gepubliceerd op 31 maart 2004
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de wetenschappelijke instellingen van de Franse Gemeenschap
17 DECEMBER 2003. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de wetenschappelijke instellingen van de Franse Gemeenschap
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, inzonderheid op artikel 87, § 3;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 december 2000 tot bepaling van de algemene principes, zoals gewijzigd;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 december 2003 houdende het organiek statuut van de wetenschappelijke instellingen van de Franse Gemeenschap;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën van 30 januari 2002;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 31 januari 2002;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken van 17 december 2003;
Gelet op het protocol nr. 291 van het comité van sector XVII, gesloten op 4 juni 2003;
Gelet op de beraadslaging van de Regering over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van één maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 3 november 2003 met toepassing van artikel 84, lid 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Cultuur, Begroting, Ambtenarenzaken, Jeugdzaken en Sport;
Gelet op de beraadslaging van de Regering van 17 december 2003;
Besluit : HOOFDSTUK I
Artikel 1.Dit statuut is van toepassing op het wetenschappelijk personeel van de wetenschappelijke instellingen van de Franse Gemeenschap opgericht met toepassing van de bepalingen van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 december 2003 betreffende het organiek statuut van de wetenschappelijke instellingen van de Franse Gemeenschap.
Art. 2.Onder bevoegde minister in de zin van dit besluit, dient te worden verstaan : de Minister(s) waaronder de betrokken wetenschappelijke instelling ressorteert.
Onder Wetenschappelijke Raad in de zin van dit besluit dient te worden verstaan, de Wetenschappelijke Raad opgericht krachtens artikel 7 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 december 2003 betreffende het organiek statuut van de wetenschappelijke instellingen van de Franse Gemeenschap. HOOFDSTUK II. Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 3.§ 1. Onverminderd hoofdstuk III, omvat de wetenschappelijke loopbaan van het wetenschappelijk personeel drie rangen : a) rang A;b) rang B;c) rang C. Rang A omvat de graden van attaché, assistent en eerste assistent.
Rang B omvat de graad van werkleider.
Rang C omvat de graad van geaggregeerde werkleider.
De overgang van een ambtenaar in opeenvolgende orde naar die verschillende rangen wordt gebaseerd op zijn wetenschappelijke anciënniteit alsook op zijn bekwaamheidsbewijzen en verdiensten; hij hangt niet van een vacante betrekking af.
Hij wordt geregeld door de bepalingen van afdeling 4 van dit hoofdstuk. § 2. Onverminderd de bepalingen die inzonderheid vermeld zijn in de artikelen 5, 6 en 9 van dit besluit, worden de graden van attaché, assistent en eerste assistent toegekend aan de ambtenaren die in rang A worden aangeworven onder de volgende voorwaarden : 1° Attaché : - houder zijn van het diploma van licentiaat;2° Assistent : - houder zijn van het diploma van doctor behaald na de openbare verdediging van een verhandeling;3° eerste assistent : - in vast verband in rang A benoemd worden en houder zijn van het onder 2° vermelde diploma.
Art. 4.Onder wetenschappelijke anciënniteit wordt de duur verstaan : 1° van de diensten gepresteerd in de stand dienstactiviteit door de ambtenaar sedert zijn indiensttreding als lid van het wetenschappelijk personeel van één van de in artikel één van dit besluit bedoelde instellingen;2° van de opdrachten uitgeoefend door de ambtenaar in het belang van het hoger onderwijs of van de wetenschap, ook al werd de ambtenaar, om die te verrichten, in de stand non-activiteit geplaatst. Als wetenschappelijke anciënniteit wordt eveneens in aanmerking genomen : 1° de duur van de diensten die door de ambtenaar werden gepresteerd vóór zijn indiensttreding in de in artikel 1 bedoelde instellingen, als lid van het onderwijzend of wetenschappelijk personeel, met inbegrip van de vrijwillige assistenten, van een Belgische universiteit of ermee gelijkgestelde instelling krachtens de gecoördineerde wetten op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens;2° de duur van de wetenschappelijke activiteit van de ambtenaar, vóór zijn indiensttreding in die instellingen, als begunstigde van een bezoldiging of een subsidie toegekend door : a) de Staat, een Gemeenschap, een Gewest, een Gemeenschapscommissie of een internationale instelling die door één van voormelde overheden wordt erkend, of een buitenlandse staat die met België door een cultureel akkoord wordt gebonden;b) de provincies, de gemeenten, het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, de instellingen voor onderzoek van de vroegere kolonie Belgisch-Congo of van de vroeger door België bestuurde gebieden, alsook alle andere openbare of private diensten of instellingen voor wetenschappelijk onderzoek of voor financiering van het wetenschappelijk onderzoek, op voorwaarde dat die instellingen of diensten waarbij de wetenschappelijke activiteit werd uitgeoefend, vermeld staan op de lijst die door de Minister bevoegd voor het wetenschappelijk onderzoek wordt opgemaakt. De duur van de diensten gepresteerd als titularis van een ambt houdende onvolledige prestaties wordt tot het passende beloop geraamd. Afdeling 2. - Werving
Art. 5.§ 1. Voor elk van de instellingen bedoeld bij dit besluit wordt een commissie voor werving en bevordering ingesteld - hierna met de woorden "de commissie" aangeduid en samengesteld als volgt : 1° als voorzitter : de afgevaardigde bestuurder van de SELOR of diens vertegenwoordiger;2° als lid : de leden van de wetenschappelijke raad en de ambtenaar-generaal die de leiding heeft van de Algemene Directie waaronder de wetenschappelijke instelling ressorteert, hierna de ambtenaar-generaal genoemd, of, bij diens afwezigheid, een ambtenaar-generaal aangesteld door de bevoegde minister. In voorkomend geval, kan de commissie worden aangevuld met een wetenschappelijke persoonlijkheid die bevoegd is in de wetenschappelijke tak(ken) waaronder de post ressorteert, en die gekozen wordt volgens dezelfde criteria als deze die vermeld zijn in artikel 7, § 2 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende het organiek statuut van de wetenschappelijke instellingen van de Franse Gemeenschap.
De Voorzitter stelt een rapporteur aan onder het wetenschappelijk personeel dat al dan niet de leiding heeft van de instelling; hij kan lid zijn van de wetenschappelijke raad. § 2. Op de voordracht van de directeur bepaalt de Minister, na advies van de wetenschappelijk directeur, de specialiteit waarvoor de werving zal plaatsvinden. § 3. De commissie brengt de adviezen uit en doet de voorstellen die vereist zijn voor de benoeming, de stage en de bevordering van het wetenschappelijk personeel van de instelling. Naar aanleiding van een werving zorgt zij voor de rangschikking van de kandidaten. § 4. Wanneer de commissie uitspraak moet doen over de bewijzen bedoeld in de artikelen 13, 3° en 14°, 1°, wordt zij aangevuld met drie wetenschappelijke persoonlijkheden onder wie ten minste twee lid zijn van het onderwijzend personeel van verschillende universiteiten of van instellingen voor hoger onderwijs en niet tot de instelling behoren.
Die persoonlijkheden worden door de voorzitter van de commissie en moeten bijzonder bevoegd zijn voor het wetenschappelijk vak in verband met het ambt.
Daartoe raadpleegt de voorzitter, behalve in bijzonder gemotiveerde dringende gevallen, de overheden van ten minste drie verschillende universitaire instellingen.
Ten minste twee van die persoonlijkheden moeten de hoedanigheid van lid van het onderwijzend personeel bezitten; de derde kan, in bijzonder dringend gemotiveerde gevallen, een persoonlijkheid met een wetenschappelijke kwalificatie zijn.
Art. 6.De leden van het wetenschappelijk personeel worden in rang A geworven.
Onverminderd de bepalingen betreffende het toezicht op de lichamelijke geschiktheid, kan niemand in een betrekking van het wetenschappelijk personeel worden geworven als hij niet voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° Belg zijn of burger van een staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte, behalve voor ambten houdende een rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming aan de uitoefening van de openbare macht en werkzaamheden die de vrijwaring van de algemene belangen van de Staat of de andere openbare gemeenschappen tot doel hebben;2° een gedrag hebben dat voldoet aan de eisen van het ambt;3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;4° aan de dienstplichtwetten voldoen;5° het bewijs leveren van de medische geschiktheid voor het ambt;6° houder zijn van het eindestudiediploma uitgereikt na ten minste vier jaar studie door een Belgische universiteit, door instellingen die ermee gelijkgesteld zijn krachtens de wetten op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens of door één van de commissies die door de Regering werden ingesteld voor het toekennen van de academische graden;7° de speciale wetenschappelijke geschiktheid bezitten die, in voorkomend geval, door de commissie wordt bepaald.
Art. 7.Als betrekkingen vacant zijn, wordt een oproep gedaan tot de kandidaten door een in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt advies.
Dat advies vermeldt, voor elke instelling : 1° de vacante betrekkingen;2° de toelatingsvoorwaarden;3° de termijn waarbinnen en de wijze waarop de kandidaturen worden ingediend, en de over te leggen stukken. De oproep tot de kandidaten wordt door de bevoegde Minister vastgesteld op een met redenen omkleed advies van de Wetenschappelijke Raad.
Art. 8.Na de ingediende kandidaturen te hebben onderzocht, rangschikt de commissie de kandidaten op grond van hun wetenschappelijke bekwaamheidsbewijzen en verdiensten. De rangschikking wordt met redenen omkleed en aan de bevoegde Minister door de Voorzitter van de commissie overgezonden.
Iedere kandidaat wordt op de hoogte gebracht van de rangschikking die door de commissie wordt vastgesteld en van de criteria die zijn positie in die rangschikking motiveert. Afdeling 3. - Stage en benoeming in vast verband
Art. 9.De kandidaten voor een werving in rang A worden voor een stage van vier jaar toegelaten, in de volgorde van de rangschikking bedoeld in artikel 8.
De stage wordt volbracht onder het toezicht van de wervingscommissie en onder het meesterschap van de wetenschappelijk directeur, die het programma van de stage bepaalt en superviseert. Het programma omvat wetenschappelijke werkzaamheden in verband met de specificiteit van de instelling, werkzaamheden in verband met de collecties van de instelling en, in overleg met de directeur, administratieve werkzaamheden.
Op het einde van elk jaar brengt de examencommissie ter attentie van de tot benoemen bevoegde overheid een advies over de wetenschappelijke verdiensten van de betrokken ambtenaar uit. Dat advies houdt rekening met de kwaliteit van de wetenschappelijke productie van de ambtenaar, de kwaliteit van zijn werkzaamheden in verband met de collecties van het museum, de kwaliteit van de administratieve werkzaamheden die hem worden toevertrouwd en zijn integratie in het personeel van de instelling.
Op het einde van de stage moet de ambtenaar houder zijn van het diploma doctor behaald na de openbare verdediging van een verhandeling.
In de maand die voorafgaat aan het einde van de stage, beslist de commissie de benoeming van de stagiair voor te stellen, de stage met ten hoogste vier jaar te verlengen - indien de stagiair het bekwaamheidsbewijs doctor nog niet zou hebben behaald - of de afdanking van de stagiair voor te stellen aan de tot benoemen bevoegde overheid.
Art. 10.De stagiair geniet de bepalingen houdende regeling, voor het wetenschappelijk personeel van de wetenschappelijke instellingen, van : 1° de toelagen en vergoedingen van alle aard, voor zover het feit dat aanleiding geeft tot de toekenning van een toelage of een vergoeding verenigbaar is met de ononderbroken uitoefening van de stage;2° het geldelijk statuut. Voor de toepassing van dit artikel, wordt de stagiair geacht titularis te zijn van de graad waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld.
Art. 11.Er wordt een raad van beroep door de Regering ingesteld.
Hij wordt samengesteld als volgt : - de ambtenaar-generaal die de leiding heeft van de algemene directie waaronder de wetenschappelijke instelling ressorteert, als voorzitter; - de wetenschappelijk directeur van de wetenschappelijke instelling, als griffier-rapporteur; - zes assessoren, waarvan de helft wordt aangewezen door de vakorganisaties die vertegenwoordigd zijn in het Comité van sector XVII, en de andere helft wordt aangewezen door de Regering.
In geval van voorstel tot afdanking, kan de stagiair binnen tien dagen na de kennisgeving van zijn afdanking, tegen het over hem uitgesproken voorstel een beroep instellen bij de Raad van Beroep bedoeld in artikel 30 van dit besluit.
Met het oog op het onderzoek van het beroep, vergadert de Raad van Beroep binnen dertig dagen nadat het bij hem aanhangig werd gemaakt.
Dit beroep is opschortend en de stage wordt verlengd tot de datum waarop de beslissing van de bevoegde minister die werd verzocht zich uit te spreken over het voorstel van de bovengenoemde Raad, uitwerking heeft.
Als de stagiair het bekwaamheidsbewijs doctor na acht jaar echter niet heeft behaald, dan geschiedt de afdanking automatisch, zonder beroepsmogelijkheid.
Wanneer de overheid, gedurende of op het einde van de stage, beslist de betrokkene af te danken, krijgt deze, behalve in geval van zware fout, een opzeggingstermijn van drie maanden.
Art. 12.De stagiair wordt door de tot benoemen bevoegde overheid benoemd tot wetenschappelijk ambtenaar van de Diensten van de Regering in de graad van rang A waarop hij aanspraak kan maken. Afdeling 4. - Bevordering
Art. 13.Iedere ambtenaar kan, op eigen aanvraag, overgaan naar rang B, als hij voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° in rang A in vast verband benoemd worden;2° tien jaar wetenschappelijke anciënniteit tellen;3° het bewijs leveren van wetenschappelijke activiteiten waarvan de waarde door de commissie wordt erkend.
Art. 14.Iedere ambtenaar kan, op eigen aanvraag, overgaan naar rang C, als hij voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° houder zijn van het diploma geaggregeerde van het hoger onderwijs of bijzondere doctor, of, in de tak van wetenschap waartoe het ambt behoort, het bewijs leveren van uitzonderlijke werkzaamheden die als vergelijkbaar met het voormelde diploma geaggregeerde of bijzondere doctor worden geacht door een gunstig en met redenen omkleed advies van de commissie;2° twaalf jaar wetenschappelijke anciënniteit tellen waarvan ten minste twee in rang B. Afdeling 5. - Bijzondere bepalingen
Art. 15.Met de vereiste diploma's worden gelijkgesteld, de buitenlandse bekwaamheidsbewijzen die met die diploma's werden gelijkgesteld bij of krachtens de wet of het decreet.
Art. 16.In afwijking van artikel 6, lid 1, kan de Regering van de Franse Gemeenschap rechtstreeks in rang B of in rang C aanwerven of benoemen, na gunstig advies van de commissie, als de kandidaat de voorwaarden vastgesteld in artikel 13, 2° en 3° naleeft en houder is van het diploma doctor behaald na de openbare verdediging van een verhandeling, voor rang B, of als de kandidaat de voorwaarden vastgesteld in artikel 14, 1° naleeft en als hij twaalf jaar wetenschappelijke anciënniteit telt, voor rang C. HOOFDSTUK III. - Leidende ambten Afdeling 1. - Hiërarchie
Art. 17.De leidende ambten in een wetenschappelijke instelling zijn die van directeur en wetenschappelijk directeur.
De interne hiërarchie van elke wetenschappelijke instelling wordt door de ambenaar-generaal vastgesteld op voordracht van de directeur van de betrokken instelling, onverminderd de hiërarchische rangschikking van de graden. Afdeling 2. - Toegangsvoorwaarden
Art. 18.Het ambt directeur wordt bij mandaat toegekend.
Om in het ambt directeur bij mandaat te worden aangesteld, moet de kandidaat die behoort tot het wetenschappelijk personeel van één van de instellingen bedoeld in artikel een : 1° houder zijn van het diploma doctor behaald na de openbare verdediging van een verhandeling, of van het diploma geaggregeerde van het hoger onderwijs of bijzondere doctor, of voor de commissie het bewijs bedoeld in artikel 14, 1° hebben geleverd;2° houder zijn van een universitair diploma betreffende het beheer (licentiaat economische wetenschappen, graad beheersingenieur of diploma derde cyclus beheer), of voor de examencommissie het bewijs hebben geleverd van een geldige ervaring op dat vlak;3° de speciale wetenschappelijke geschiktheid bezitten die door de Raad wordt bepaald vóór het advies bedoeld in artikel 19, eerste lid;4° in rang A van de wetenschappelijke loopbaan sedert ten minste één jaar benoemd zijn. Om bij mandaat tot het ambt directeur te worden benoemd, moet de kandidaat die niet behoort tot het wetenschappelijk personeel van één van de instellingen bedoeld in artikel een : 1° houder zijn van het diploma doctor behaald na de openbare verdediging van een verhandeling, of van het diploma geaggregeerde van het hoger onderwijs of bijzondere doctor, in één van de takken van de instelling;2° houder zijn van het universitair diploma inzake beheer (licentiaat economische wetenschappen, graad handels-burgerlijk ingenieur of diploma 3e cyclus beheer), of voor de commissie het bewijs hebben geleverd van een geldige ervaring op dat vlak;3° de speciale wetenschappelijke geschiktheid bezitten die door de Raad bepaald wordt vóór het advies bedoeld in artikel 19, eerste lid;4° het bewijs leveren van een wetenschappelijke ervaring in de zin van artikel 4 die als voldoende wordt geacht voor het ambt door de Raad voor een door die Raad bepaalde periode van ten minste vijf jaar volledige prestaties, waarvan drie jaar vanaf het diploma bedoeld in 1°.
Art. 19.Het mandaat bedoeld in vorig artikel wordt geregeld bij de artikelen 6 tot 30 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 maart 2003 tot instelling van een mandatenregeling voor de ambtenaren-generaal van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector en de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren.
Voor de toepassing van die bepalingen, wordt het toegekende mandaat geacht een mandaat van rang 15 te zijn.
Onverminderd alle nadere regels voor het optreden van de SELOR zoals vastgesteld door die bepalingen, vervult de wervingscommissie de opdracht toegewezen aan de commissie die bij artikel 7 van datzelfde besluit wordt opgericht. Afdeling 3. - Ambt wetenschappelijk directeur
Art. 20.Het ambt wetenschappelijk directeur wordt bij benoeming toegekend.
Om benoemd te worden in het ambt wetenschappelijk directeur, moet de kandidaat die behoort tot het wetenschappelijk personeel van één van de instellingen bedoeld in artikel een : 1° houder zijn van het diploma doctor behaald na de openbare verdediging van een verhandeling, of van het diploma geaggregeerde van het hoger onderwijs of bijzondere doctor of voor de commissie het bewijs bedoeld in artikel 14, 1° hebben geleverd;2° de speciale wetenschappelijke geschiktheid bezitten die door de Raad bepaald wordt vóór het advies bedoeld in artikel 19, lid 1;3° ten minste de rang B van de wetenschappelijke loopbaan hebben bereikt. Om in het ambt wetenschappelijk directeur te worden benoemd, moet de kandidaat die niet behoort tot het wetenschappelijk personeel van één van de instellingen bedoeld in artikel één : 1° houder zijn van het diploma doctor behaald na de openbare verdediging van een verhandeling, of van het diploma geaggregeerde van het hoger onderwijs of bijzondere doctor, in één van de takken van de instelling;2° de speciale wetenschappelijke geschiktheid bezitten die door de Raad bepaald wordt vóór het advies bedoeld in artikel 19, lid 1;3° voldoen aan de voorwaarden bepaald bij artikel 6, lid 2, met uitzondering van de voorwaarden inzake diploma's en geschiktheid;4° het bewijs leveren van een wetenschappelijke anciënniteit in de zin van artikel 4 die door de Raad als voldoende wordt geacht voor het ambt voor een door die Raad bepaalde periode van ten minste twaalf jaar volledige prestaties, waarvan zes jaar vanaf het diploma bedoeld in 1°.
Art. 21.Elke vacantverklaring voor het ambt wetenschappelijk directeur wordt door middel van een bericht in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Het bericht omvat alle gegevens vermeld in de artikelen 7 en 20. Het wordt door de bevoegde minister, op de met redenen omkleed voorstel van de wetenschappelijke raad, vastgesteld.
Van de vacantverklaring wordt door de ambtenaar-generaal aan het wetenschappelijk personeel kennis gegeven.
De kandidaturen moeten bij de ambtenaar-generaal worden ingediend binnen de dertig dagen na de datum van bekendmaking of kennisgeving van de vacantverklaring.
Art. 22.De kandidaturen worden de wervingscommissie om advies voorgelegd. Deze stelt een omstandig verslag op waarvan de conclusies aan iedere kandidaat worden meegedeeld.
Het omstandig verslag omvat : 1° de rangschikking van de kandidaten volgens hun bekwaamheidsbewijzen, hun wetenschappelijke verdiensten en hun bekwaamheid tot leiden en organiseren;2° de rechtvaardiging van de rangschikking van iedere kandidaat;3° het verslag betreffende de stemming en de rechtvaardiging van de minderheidsmeningen. Iedere kandidaat beschikt over tien dagen vanaf de ontvangst van de conclusies van het verslag om zijn schriftelijke opmerkingen aan de voorzitter van de wervingscommissie mee te delen.
Op zijn aanvraag wordt hij door de wervingscommissie gehoord.
Art. 23.De wetenschappelijke raad stelt een definitief omstandig verslag op. Dit verslag, dat het oorspronkelijk verslag bedoeld bij artikel 22 en de rechtvaardiging van de aan dat oorspronkelijk verslag aangebrachte wijzigingen omvat, alsook de door de kandidaten meegedeelde schriftelijke opmerkingen of het proces-verbaal van hun verhoor, worden aan de ambtenaar-generaal overgezonden met het oog op de benoemingsvoorstellen die deze aan de tot benoemen bevoegde overheid voorlegt. HOOFDSTUK IV. -Verlof voor een opdracht inzake wetenschappelijk onderzoek
Art. 24.§ 1. De ambtenaren die in rang A, B of C in vast verband benoemd zijn, kunnen een verlof krijgen om een opdracht inzake wetenschappelijk onderzoek uit te oefenen in een instelling of een dienst bedoeld in artikel 5, met uitzondering van hun oorspronkelijke instelling alsook van de private diensten en instellingen bedoeld in lid 2, 2°, b, van hetzelfde artikel.
Het verlof wordt toegekend voor zover de instelling of de dienst bedoeld in het eerste lid voor dat verlof een begrotingskrediet of een subsidie heeft uitgetrokken en de terugbetaling van de wedde van de ambtenaar voor de periode van het verlof heeft aanvaard. § 2. Indien de opdracht waarmee hij belast wordt, hem in feite of in rechte belet de opdrachten die hem worden toevertrouwd, uit te oefenen, dan wordt het verlof bedoeld in paragraaf 1 door de minister toegekend op advies van de wetenschappelijke raad van de instelling waartoe die ambtenaar behoort.
Het verlof wordt voor een minimumperiode van twee jaar toegekend. Het kan worden vernieuwd voor perioden die, elk afzonderlijk, niet langer dan twee jaar kunnen zijn. Na elke verlofperiode moet de dienst echter opnieuw worden gepresteerd. Het totaal van de verlofperioden voor een opdracht inzake wetenschappelijk onderzoek die aan een ambtenaar worden toegekend, kan niet hoger zijn dan zes jaar. § 3. De ambtenaar die, zonder geldige reden, van zijn post loopt en gedurende meer dan tien dagen afwezig blijft, verliest van ambtswege en zonder opzegging de hoedanigheid van ambtenaar. § 4. Gedurende de duur van de opdracht blijft de ambtenaar in dienstactiviteit. Hij behoudt zijn aanspraken op wedde, weddeverhogingen, alsook op bevorderingen in zijn oorspronkelijke instelling. § 5. De terugbetaling bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, is gelijk aan het totaal bedrag van de bezoldigingen of wedde-subsidies, vergoedingen en toelagen die aan de ambtenaar werden uitbetaald of die voor hem gedurende zijn verlof tijdens het voorafgaande trimester werden gestort.
Gedurende de verlofperiode kan de bevoegde minister, op advies van de wetenschappelijke raad van de oorspronkelijke instelling, in die instelling bij wijze van vervanging een contractuele wetenschappelijk ambtenaar aanwerven waarvan de rang lager is dan of gelijk is aan die van de ambtenaar met verlof en die voldoet aan de voorwaarden die bij dit besluit bepaald zijn voor de werving of de toegang tot die rang. § 6. Er wordt een einde gemaakt aan het verlof, wanneer de Staat, de Gemeenschap, het Gewest, de Gemeenschapscommissie, de dienst of de instelling het vastgestelde bedrag niet heeft terugbetaald binnen een termijn van drie maanden volgend op de maand waarin de schuldvordering betreffende de terugbetaling werd ingediend bij de instelling of de dienst. HOOFDSTUK V. - Gebruik, reaffectatie en overplaatsing
Art. 25.§ 1. Ieder personeelslid dat zijn betrekking verliest als gevolg van de afschaffing van de betrekking of bij het verstrijken van de termijn toegekend voor een bij een regeling toegelaten afwezigheid, wordt, op voorstel van de wervingscommissie van de instelling waartoe het behoort, door de minister(s) onder wie deze ressorteert, belast met opdrachten in verband met zijn titel, zijn rang en zijn graad alsook met zijn beroepskwalificatie, in afwachting dat het wordt gereaffecteerd of overgeplaatst. Als het verlies van de betrekking echter geschiedt na een fusie of een samenvoeging van instellingen of als gevolg van een bevoegdheidsoverdracht, dan wordt het voorstel gedaan door de commissie of de bevoegde raad na die verrichtingen.
Als een wetenschappelijke instelling wordt afgeschaft, wordt het personeelslid door de minister(s) onder wie het ressorteert, belast met opdrachten in een andere instelling die onder dezelfde minister(s) ressorteert, onder de voorwaarden vermeld in het eerste lid, maar na advies van de commissie of de wetenschappelijke raad van de instelling waar het gebruik wordt gepland. § 2. Het personeelslid dat overeenkomstig § 1 wordt gebruikt, wordt prioritair gereaffecteerd voor een vacante betrekking in verband met, enerzijds, zijn bekwaamheidsbewijzen en zijn geschiktheid, en, anderzijds, zijn rang en zijn graad, of, als hij titularis van een leidend ambt is, zijn titel.
De reaffectatie geschiedt in de wetenschappelijke instelling waartoe het personeelslid behoort en, als dit niet mogelijk is, in een andere wetenschappelijke instelling.
De reaffectatie wordt door de bevoegde minister(s) uitgevoerd, na advies ofwel van de wervingscommissie van de instelling waar de betrekking vacant is ofwel van de raad van die instelling, als het gaat om de titularis van een leidend ambt.
Het gereaffecteerd personeelslid behoudt de verworven graad en de verworven rang of titel, alsook de wedde in verband daarmee.
Art. 26.Ieder personeelslid waarvoor een beslissing tot definitieve ongeschiktheid door de Administratieve Gezondheidsdienst wordt uitgesproken in verband met de bezette betrekking, kan door die dienst geschikt worden verklaard tot het bekleden van een andere betrekking in een andere wetenschappelijke instelling van de Franse Gemeenschap.
In dat geval zijn de bepalingen van artikel 24 van toepassing.
Art. 27.Ieder personeelslid kan door de Regering van de Franse Gemeenschap van de ene instelling naar de andere worden overgeplaatst onder de volgende voorwaarden : 1° bij vacature;2° bij gelijke titel of rang en voor zover het personeelslid voldoet aan de bijzondere voorwaarden voor dat ambt;3° - voor de wetenschappelijk directeur : een gunstig advies van de wervingscommissie van de instelling waar de betrekking vacant is; - voor het niet leidend wetenschappelijk personeel : een gunstig advies van de commissie van de instelling waar de betrekking vacant is, nadat de directeur van de instelling waar de ambtenaar in dienst is, werd gehoord; 4° buiten de gevallen waarin de betrekking wordt afgeschaft, op zijn aanvraag of met zijn toestemming. HOOFDSTUK VI. - Bepalingen van andere besluiten die van toepassing zijn op het wetenschappelijk personeel van de wetenschappelijke instellingen van de Franse Gemeenschap
Art. 28.Onverminderd de bepalingen van dit statuut, zijn de personeelsleden waarop het van toepassing is, onderworpen aan de voorschriften die, voor de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, de regeling bepalen inzake : 1° onverenigbaarheden en cumulatie van activiteiten;2° toezicht op de lichamelijke geschiktheid;3° de administratieve standen;4° de verloven, met inbegrip van de regelingen inzake loopbaanonderbreking en herverdeling van werk;5° dienstanciënniteit;6° toelagen en vergoedingen van alle aard;7° schorsing in het belang van de dienst;8° tuchtregeling;9° ambtsneerlegging;10° evaluatie;11° disponibiliteit;12° gedragsregels.
Art. 29.Voor de toepassing van de bepalingen bedoeld in artikel 28, dient respectievelijk te worden verstaan onder : - de Minister : de bevoegde minister; - de Directieraad : de wetenschappelijke raad; - ambtenaar : lid van het wetenschappelijk personeel.
Voor de toepassing van dezelfde bepalingen, wordt de directeur geacht titularis van een graad van rang 15 te zijn.
Art. 30.Wanneer een zaak bij de raad van beroep, ingesteld met toepassing van de regels bedoeld in artikel 11, door een onder dit besluit vallend personeelslid aanhangig wordt gemaakt, dan wordt hij bijgestaan door een referendaris die door de ambtenaar-generaal wordt aangewezen.
De opdracht van die refendaris wordt in onderlinge overeenstemming tussen die ambtenaar-generaal en de voorzitter van de raad van beroep vastgesteld.
De referendaris is nooit stemgerechtigd. HOOFDSTUK VII. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 31.Iedere ambtenaar van het wetenschappelijk personeel van elke instelling die onder de Franse Gemeenschap ressorteert op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, wordt, overeenkomstig de hierna vermelde tabel, benoemd in een graad die hem in een rang en in een categorie situeert en die hem machtigt tot het bekleden van een van de betrekkingen die bepaald zijn in de personeelsformatie vastgesteld door de Regering die overeenstemt met deze graad.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 32.Het koninklijk besluit van 21 april 1965 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat wordt opgeheven.
Art. 33.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Art. 34.De Minister van ambtenarenzaken wordt belast et de uitoefening van dit besluit.
Brussel, 17 december 2003.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap, De Minister van Ambtenarenzaken, Chr. DUPONT