen adoptie-instelling een bedrag van 350 euro, bestemd voor het dekken van de gesprekken voor een individuele sensibilisering bedoeld in het eerste lid.
Art. 25.Alle bedragen bedoeld in de artikelen 23 en 24 blijven toegekend aan de C.A.G. of aan de adoptie-instelling, ook al wonen de kandidaat-adoptanten niet alle voorbereidingsvergaderingen waarop ze betrekking hebben, bij.
Art. 26.De Minister keurt, om de drie jaar, de inhoud van de voorbereiding bedoeld in de artikelen 22 en 24 goed. HOOFDSTUK 6. - Maatschappelijk onderzoek
Art. 27.§ 1. Het maatschappelijk onderzoek bedoeld in de artikelen 1231-6, eerste lid, en 1231-29, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt door de C.A.G. georganiseerd, die ten minste twee maatschappelijke gesprekken verricht, waarvan één op de woonplaats van de kandidaat-adoptanten.
Geen kosten worden van de kandidaat-adoptanten geëist voor de verwezenlijking van die maatschappelijke gesprekken. § 2. Binnen de veertien dagen volgend op de verwezenlijking van de individuele sensibiliseringsvergaderingen, zendt de adoptie-instelling de kandidaat-adoptatnten en de C.A.G., het deel C (raadpleging van de diensten) van het verslag van het maatschappelijk onderzoek bedoeld in § 4 over. § 3. De C.A.G. stelt de huisarts van de kandidaat-adoptanten, of, bij gebreke daarvan, de arts die lid is van de multidisciplinaire ploeg van de adoptie-instelling die de individuele sensibiliseringsvergaderingen bedoeld in artikel 22, § 3 heeft verricht aan, om het medisch modelattest bedoeld in artikel 5 van het samenwerkingsakkoord op te stellen. § 4. Het verslag van het maatschappelijk onderzoek wordt opgesteld volgens het in bijlage 6 bedoelde model.
Art. 28.De adoptie-instelling brengt de C.A.G. op de hoogte van elke door haar verrichte psycho-medisch-sociale studie bedoeld in artikel 31, § 2, eerste lid, van het decreet.
Het model van de psycho-medisch-sociale studie wordt in bijlage 7 vastgesteld.
Art. 29.§ 1. Het maatschappelijk onderzoek bedoeld in artikel 1231-35 van het Gerechtelijk Wetboek wordt door de C.A.G. gevoerd.
De C.A.G. raadpleegt een erkende adoptie-instelling, om het advies bedoeld in artikel 1231-35 van het Gerechtelijk Wetboek in te winnen.
Het verslag van het maatschappelijk onderzoek wordt opgesteld volgens het in bijlage 8 bedoelde model. § 2. Het grondig maatschappelijk onderzoek bedoeld in artikel 348-11, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek wordt door de C.A.G. gevoerd.
Het verslag van het grondig maatschappelijk onderzoek wordt opgesteld volgens het model bedoeld in bijlage 12. HOOFDSTUK 7. - Matching
Art. 30.Het opstellen van het adoptieproject bedoeld in de artikelen 33, § 1, en 37, § 1, van het decreet steunt op één of meer individuele gesprekken met de leden van de multidisciplinaire ploeg van de instelling. Eén van die gesprekken wordt georganiseerd op de woonplaats van de kandidaat-adoptanten.
Art. 31.Het maximumbedrag van de kosten bedoeld in de artikelen 33, § 2, en 37, § 2, van het decreet is 2.500 euro, geïndexeerd.
Art. 32.Het model van de vragenlijst die door de kandidaat-adoptanten in te vullen is met toepassing van artikel 39 van het decreet, wordt in bijlage 9 vastgesteld.
Art. 33.§ 1. Opdat de C.A.G. het onderzoek van de aanvraag van de kandidaat-adoptanten bedoeld in de artikelen 39 en 40 van het decreet zou kunnen aanvatten, storten ze de C.A.G. een bedrag van 1.000 euro. § 2. Na de ondertekening door de kandidaat-adoptanten van de overeenkomst bedoeld in artikel 43 van het decreet, waarvan het model in bijlage 10 vastgesteld is, storten de kandidaat-adoptanten de C.A.G. een vast bedrag van 1.500 of 750 euro, naargelang de vertalingen al dan niet noodzakelijk zijn voor het gekozen land.
Art. 34.Het maximumbedrag bepaald voor elke begeleiding bedoeld in artikel 46, § 2 van het decreet, wordt op 200 euro vastgesteld.
Het bedrag van de begeleiding wordt door de adoptanten gestort aan de adoptie-instelling. HOOFDSTUK 8. - De postadoptieve begeleiding
Art. 35.De adoptie-instelling moet een individuele permanente begeleiding houden die aangepast is en gelijk is aan het aantal weekuren die overeenstemmen met de subsidies bedoeld in artikel 9, § 1, tweede lid, 2°, en derde lid, 2°.
De postadoptieve begeleiding heeft ten minste tot doel : - de moeilijkheden te voorkomen waarmee de adoptant en de geadopteerde geconfronteerd kunnen worden door een oplettend gehoor te verlenen en een voldoende bereidwilligheid te vertonen; - de adoptant en de geadopteerde te begeleiden door ze, zo nodig, te verwijzen naar de geschikte sociale en psychosociale diensten. HOOFDSTUK 9. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 36.§ 1. Voor het jaar 2005, naast de subsidies toegekend bij toepassing van het besluit van 11 juni 1999 betreffende de erkenning van de adoptie-instellingen, genieten de adoptie-instellingen de subsidies bedoeld in artikel 9, § 1, in verhouding tot het aantal maanden gedurende welke het decreet van kracht zal zijn. Voor de berekening van de subsidie bedoeld in artikel 9, § 1, worden de subsidies bedoeld in het tweede lid, 3°, en het derde lid, 3°, niet meegerekend; de subsidies bedoeld in het tweede lid, 2°, en het derde lid, 2°, verdubbeld. § 2. Voor het jaar 2006, voor de berekening van de subsidie bedoeld in artikel 9, § 1, worden de subsidies bedoeld in het tweede lid, 3°, en het derde lid, 3° niet meegerekend; de subsidies bedoeld in het tweede lid, 2°, en het derde lid, 2°, worden verdubbeld. § 3. Totdat de erkenning verkregen is overeenkomstig artikel 54 van het decreet, ontvangt een adoptie-instelling die haar activiteiten voor de interne adoptie en voor de interlandelijke adoptie de subsidie op grond van de categorie waarin ze het grootste deel van haar adopties heeft verricht, berekend op grond van het gemiddelde van de drie voorafgaande jaren.
Art. 37.De psycho-medisch-sociale studie die door de adoptie-instelling aangevat was vóór de inwerkingtreding van de wet van 24 april 2003 tot hervorming van de adoptie wordt voortgezet volgens de vroeger geldende wetgeving.
De adoptie-instelling deelt die studie mee aan de C.A.G., opdat de C.A.G. die zou kunnen meedelen aan de jeugdrechtbank, waanneer ze door deze aangevraagd wordt in het kader van artikel 24 bis van de wet van 24 april 2003 tot hervorming van de adoptie.
Art. 38.Het model van het aanhangsel bij de overeenkomst bedoeld in artikel 55 bis, § 1, tweede lid van het decreet wordt vastgesteld in bijlage 11.
Art. 39.Op 1 september 2005 treden in werking : 1° het decreet van 31 maart 2004 betreffende de adoptie;2° dit besluit.
Art. 40.De Minister tot wiens bevoegdheid de Hulpverlening aan de Jeugd behoort, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 7 oktober 2005.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK