Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 17 januari 2019
gepubliceerd op 19 maart 2019

Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van, enerzijds, artikel 283, tweede lid, van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid en tot invoeging van een hoofdstuk IX met het opschrift « Erkenning en subsidiëring van mobiele steunregelingen voor de inclusie van gehandicapte personen » in het reglementair deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, Tweede Deel, Boek V, Titel VII, anderzijds

bron
waalse overheidsdienst
numac
2019201252
pub.
19/03/2019
prom.
17/01/2019
ELI
eli/besluit/2019/01/17/2019201252/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 JANUARI 2019. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van, enerzijds, artikel 283, tweede lid, van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid en tot invoeging van een hoofdstuk IX met het opschrift « Erkenning en subsidiëring van mobiele steunregelingen voor de inclusie van gehandicapte personen » in het reglementair deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, Tweede Deel, Boek V, Titel VII, anderzijds


De Waalse Regering, Gelet op het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, artikel 283, lid 2, gewijzigd bij de decreten van 3 december 2015, bij het besluit van de Waalse Regering van 6 februari 2014 en bij het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014;

Gelet op het reglementair deel van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 9 juli 2018;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 19 juli 2018;

Gelet op het rapport van 12 juli 2018, opgesteld overeenkomstig artikel 3, 2°, van het decreet van 11 april 2014 houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen;

Gelet op het advies van de "Commission wallonne des personnes handicapées" (Waalse Commissie voor gehandicapte personen) gegeven op 12 september 2018;

Gelet op het advies van het branchecomité "Handicap", gegeven op 18 oktober 2018;

Gelet op advies nr. 64.672/4 van de Raad van State, gegeven op 10 december 2018, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap van 13 december 2006, goedgekeurd op 3 juli 2009 door België;

Gelet op het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind van 20 november 1989;

Gelet op het akkoordprotocol van 12 februari 2009 tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verbintenissen jegens de actoren van het verenigingsleven;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Actie;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit regelt, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikel 128, § 1, ervan.

Art. 2.Artikel 283, tweede lid, van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid wordt aangevuld met een punt 14°, luidend als volgt: "14° mobiele steunregelingen voor de inclusie.".

Art. 3.In het reglementair deel van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, tweede deel, boek V, Titel VII, wordt een Hoofdstuk IX ingevoegd, bevattende de artikelen 831/124 tot 931/191, luidend als volgt: "Hoofdstuk IX. - Erkenning en subsidiëring van mobiele steunregelingen voor de inclusie van gehandicapte personen Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 831/124.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° Agentschap : het "Agence wallonne de la santé, de la protection sociale, du handicap et des familles" (Waals agentschap voor gezondheid, sociale bescherming, handicap en gezinnen), bedoeld in artikel 2, § 1, van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid;2° mobiele regeling: ondersteunende dienst voor de inclusie van gehandicapte personen, erkend door het Agentschap, met als opdracht het aanzetten tot en het begunstigen van opname, betrokkenheid en behoud van gehandicapte personen bij, respectievelijk in een leefomgeving;3° partner van de dienst : rechtspersoon die geen winstgevend doel nastreeft waarmee de erkende en gesubsidieerde mobiele regeling een samenwerkingsovereenkomst aangaat om een deel van de subsidie, toegekend door het Agentschap, en de met die subsidie verbonden doelstellingen over te dragen;4° tewerkstellingskadaster : lijst van het personeel van de mobiele regeling, na afloop van elk jaar vastgesteld;5° algemene diensten : de diensten die voor de gezamenlijke bevolking bestemd zijn en in het kader van hun dienstverstrekkingen aan de behoeften van de door de mobiele regeling begeleide personen kunnen voldoen;6° netwerk : geheel van natuurlijke of rechtspersonen, algemene of gespecialiseerde diensten waarop de gebruiker, de naaste van de gebruiker of de beroepsmatige gebruiker een beroep doet, en verbonden met de mobiele regeling door een verdeling van de taken en de rollen;7° verbonden entiteit : de entiteit verbonden met een vereniging is de entiteit zoals omschreven in artikel 19, § 1, 4°, van het koninklijk besluit van 19 december 2003 betreffende de boekhoudkundige verplichtingen en de openbaarmaking van de jaarrekening van bepaalde verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen;8° dagelijks beheer : beheer dat het volgende inhoudt : a) de effectieve bevoegdheid om dagelijks bevelen en richtlijnen te geven aan het personeel, met inbegrip van het administratieve team dat gemeenschappelijk is aan de diensten;b) kunnen beschikken over de nodige middelen om de financiële lasten betreffende de dagelijkse werking van de betrokken diensten te kunnen dragen;c) desgevallend, de verschillende directies binnen de entiteit bedoeld in 7° coördineren;9° kind met een handicap : kind wiens behoeften in verband met zijn deficiënties en zijn leefomgeving een aanpassing van de hem toegekende middelen inhouden;10° opvangvoorziening : voorziening als omschreven in artikel 1, 4°, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen;11° opvangoperator: operator zoals omschreven in artikel 1, 2, van het decreet betreffende de coördinatie van de opvang van de kinderen tijdens hun vrije tijd en betreffende de ondersteuning van de buitenschoolse opvang;12° gebruiker met een dubbele diagnose : elke gehandicapte persoon zoals omschreven in artikel 261 van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, die een intellectuele deficiëntie en gedrags- of psychische stoornissen vertoont;13° verouderende gebruiker : elke gehandicapte persoon zoals omschreven in artikel 261 van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, ouder dan vijftig jaar, die een intellectuele deficiëntie en een mentale stoornis vertoont;14° gebruiker: kind met een handicap, gebruiker met een dubbele diagnose of verouderende gebruiker;15° ondersteunende dienst voor kinderopvang: mobiele steunregeling voor de inclusie van gehandicapte personen ten behoeve van kinderen met een handicap, opgevangen in een opvangvoorziening of een opvangoperator;16° mobiele interventiecel : mobiele steunregeling voor de inclusie van gehandicapte personen ten behoeve van de gebruikers met een dubbele diagnose;17° referentiecel inzake handicap en vergrijzing: mobiele steunregeling voor de inclusie van gehandicapte personen ten behoeve van verouderende gebruikers.

Art. 831/125.§ 1. De mobiele regelingen zijn gespecialiseerd in problematieken in verband met kinderen met een handicap, opgevangen in een opvangvoorziening of door een opvangoperator, met de gebruikers met een dubbele diagnose of verouderende gebruikers. § 2. De mobiele regelingen hebben een rol: 1° van ondersteunende aard;2° van adviesverlenende aard;3° en van deskundige aard bij de andere beroepsmatige gebruikers en de naasten van de personen met een handicap. Ze nemen deel aan de verbetering van de verzorging en de leefkwaliteit in de leefomgevingen waarin ze tussenbeide komen. § 3. Er zijn vier soorten mobiele regelingen : 1° de ondersteunende diensten voor kinderopvang, hierna « ondersteunende diensten » genoemd : diensten die zich richten tot de beroepsmatige gebruikers in opvangvoorzieningen of bij opvangoperatoren, toekomstige beroepsmatige gebruikers van opvangvoorzieningen of opvangoperatoren en tot het netwerk met het oog op het begunstigen van, en het geven van impulsen voor de verwezenlijking en de voortzetting van inclusiebeogende stappen ten gunste van kinderen met een handicap in opvangvoorzieningen of bij opvangoperatoren;2° de mobiele interventiecellen, die optreden bij gebruikers met een dubbele diagnose en bij de personen die actief zijn in hun gewone leefomgevingen met als doel het verstrekken van een betere levenskwaliteit wanneer de gebruikers met een dubbele diagnose moeilijkheden op inclusievlak ondervinden in hun leefomgevingen;3° referentiecel inzake handicap en vergrijzing, hierna « referentiecellen » genaamd: cellen die het toetreden van verouderende gebruikers voorbereiden tot nieuwe, meer aan leeftijd en noden gebonden structuren en die werken aan de inclusie van de verouderende gebruikers die ofwel tot een nieuwe structuur toetreden ofwel behouden wensen te blijven in hun huidige opvangstructuur;4° de innoverende praktijken die de inclusie van gehandicapte personen ondersteunen, die willen inspelen op nieuwe of oningevuld gebleven behoeften en die de bestaande praktijken willen verbeteren. § 4. De artikelen 831/135 tot 831/155, 831/159 tot 831/163, 831/166, 2° en 3°, 831/167, 2°, 3° en 4°, en 831/169 tot 831/190 zijn niet van toepassing op de mobiele interventiecellen waarvan de subsidiëring om de activiteiten bedoeld in artikel 831/159 uit te voeren, op grond van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 10 juli 2008, voor meer dan de helft door de federale staat overgenomen wordt ten opzichte van het Agentschap. § 5. Het aantal erkende mobiele regelingen kan evenwel evolueren als de daartoe bestemde aanvullende financieringen door de Waalse Regering vrijgemaakt worden.

Er wordt een voorstel tot programmering aan de Waalse Regering overgemaakt.

De Regering legt de programmering voor de dienstoprichting vast.

De programmering wordt bepaald op basis van de resultaten van de ratio's van het aantal gebruikers die de prestaties van de mobiele regelingen in een provincie gebruiken x het aantal inwoners van provincie x.

Het aantal gebruikers per provincie wordt bepaald via de lijst van de dienstverstrekkingen. Afdeling 2. - Opdrachten, activiteiten en erkenning van de

ondersteunende diensten Onderafdeling 1. - Opdrachten en activiteiten A. Opdrachten

Art. 831/126.Om diens opdracht uit te voeren, wordt of worden door de ondersteunende dienst : 1° de verwezenlijking begunstigd van aan de gang zijnde of toekomstige inclusiebeogende stappen door de beroepsmatige gebruiker of toekomstige beroepsmatige gebruiker in de opvangvoorzieningen of de opvangoperatoren en het netwerk;2° in het kader van een samenwerkingsverband tussen de ondersteunende dienst en de opvangvoorziening of de opvangoperator bijgedragen tot de instandhouding van een kwaliteitsvolle opvang voor alle kinderen, kinderen met een handicap inbegrepen.Dat samenwerkingsverband stelt elk kind in de mogelijkheid om : a) deel uit te maken van de groep, zich opgevangen en welkom te voelen, ook zijn gezin;b) erkend te worden in de verschillende onderdelen van zijn identiteit;c) van anderen te leren en van elkaar op te steken;d) actief deel te nemen aan het leven in de opvangvoorziening of bij de opvangoperator;e) te strijden tegen vooroordelen en op vlak van ingesteldheid naar openheid te streven;3° met de opvangvoorziening of bij de opvangoperator tegen elke vorm van discriminatie op te treden;4° gehandeld als doorgeefluik en referentie voor de beroepsmatige en toekomstige beroepsmatige gebruikers van de opvangvoorzieningen en de opvangoperatoren;5° het dienstenaanbod aangepast aan de behoeften en vragen van de beroepsmatige en toekomstige beroepsmatige gebruikers van de opvangmilieus en de opvangoperatoren, binnen de perken van de mogelijkheden van de ondersteunende dienst;6° de opvang van kinderen met een handicap in de algemene structuren gefaciliteerd;7° de vaardigheden en competenties van de beroepsmatige en toekomstige beroepsmatige gebruikers van de opvangvoorzieningen of de opvangoperatoren optimaal ingezet;8° de kinderen met een handicap de mogelijkheid geboden om van bij de geboorte toegang te krijgen tot educatie en plaatsen voor educatie die aanvullend zijn met de gezinsomgeving;9° de doelstellingen nageleefd, opgelegd aan de opvangvoorzieningen bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 december 2003 tot vaststelling van de kwaliteitsopvangcode, of de doelstellingen opgelegd aan de opvangoperatoren bij artikel 3 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 3 juli 2003 betreffende de coördinatie van de opvang van de kinderen tijdens hun vrije tijd en betreffende de ondersteuning van de buitenschoolse opvang;10° de beginselen verwoord in bijlage 83/20 in acht genomen. B. Activiteiten

Art. 831/127.De ondersteunende dienst verwezenlijkt activiteiten: 1° voor informatie en sensibilisering, waarbij de activiteiten, aangeboden door de ondersteunende dienst, worden voorgesteld en de samenwerkingsverbanden met het netwerk van de dienst in stand worden gehouden om de inclusie van kinderen met een handicap te begunstigen;2° voor begeleiding, waarbij een opvangvoorziening of een opvangoperator begeleid worden in het kader van diens project tot inclusie van één of van meerdere kinderen met een handicap;3° voor vorming, waarbij de kennis en de competenties van de beroepsmatige en toekomstige beroepsmatige gebruikers van de opvangvoorzieningen of de opvangoperatoren uitgediept en bijgesteld worden rondom een thema, bepaald door de ondersteunende dienst, in verband met de inclusie van kinderen met een handicap in de opvangmilieus of bij de opvangoperatoren;4° voor versterking, waarbij de aanwezigheid van een personeelslid van de ondersteunende dienst in een opvangmilieu of bij een opvangoperator gegarandeerd wordt tijdens een bepaalde periode, en die samen met de begeleidingsprestatie verwezenlijkt moet worden zonder dat dit als antwoord mag dienen op een structureel personeelsgebrek in het opvangmilieu of bij de opvangoperator.

Art. 831/128.§ 1. Voor de begeleidings- en versterkingsactiviteiten wordt een samenwerkingsovereenkomst, opgesteld aan de hand van een model bepaald door het Agentschap, schriftelijk gesloten tussen de ondersteunende dienst en het opvangmilieu of de opvangoperator die een dienstverstrekking aanvraagt. § 2. Het personeel dat versterkingsprestaties levert in een opvangvoorziening voldoet aan de voorschriften van de initiële vorming zoals omschreven in artikel 42 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen.

Het personeel dat versterkingsprestaties levert bij een opvangoperator voldoet aan de kwalificaties zoals bepaald in artikel 18, 1°, van het decreet van de Franse Gemeenschap van 3 juli 2003 betreffende de coördinatie van de opvang van de kinderen tijdens hun vrije tijd en betreffende de ondersteuning van de buitenschoolse opvang.

Onderafdeling 2. - Erkenning A. Selectie- en erkenningsprocedure

Art. 831/129.§ 1. De erkenning wordt in twee fases georganiseerd : 1° een fase voor de selectie van de kandidaturen;2° een fase voor de erkenning van de geselecteerde kandidaturen. § 2. Binnen de perken van de programmering vastgesteld in artikel 831/125, § 5, doet de Minister een kandidatenoproep waarin de selectiecriteria en de termijn voor de indiening van de aanvraag opgegeven worden, en wijst hij de leden van de selectiejury aan.

De selectiejury onderzoekt de kandidaturen en brengt advies uit bij het Agentschap.

Het Agentschap legt de Minister een voorstel tot beslissing voor.

Het Agentschap licht de kandidaten over de beslissing van de Minister in.

Art. 831/130.§ 1. Om erkend te worden, dient de geselecteerde dienst een aanvraag tot erkenning bij het Agentschap in. § 2. De erkenningsaanvraag gaat vergezeld van de volgende stukken en gegevens: 1° het project van de ondersteunende dienst;2° het doelpubliek waarvoor de ondersteunende dienst gespecialiseerd is;3° de identiteit van de natuurlijke persoon, die het dagelijks beheer van de dienst uitoefent, samen met volgende stukken: a) zijn uittreksel uit het strafregister van minder dan drie maanden geleden, naar model 1, vrij van veroordelingen tot correctionele of criminele straffen die onverenigbaar zijn met het ambt, om te waarborgen dat de wegens hun handicap breekbaar geworden personen in hun privé- en intieme activiteiten vergezeld worden door personen die een zedelijkheid aantonen die in overeenstemming is met hun ambt;b) de schriftelijke overdracht van bevoegdheden van de inrichtende macht;c) een afschrift van zijn diploma's en getuigschriften;d) het bewijs van het voorhanden zijn van de vereiste ervaring;4° wanneer de ondersteunende dienst georganiseerd wordt door een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting, de identiteit van de bestuurders;5° wanneer de ondersteunende dienst georganiseerd wordt door een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting, de lijst van de leden van de algemene vergadering;6° het inschrijvingsnummer van de dienst bij de RSZ of bij de RDSZ-PPO en, voor de vzw's, het ondernemingsnummer. § 3. Het Agentschap behandelt de aanvraag en legt de Minister een voorstel voor.

Art. 831/131.De beslissing van de Minister vermeldt de duur van de erkenning en wordt bij ter post aangetekend schrijven aan de aanvrager medegedeeld.

B. Controle en behoud van de erkenning

Art. 831/132.De Minister kan het behoud van de erkenning voor hoogstens twee jaar onderwerpen aan de instelling van een begeleidingscomité dat de ondersteunende dienst zal helpen de erkenningsvoorwaarden te vervullen.

Het begeleidingscomité is samengesteld uit vertegenwoordigers van het Agentschap, uit een deskundige aangewezen op grond van zijn competentie inzake het bestaande probleem, uit een vertegenwoordiger van de inrichtende machten, uit een vertegenwoordiger van de representatieve werknemersorganisaties en een vertegenwoordiger van de representatieve organisaties van personen met een handicap, allen aangewezen door de Minister.

Indien de ondersteunende dienst na afloop van de termijn bedoeld in het eerste lid nog steeds niet voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, treft de Minister één van de maatregelen waarin artikel 475 voorziet.

Art. 831/133.§ 1. Het Agentschap verricht, in samenwerking met de ondersteunende dienst, periodieke beoordelingen en gaat na, of de erkenningsvoorwaarden en de uitvoering van de opdrachten nageleefd worden. § 2. Het Agentschap vervult eveneens een adviesverlenende functie bij de ondersteunende diensten en de begeleidingsteams.

Art. 831/134.De bemerkingen en de conclusies uit de verschillende audits, ongeacht of ze positief dan wel negatief zijn, worden aan de inrichtende machten en aan de natuurlijke persoon, belast met het dagelijks bestuur van de dienst, overgemaakt.

Art. 831/135.De dienst behoudt zijn erkenning als voldaan wordt aan de voorwaarden inzake : 1° het dienstproject van de ondersteunende dienst;2° de activiteiten van de ondersteunende dienst;3° de zelfbeoordeling van de kwaliteit van de ondersteunende dienst;4° het samenwerkingsverband;5° de kwalificaties van het personeel;6° de vorming van het personeel;7° het vrijwilligerswerk;8° de rechtspersoon;9° het dagelijkse bestuur van de dienst;10° het administratief en boekhoudkundig beheer;11° de verzekeringen;12° de gebouwen en de installaties;13° het bijwerken van documenten;14° de documenten voor de evaluatie van de ondersteunende diensten.

Art. 831/136.In overleg met het begeleidingsteam werkt de natuurlijke persoon die het dagelijks bestuur van de dienst uitoefent een dienstproject uit op grond van het model opgenomen als bijlage 83/11, van toepassing op de betrokken ondersteunende dienst.

Het project wordt minstens om de zes jaar bijgewerkt.

Het bijgewerkte dienstproject houdt rekening met de resultaten van de zelfbeoordeling.

Het dienstproject van de ondersteunende dienst en de bijgewerkte versies ervan worden ter kennis gebracht van alle leden van de dienst.

Ze worden hen voortdurend ter inzage gelegd.

Art. 831/137.Aan het einde van elk kalenderjaar dient de ondersteunende dienst uiterlijk 30 juni elektronische de jaarlijkse oplijsting van de activiteiten in, namelijk de lijst activiteiten gepresteerd door het personeel, volgens een model vastgelegd door het Agentschap.

Art. 831/138.§ 1. In overleg met het begeleidingsteam verricht de ondersteunende dienst zijn zelfbeoordeling minstens één keer om de zes jaar. § 2. In de zelfbeoordeling zet de ondersteunende dienst zijn methodologie uiteen rekening houdend met minstens: 1° de wijze waarop de gegevens over de kwaliteit van de activiteiten ingezameld en geregistreerd worden;2° de wijze waarop de onder 1° vermelde gegevens gebruikt worden om doelstellingen inzake kwaliteitsverbetering te formuleren en het dienstproject aan te passen;3° de roadmap en het tijdspad die de mobiele regeling volgt om de doelstellingen bedoeld in 2° te bereiken;4° de stappen die de ondersteunende dienst onderneemt wanneer een doelstelling niet wordt bereikt. § 3. De resultaten van de zelfbeoordeling worden ter kennis gebracht van alle leden van de ondersteunende dienst.

Art. 831/139.§ 1. Er wordt een samenwerkingsverband gesloten tussen de ondersteunende dienst en de dienstpartner. § 2. De samenwerkingsovereenkomst bevat volgende gegevens : 1° de nauwkeurige identificatie van de rechtspersoon die het dagelijks bestuur van de dienstpartner waarneemt;2° het bedrag van de subsidie, overgedragen aan de dienstpartner;3° de activiteiten uitgevoerd door de dienstpartner;4° de nadere regels tot opzegging van de overeenkomst;5° een verbintenis volgens welke de dienstpartner zich ertoe verbindt de gezamenlijke erkenningsvoorwaarden en controleregels waaraan de ondersteunende diensten, erkend op grond van dit hoofdstuk, zijn onderworpen, in acht te nemen.

Art. 831/140.§ 1. Het personeel van de ondersteunende dienst bezit de vereiste kwalificaties om de opdrachten van de ondersteunende dienst waar te nemen. § 2. Het administratief personeel bezit de vereiste titels voor de uitoefening van zijn ambt, zoals bepaald door de Minister. § 3. De natuurlijke persoon die de opdrachten uitvoert in verband met het dagelijks bestuur van de dienst is houder van een einddiploma of -getuigschrift van het hoger universitair of niet-universitair onderwijs met pedagogische, psychologische, sociale, paramedische of medische oriëntering en levert het bewijs van minstens drie jaar beroepservaring in de sector personenzorg. § 4. Het personeel dat de activiteiten bedoeld in de artikelen 831/127, 831/157 en 831/161 verricht, bezit de kwalificaties die overeenstemmen met één van de psychologische, pedagogische, sociale, paramedische of medische activiteiten erkend door de Minister. § 5. De ondersteunende dienst legt de afschriften van de diploma's, getuigschriften en attesten van de personeelsleden ter inzage van het Agentschap.

De personeelsleden leggen bij hun indienstneming de ondersteunende dienst een uittreksel uit het strafregister (model 1) over dat is opgemaakt overeenkomstig de ministeriële rondzendbrief nr. 095 van 2 februari 2007 betreffende de afgifte van een uittreksel uit het strafregister, vrij van veroordelingen tot correctionele straffen die onverenigbaar met het ambt zijn of tot criminele straffen om te waarborgen dat de wegens hun handicap breekbaar geworden personen in hun privé- en intieme activiteiten begeleid worden door personen die een zedelijkheid aantonen die in overeenstemming is met hun ambt.

In afwijking van lid 2 verstrekken de personeelsleden die versterkingsprestaties leveren zoals bedoeld in artikel 831/127, 4°, een uittreksel uit het strafregister (model 2).

Het doel beoogd in leden 2 en 3 strekt ertoe, te waarborgen dat de wegens hun handicap breekbaar geworden personen in hun privé- en intieme activiteiten begeleid worden door personen die een zedelijkheid aantonen die in overeenstemming is met hun ambt.

Art. 831/141.Steunend op het dienstproject stelt de ondersteunende dienst een personeelsvormingsplan over minstens drie jaar op.

Het vormingsplan omschrijft de doelen die nagestreefd worden door de ontwikkeling van de competenties van het personeel en omschrijft de criteria, nadere regels en de periodiciteit van de evaluatie.

Wat betreft het personeel van de ondersteunende diensten die onder de plaatselijke besturen en de provincies ressorteren, ligt het in het eerste lid bedoelde vormingsplan in de lijn van het vormingsprogramma dat is uitgewerkt op initiatief van de gewestelijke vormingsraad, ingesteld bij het decreet van 6 mei 1999 tot oprichting van de gewestelijke vormingsraad voor de personeelsleden van de plaatselijke en provinciale besturen van Wallonië.

Art. 831/142.De natuurlijke persoon die de opdrachten van dagelijks bestuur van de dienst waarneemt moet, binnen de vier jaar volgend op, ofwel, zijn indienstneming of bevordering, ofwel de eerste erkenning van de dienst, de vormingsmodule hebben gevolgd, georganiseerd door het Agentschap ten behoeve van verantwoordelijken van erkende diensten.

Art. 831/143.Het gebruik maken van overeenkomsten voor vrijwilligerswerk wordt enkel in het kader van prestaties aanvaard, die in ondersteuning van bezoldigd of statutair personeel geschieden, en onder diens verantwoordelijkheid.

Art. 831/144.De ondersteunende dienst wordt beheerd door een overheid of een stichting van openbaar nut, of door een vereniging zonder winstoogmerk of een privé-stichting.

Art. 831/145.Wanneer de ondersteunende dienst door een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting ingericht wordt: 1° mag deze niet meer bevatten dan één vijfde van de personeelsleden of één vijfde van de personen die met hen aanverwant zijn tot de derde graad;2° mag de Raad van bestuur, om elk belangenconflict en elke bron van machtsconflict te voorkomen, niet bestaan uit personen van hetzelfde gezin, echtgenoten, wettelijke samenwonenden en bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad, waarvan het aantal voor elk gezin hoger is dan een derde van het totaalaantal leden van de Raad van bestuur, noch uit personen die deel uitmaken van het personeel van de ondersteunende dienst.

Art. 831/146.§ 1. De ondersteunende dienst : 1° is autonoom op technisch, budgettair en boekhoudkundig vlak en beschikt over een administratief beheer van dien aard dat hij zijn opdracht kan uitvoeren en dat het Agentschap daarop controle kan uitoefenen;2° staat onder de leiding van een natuurlijke persoon met een arbeidsovereenkomst of statutair aangeworven en bevoegd om, overeenkomstig een geschreven overdracht van bevoegdheid door de inrichtende macht en onder haar verantwoordelijkheid of die van de directeur-generaal van de verbonden entiteit, het dagelijkse beheer van de dienst waar te nemen hoe dan ook wat betreft : a) de tenuitvoerlegging en opvolging van het project van de ondersteunende dienst;b) het personeelsbeheer;c) het financieel beheer;d) de toepassing van de geldende regelgevingen;e) de vertegenwoordiging van de dienst in zijn relaties met het Agentschap. De technische, boekhoudkundige en budgetaire autonomie, bedoeld in lid 1, 1°, kan verkregen worden via de organisatie van een administratieve entiteit waartoe de ondersteunende dienst behoort. § 2. De natuurlijke persoon bedoeld in paragraaf 1, 2°, neemt permanent de daadwerkelijke leiding over de ondersteunende dienst waar. Als hij afwezig is, moet een daartoe afgevaardigd personeelslid in staat zijn om de nodige maatregelen te treffen in geval van dringende noodzakelijkheid en om op zowel interne als externe aanvragen in te spelen. § 3. In geval van verzuim of onregelmatigheden in de uitvoering van het mandaat toevertrouwd aan de natuurlijke persoon bedoeld in paragraaf 1, 2°, verzoekt het Agentschap de inrichtende macht bij aangetekend schrijven en binnen de termijn die het Agentschap bepaalt om de nodige maatregelen te treffen.

Als de maatregelen bedoeld in lid 1 bij verstrijken van de termijn bedoeld in lid 1 niet genomen zijn, maakt het Agentschap de aangelegenheid aanhangig bij de Minister, die de onbepaalde duur van de erkenning intrekt, opschort of in de tijd beperkt.

Wanneer de onbepaalde duur van de erkenning tijdelijk beperkt wordt, verleent de Minister een voorlopige erkenning van één tot drie jaar.

Na afloop van die periode wordt de erkenning voor onbepaalde duur verleend, behalve andersluidende beslissing van de Minister.

De beslissing tot intrekking, opschorting of inperking van de erkenning wordt bij aangetekende brief medegedeeld.

Art. 831/147.De ondersteunende dienst maakt op verzoek van het Agentschap alle bewijsstukken over die vereist worden voor de uitoefening van de controle, meer bepaald de jaarrekeningen, de nodige stukken voor de berekening van de verschillende toelagen, het kadaster van de tewerkstelling, de lijst van de activiteiten, alsmede het vormingsprogramma.

Art. 831/148.Op verzoek van het Agentschap maakt de ondersteunende dienst, onderworpen aan de verplichting om te beschikken over een advies- of overlegorgaan, de sociale balans over zoals bepaald bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1996 betreffende de sociale balans, alsook de jaarrekeningen, de balans van de activiteiten en het vormingsprogramma : 1° voor de ondersteunende diensten beheerd door een privé inrichtende macht: aan de ondernemingsraad of, bij gebreke daarvan, aan de vakbondsafvaardiging;2° voor de ondersteunende diensten beheerd door een publieke inrichtende macht: aan het onderhandelings- of overlegcomité ingesteld krachtens de wet van 19 december 1974 of, bij gebreke daarvan, aan de representatieve werknemersorganisaties.

Art. 831/149.De ondersteunende dienst vermeldt de referentie van de door het Agentschap verleende erkenning op alle akten en overige stukken, publiciteitsfolders en aanplakkingen die van hem uitgaan.

Art. 831/150.De ondersteunende dienst voert een boekhouding en stelt zijn jaarrekeningen op overeenkomstig de bijzondere boekhoudkundige regels, hem opgelegd bij de wetgeving of de reglementering wegens zijn hoedanigheid van dienst, erkend door het Agentschap of iedere andere subsidiërende overheid of, bij onstentenis, wegens zijn rechtsstatuut.

Art. 831/151.§ 1. De jaarrekeningen van elke ondersteunende dienst worden aan het Agentschap overgemaakt uiterlijk 30 juni van het jaar na het boekjaar. § 2. De rekeningen moeten ook vergezeld gaan van een volledige lijst van de verbonden entiteiten.

Het Agentschap raadpleegt de boekhouding van de verbonden entiteiten, waartoe het op eenvoudig verzoek toegang heeft. § 3. Het boekjaar stemt overeen met het kalenderjaar.

Art. 831/152.De ondersteunende dienst moet kunnen bewijzen dat hij aan alle fiscale en sociale verplichtingen voldaan heeft.

Art. 831/153.De ondersteunende dienst is gedekt door een burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering voor alle activiteiten die onder zijn verantwoordelijkheid gevoerd worden.

Art. 831/154.De ondersteunende dienst licht het Agentschap in de loop van de daarop volgende maand in als er een verandering optreedt in: 1° het uittreksel uit het strafregister van model 1 of 2 van een personeelslid, opgemaakt overeenkomstig de ministeriële omzendbrief nr.095 van 2 februari 2007 betreffende de afgifte van een uittreksel uit het strafregister, vrij van veroordelingen tot correctionnele straffen die onverenigbaar met het ambt zijn of tot criminele straffen; 2° wanneer de ondersteunende dienst door een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting ingericht wordt, van de bekendgemaakt of ter griffie neergelegde statuten;3° wanneer de ondersteunende dienst door een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting ingericht wordt, de lijst van de leden van de raad van bestuur.

Art. 831/155.Onverminderd artikel 315 van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid dienen de ondersteunende diensten om de zes jaar bij het Agentschap volgende stukken in : 1° het dienstproject van de ondersteunende dienst;2° in geval van wijziging van natuurlijke persoon die de opdrachten van dagelijks bestuur van de dienst uitoefent, een afschrift van de diploma's en getuigschriften van de directeur, de geschreven overdracht van bevoegdheid door de inrichtende macht, alsmede het bewijs van nuttige ervaring bedoeld in artikel 831/140, § 3;3° in geval van verandering, de lijst van de leden van de raad van bestuur;4° in geval van verandering, de lijst van de leden van de algemene vergadering. Afdeling 3. - Opdrachten, activiteiten en erkenning van de mobiele

interventiecellen Onderafdeling 1. - Opdrachten en activiteiten A. Opdrachten

Art. 831/156.Om zijn opdracht uit te voeren, wordt, of worden, door de mobiele interventiecel: 1° ondersteuning verleend aan de inclusie, het behoud in de leefomgevingen en de leefkwaliteit van de gebruikers met een dubbele diagnose en hun naasten;2° het leefproject van de gebruiker met een dubbele diagnose ondersteund;3° de individuele en collectieve praktijken van de betrokken beroepsmatige gebruikers in verband met het project van de aanvragende dienst ondersteund;4° een diagnosetool gebruikt voor de psychische en gedragsgerelateerde moeilijkheden van de gebruiker met een dubbele diagnose gebruikt;5° de situatie globaal behandeld rekening houdend met de individuele variabelen, de behoeften, de omgeving en de leefvoorwaarden van de gebruiker;6° het tot rust komen en het verminderen van de gedragsstoornissen begunstigd;7° de regulering van de gedragsstoornissen beoogd;8° een inzetbaar netwerk opgericht in het middelpunt waarvan zich de gebruiker met een dubbele diagnose bevindt;9° het partneroverleg begunstigd;10° de onafhankelijkheid en de keuze van vrijheid van de gebruiker met een dubbele diagnose en van de personen die in zijn gewoonlijke leefomgevingen optreden, gewaarborgd;11° het dienstenaanbod, voor zover mogelijk, naar gelang van de behoeften en de aanvragen van de gebruikers met een dubbele diagnose en van de personen die in zijn gewoonlijke leefomgevingen optreden, aangepast;12° ondersteuning verleend aan de competenties en vaardigheden van de gebruikers met een dubbele diagnose en van de personen die in zijn gewoonlijke leefomgevingen optreden. B. Activiteiten

Art. 831/157.§ 1. De mobiele interventiecel verwezenlijkt activiteiten die een analyse, een oriëntatie en een behandeling van de opvolgingsaanvraag bevatten, met inbegrip van een begeleiding en een coördinatie van de partners. § 2. De activiteiten bedoeld in paragraaf 1 worden uitgevoerd in aanwezigheid of afwezigheid van een geneesheer-psychiater, in de vorm van een interventie op het terrein bij de gebruiker met een dubbele diagnose of bij de personen die in zijn gewoonlijke leefomgevingen optreden.

Art. 831/158.De mobiele interventiecellen houden een individueel opvolgingsdossier bij van de gebruikers voor welke ze prestaties verrichten.

Het dossier bestaat uit onderdelen waarin de niet-uitputtende gegevens opgenomen in bijlage 83/14 vermeld worden.

Onderafdeling 2. - Erkenning

Art. 831/159.De artikelen 831/129 tot 831/155 zijn toepasselijk op de erkenning van de mobiele interventiecellen.

Voor de toepassing van artikel 831/136 wordt verwezen naar bijlage 81/12. Afdeling 4. - Opdrachten, activiteiten en erkenning van de

referentiecellen Onderafdeling 1. - Opdrachten en activiteiten A. Opdrachten

Art. 831/156.Om zijn opdracht uit te voeren, wordt, of worden, door de referentiecel: 1° zijn expertise inzake handicap ter beschikking gesteld van de opvangstructuren;2° oplossingen voorgesteld die werkelijk aangepast zijn aan de verouderende gebruiker, diens gezin en de opvangstructuur;4° rekening gehouden met het leefproject van de verouderende gebruiker;4° rekening gehouden met de praktijken van het personeel van het opvangpersoneel waar genoemde cel actief is;5° een adviesverlenende en deskundige rol inzake verouderende gebruikers ingevuld;6° deel genomen aan de verbeterde zorgverlening aan de verouderende gebruiker die leeft of opgenomen is in een structuur die meer aangepast is aan zijn leeftijd en aan zijn behoeften. B. Activiteiten

Art. 831/161.De referentiecel verwezenlijkt activiteiten inzake: 1° analyse van de situatie van de gebruiker, die erin bestaat de verouderende gebruiker, die in een opvangstructuur opgenomen wenst te worden of te blijven, en zijn naasten te ontmoeten, en hun leefgewoonten en hun huidige toestand waar te nemen;2° begeleiding bij de transitie, bestaande uit het mededelen, aan de opvangstructuur, van de specifieke competenties en kennis verbonden aan de handicap van de verouderende gebruiker;3° inclusie in de opvangstructuur, bestaande het organiseren van educatieve activiteiten waarbij alle bewoners van de structuur betrokken worden en waarbij banden worden gesmeed tussen de verschillende actoren die met de verouderende gebruiker in contact komen, tijdens een welbepaalde periode, waarbij bedoelde inclusie bovenop de transitiebegeleiding komt en die niet als antwoord mag dienen op een structureel personeelsgebrek bij een opvangstructuur;4° ontwikkeling van het netwerk, bestaande uit het zoeken naar nieuwe partners en het aanzetten van de leden van het netwerk tot samenwerking in de diversiteit en de complementariteit met als doel een betere zorgverlening en een hogere levenskwaliteit voor de gebruiker die in een opvangstructuur ouder wordt;5° voor informatie en sensibilisering, waarbij de de activiteiten, aangeboden door de referentiecel, worden voorgesteld en de samenwerkingsverbanden met het netwerk van de dienst in stand worden gehouden om de inclusie van verouderende gebruikers te begunstigen;

Art. 831/162.§ 1. Voor de activiteiten inzake begeleiding bij transitie en inclusie in een opvangstructuur wordt een samenwerkingsovereenkomst, opgesteld aan de hand van een model bepaald door het Agentschap, schriftelijk gesloten tussen de ondersteunende dienst en het opvangmilieu of de opvangoperator die een dienstverstrekking aanvraagt. § 2. De referentiecellen houden een individueel opvolgingsdossier bij van de gebruikers voor welke ze prestaties verrichten.

Het dossier bestaat uit onderdelen waarin de niet-uitputtende gegevens opgenomen in bijlage 83/15 vermeld worden.

Onderafdeling 2. - Erkenning

Art. 831/159.De artikelen 831/129 tot 831/155 zijn toepasselijk op de erkenning van de referentiecellen.

Voor de toepassing van artikel 831/136 wordt verwezen naar bijlage 81/13. Afdeling 5. - Innoverende praktijken

Art. 831/164.Binnen de perken van de beschikbare begrotingen kan de Minister de innoverende praktijken inzake mobiele regelingen die de inclusie van gehandicapte personen beogen, ondersteunen. Deze innoverende praktijken dienen ertoe te strekken, in te spelen op nieuwe of door de mobiele regelingen oningevuld gebleven behoeften en de bestaande praktijken te verbeteren.

De erkenning van deze regelingen gebeurt via een oproep tot het indienen van projecten waarvan de nadere regels door de Minister worden bepaald.

De Minister bepaalt minstens : 1° wie een project mag indienen;2° de nadere inzendingsregels;3° wat het project moet bevatten, namelijk minstens: a) de identiteit van de projectdrager;b) de omschrijving van het project;c) de doelstellingen of resultaten beoogd door het project;d) het innoverend of experimenteel karakter van het project;e) de activiteiten verwezenlijkt door het project;f) het tijdspad voor de verwezenlijking van het project;g) het bedrag van de aangevraagde subsidie;4° het tijdspad voor de indiening van het project. Afdeling 6. - Subsidiëring

Onderafdeling 1. - Inleidende bepalingen

Art. 831/165.Uitgezonderd de innoverende praktijken waarvoor een specifieke steun bestaat, kan er voor de erkende mobiele regeling een subsidiëring toegekend worden door het Agentschap.

Art. 831/166.Binnen de perken van de begrotingskredieten omvat de subsidiëring toegekend aan de erkende mobiele regelingen drie delen: 1° een basisbedrag;2° een toeslag wegens geldelijke anciënniteit;3° een bedrag om de mobiliteitskosten te dekken. Onderafdeling 2. - Basisbedrag

Art. 831/167.De basissubsidie dekt geheel of ten dele de lasten van de mobiele regeling in verband met: 1° werkingskosten;2° personeelskosten;3° kosten verbonden aan de daadwerkelijke aanwezigheid van een persoon die in aanmerking komt voor activiteiten van de mobiele regeling;4° de mobiliteit van het personeel die niet gedekt wordt door de mobiliteitssubsidie. Het basisbedrag wordt in de subsidiëringsbeslissing vastgesteld op basis van een previsionele begroting vastgesteld door de mobiele regeling.

Art. 831/168.De basissubsidie wordt jaarlijks en voortijdig bij maandelijkse afbetalingen betaald in de loop van het bestemmingsjaar.

De voorschotten worden automatisch aangepast tijdens de tweede maand na de overschrijding van het spilindexcijfer dat als referentie dient voor de loonindexering in het openbaar ambt.

Onderafdeling 3. - Toeslag wegens geldelijke anciënniteit Algemene inleiding

Art. 831/169.§ 1. Er wordt een bijkomende toelage aan de mobiele regelingen verleend ter financiering van de loonsverhogingen die uit de anciënniteit van het personeel voortvloeien. § 2. De gemiddelde geldelijke anciënniteit wordt bepaald op grond van het tewerkstellingskadaster van de mobiele regeling, volgens een model vastgesteld door het Agentschap. § 3. Aan het einde van elk kalenderjaar maakt de mobiele regeling uiterlijk 31 maart het tewerkstellingskadaster van het personeel toegewezen aan de mobiele regeling langs de elektronische weg aan het Agentschap over. § 4. In afwijking van paragraaf 3 verstrekt de dienst tegen 31 maart van het eerste erkenningsjaar de informatie in verband met het personeel van het voorafgaande jaar, toegewezen aan de activiteiten die overeenstemmen met de activiteiten waarvoor de mobiele regeling erkend is, nodig voor de berekening van de anciënniteit van de mobiele regeling.

Art. 831/170.De voor de geldelijke anciënniteit toegekende toeslag wordt automatisch in de vorm van voorschotten voor het volgende jaar betaald.

Als de anciënniteit kleiner of hoger is dan degene die als basis heeft gediend voor de toekenning van de voorschotten, wordt de toegekende toeslag aangepast.

A. Nadere berekeningsregels voor de anciënniteit van de mobiele regeling

Art. 831/171.§ 1. De voor elk personeelslid in aanmerking te nemen geldelijke anciënniteit is die waarop het recht heeft op 31 december van het boekjaar dat het voorwerp is van de subsidie. § 2. Voor de personeelsleden die de dienst verlaten hebben vóór 31 december van het boekjaar, is de in aanmerking te nemen geldelijke anciënniteit die waarop zij recht hebben op de vertrekdatum.

Art. 831/172.§ 1. De anciënniteiten bedoeld in artikel 931/171, § § 1 en 2, worden vermenigvuldigd met het volume van bezoldigde prestaties, gevaloriseerd tegen het anciënniteitspercentage vastgesteld in het tewerkstellingskadaster. § 2. De resultaten bedoeld in § 1 worden opgeteld en gewogen in functie van het totale volume van bezoldigde prestaties, gevaloriseerd tegen het anciënniteitspercentage vastgesteld in het tewerkstellingskadaster. § 3. De som van de gewogen anciënniteiten bedoeld in paragraaf 2 wordt vervolgens verminderd met een half jaar anciënniteit. Het resultaat stemt overeen met de gemiddelde geldelijke anciënniteit van de mobiele regeling.

Art. 831/173.§ 1. Het volume van de dienstverstrekkingen opgenomen in de berekening van de geldelijke anciënniteit van de werknemer die in aanmerking komt voor een maatregel tot aanpassing van het einde van zijn loopbaan zoals bedoeld in punt 4 van bijlage 83/17 is gelijk aan het volume van prestaties waarover hij beschikte voordat hij halftijds ging presteren. § 2. Er wordt geen rekening gehouden met het volume van de bezoldigde dienstverstrekkingen van de werknemer die in dienst genomen wordt ter vervanging van de werknemer bedoeld in paragraaf 1.

B. Nadere berekeningsregel voor het bedrag van de anciënniteitstoeslag

Art. 831/174.Het bedrag van de toegewezen anciënniteitstoeslag stemt overeen met de vermenigvuldiging van het bedrag van de basissubsidie met het anciënniteitspercentage dat overeenstemt met de gemiddelde geldelijke anciënniteit van de mobiele regeling bedoeld in bijlage: 1° 83/18 % voor de ondersteunende diensten en de referentiecellen;2° 83/19 voor de mobiele interventiecellen. Onderafdeling 4. - Bedrag bestemd voor het dekken van de mobiliteitskosten van het personeel

Art. 831/175.§ 1. Er wordt een bedrag voor de mobiliteit toegekend aan de mobiele regelingen, waarmee de beroepsmatige reiskosten van het personeel bij het uitvoeren van activiteiten van de mobiele regeling gedekt worden. § 2. Het in aanmerking genomen globale mximumcontingent is gelijk aan : 1° vijftien duizend kilometer voor de ondersteunende diensten;2° tien duizend kilometer voor de referentiecellen;3° vijftig duizend kilometer voor de mobiele interventiecellen. Het Agentschap bestemt voor de mobiliteit een budget dat overeenstemt met het globaal contingent dat aangewend wordt voor de erkende mobiele regelingen, vermenigvuldigd met het bedrag toegekend aan het personeel van de Waalse Overheidsdienst inzake reiskosten overeenkomstig de Waalse Ambtenarencode.

Art. 831/176.§ 1. Het totaalbedrag van het budget, toegekend voor mobiliteit, wordt verhoudingsgewijs toegekend voor elke mobiele regeling, op grond van het globale werkelijk kilometercontingent voor elk type regeling. § 2. Het contingent van de mobiele regeling stemt overeen met de in het voorafgaande jaar afgelegde kilometers om de activiteiten van de mobiele regeling te verrichten. § 3. Aan het einde van elk kalenderjaar maakt de mobiele regeling uiterlijk 30 juni de in het voorafgaande jaar afgelegde kilometers om de activiteiten van de mobiele regeling te verrichten, langs de elektronische weg aan het Agentschap over.

Onderafdeling 5. - Bepalingen inzake de activiteitsdoelstellingen

Art. 831/177.Het Agentschap stelt over een periode van drie jaar in samenwerking met de mobiele regeling de doelstellingen vast in termen van het type erkende activiteiten, beoogd publiek en volume van erkende activiteiten.

Deze doelstellingen worden uitgedrukt op grond van een aantal beschikbare uren.

Art. 831/178.Het aantal beschikbare uren wordt met volgende regels vastgelegd: tachtig percent van het basissubsidiebedrag, gedeeld door : a) zevenentwintig voor de ondersteunende diensten en de referentiecellen;b) dertig voor de mobiele interventiecellen;c) in afwijking van punt b), veertig voor de mobiele interventiecellen die hun activiteiten verrichten in aanwezigheid van een psychiater-geneesheer die op het terrein actief is. Voor het overige worden de dertig percent beschikbare uren voorbehouden voor de concrete verwezenlijking van de activiteiten van de mobiele regeling op het terrein.

Art. 831/179.Aan het einde van elk kalenderjaar maakt de mobiele regeling uiterlijk 30 juni de lijst van activiteiten van het personeel van de mobiele regeling langs de elektronische weg aan het Agentschap over. Afdeling 6. - Controle op het gebruik van de subsidies

A. Algemene inleiding

Art. 831/180.Het Agentschap ziet toe op de inachtneming van de voorschriften inzake de toekenning en de aanwending van de subsidies en inzake boekhoudkundige verplichtingen.

B. Periode voor de controle op de toelagen

Art. 831/181.§ 1. De controle op het gebruik van de subsidies wordt over drie kalenderjaren gevoerd. § 2. De eerste periode voor de controle op de aanwending van de subsidies vangt op de datum van de eerste erkenning aan. § 3. In afwijking van paragraaf 1 is de eerste controleperiode kleiner dan drie jaar als de datum voor de eerste erkenning of de afloop van de erkenning in de loop van het jaar valt of als de controleperiode niet samenvalt met de periode voor de controle van de administratieve entiteit ervan.

C. Aanwending van de subsidies

Art. 831/182.§ 1. De subsidies bedoeld in deze afdeling worden uitsluitend voor het voorwerp ervan gebruikt. § 2. Het basissubsidiebedrag wordt evenwel tegen een minimumpercentage van tachtig percent voor de personeelslasten gebruikt en het saldo kan gebruikt worden om de gezamenlijk daaroor gedekte lasten te financieren.

Art. 831/183.§ 1. De financiële participaties bijdrage die krachtens artikel 1314/181, § 3, verlangd wordt van de natuurlijke of rechtspersonen die de activiteiten van de mobiele regeling gebruiken, worden geboekt als invorderingen van onkosten betreffende de rekeningen 613 bedoeld in het boekhoudplan waarvan de diensten d.m.v. een omzendbrief in kennis wordt gesteld. § 2. In het kader van de controle op het gebruik van de subsidies worden de in artikel 831/188 bedoelde bijdragen in mindering gebracht van het bedrag van de overeenstemmende lasten. § 3. De subsidies die aan de mobiele regelingen gestort worden door de overheden of door liefdadigheidsinstellingen die door die overheden gesubsidieerd worden, worden afgetrokken van de overeenstemmende lasten die op geldige wijze in het boekjaar geboekt worden.

Er wordt rekening gehouden met de toelagen bedoeld in het eerste lid voor zover ze verleend worden ter dekking van de uitgaven die in aanmerking genomen worden voor de berekening van de toelage.

Art. 831/184.De perken van de toelaatbaarheid van de lasten worden nader bepaald in de bijlagen 83/16 en 83/17.

D. Rechtzetting en terugvordering van de subsidies Art.831/185. Als het totaalbedrag van de toelaatbare lasten na afloop van de periode van drie jaar kleiner is dan de overeenstemmende toelagen, wordt het verschil ingevorderd bij de controle op het gebruik van de toelagen door het Agentschap.

Art. 831/186.Na kennisgeving gaat het Agentschap over tot de rechtzetting en de ambtshalve invordering van de toelagen verleend op grond van onjuiste aangiften of waarvan het gebruik ongerechtvaardigd blijkt te zijn.

Art. 831/187.§ 1. Ze worden rechtgezet en ingevorderd tijdens de tweede maand na die van de kennisgeving en kunnen het voorwerp uitmaken van een aanzuiveringsplan. § 2. De mobiele regelingen beschikken over een termijn van dertig dagen, waarbij de postdatum bewijskracht heeft, om elke rechtzetting of invordering te betwisten waarvan kennis wordt gegeven overeenkomstig dit hoofdstuk. § 3. De mobiele regelingen kunnen een aanvraag tot herziening van de toelage indienen binnen dertig dagen, te rekenen van de kennisneming van een gegeven op grond waarvan het bedrag van de toelage betwist wordt en waarvan zij geen weet hadden bij de kennisgeving ervan.

De dienst moet het bewijs leveren van de datum waarop hij kennis genomen heeft van het gegeven bedoeld in het eerste lid. Afdeling 7. - Financiële bijdrage van de gebruikers

Art. 831/188.De mobiele regeling kan als voorwaarde voor de toelating of toegang tot de activiteiten van de mobiele regeling geen andere financiële bijdrage opleggen dan die bedoeld in de artikelen 831/189 en 831/190.

Art. 831/189.De ondersteunende dienst kan een financiële participatie vragen voor de informatie en de sensibilisering als deze niet verricht worden in een opvangvoorziening of bij een opvangoperator.

Art. 831/190.De mobiele interventiecel kan van de gebruiker met een dubbele diagnose of van de personen die in zijn leefomgevingen optreden een financiële participatie vragen. Deze participatie kan niet meer bedragen dan ofwel: 1° vierendertig euro tweeëndertig eurocent per maand;2° zeven euro per prestatie. Het bedrag is gekoppeld aan spilindexcijfer 101,02 van juli 2016 met als basis 2013 voor honderd, dat als referentie dient voor de loonindexering in het openbaar ambt. Afdeling 8. - Evaluatie van de regeling

Art. 831/191.Een evaluatie van de erkennings- en subsidiëringsregeling van hoofdstuk IX wordt uitgevoerd na afloop van het derde, volledige kalenderjaar van toepassing ervan.

Art. 4.In hetzelfde Wetboek, Tweede deel, Boek V, Titel XIV, worden de artikelen 1384/4 tot 1384/5 ingevoegd, luidend als volgt: "

Art. 1384/4.De natuurlijke personen die de opdrachten bedoeld in artikel 831/146, § 1, lid 1, 2°, uitoefenen en het personeel dat activiteiten ingebed in een specifiek initiatiefproject voor peuteropvang of een mobiele interventiecel voor 1 januari 2019 verrichten worden geacht, aan de vereiste kwalificaties te voldoen om de functie uit te oefenen.

Art.1384/5. § 1. In afwijking van artikel 931/129, § 1, 1°, en § 2, kunnen de mobiele regelingen die voor 1 januari 2019 geselecteerd zijn via een oproep tot het indienen van projecten en die ofwel: 1° voor 1 januari 2019 een overeenkomst hebben gesloten met het Agentschap, in het kader van een specifiek initiatiefproject voor de ondersteuning van peuteropvang of geestelijke deficiëntie en gedragsstoornis - mobiele interventiecel;2° een subsidie gekregen hebben voor de verwezenlijking van het cantou+ project voor 1 januari 2019; hun erkenningsaanvraag rechtstreeks bij het Aghentschap indienen overeenkomstig artikel 831/130. § 2. Het bedrag van hun subsidie op 31 december 2019 vormt de basissubsidie en de toeslag wegens geldelijke anciënniteit voor het eerste erkennings- en subsidiëringsjaar. § 3. Het bedrag van de toegewezen basissubsidie stemt overeen met het jaarlijks bedrag bedoeld in paragraaf 2, gedeeld door het resultaat van één plus het anciënniteitspercentage bedoeld in de bijlagen 83/18 of 83/19 dat overeenstemt met de gemiddelde geldelijke anciënniteit van de mobiele regeling ter ondersteuning van de inclusie van gehandicapte personen krachtens de bepalingen van de artikelen 831/169, § 4, en 831/174. ".

Art. 5.In hetzelfde Wetboek worden de bijlagen 83/11 tot 83/20 ingevoegd, die als bijlagen 1 tot 10 bij dit besluit gaan.

Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking op 1 januari 2019.

Art. 7.De Minister die bevoegd is voor het Gehandicaptenbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 17 januari 2019.

Voor de Regering : De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Sociale Actie, Gezondheid, Gelijke Kansen, Ambtenarenzaken en Administratieve vereenvoudiging, A. GREOLI

Bijlage 1 BIJLAGE 83/11 (bedoeld in artikel 831/136) van het Waals Reglementair Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid ONDERSTEUNENDE DIENST PROJECT - SCHEMA 1. Institutioneel kader a.Personalia b. Chronologisch overzicht van het project c.Institutionele context d. Filosofie van de dienst (waarden en visie) 2.Interventiekader a. Geografisch interventiegebied b.Overeenkomst c. Financiële bijdrage d.Doelpubliek 3. Organisatie van de dienst a.Openings- of diensturen b. Werkorganisatie c.Voorgestelde prestaties 4. Opleidingsplan 5.Beschrijving van de methodologische keuzes a. Analyse van de noden van de opvangsomgevingen of van de opvangoperatoren en toekomstige beroepsmatige gebruikers van de opvangsomgevingen of van de opvangoperatoren en uitvoering van passende antwoorden Bijvoorbeeld : Welke zijn de geïdentificeerde behoeften en hoe wordt erop ingespeeld ? b.Specifieke hulpmiddelen en middelen Bijvoorbeeld : In welke hulpmiddelen werd voorzien om de aanvragen van de opvangsomgevingen of opvangoperatoren in te willigen ? 6. Evaluatiemethode a.Evaluatie van de dienst in het geheel van zijn opdrachten 7. Conclusies en stappen met betrekking tot de resultaten van de zelfbeoordeling Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 17 januari 2019 tot wijziging van, enerzijds, artikel 283, tweede lid, van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid en tot invoeging van een hoofdstuk IX met het opschrift « Erkenning en subsidiëring van mobiele steunregelingen voor de inclusie van gehandicapte personen » in het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, Tweede Deel, Boek V, Titel VII, anderzijds. Namen, 17 januari 2019.

Voor de Regering : De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Sociale Actie, Gezondheid, Gelijke Kansen, Ambtenarenzaken en Administratieve vereenvoudiging, A. GREOLI

Bijlage 2 BIJLAGE 83/12 (bedoeld in artikel 831/136) DIENSTPROJECT VAN DE MOBIELE INTERVENTIECELLEN - SCHEMA 1. Institutioneel kader Personalia Chronologisch overzicht van het project Institutionele context 2.Interventiekader Doelpubliek (leeftijd) Geografisch interventiegebied Samenwerkingsovereenkomst of project van individuele opvolging Financiële bijdrage Doelpubliek 3. Organisatie van de dienst Openings- of diensturen Voorgestelde prestaties 4.Opleidingsplan 5. Werkmethodologie omtrent bijvoorbeeld : a.analyse van de psychische en gedragsproblemen van de gebruiker met een dubbele diagnose b. ecosystemische analyse van de situatie 6.Evaluatiemethode a. Evaluatie van de dienst in het geheel van zijn opdrachten 7.Conclusies en stappen met betrekking tot de resultaten van de zelfbeoordeling Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 17 januari 2019 tot wijziging van, enerzijds, artikel 283, tweede lid, van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid en tot invoeging van een hoofdstuk IX met het opschrift « Erkenning en subsidiëring van mobiele steunregelingen voor de inclusie van gehandicapte personen » in het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, Tweede Deel, Boek V, Titel VII, anderzijds.

Namen, 17 januari 2019.

Voor de Regering : De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Sociale Actie, Gezondheid, Gelijke Kansen, Ambtenarenzaken en Administratieve vereenvoudiging, A. GREOLI

Bijlage 3 BIJLAGE 83/13 (bedoeld in artikel 831/136) HET DIENSTPROJECT VAN DE REFERENTIECELLEN - SCHEMA 1. Institutioneel kader a.Personalia b. Chronologisch overzicht van het project c.Institutionele context 2. Interventiekader a.Doelpubliek b. Geografisch interventiegebied c.Samenwerkingsovereenkomst of project van individuele opvolging 3. Organisatie van de dienst a.Openings- of diensturen b. Voorgestelde prestaties 4.Opleidingsplan 5. Werkmethodologie omtrent bijvoorbeeld : a.analyse van de psychische en gedragsproblemen van de verouderende gebruiker b. ecosystemische analyse van de situatie 6.Evaluatiemethode a. Evaluatie van de mobiele regeling in het geheel van de opdrachten ervan 7.Conclusies en stappen met betrekking tot de resultaten van de zelfbeoordeling Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 17 januari 2019 tot wijziging van, enerzijds, artikel 283, tweede lid, van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid en tot invoeging van een hoofdstuk IX met het opschrift « Erkenning en subsidiëring van mobiele steunregelingen voor de inclusie van gehandicapte personen » in het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, Tweede Deel, Boek V, Titel VII, anderzijds.

Namen, 17 januari 2019.

Voor de Regering : De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Sociale Actie, Gezondheid, Gelijke Kansen, Ambtenarenzaken en Administratieve vereenvoudiging, A. GREOLI

Bijlage 4 BIJLAGE 83/14 (bedoeld in artikel 831/158) ELEMENTEN VAN HET INDIVIDUEEL OPVOLGINGSDOSSIER VAN DE GEBRUIKER MET EEN DUBBELE DIAGNOSE Het individueel opvolgingsdossier omvat : 1° een informatief luik met : a.de identificatie van de gebruiker met een dubbele diagnose (Naam, voornaam, woonplaats, geboortedatum, gender); b. de rechtvaardiging van de dubbele diagnose (geestelijke deficiëntie en gedrags- of psychische stoornissen);c. een beschrijving van het traject van de gebruiker (levensloop, schoolbezoek, vorige verzorging, medische voorgeschiedenis);d. een beschrijving van de huidige toestand (leefomleving, activiteiten, verzorgingen);2° een contractuele component die een schriftelijk gesloten interventieovereenkomst omvat, tenminste tussen de mobiele interventiecel en de aanvrager. De interventieovereenkomst omvat tenminste : a. de identificatie van de aanvrager en van de gebruiker met een dubbele diagnose, indien hij bekend is;b. de identificatie van de persoon die de mobiele interventiecel juridisch mag inzetten ter ondersteuning van de gebruiker met een dubbele diagnose;c. een vermelding dat de dienst in samenwerking met de aanvrager en de persoon met een dubbele diagnose een opvolgingsproject zal ontwikkelen;d. een vermelding dat de interventieovereenkomst een wederzijdse verbintenis is van de aanvrager, de mobiele interventiecel en de persoon met een dubbele diagnose, die gericht is op het bevorderen van inclusie en welzijn;e. een vermelding dat de aanvrager uitgenodigd wordt om deel te nemen aan het beoordelingsproces;f. de precieze voorwaarden voor de beëindiging van de interventieovereenkomst;g. het bedrag van de eventuele financiële bijdrage;h. de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die instaat voor de betaling en voor de manier waarop de betaling wordt geregeld;i. de procedure voor het interne beheer van eventuele klachten alsook het adres van het Agentschap waaraan de gebruiker en zijn gezin opmerkingen, klachten of bezwaren kan richten;3° een luik « individuele opvolging » die het volgende omvat : a.de doelstellingen voorgesteld door de mobiele interventiecel; b. het interventieprogramma voorgesteld door de mobiele interventiecel et de gebruikte middelen;c. de partners, familieleden, de algemene diensten waarvan de samenwerking verzocht wordt;d. de resultaten van de eventuele schalen of instrumenten zoals de globale beoordelingsschaal van de ernst van de gedragingen, het mini « pas-add », de gemaakte diagnose, de categorie van handicap;e. de beoordeling van de opvolging;f. een traceerbaarheidsfiche van de verschillende interventies in verband met de opvolging van de gebruiker met een dubbele diagnose. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 17 januari 2019 tot wijziging van, enerzijds, artikel 283, tweede lid, van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid en tot invoeging van een hoofdstuk IX met het opschrift « Erkenning en subsidiëring van mobiele steunregelingen voor de inclusie van gehandicapte personen » in het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, Tweede Deel, Boek V, Titel VII, anderzijds.

Namen, 17 januari 2019.

Voor de Regering : De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Sociale Actie, Gezondheid, Gelijke Kansen, Ambtenarenzaken en Administratieve vereenvoudiging, A. GREOLI

Bijlage 5 BIJLAGE 83/15 (bedoeld in artikel 831/162) ELEMENTEN VAN HET INDIVIDUELE OPVOLGINGSDOSSIER VAN DE VEROUDERENDE GEBRUIKER Het individuele opvolgingsdossier omvat : 1° een informatief luik met : 1.de identificatie van de verouderende gebruiker (Naam, voornaam, woonplaats, geboortedatum, gender); 2. een beschrijving van het traject van de gebruiker (levensloop, vorige verzorging, medische voorgeschiedenis);3. een beschrijving van de huidige toestand (leefomleving, activiteiten, verzorgingen);2° een contractuele component die een schriftelijk gesloten interventieovereenkomst omvat, tenminste tussen de mobiele interventiecel en de aanvrager. De interventieovereenkomst omvat tenminste : a. de identificatie van de aanvrager en van de verouderende gebruiker;b. de identificatie van de persoon die de referentiecel juridisch mag inzetten ter ondersteuning van de verouderende gebruiker;c. een vermelding dat de dienst in samenwerking met de aanvrager en de verouderende gebruiker een opvolgingsproject zal ontwikkelen;d. een vermelding dat de interventieovereenkomst een wederzijdse verbintenis is van de aanvrager, de referentiecel en de verouderende gebruiker, die gericht is op het bevorderen van inclusie en welzijn;e. een vermelding dat de aanvrager uitgenodigd wordt om deel te nemen aan het beoordelingsproces;f. de precieze voorwaarden voor de beëindiging van de interventieovereenkomst;g. de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die instaat voor de betaling en voor de manier waarop de betaling wordt geregeld;h. de procedure voor het interne beheer van eventuele klachten alsook het adres van het Agentschap waaraan de gebruiker en zijn gezin opmerkingen, klachten of bezwaren kan richten;3° een luik « individuele opvolging » die het volgende omvat : a.de doelstellingen voorgesteld door de referentiecel; b. het interventieprogramma voorgesteld door de referentiecel et de gebruikte middelen;c. de partners, familieleden, de algemene diensten waarvan de samenwerking verzocht wordt;d. de resultaten van de eventuele schalen of instrumenten zoals het « SMAF », het mini « pas-add », de gemaakte diagnose, de categorie van handicap;e. de beoordeling van de opvolging;f. een traceerbaarheidskaart van de verschillende interventies in verband met de opvolging van de verouderende gebruiker. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 17 januari 2019 tot wijziging van, enerzijds, artikel 283, tweede lid, van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid en tot invoeging van een hoofdstuk IX met het opschrift « Erkenning en subsidiëring van mobiele steunregelingen voor de inclusie van gehandicapte personen » in het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, Tweede Deel, Boek V, Titel VII, anderzijds.

Namen, 17 januari 2019.

Voor de Regering : De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Sociale Actie, Gezondheid, Gelijke Kansen, Ambtenarenzaken en Administratieve vereenvoudiging, A. GREOLI

Bijlage 6 BIJLAGE 83/16 (bedoeld in artikel 831/184) PRINCIPES OP BASIS WAARVAN DE LASTEN IN AANMERKING GENOMEN KUNNEN WORDEN 1. De lasten worden als in aanmerking komend beschouwd als de hierna vermelde algemene beginselen in acht genomen worden: 1.ze moeten betrekking hebben op de opdrachten waarvoor de mobiele regeling door het Agentschap gesubsidieerd wordt; 2. zij moeten redelijk zijn in verhouding tot de behoeften van de activiteit van de mobiele regeling;3. zij dienen in de boekhouding te worden opgenomen overeenkomstig de wetgeving over de boekhouding en de jaarrekeningen van de ondernemingen en de uitvoeringsbesluiten ervan;4. ze moeten voortvloeien uit uitwisselingen tussen derden en uit tastbare economische realiteiten.Als de lasten het gevolg zijn van uitwisselingen tussen verbonden entiteiten, dienen de aantoonbaarheid en redelijkheid van de lasten door het Agentschap te kunnen worden vastgesteld; 5. ze vloeien voort uit uitwisselingen met natuurlijke personen die geen lid van de inrichtende macht of van de directie van de dienst mogen zijn, of met rechtspersonen onder wie de leden van de inrichtende macht of van de directie van de mobiele regeling geen functie van directeur of bestuurder bekleden.In het tegenovergestelde geval dient de aantoonbaarheid en redelijkheid van de lasten door het Agentschap te kunnen worden vastgesteld; 6. zij dienen in voorkomend geval voort te vloeien uit de aanrekening die wordt doorgevoerd vanuit een verdeelsleutel die beantwoordt aan objectieve, realistische en concrete criteria; 2. Meer bepaald de volgende lasten worden als niet in aanmerking komend beschouwd : 2.1. algemene lasten 1. forfaitaire bedragen, buiten die die verantwoord zijn via een overeenkomst waarin de voorwaarden waaronder de beroepsprestaties geleverd en bezoldigd worden, omstandig worden omschreven;2. de lasten met betrekking tot de toekenning van voordelen in natura;3. de voorzieningen en waardeverminderingen;4. de minderwaarden;5. de boetes, straffen en verwijlinteresten; 2.2. in de rekeningen 60 en 61 bedoeld in het genormaliseerde boekhoudplan dat door middel van omzendbrieven aan de diensten wordt meegedeeld 1. het gedeelte van de reiskosten om dienstredenen boven het percentage dat voor de personeelsleden van het Waalse Gewest voorzien wordt;2. de investeringsuitgaven die de door het BTW-Wetboek vastgestelde drempel terzake overschrijden en die die voor één enkel boekjaar als lasten worden geboekt;3. de representatiekosten die niet in rechtstreeks verband staan met de activiteiten van de mobiele regelingen;4. de betaling van dienstprestaties die niet bij de administratie van de belastingen aangegeven zijn;5. de restaurantstroken waarop de naam en de hoedanigheid van de gasten niet vermeld worden;6. de hotelrekeningen waarop de naam en de hoedanigheid van de gasten niet vermeld worden;7. de huurlasten die eventueel niet gerechtvaardigd zijn bij een geschreven huurcontract of een overeenkomst tussen de partijen, waarin een beschrijving wordt gegeven van de lokalen die het voorwerp zijn van het contract;8. de vergoedingskosten voor de vrijwilligers die de wet op de rechten van de vrijwilligers niet naleven;9. de lasten betreffende de terugbetalingen van bestuurderskosten, behalve als ze voortvloeien uit punctuele opdrachten waarover collegiaal beslist werd door de raad van bestuur en de directie, alsook de reiskosten om de vergaderingen van de beheersorganen te kunnen bijwonen.Deze kosten worden op basis van het percentage voorzien voor de personeelsleden van de Waalse Overheidsdienst terugbetaald; 10. de huurlasten tussen verbonden VZW's die hoger liggen dan een afschrijvingsannuiteit voor het deel van het betrokken gebouw dat niet door de overheid gesubsidieerd wordt.Een fictieve annuiteit overeenkomend met de laatste geboekte afschrijvingsannuiteit wordt in aanmerking genomen, indien het gebouw afgeschreven is. In dit geval van verhuur van gebouw tussen verbonden VZW's worden de lasten die krachtens de wet op de huurovereenkomsten geacht worden ten laste van de verhuurder te vallen, als huurderslasten aangenomen; 2.3. in de rekeningen 62 bedoeld in het genormaliseerde boekhoudplan dat door middel van een omzendbrief aan de diensten wordt meegedeeld : 1. de bezoldigingen die niet overeenkomen met de weddeschalen van de paritaire commissie 319.02, van de paritaire commissie van de mobiele regeling of van de overheidsinstantie waarvan de mobiele regeling afhangt; 2. de aanvullende voordelen die niet voortvloeien uit een officiële overeenkomst in het kader van de paritaire commissie 319.02, de paritaire commissie van de mobiele regeling of van de overheidsinstantie van kracht binnen de dienst of van de Nationale Arbeidsraad; 3. de werkgeverspremies voor extrawettelijke verzekeringen;4. de dotaties en de aanwendingen van reserves voor het vakantie- en uitgaansgeld bedoeld in de rekeningen 6250 en 625;5. de loonkosten die niet voortvloeien uit een overeenkomst of een geschreven arbeidscontract waarin minstens de door de werknemer uitgeoefende functie(s) en de omvang van de dienstverstrekkingen worden vermeld;6. de loonlasten die niet het voorwerp zijn geweest van aangiften bij de RSZ of bij de Administratie van de belastingen;7. de loonlasten van de werknemers niet vermeld in het tewerkstellingskadaster opgesteld door de mobiele regeling; 2.4. in de rekeningen 63 bedoeld in het genormaliseerde boekhoudplan dat door middel van een omzendbrief aan de diensten wordt meegedeeld : 1. de afschrijvingslasten die voortvloeien uit percentages die hoger zijn dan : a.twintig procent voor de oprichtingskosten; b. drieëndertig procent voor de immateriële vaste activa;c. 5 procent voor bouwwerken en bebouwde gronden;d. tien procent voor de inrichtingen en verbouwingen van gebouwen, exclusief uitbreidingen;e. twintig procent voor de installaties, het educatief en medisch materieel, machines en uitrustingen.Het informaticamaterieel kan echter tegen drieëndertig procent afgeschreven worden; f. tien procent voor het meubilair;g. twintig procent voor het rollend materieel. Eén van de bovenvermelde percentages naar gelang van het soort goed dat het voorwerp is van het leasingcontract of andere gelijkaardige rechten.

Een afwijking van die percentages kan door het Agentschap worden toegestaan bij tweedehandse aankoop of aankoop van geprefabriceerde goederen of bij uitzonderlijke afschrijving. Bedoelde afwijking moet bij aangetekend schrijven aangevraagd worden en met redenen omkleed zijn. 2.5. in de rekeningen 64 bedoeld in het genormaliseerde boekhoudplan dat door middel van een omzendbrief aan de diensten wordt meegedeeld : de in de rekeningen 646 bedoelde lasten betreffende de bedragen die aan de subsidiërende overheid terugbetaald moeten worden; 2.6. in de rekeningen 65 bedoeld in het genormaliseerde boekhoudplan dat door middel van een omzendbrief aan de diensten wordt meegedeeld : 1. de niet-verdeelde financiële lasten, al naar gelang van het soort, in de volgende rekeningen : 65000-" Financiële lasten van investeringsleningen ", 65001-" Financiële lasten leasing ", 65002-" Financiële lasten kaskredieten - " Agentschap"- uitstel of dwingende reden ", 65003-" Financiële lasten kaskredieten - Andere ", 6570-" Financiële lasten bankrekeningen ", 6571-" Financiële lasten - beleggingen ";2. de lasten voor kaskredieten behalve als hierop een beroep moet worden gedaan wegens een uitstel van betaling waarvan de schuld bij het Agentschap ligt of om een dwingende reden waarmee de dienst niets te maken heeft.In dit geval moet de dienst het uitstel van betaling en de verantwoordelijkheid van het Agentschap bewijzen door middel van een attest dat aan het Agentschap moet worden gevraagd of het bewijs leveren van de dwingende aard van de gebeurtenis die het beroep op voormeld krediet rechtvaardigt; 3. de financiële lasten voortvloeiend uit de beleggingen; 2.7. in de rekeningen 66 bedoeld in het genormaliseerde boekhoudplan dat door middel van een omzendbrief aan de diensten wordt meegedeeld : 1. Uitzonderlijke lasten; 2.8. in de rekeningen 69 bedoeld in het genormaliseerde boekhoudplan dat door middel van een omzendbrief aan de diensten wordt meegedeeld : 1. de kosten voor aanwendingen en heffingen verdeeld in de rekeningen 69.3. Van de in aanmerking komende lasten worden de volgende opbrengsten afgetrokken : 1.de giften die tegelijkertijd als lasten en als opbrengsten geboekt worden; 2. de opbrengsten van de activiteiten van de instellingen die tegelijkertijd als lasten en als opbrengsten geboekt worden;3. de door de overheid verleende subsidies wanneer ze precies dezelfde lasten dekken als degene die in aanmerking worden genomen in de zin van dit besluit, met uitzondering van de werkingssubsidie verleend door de Nationale Loterij;4. de diverse kosteninvorderingen, met uitzondering van de private giften, de opbrengsten voortvloeiend uit handelingen met betrekking tot de opvraging van private storting, van de verkoop van producten buiten de dienst, van cash management en van ontvangsten die uit het verhuren van gesuperviseerde appartementen voortkomen.Deze uitzonderingen worden in aanmerking genomen als de betrokken opbrengsten in aparte rekeningen of subrekeningen geboekt worden en als de lasten met betrekking tot de organisatie van deze handelingen eveneens apart geboekt worden; 4. Bestemming van de lasten en opbrengsten voor de verschillende subsidies bedoeld in afdeling 4 : 1.Algemene beginselen : Onverminderd de principes op basis waarvan de lasten in aanmerking worden genomen in dit besluit, zijn de volgende algemene beginselen van toepassing : 1° worden beschouwd als lasten die behoren bij het personeelsgedeelte van de basissubsidie bedoeld in artikel 831/182, § 2, de lasten van het personeel waarvan de kwalificaties met artikel 831/140 overeenkomen en die op geldige wijze ondergebracht worden in de rekeningen 618 en 62 vermeld in het boekhoudplan dat door middel van een omzendbrief aan de diensten meegedeeld wordt;2° worden beschouwd als lasten uit de toeslag « mobiliteit », de lasten met betrekking tot de verplaatsingen van het personeel om activiteiten bedoeld in artikelen 831/127, 831/157 en 831/161 uit te voeren;3° wanneer de lasten bedoeld in 2° hoger zijn dan de toeslag « mobiliteit », kunnen ze door de basissubsidie gedekt worden;4° wanneer de lasten met betrekking tot de loonsverhogingen in verband met de anciënniteit van het personeel hoger zijn dan de desbetreffende subsidie, kunnen ze door de basissubsidie gedekt worden.5° In tegenstelling tot punt 4°, wanneer de lasten met betrekking tot de loonsverhogingen in verband met de anciënniteit van het personeel lager zijn dan de desbetreffende subsidie, kan deze de lasten van het personeel dekken waarvan de kwalificaties met artikel 831/140 overeenkomen en die op geldige wijze ondergebracht worden in de rekeningen 618 en 62 vermeld in het boekhoudplan dat door middel van een omzendbrief aan de diensten meegedeeld wordt;5. Financiële controle : Wanneer een mobiele regeling deel uitmaakt van een administratieve entiteit, kan het gebruik van de subsidies van die dienst gecontroleerd worden door de verleende subsidies en de per sectie te boeken lasten op te tellen.Deze bepaling is niet van toepassing voor zover alle mobiele regelingen die de administratieve entiteit vormen waaronder de op grond van het Waals wetboek van sociale actie en gezondheid, Tweede deel, Boek V, Titel VII, Hoofdstuk IX, erkende regeling ressorteert, aan een controle van de subsidies per observatieperiode onderworpen worden, in combinatie met de controleperiode bedoeld in artikel 831/183.

Een « administratieve entiteit » betekent de entiteit bestaande uit verschillende door het Agentschap erkende diensten die afhankelijk zijn van dezelfde inrichtende macht en die beheerd worden door een gemeenschappelijke algemene directie, onder arbeidsovereenkomst, die instaat voor het dagelijkse beheer van al de door het Agentschap erkende diensten, zowel administratief, financieel als inzake personeelsaangelegenheden.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 17 januari 2019 tot wijziging van, enerzijds, artikel 283, tweede lid, van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid en tot invoeging van een hoofdstuk IX met het opschrift « Erkenning en subsidiëring van mobiele steunregelingen voor de inclusie van gehandicapte personen » in het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, Tweede Deel, Boek V, Titel VII, anderzijds.

Namen, 17 januari 2019.

Voor de Regering : De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Sociale Actie, Gezondheid, Gelijke Kansen, Ambtenarenzaken en Administratieve vereenvoudiging, A. GREOLI

BIJLAGE 7 BIJLAGE 83/17 (bedoeld in artikel 831/173 en 831/184) PERSONEELSKOSTEN - SPECIFIEKE REGELS 1. Geldelijke anciënniteit Voor de berekening van de geldelijke anciënniteit van het personeel dat de activiteiten bedoeld in de artikelen 831/127, 831/157 of 831/161 uitoefent, de natuurlijke persoon die de opdrachten bedoeld in artikel 831/146, § 1, 2°, uitoefent en de maatschappelijk assistenten komt het aantal jaren in aanmerking waarin de werknemer door de werkgever voltijds dan wel deeltijds in volgende sectoren vergoed is: - de instellingen die door het Agentschap, het voormalige Fonds 81 en het voormalige " FCIPPH " erkend zijn of met hen een overeenkomst hebben gesloten; - de instellingen die door de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie erkend zijn of met hen een overeenkomst hebben gesloten; - de diensten voor Hulpverlening aan de Jeugd en van de voormalige Jeugdbescherming, - " ONE "; - de erkende centra; - de instellingen die door de Algemene Directie Sociale Zaken en Volksgezondheid van het Federale Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu erkend zijn en met hem een overeenkomst hebben gesloten; de instellingen die erkend zijn door DGO5 en ermee een overeenkomst hebben gesloten; - de scholen van het buitengewoon onderwijs; - de instellingen die een overeenkomst hebben gesloten met het RIZIV. Het moederschaps-, vaderschaps- en borstvoedingsverlof, de periodes van loopbaanonderbreking van maximum één jaar die recht geeft op een onderbrekingsuitkering, en het tien-dagenverlof om dwingende redenen worden meegerekend.

Wat het administratieve en arbeiderspersoneel betreft, kan ook elke dienst meegerekend worden die eerder deeltijds of voltijds verstrekt werd in een gelijksoortige functie als degene die het bekleedt bij zijn aanwerving.

Die dienstverleningen worden slechts in aanmerking genomen voorzover betrokken personeelslid destijds beschikte over het diploma dat vereist werd om die functie uit te oefenen.

De personeelsleden die vóór 1 januari 1984 in dienst waren in instellingen erkend door het Fonds voor medisch-socio-pedagogische zorgverlening aan gehandicapten of door de Dienst Jeugdbescherming behouden hoe dan ook het voordeel van de geldelijke anciënniteit die hen destijds officieel toegekend werd.

Het bewijs van de verstrekte diensten wordt door betrokkenen geleverd d.m.v. de stortingen bij een instelling voor sociale zekerheid of een pensioenkas.

Elk ander bewijsstuk kan door de bevoegde diensten geëist worden. 2. Benoemingen, bevorderingen en functieveranderingen 1.De bezoldiging van een personeelslid met een directiegraad mag niet lager zijn dan die voorzien voor de functie waarop zijn diploma recht geeft in de dienst waar het tewerkgesteld is. 2. Het personeelslid dat tot een andere graad in dezelfde mobiele regeling bevorderd wordt, behoudt de gezamenlijke geldelijke anciënniteit die hem toegekend werd op basis van de criteria bedoeld onder punt I van deze bijlage. In geval van functieverandering binnen dezelfde instelling kan de geldelijke anciënniteit insgelijks opgewaardeerd worden overeenkomstig de bepalingen onder punt I van deze bijlage. 3. Komen niet in aanmerking: 1.de bezoldigingen uitgekeerd aan de pensioengerechtigde personeelsleden die krachtens de wetgeving op de pensioenen een ongeoorloofde beroepsactiviteit uitoefenen; 2. het deel van de bezoldigingen en de wettelijke werkgeverslasten boven de bedragen voor rekening van de overheid voor een volledige uurrooster, onverminderd de betaling van de in aanmerking komende extra-uren en van de diensten verstrekt in het kader van het onderwijs voor sociale promotie georganiseerd ten gunste van de personeelsleden tewerkgesteld door die diensten. Deze bepaling is eveneens van toepassing op personeelsleden met verschillende deeltijdse functies die gesubsidieerd worden of voor rekening zijn van de overheid; 3. de lasten van het personeel waarvan de kwalificaties niet overeenstemmen met de vereiste titels bedoeld in artikel 831/140.4. Aanpassing van het einde van de loopbaan. De maandelijkse bijdrage die gestort wordt in het Sociaal Fonds "Old Timer" krachtens de Collectieve arbeidsovereenkomst van 7 januari 2003 zoals afgesloten binnen het Paritair comité 319.02 tot instelling van de bepalingen betreffende de indeling van de beroepsloopbaan, met name het "Plan Tandem", wordt beschouwd als een in aanmerking te nemen last.

Voor de openbare sector moet deze mobiele regeling vooraf erkend worden door de Regering en dezelfde voordelen en garanties bieden als degene waarin bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst voorziet.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 17 januari 2019 tot wijziging van, enerzijds, artikel 283, tweede lid, van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid en tot invoeging van een hoofdstuk IX met het opschrift « Erkenning en subsidiëring van mobiele steunregelingen voor de inclusie van gehandicapte personen » in het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid (gecodificeerde besluiten), Tweede Deel, Boek V, Titel VII, anderzijds.

Namen, 17 januari 2019.

Voor de Regering : De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Sociale Actie, Gezondheid, Gelijke Kansen, Ambtenarenzaken en Administratieve vereenvoudiging, A. GREOLI

Bijlage 8 BIJLAGE 83/18 (bedoeld in artikel 831/174) ANCIENNITEITSPERCENTAGE VAN DE STEUNDIENSTEN EN REFERENTIECELLEN

Geldelijke anciënniteit

Anciënniteitspercentage

1

6,19 %

2

6,40 %

3

9,63 %

4

9,84 %

5

13,09 %

6

13,33 %

7

20,40 %

8

20,64 %

9

23,98 %

10

24,08 %

11

27,40 %

12

27,67 %

13

30,98 %

14

31,26 %

15

34,57 %

16

37,71 %

17

41,02 %

18

41,29 %

19

44,61 %

20

44,88 %

21

48,20 %

22

48,47 %

23

51,78 %

24

52,06 %

25

53,34 %

26

53,61 %

27

54,87 %

28

55,15 %

29

55,43 %

30

55,43 %

31

55,43 %


Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 17 januari 2019 tot wijziging van, enerzijds, artikel 283, tweede lid, van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid en tot invoeging van een hoofdstuk IX met het opschrift « Erkenning en subsidiëring van mobiele steunregelingen voor de inclusie van gehandicapte personen » in het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, Tweede Deel, Boek V, Titel VII, anderzijds.

Namen, 17 januari 2019.

Voor de Regering : De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Sociale Actie, Gezondheid, Gelijke Kansen, Ambtenarenzaken en Administratieve vereenvoudiging, A. GREOLI

Bijlage 9 BIJLAGE 83/19 (bedoeld in artikel 831/174) ANCIENNITEITSPERCENTAGE VAN DE MOBIELE INTERVENTIECELLEN

Geldelijke anciënniteit

Anciënniteitspercentage

1

5,53 %

2

5,87 %

3

9,33 %

4

9,67 %

5

13,13 %

6

13,47 %

7

22,48 %

8

22,82 %

9

26,31 %

10

28,38 %

11

31,87 %

12

32,21 %

13

35,71 %

14

36,05 %

15

39,54 %

16

44,86 %

17

48,35 %

18

48,70 %

19

52,19 %

20

52,53 %

21

56,02 %

22

56,36 %

23

59,85 %

24

59,87 %

25

61,39 %

26

61,41 %

27

62,87 %

28

62,89 %

29

62,90 %

30

62,90 %

31

62,90 %


Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 17 januari 2019 tot wijziging van, enerzijds, artikel 283, tweede lid, van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid en tot invoeging van een hoofdstuk IX met het opschrift « Erkenning en subsidiëring van mobiele steunregelingen voor de inclusie van gehandicapte personen » in het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, Tweede Deel, Boek V, Titel VII, anderzijds.

Namen, 17 januari 2019.

Voor de Regering : De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Sociale Actie, Gezondheid, Gelijke Kansen, Ambtenarenzaken en Administratieve vereenvoudiging, A. GREOLI

BIJLAGE 10 BIJLAGE 83/20 (bedoeld in artikel 831/126, 10°) BEGINSELEN IN ACHT TE NEMEN DOOR DE ONDERSTEUNENDE DIENST 1. Er dient minstens één keer per jaar een ontmoeting voor samenwerking plaats te vinden tussen betrokken actoren van "ONE", "AViQ" en ondersteunende diensten van elk ambtsgebied.De doelstellingen van deze ontmoetingen zijn, meer bepaald, bekend maken met en toezien op de naleving van het kader van de interventies, het aanbieden van een deskundige blik op sommige aspecten van de peuterzorg in sommige concrete situaties, zowel psycho-pedagogisch als medisch of wettelijk, het verfijnen van de samenwerking rondom interventies in opvangvoorzieningen of bij opvangoperatoren en het ontwikkelen van elkaars kennis en competenties.

Een oproep voor deze ontmoetingen kan plaatsvinden op verzoek van een ondersteunende dienst of van een personeelslid van "ONE".

Bij deze ontmoetingen dienen verplicht uitgenodigd te worden: a. voor « ONE », alle personeelsleden die bij de sector van de opvang in het betrokken ambtsgebied van het Waals Gewest betrokken zijn: i.De opvangcoördinatoren; ii. De adviesverlenende personeelsleden; iii. De medische adviesverleners - pediaters uit de subregio; iv. De pedagogische adviesverlener; v. De subregionale coördinator; vi. De medewerker « projecten » van CAIRN ONE (cel Toegankelijkheid - Inclusie opgericht in de Directie Studies en Strategieën van ONE met als opdracht opvolging van het samenwerkingsprotocol); b. vanuit « AViQ » : i.De kwaliteitsauditeur van de directie Audit en Inspectie van het betrokken ambtsgebied; ii. Een personeelslid van de Directie Diensten Hulpverlening in Leefmilieus.

De deelnemers aan deze ontmoetingen kunnen iedere persoon oproepen wiens competentie een aanvullende belichting vormt voor de te bespreken kwesties.

Elke partner, ongeacht of het « ONE », « AViQ » of een ondersteunende dienst betreft, kan vragen dat er een bijkomende samenwerkingsvergadering gehouden wordt in functie van een bepaalde aangetroffen toestand. Daartoe wordt de aanvraag tot agendering ingediend bij de coördinator van de ondersteunende dienst. De ondersteunende dienst richt de agenda aan alle partners, binnen een termijn van vijftien dagen en roept deze laatsten voor de vergadering op binnen een termijn van één maand.

De coördinator van de ondersteunende dienst notuleert de vergadering en richt de notulen aan alle partners zodat éénieder van de beste opvolging verzekerd is. 2. Er kunnen specifieke tools en vormingsmodules ontwikkeld worden ten behoeve van de opvangvoorzieningen, de opvangoperatoren of professionals van de peuteropvang, door een ondersteunende dienst. Deze modules en tools dienen te worden uitgewerkt met inachtneming van de psycho-pedagogische richtsnoeren bepaald door "ONE" en van de wetgeving voor opvangvoorzieningen en opvangoperatoren. Ze beogen eveneens de optimalisering van de verschillende begeleidingsregelingen;

Voor de implementering op het terrein en het gebruik ervan met de opvangverantwoordelijken of de teams in de opvangvoorzieningen of de opvangoperatoren moet er een uitwisseling verricht worden met de betrokken personeelsleden van "ONE" bedoeld in 1.a tijdens een samenwerkingsvergadering om na te trekken of het kader aangepast is aan de opvangvoorzieningen of opvangoperatoren en de samenhang na te gaan met de voortgezette vorming van de professionals in de opvangvoorzieningen waarvoor "ONE" verantwoordelijk is; 3. De ondersteunende dienst werkt nauw samen met de medisch adviseur - pediater of in voorkomend geval met de pedagogisch adviseur.4. De ondersteunende dienst licht de verantwoordelijke voor de opvang of het team van de opvangvoorziening of de opvangoperator in en ondersteunt ze voor en tijdens de opvang van een kind met een handicap en gedurende de gehele duur van de door beide partijen ondertekende overeenkomst.5. De ondersteunende dienst voorziet in een begeleiding en in tools voor de verantwoordelijke voor de opvang of het team van de opvangvoorziening of de opvangoperator om de competenties en vaardigheden van het personeel te benutten om de uitvoering van een kwaliteitsvolle inclusieve opvang te begunstigen. 6. Wanneer de professionele gebruiker uit een opvangvoorziening of de opvangoperator of een ondersteunende dienst vragen heeft bijbepaalde praktijken die de ene of andere partij hanteert (ongeschikt bevonden praktijk, moeizame samenwerking, niet-naleving overeenkomsten, klachten...), wordt dit met de betrokken personen besproken en wordt de verantwoordelijke van de opvangvoorziening of de opvangoperator daarbij betrokken.

Desnoods en in onderling overleg tussen beide partijken kunnen andere beroepsmatige gebruikers eveneens aan de gedachtewisseling deelnemen (coördinator opvang, pedagogisch adviseur, adviserend personeelslid, auditeur kwaliteitstoezicht, personeelslid SAMV...).

Bij niet-reactie, weigering van de opvangvoorziening of de opvangoperator of de ondersteunende dienst of beëindiging van de samenwerking om deze redenen kan de opvangcoördinator van "ONE" of het adviserend personeeslid van "ONE" of de auditeur kwaliteitstoezicht van "AViQ" door de beroepsmatige gebruikers in de opvangvoorzieningen of de opvangoperator of de ondersteunende dienst daarop aangesproken worden om in overleg een oplossing te vinden.

Deze actie dient in alle transparantie te geschieden samen met alle betrokken actoren.

In voorkomend geval zijn de Directie Audit en Inspectie van « AViQ" en de projectmedewerker van CAIRN ONE gemachtigd om een probleemoplossende beslissing te nemen in samenspraak met de institutionele verantwoordelijken.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 17 januari 2019 tot wijziging van, enerzijds, artikel 283, tweede lid, van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid en tot invoeging van een hoofdstuk IX met het opschrift « Erkenning en subsidiëring van mobiele steunregelingen voor de inclusie van gehandicapte personen » in het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid (gecodificeerde besluiten), Tweede Deel, Boek V, Titel VII, anderzijds.

Namen, 17 januari 2019.

Voor de Regering : De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Sociale Actie, Gezondheid, Gelijke Kansen, Ambtenarenzaken en Administratieve vereenvoudiging, A. GREOLI

^