gepubliceerd op 02 juli 2004
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de opleidingen tijdens de loopbaan van de personeelsleden van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, van de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector en van de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren
17 MAART 2004. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de opleidingen tijdens de loopbaan van de personeelsleden van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, van de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector en van de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 1, § 2 en § 3, gewijzigd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 augustus 1970 betreffende de toekenning van verlof en van een vergoeding van sociale promotie aan sommige categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 25 oktober 2002 tot oprichting van een " Ecole d'Administration publique " (School voor overheidsbestuur) in de Franse Gemeenschap, inzonderheid op artikel 2.4;
Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1;
Gelet op het decreet van 1 juli 1982 houdende oprichting van een Commissariaat-generaal bij de Internationale Betrekkingen, inzonderheid op artikel 1;
Gelet op het decreet van 27 maart 2002 houdende de oprichting van het Overheidsbedrijf voor de Nieuwe Informatie- en Communicatietechnologieën van de Franse Gemeenschap (ETNIC), inzonderheid op artikel 13, vervangen door het decreet van 27 maart 2003;
Gelet op het decreet van 17 juli 2002 houdende hervorming van de "Office de la Naissance et de l'Enfance", afgekort "ONE", inzonderheid op artikel 24;
Gelet op het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het buitengewoon onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan, inzonderheid op artikel 45 vervangen bij artikel 9 van het decreet van 27 februari 2003 tot oprichting van een "Ecole d'Administration publique" (School voor Overheidsbestuur) van de Franse Gemeenschap met afzonderlijk beheer en tot diverse wijzigingen met het oog op de invoering van een mandatenstelsel voor de ambtenaren-generaal in de Diensten van de Franse Gemeenschapsregering, sommige instellingen van openbaar nut die ervan afhangen en in de universiteiten die worden ingericht door de Franse Gemeenschap;
Gelet op het decreet van 27 februari 2003 betreffende de radio-omroep, inzonderheid op artikel 137;
Gelet op het protocol nr. 293 van het Comité van Sector XVII, gesloten op 25 juni 2003;
Gelet op het advies van de Directieraad van het Ministerie van de Franse Gemeenschap, gegeven op 2 juni 2003;
Gelet op het advies van de Directieraad van de "Office de la Naissance et de l'Enfance", gegeven op 22 mei 2003;
Gelet op het advies van de Directieraad van het Commissariaat-generaal voor Internationale betrekkingen, gegeven op 23 juni 2003;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 7 mei 2003;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 8 mei 2003;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken van 8 mei 2003;
Gelet op de beraadslaging van de Regering over de aanvraag aan de Raad van State om advies te verlenen binnen een maximale termijn van dertig dagen;
Gelet op het advies nr. 36.336/2 van de Raad van State, gegeven op 19 januari 2004, bij toepassing van artikel 84, lid 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Ambtenarenzaken;
Gelet op de beraadslaging van de Regering van 17 maart 2004, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, van de Hoge raad voor de Audiovisuele Sector en van de Instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder : 1° Leidend ambtenaar : de ambtenaar-generaal die de leiding heeft van het Ministerie van de Franse Gemeenschap, van de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector of van een Instelling van openbaar nut die ressorteert onder het Comité van Sector XVII, elk wat de administratieve entiteit betreft waarover hij de leiding heeft;2° Personeelslid : de personen die, met eender welke hoedanigheid, lid zijn van het personeel van het Ministerie van de Franse Gemeenschap, van de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector of van een instelling van openbaar nut die ressorteert onder het Comité van Sector XVII;3° Ecole d'Administration publique : School voor Overheidsbestuur opgericht binnen het Ministerie van de Franse Gemeenschap bij artikel 1 van het besluit van de Regering van 25 oktober 2002 tot oprichting van een " Ecole d'Administration publique " (School voor Overheidsbestuur) in de Franse Gemeenschap;4° Vormingsraad : de Vormingsraad bedoeld in artikel 5 van het besluit van de Regering van 25 oktober 2002 tot oprichting van een " Ecole d'Administration publique " (School voor Overheidsbestuur) in de Franse Gemeenschap;
Art. 3.De bij dit besluit bedoelde opleidingen tijdens de loopbaan zijn de volgende : 1° de transversale opleidingen waarvan jaarlijks voor elke administratieve entiteit door de "Ecole d'Administration publique" een lijst opgesteld wordt op basis van programma's die gekozen werden door de Vormingsraad zoals bedoeld bij de definitie van de bevoegdheden, vastgelegd door elke Ambtenaar-generaal bij toepassing van het criterium van meerwaarde, die de bedoelde bevoegdheden geacht worden aan de betrokken globaal beschouwde administratieve entiteit te verschaffen;2° de specifieke vormingen die erkend zijn door de " Ecole d'Administration publique" omdat ze aan specifieke en uitzonderlijke behoeften voldoen van bevoegdheden vastgesteld door een Ambtenaar-generaal, na de instemming van de Vormingsraad wat de gelijkstelling tussen het beoogde vormingsprogramma en het nut zoals bepaald door de betrokken administratieve entiteit betreft;3° de opleiding bewezen door het brevet voor overheidsmanagement bedoeld bij artikel 2 van het besluit van de Regering van 25 oktober 2002 tot oprichting van een " Ecole d'Administration publique " (School voor Overheidsbestuur) in de Franse Gemeenschap, hierna "het brevet" genoemd;4° de opleiding bewezen door het slagen voor een vergelijkend examen voor overgang naar een hoger niveau bedoeld bij artikel 44 van het besluit van de Regering van 22 juli 1996 houdende het statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, hierna "het vergelijkend examen" genoemd". De facultatieve of verplichte gemeenschappelijke dienstvormingen worden niet in dit decreet beoogd. HOOFDSTUK II. - De administratieve en geldelijke valorisatie van de opleidingen tijdens de loopbaan. Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 4.De personeelsleden die met vrucht een bij dit besluit bedoelde opleiding gevolgd hebben, krijgen een premie waarvan het maximaal bedrag vastgesteld is op 1500 EUR, ongeacht het niveau van hun bezoldigingsschaal.
Om recht te hebben op de in lid 1 bedoelde premie moet het betrokken personeelslid aan de personeelsdienst van de administratieve entiteit waartoe hij behoort een kopie van het diploma dat met deze opleiding overeenstemt of, indien hij voor deze opleiding geen akte kan indienen die bewijst dat het lid voor een examen geslaagd is, een overeenstemmend getuigschrift dat opgesteld is in de vorm en volgens de criteria die door de " Ecole d'Administration publique " vastgesteld zijn, indienen.
Art. 5.Voor elke opleiding wordt door de " Ecole d'Administration publique " en door de Vormingsraad na het advies van de betrokken Ambtenaar-generaal of ambtenaren-generaal een coëfficiënt toegekend van 0 tot 10 waarvan het maximum overeenstemt met het geheel van het maximaal bedrag bedoeld bij artikel 4, lid 1.
De vaststelling van de in lid 1 bedoelde coëfficiënt houdt rekening met het belang van de opleiding wat de meerwaarde betreft voor de betrokken administratieve entiteit en met de dwang van de opleiding voor het personeelslid dat de opleiding volgt.
Slechts de opleidingen van minimaal 200 uur, met inbegrip van het opstellen van een geschreven werk of van het lopen van een stage wanneer één van de twee vereist is, kunnen een coëfficiënt krijgen die hoger is dan 5.
De personeelsleden hebben recht op een premie zoals die berekend is op het moment waarop ze zich voor de opleiding inschrijven. Het schrappen van de vermelding van een opleiding bedoeld in artikel 3, 1° en 2° of het verminderen van een coëfficiënt die vastgesteld is bij toepassing van dit artikel, is niet van toepassing op hen.
Om de twee jaar overhandigt de " Ecole d'Administration publique " een gemotiveerd verslag aan de Minister van Ambtenarenzaken over de inhoud van de lijst van de transversale opleidingen. Dat verslag bevat eveneens een lijst van de specifieke vormingen die gevolgd zijn.
Art. 6.De premie wordt uitbetaald in januari van het jaar dat volgt op het jaar waarop het personeelslid het in artikel 4, lid 2, vereiste document levert, behalve wat de premie bedoeld in artikel 17 betreft.
Wanneer het personeelslid wegens onvolledige prestaties geen bezoldiging geniet, wordt de premie, houdend rekening met die referentiebezoldiging, verminderd naar evenredigheid van de bezoldigingen die gestort zijn op de rekening van het betrokken personeelslid tijdens het bedoelde jaar.
Art. 7.De statutaire personeelsleden van niveau 2+, 2 en 3 die geslaagd zijn voor een transversale of specifieke opleiding waarbij zij een diploma krijgen dat hen toegang verleent, binnen de bestuurseenheid waaronder ze ressorteren, tot de werving in een hoger niveau, worden geacht geslaagd te zijn voor een vergelijkend examen van overgang naar een hoger niveau. Op eigen aanvraag krijgen ze toegang tot dat hogere niveau.
Indien een contractueel personeelslid dat een opleiding volgt of heeft gevolgd zoals bedoeld bij het eerste lid vast benoemd wordt, geniet hij ook de bij het eerste lid bedoelde maatregel.
De kandidaten voor de overgang naar een hoger niveau bij toepassing van dit artikel hebben de voorrang op de geslaagden voor een vergelijkend examen voor overgang naar een hoger niveau indien zij het bij het eerste lid bedoelde diploma hebben behaald op een datum voor het slagen voor genoemd vergelijkend examen.
Art. 8.Een opleiding tijdens de loopbaan wordt enkel gevaloriseerd bij toepassing van dit besluit als het personeelslid dat erom vraagt deze hoedanigheid van personeelslid heeft kunnen genieten tijdens de hele duur van de betrokken opleiding.
Art. 9.De premies die vastgesteld zijn bij toepassing van dit besluit zijn gebonden aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de regels bedoeld bij de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.
De premies zijn verbonden aan de spilindex 138,01.
Wanneer het personeelslid aanspraak kan maken op meerdere premies wegens het volgen van opleidingen voor verschillende opleidingscategorieën zoals bepaald in artikel 3, komt enkel de opleidingscategorie, die voor hem de gunstigste is, in aanmerking voor de toepassing van dit hoofdstuk.
Art. 10.In functie van de beschikbare kredieten wordt de Minister van Ambtenarenzaken ertoe gemachtigd de bij toepassing van dit hoofdstuk vastgestelde premies te verhogen of te verlagen ten belope van de helft van de maximale bedragen vastgesteld bij artikel 4, na de Vormingsraad te hebben geraadpleegd. Afdeling 2. - De transversale opleidingen
Art. 11.Het personeelslid dat met vrucht een transversale opleiding gevolgd heeft, geniet de in afdeling 1 van dit hoofdstuk bedoelde premie.
Doch wordt de premie enkel toegekend aan ambtenaren van niveau 1 en 2+ na een opleiding die een minimaal urenaantal bedraagt van tweehonderd uur, behoudens afwijking toegekend door de Regering. Afdeling 3. - Specifieke opleidingen
Art. 12.Het personeelslid dat met vrucht een specifieke opleiding gevolgd heeft, geniet de in afdeling 1 van dit hoofdstuk bedoelde premie.
De premie wordt evenwel enkel toegekend aan ambtenaren van niveau 1 en 2+ wegens het volgen van een opleiding die een minimal urenaantal bedraagt van tweehonderd uur, behoudens afwijking toegekend door de Regering.
Art. 13.De inschrijvingskosten van een personeelslid voor een specifieke opleiding zijn ten laste van de begroting van de Franse Gemeenschap.
Het betrokken personeelslid heeft daarenboven, voor de verplaatsingen voor zijn deelname aan de specifieke opleiding, recht op de terugbetaling van de reiskosten op de voorwaarden en volgens de tarieven vastgesteld bij de reglementering van toepassing op de personeelsleden van de bestuurseenheid waaronder het lid ressorteert. Afdeling 4. - Het brevet
Art. 14.Het personeelslid dat houder is van het brevet, geniet de in afdeling 1 van dit hoofdstuk bedoelde premie.
Het bedrag van deze premie is het maximaal bedrag dat bij toepassing van artikel 4 per niveau bepaald is, onverminderd de toepassing van artikel 11.
Art. 15.Het betrokken personeelslid heeft, voor de verplaatsingen voor zijn deelname aan de opleiding die bewezen is door het brevet, recht op de terugbetaling van de reiskosten op de voorwaarden en volgens de tarieven die vastgesteld zijn bij de reglementering van toepassing op de personeelsleden van de administratieve entiteit waaronder het lid ressorteert. Afdeling 5. - Het vergelijkend examen
Art. 16.Het statutair personeelslid dat geslaagd is voor een vergelijkend examen bedoeld in artikel 3, 4°, geniet de premie bedoeld in afdeling 1 van dit hoofdstuk als hij binnen de twaalf maanden van het slagen voor zijn examen geen bevordering krijgt.
Het statutair personeelslid dat geslaagd is voor een vergelijkend examen bedoeld in artikel 3, 4°, geniet dezelfde premie, tenzij hij vast benoemd wordt binnen de twaalf maanden van zijn slagen.
Het bedrag van deze premie is noodzakelijkerwijze het maximaal bedrag dat bij toepassing van artikel 4 per niveau bepaald is.
De premie wordt uitbetaald op het einde van de in lid 1 bedoelde twaalf maanden. HOOFDSTUK III. - Opleidingsverloven voor transversale, specifieke opleidingen en het brevet
Art. 17.De opleidingsverloven zijn dienstvrijstellingen die ieder personeelslid kan genieten dat ingeschreven is voor een bij artikel 3, 1°, 2° en 3°, bedoelde opleiding.
Art. 18.De opleidingsverloven worden genomen in de vorm van dagen, halve dagen of uren, al dan niet continu, met een maximum per school- of academiejaar, hierna gepreciseerd : 1° 180 uur voor het brevet en de universitaire opleidingen of de opleidingen van universitair niveau;2° 120 uur voor de andere opleidingen. Er mag enkel één uurkrediet toegekend worden per school- of academiejaar.
Het aantal hierboven bedoelde maximum uren dient, bovendien, noodzakelijkerwijze beperkt te worden tot dat van de duur van de opleiding wanneer deze duur korter is dan dit refertekrediet.
Voor het brevet en de specifieke opleidingen, wordt het hoger bedoelde urenkrediet vermeerderd zodat het overeenstemt met de duur van de opleiding wanneer het aantal uren gedekt door deze hoger ligt dan het bij het eerste lid bedoeld urenkrediet.
Voor de berekening van de duur van de opleiding die recht geeft op het urenkrediet, wordt het aantal uren waarvoor de ambtenaar vrijgesteld is wegens vorige of lopende studies, afgetrokken.
Art. 19.Voor de berekening van het aantal uren opleidingsverlof, wordt tevens rekening gehouden met de prestaties van de ambtenaar gedurende het referentiejaar.
Geven aanleiding tot een evenredige vermindering van het opleidingsverlof : 1° de periodes van het referentiejaar gedurende dewelke het personeelslid zich niet kan beroepen op de bij artikel 2, 2°, bedoelde hoedanigheid;2° de afwezigheden gedurende dewelke het personeelslid in non-activiteit of in disponibiliteit gesteld wordt;3° het verlof bedoeld bij de artikelen 11 en 12 van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende sommige verloven toegestaan aan personeelsleden van de Rijksbesturen en betreffende de afwezigheden wegens persoonlijke aangelegenheid of elke andere bepaling ter vervanging ervan;4° het verlof wegens verminderde prestaties gewettigd door familiale of sociale redenen;5° het verlof wegens onderbreking van de beroepsloopbaan;6° het verlof voortvloeiend uit een maatregel tot herverdeling van het werk in de openbare sector.
Art. 20.§ 1. Het personeelslid dat een opleidingsverlof aanvraagt moet zich beroepen op een inschrijvingsattest voor de opleiding die recht geeft op dit verlof of elke akte die bewijskracht heeft uitgereikt door de School.
De akte bedoeld bij het vorig lid vermeldt de duur van de opleiding voor ieder school- of academiejaar dat gedekt wordt. Deze duur omvat, desgevallend, de tijd die noodzakelijk is voor het opstellen van een schriftelijk werk of voor de follow-up van een stage als een van beide vereist is. § 2. De dienstvrijstelling wordt toegekend door het personeelslid bevoegd om het jaarlijks verlof toe te kennen, na voorlegging van het bij § 1 bedoeld attest. Er wordt er ontvangst van bericht. § 3. De vrijstelling kan enkel op een bepaald ogenblik geweigerd worden als gevolg van bijzondere omstandigheden die verband houden met dienstvereisten. § 4. In de afwezigheid van een beslissing binnen de tien dagen van de ontvangst van de aanvraag om vrijstelling, wordt deze geacht toegekend te worden.
Er wordt aan het betrokken personeelslid kennisgegeven van de weigering tot toekenning van een dienstvrijstelling binnen dezelfde termijn. § 5. In geval van weigering kan het betrokken personeelslid, binnen de vijf dagen van overschrijding van deze termijn, de arbitrage vragen van de leidend ambtenaar van de School.
De leidend ambtenaar bedoeld bij het vorig lid treft de nodige onderzoeksmaatregelen.
Noodzakelijkerwijze hoort hij, op hun aanvraag, het personeelslid te dien eind aangewezen door de leidend ambtenaar van de betrokken bestuurseenheid, en het personeelslid dat de zaak bij hem aanhangig gemaakt heeft, desnoods vergezeld van de persoon van zijn keuze.
Binnen de vijftien dagen nadat de zaak bij hem aanhangig gemaakt wordt, treft hij een beslissing.
Indien de beslissing de weigering als ongegrond bestempelt, kan de vrijstelling niet meer geweigerd worden ten opzichte van bedoelde opleiding voor het bedoelde personeelslid.
Art. 21.De personeelsleden die vrijstellingen hebben gekregen worden ertoe gehouden aan de personeelsdienst van de bestuurseenheid waaronder zij ressorteren, ten laatste binnen de twee maanden die volgen op het betrokken school- of academiejaar, attesten te laten geworden waarbij een onafgebroken bezoek aan de opleiding die tot de toekenning van het opleidingsverlof aanleiding gaf, gestaafd wordt of, wanneer dit vereiste niet in gebruik is, een vrijstelling uitgereikt door de School voor overheidsbestuur in de vorm en volgens de criteria die zij bepaalt.
In de zin van het vorige lid wordt als "onafgebroken" beschouwd, het bezoek dat minstens 4/5e van de opleiding dekt die effectief zou moeten hebben worden gevolgd.
Op het einde van de opleiding zenden de personeelsleden die een vrijstelling hebben genoten aan dezelfde dienst een attest om van deelname te bewijzen aan de proef of de proeven ter bekrachtiging van de opleiding naar rata waarvan zij een urenkrediet hebben genoten of een vrijstelling gelijk aan deze bedoeld bij het eerste lid.
Het personeelslid dat een van de boven vermelde verplichtingen niet in acht neemt, verliest gedurende vier jaar het genot van het verlofstelsel ingericht door dit hoofdstuk.
Art. 22.Behoudens tegengestelde beslissing van de leidend ambtenaar die de leiding heeft van de betrokken bestuurseenheid, mag het opleidingsverlof niet meer dan één keer voor dezelfde opleiding toegekend worden.
Wanneer eenzelfde opleiding meerdere school- of academiejaren bestrijkt en het personeelslid dat aan deze opleiding deelneemt al het jaarlijks opleidingsverlof niet gebruikt waarop hij recht zou kunnen hebben in toepassing van artikel 19, kunnen de niet opgenomen verlofdagen, op met redenen omklede aanvraag van dit personeelslid, overgebracht worden naar een later opleidingsjaar bij beslissing van dezelfde leidend ambtenaar. HOOFDSTUK IV. - Studieverlof voor overgangsexamens
Art. 23.Het studieverlof bestaat uit dienstvrijstellingen dat elke ambtenaar ingeschreven voor een overgangsexamen ingericht door SELOR met het oog op de bevordering door overgang tot een hoger niveau in betrekkingen van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, van de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector of instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren, kan genieten.
Art. 24.Het studieverlof wordt genomen in de vorm van dagen of halve dagen, al dan niet continu, gedurende de periode van twee maanden die voorafgaat aan de geplande datum voor de betrokken proef.
Het urenkrediet wordt op tien dagen bepaald.
Voor iedere geslaagde proef kan de ambtenaar een krediet van drie bijkomende dagen krijgen voor de latere proeven.
De aantallen dagen bedoeld bij de vorige leden vertegenwoordigen een welbepaald krediet, per ambtenaar en voor de toegang van deze tot ieder hoger niveau, voor de duur van zijn loopbaan. Dit krediet wordt bepaald op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit.
Het kan gebruikt worden door iedere ambtenaar ingeschreven voor een of meerdere proeven van een sessie van een enkel overgangsexamen.
Indien een ambtenaar zich simultaan inschrijft voor de proeven van twee examens, heeft hij enkel recht op één van beide kredieten.
Art. 25.De toekenning van vrijstellingen wordt ondergeschikt aan de deelneming aan de cycli voorbereidende cursussen ingericht door de School, die het onafgebroken schoolbezoek nagaat via aanwezigheidslijsten.
Wordt geacht deel te hebben genomen aan een opleidingssessie het personeelslid dat de aanwezigheidslijst heeft getekend op het begin en op het einde van iedere zitting of op het begin en op het einde van iedere halve dag wanneer de zitting op een hele dag verspreid is.
De School geeft verslag aan de betrokken leidende ambtenaren over het onafgebroken schoolbezoek van het personeel dat onder hun bevoegdheid valt.
De ambtenaren die deel hebben genomen aan minstens 4/5de van de zitting waaruit deze cursussencycli bestaan, kunnen, binnen de perken bepaald bij artikel 25, dienstvrijstellingen genieten.
Art. 26.De dienstvrijstelling wordt toegekend door het personeelslid bevoegd om het jaarlijks verlof toe te kennen, na voorlegging van het bij § 1 bedoeld attest. Er wordt er ontvangst van bericht.
De vrijstelling kan enkel op een bepaald ogenblik geweigerd worden als gevolg van bijzondere omstandigheden die verband houden met dienstvereisten.
In de afwezigheid van een beslissing binnen de tien dagen van de ontvangst van de aanvraag om vrijstelling, wordt deze geacht toegekend te worden.
Er wordt aan het betrokken personeelslid kennisgegeven van de weigering tot toekenning van een dienstvrijstelling binnen dezelfde termijn.
In geval van weigering kan het betrokken personeelslid, binnen de vijf dagen van overschrijding van deze termijn, de arbitrage vragen van de leidend ambtenaar van de School.
De leidend ambtenaar bedoeld bij het vorig lid treft de nodige onderzoeksmaatregelen.
Noodzakelijkerwijze hoort hij, op hun aanvraag, het personeelslid te dien eind aangewezen door de leidend ambtenaar van de betrokken bestuurseenheid, en het personeelslid dat de zaak bij hem aanhangig gemaakt heeft, desnoods vergezeld van de persoon van zijn keuze.
Binnen de vijftien dagen nadat de zaak bij hem aanhangig gemaakt wordt, treft hij een beslissing.
Indien de beslissing de weigering als ongegrond bestempelt, kan de vrijstelling niet meer toegekend worden ten opzichte van bedoelde opleiding voor het bedoelde personeelslid.
Art. 27.De ambtenaren die vrijstellingen hebben gekregen, worden ertoe gehouden de oproepingsbrief van SELOR aan de ambtenaren die de vrijstellingen hebben toegekend, over te leggen. Als zij deze verplichting niet in acht nemen, verliezen zij gedurende vier jaar het genot van het verlofstelsel ingericht door dit hoofdstuk.
De afwezigheid op examens die te wijten is aan gevallen van overmacht moet ook verantwoord worden bij dezelfde ambtenaren.
Art. 28.Iedere examendag wordt gelijkgesteld met een normale dagprestatie.
Behoudens tegengestelde instructie schriftelijk uitgedrukt door de ambtenaar die de leiding heeft van de bestuurseenheid waarin de ambtenaar zijn beroepsactiviteiten uitoefent, wordt de ambtenaar er niet toe gehouden naar zijn werkplaats terug te keren op het einde van het examen.
Nochtans, wanneer de proef op een zaterdag of een zondag ingericht is, geniet de gegadigde een dag compensatie die, met de instemming van de rechtstreekse hiërarchische meerdere, genomen dient te worden ofwel de laatste vrijdag voor de proef of de eerste maandag na de proef. HOOFDSTUK V. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 29.Het koninklijk besluit van 21 augustus 1970 betreffende de toekenning van verlof en van een vergoeding van sociale promotie aan sommige categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel, wordt opgeheven.
Doch blijft het van toepassing op de personeelsleden die dat stelsel genoten op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 30.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 31.De Minister van Ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 17 maart 2004.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Ambtenarenzaken, Ch. DUPONT