gepubliceerd op 28 augustus 2002
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende organisatie van de vormingen van de verscheidene sessies betreffende de in de artikelen 19, 20 en 21 bedoelde bevorderings- en selectieambten, tot toekenning van vrijstellingen en tot organisatie van de proeven die de vormingen bekrachtigen, bij toepassing van de artikelen 23, 24 en 25 van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten en tot oprichting van de verschillende examencommissies belast met het uitreiken van de betrokken brevetten
18 JULI 2002. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende organisatie van de vormingen van de verscheidene sessies betreffende de in de artikelen 19, 20 en 21 bedoelde bevorderings- en selectieambten, tot toekenning van vrijstellingen en tot organisatie van de proeven die de vormingen bekrachtigen, bij toepassing van de artikelen 23, 24 en 25 van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten en tot oprichting van de verschillende examencommissies belast met het uitreiken van de betrokken brevetten
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten, inzonderheid op de artikelen 19 zoals gewijzigd bij de decreten van 19 juli 2001 en 27 maart 2002, 20, 21, 23, 24 zoals gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2001 en 25;
Gelet op de voorstellen van de Vaste Commissie voor bevordering en selectie;
Gelet op de protocollen van het onderhandelingscomité van sector IX van 10 september 2001 en 18 juli 2002;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 augustus 2001;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 30 augustus 2001;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, Overwegende dat het essentieel is zo vlug mogelijk deze vormingen van verscheidene sessies betreffende de bevorderings- en selectieambten opnieuw te organiseren opdat op het einde van deze vormingen benoemingen tot die ambten opnieuw kunnen plaatshebben;
Dat de kwaliteit van het onderwijs van de Franse Gemeenschap tegenwoordig immers lijdt onder een tekort aan personeel dat benoemd en dus gestabiliseerd is in de betrekkingen voor bevordering en selectie;
Dat in het advies dat hij op 24 april 2002 over dit ontwerp van besluit gegeven heeft, de Raad van State inzonderheid gesteld heeft dat het ontwerp van besluit voorbarig was zolang de ambtsprofielen niet zouden bepaald zijn door de Regering overeenkomstig artikel 18 van het decreet van 4 januari 1999;
Dat na deze opmerking, de Regering op 4 juli 2002 een besluit heeft goedgekeurd dat de bevoegdheden en de profielen van de ambten van de titularissen van een bevorderings- of selectieambt bepaalt;
Dat het dus mogelijk is de procedure voor de goedkeuring van dit ontwerp van besluit voort te zetten;
Dat het evenwel opnieuw voor advies aan de Raad van State moet worden voorgelegd, gelet op de wijzigingen die gevoerd zijn na de voorstellen van de Vaste Commissie voor bevordering en selectie;
Gelet op het advies nr. 33.819/2 gegeven op 16 juli 2002, bij toepassing van artikel 84, lid 1, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de O.N.E., van de Minister van Secundair Onderwijs en Buitengewoon Onderwijs en van de Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - De eerste vormingssessies bepaald in de artikelen 19, 20 en 21 van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten, de vrijstellingen en de proef die de betrokken vormingen bekrachtigt
Artikel 1.§ 1. De eerste vormingssessie bedoeld in artikel 19 van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten wordt verdeeld over drie modules van elk vier dagen. § 2. De eerste twee modules zijn gemeenschappelijk voor het geheel van de ambten bedoeld in artikel 19 van het decreet.
De eerste module heeft als doel : 1° de interne en externe communicatie bestaande uit : a) het identificeren van de persoonlijke informatie- en communicatiepraktijken;b) het differentiëren van de begrippen communicatie en informatie binnen een systeem;c) het identificeren van sommige interne comunicatiewijzen eigen aan de organisatie;2° in het openbaar het woord te voeren bestaande in het oefenen van het woord te voeren en de gevolgen ervan te evalueren;3° de leiding en de motivatie van de groepen bestaande uit : a) het verstaan van het motivatiemechanisme;b) het beheersen van de communicatiekunst. De tweede module heeft als doel : 1° het beheersen van conflicten bestaande uit : a) het onderscheiden van de niveaus en types conflicten;b) het identificeren van zijn handelingswijzen in conflictgevallen;c) het ontdekken en het experimenteren van andere reactiewijzen;2° de onderhandelingstechnieken, door te oefenen de onderhandelingsprocessen te gebruiken als aangepaste actiemiddelen;3° de besluitvorming bestaande uit : a) het verstaan van de wijzen van besluitvorming;b) het oefenenen voor het aanwenden van processen voor de besluitvorming als aangepaste actiemiddelen. § 3. De derde module wordt enerzijds georganiseerd voor de ambten van studieprefect of directeur of directeur in het lager secundair onderwijs, coördinator in een centrum voor alternerend onderwijs en vorming, van provisor of onderdirecteur of onderdirecteur in het lager secundair onderwijs, directeur in het kleuter-, lager of basisonderwijs en administrator en, anderzijds voor de verschillende ambten van inspecteur.
De vormingsmodule voor de ambten van studieprefect of directeur of directeur in het lager secundair onderwijs, van coördinator in een centrum voor alternerend onderwijs en vorming, van provisor of onderdirecteur of onderdirecteur in het lager secundair onderwijs, van directeur in het kleuter-, lager of basisonderwijs en bestuurder heeft als doel : 1° de animatie van de participatieraad die tot doel heeft : a) een democratische medewerking tot stand brengen;b) het in werking stellen van de participatieraad en het evalueren van de werking;2° de technieken voor de evaluatie van het personeel betreffende : a) de relationele en persoonlijke vaardigheden;b) de verantwoordelijkheden van de directie;3° de technieken voor de evaluatie van zijn eigen actie; 4° de integratie van de opvoedingsactie van de partners buiten de school (ouderverenigingen, diensten voor hulpverlening aan de jeugd, academies, verenigingen,...).
De vormingsmodule betreffende de ambten van inspecteur heeft als doel : 1° de technieken voor de evaluatie van het personeel;2° de technieken voor de evaluatie van zijn eigen actie;3° de relatietechnieken met het oog op controle, onderzoek en audit;4° de technieken voor controle, raadgeving, informatie van het personeel;5° het beheer van de werkgroepen;6° de technieken van creativiteit. § 4. De vorming duurt in het totaal twaalf dagen van 6 tot 8 uur.
De vorming wordt eerst 's weekends en gedurende de ontspanningsverlofdagen en schoolvakantie georganiseerd.
Art. 2.§ 1. De eerste vormingssessie bedoeld in artikel 20 van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten wordt verdeeld over drie modules van elk vier dagen. § 2. De eerste twee modules zijn gemeenschappelijk voor het geheel van de ambten bedoeld in artikel 20 van het decreet.
De eerste module heeft als doel : 1° de interne en externe communicatie bestaande uit : a) het identificeren van de persoonlijke informatie- en communicatiepraktijken;b) het differentiëren van de begrippen communicatie en informatie binnen een systeem;c) het identificeren van sommige interne comunicatiewijzen eigen aan de organisatie;2° in het openbaar het woord te voeren dat bestaat in het oefenen van het woord te voeren en de gevolgen ervan te evalueren;3° de leiding en de motivatie van de groepen bestaande uit : a) het verstaan van de motivatiemechanismen;b) het beheersen van de communicatiekunst. De tweede module heeft als doel : 1° de besluitvorming bestaande uit : a) het verstaan van de wijzen van besluitvorming;b) het oefenenen voor het gebruiken van besluitvormingsprocessen als aangepaste actiemiddelen.2° het beheersen van de conflicten bestaande uit : a) het onderscheid tussen de niveaus en types conflicten;b) de identificatie van zijn actiewijzen in conflictgevallen;c) de ontdekking en het experimenteren van andere reactiewijzen; § 3. De derde module wordt enerzijds georganiseerd voor het ambt van werkplaatsleider en anderzijds voor het ambt van werkmeester.
De twee modules hebben als doel : 1° de animatie van de Participatieraad en in het bijzonder het tot stand brengen van een democratische medewerking;2° de integratie van de opvoedingsactie van de partners die niet tot de school behoren, in het bijzonder de wereld van het bedrijfsleven;3° de verwerving van een methode voor de evaluatie van zijn eigen actie. § 4. De vorming duurt in totaal twaalf dagen van 6 tot 8 uur.
De vorming wordt vooral 's weekends en tijdens de ontspanningsverlofdagen en de schoolvakantie georganiseerd.
Art. 3.§ 1. De eerste vormingssessie bedoeld in artikel 21 van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderings- en selectieambten wordt verdeeld over twee modules van drie dagen elk. § 2. De eerste module is gemeenschappelijk voor de twee ambten bedoeld in artikel 21 van het decreet. Hij heeft als doel : 1° de interne en externe communicatie bestaande uit : a) het identificeren van de persoonlijke informatie- en communicatiepraktijken;b) het differentiëren van de begrippen communicatie en informatie binnen een systeem;c) het identificeren van sommige interne comunicatiewijzen eigen aan de organisatie;2° de onthaaltechnieken. § 3. De tweede module wordt enerzijds georganiseerd voor het ambt van directiesecretaresse en anderzijds voor het ambt van opvoeder-huismeester.
De vormingsmodule betreffende het ambt van directiesecretaresse heeft als doel : 1° de onderhoudstechnieken;2° het beheersen van conflicten;3° de betekenis van het geheim en de gedragscode van het secretariaat. De vormingsmodule betreffende het ambt van opvoeder-huismeester heeft als doel : 1° human resources management;2° de onderhandelingstechnieken;3° de leiding en de motivatie van de groepen;4° de besluitvorming;5° het beheersen van conflicten.
Art. 4.§ 1. Een afwijking wordt op hun uitdrukkelijke aanvraag toegestaan voor de eerste vormingssessie aan de houders van de volgende brevetten : - directeur in het lager secundair onderwijs, niet benoemd in het ambt op 20 mei 1999; - geslaagd voor de bekwaamheidsproeven voor het ambt van inspecteur, niet benoemd voor dat ambt en geen houder van het brevet van directeur; - werkplaatsleider; - bestuurder. § 2. Een afwijking wordt op hun uitdrukkelijke aanvraag toegestaan voor de eerste vormingssessie voor het ambt van coördinator in een centrum voor alternerend onderwijs en vorming aan de kandidaten die reeds de eerste vormingssessie gevolgd hebben bedoeld in artikel 19 van het decreet van 4 januari 1999 en die toelaatbaar zijn verklaard op het einde van de proef. § 3. Een afwijking wordt op hun uitdrukkelijke aanvraag toegekend voor de eerste vormingssessie bedoeld in artikel 20 van het decreet van 4 januari 1999 aan de kandidaten die reeds de eerste vormingssessie gevolgd hebben bedoeld in artikel 19 van hetzelfde decreet en die toelaatbaar zijn verklaard op het einde van de proef.
Art. 5.De proef die de eerste vormingssessie bekrachtigt voor de ambten bedoeld in de artikelen 19, 20 en 21 wordt als volgt georganiseerd : 1° Alle kandidaten die de vorming gevolgd hebben, krijgen een vormingsattest.Slechts de kandidaten die een attest overleggen dat bevestigt dat ze effectief minstens 75 % van de vorming gevolgd hebben, worden toegelaten de proef af te leggen. 2° De proef bestaat in een gesprek.Dat gesprek is gebaseerd op de thema's van de vormingsmodules bedoeld in de artikelen 1, 2 of 3 volgens het uit te reiken brevet en heeft tot doel zich ervan te vergewissen dat de kandidaten, wat betreft de relationele vaardigheden, over het ambtsprofiel beschikken zoals bepaald in het besluit van de Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de bevoegdheden en ambtsprofielen van de titularissen van een bevorderings- en selectieambt bij toepassing van artikel 18 van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten, en dat ze een methode hebben verworven voor de evaluatie van hun eigen actie. HOOFDSTUK II. - De tweede vormingssessies bedoeld in de artikelen 19, 20 en 21 van voornoemd decreet van 4 januari 1999 en de proef die deze vormingen bekrachtigt
Art. 6.§ 1. De tweede vormingssessie bedoeld in artikel 19 van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten, wordt verdeeld over twee modules. § 2. De thema's van de eerste module zijn de volgende : 1. De algemene doelstellingen van onderwijs en de uitvoering ervan 2.De basisvaardigheden 3. De eindvaardigheden 4.De vormingsprofielen 5. De transversale vaardigheden 6.De gedifferentieerde pedagogie 7. De vormingsevaluatie en de evaluatie bekrachtigd met een getuigschrift 8.De huidige pedagogie 9. Het buitengewoon onderwijs en het onderwijs met beperkt leerplan 10.De positieve discriminatie 11. Preventie van geweld 12.Het probleem van de meerderjarige leerlingen.
Het thema van de tweede module is de evaluatie van de doeltreffendheid van de personeelsleden en naargelang van de ambten, de evaluatie van een pedagogische sequens bestaande uit de kritiek op de les, de opmerkingen aan de leraar, de dientengevolge gegeven adviezen, de voorstellen en de beoordeling van de les en de leraar. § 3. De vorming wordt apart georganiseerd, tenzij anders wordt bepaald zoals hieronder opgenomen strijdige indicatie voor de ambten van : 1° directeur van een kleuter-, lagere of basisschool;2° studieprefect of directeur of directeur in het lager secundair onderwijs;3° provisor of onderdirecteur of onderdirecteur in het lager secundair onderwijs;4° bestuurder;5° inspecteur;6° coördinator in een centrum voor alternerend onderwijs en vorming. § 4. 1° De vorming voor de ambten van directeur van een kleuter-, lagere of basisschool bedraagt zes dagen, als volgt verdeeld : - 2 dagen voor de eerste module; - 4 dagen voor de tweede module. 2° De vorming voor de ambten van studieprefect of directeur of directeur in het lager secundair onderwijs bedraagt zes dagen, als volgt verdeeld : - 2 dagen voor de eerste module; - 4 dagen voor de tweede module. 3° De vorming voor de ambten van provisor of onderdirecteur of onderdirecteur in het lager secundair onderwijs bedraagt vier dagen als volgt verdeeld : - 2 dagen voor de eerste module - deze vorming wordt gemeenschappelijk georganiseerd met deze voor de in punt 2°) bedoelde kandidaten; - 2 dagen voor de tweede module besteed aan de evaluatie van de doeltreffendheid van de leden van het opvoedend hulppersoneel. 4° De vorming voor het ambt van bestuurder bedraagt vier dagen als volgt verdeeld : - 2 dagen voor de eerste module; - 2 dagen voor de tweede module besteed aan de evaluatie van de organisatie van een internaat op pedagogisch vlak en aan de betrekkingen met het opvoedend hulppersoneel en het meesters-, vak- en dienstpersoneel. 5° De vorming voor het ambt van inspecteur bedraagt zes dagen, als volgt verdeeld : - 2 dagen voor de eerste module; - 4 dagen voor de tweede module. 6° De vorming voor het ambt van coördinator in een centrum voor alternerend onderwijs en vorming bedraagt 4 dagen, als volgt verdeeld : - 2 dagen voor de eerste module; - 2 dagen besteed aan de evaluatie van de doeltreffendheid van de begeleiders van het centrum.
De vormingsdagen duren 6 tot 8 uur.
De vorming wordt eerst 's weekends en gedurende de ontspanningsverlofdagen en de schoolvakantie georganiseerd.
Art. 7.§ 1. De tweede vormingssessie bedoeld in artikel 20 van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten, wordt over twee modules verdeeld. § 2. De thema's van de eerste module zijn de volgende : 1. De algemene doelstellingen van onderwijs en de uitvoering ervan 2.De transversale vaardigheden 3. De gedifferentieerde pedagogie 4.Het buitengewoon onderwijs en het onderwijs met beperkt leerplan 5. Preventie van geweld 6.Het probleem van de meerderjarige leerlingen. 7. De vormingsevaluatie en de evaluatie bekrachtigd met een getuigschrift 8.De positieve discriminatie De vorming is gemeenschappelijk voor de twee ambten bedoeld in artikel 20 van het decreet van 4 januari 1999 en bedraagt twee dagen. § 3. De thema's van de tweede module zijn de volgende : 1. De vormingsprofielen 2.De alternerende vorming 3. Het beheer van het werk op een werkplaats 4.De stages in een onderneming.
De vorming bedraagt twee dagen voor het ambt van werkmeester en vier dagen voor het ambt van werkplaatsleider. Zij wordt apart georganiseerd voor deze twee ambten.
De vormingsdagen duren 6 tot 8 uur.
De vorming wordt eerst 's weekends en gedurende de ontspanningsverlofdagen en de schoolvakantie georganiseerd.
Art. 8.§ 1. De tweede vormingssessie bedoeld in artikel 21 van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten wordt over twee modules verdeeld. Deze modules worden enerzijds voor het ambt van directiesecretaresse georganiseerd en anderzijds voor het ambt van opvoeder-huismeester. § 2. De eerste module heeft als doel : de bekwaamheid tot het beheersen met open boek van teksten betreffende wetgevings- en verordeningsmateries en de ontwikkeling van de bekwaamheid inzake administratiebeheer.
Voor het ambt van opvoeder-huismeester betreft het namelijk de bepalingen met betrekking tot het ambt betreffende de boekhouding, de reglementering inzake overheidsopdrachten, veiligheid en hygiëne, het beheer van schoolrefters, het administratief en werkliedenpersoneel, statutair of contractueel en het basisoverlegcomité.
Voor het ambt van directieseretaresse betreft het namelijk de bepalingen betreffende het ambt inzake het statuut van het onderwijzend personeel en opvoedend hulppersoneel, de verlofdagen, het organiek reglement van de schoolinrichtingen, de administratieve documenten betreffende de personeelsleden, enkele elementen van de « opdrachtdecreten » en het basisoverlegcomité.
De tweede module heeft als doel het beheersen van de informatica-instrumenten bij de uitoefening van hun ambt. § 3. Elke module bedraagt vier vormingsdagen.
De vormingsdagen duren 6 tot 8 uur.
De vorming wordt eerst 's weekends en gedurende de ontspanningsverlofdagen en de schoolvakantie georganiseerd.
Art. 9.De proef die de tweede vormingssessie voor de in de artikelen 19, 20 en 21 van het decreet bedoelde ambten bekrachtigt, wordt als volgt georganiseerd : 1° Alle kandidaten die de vorming gevolgd hebben, krijgen een attest van vorming.Slechts de kandidaten die een attest overleggen waarbij wordt bevestigd dat ze effectief minstens 75 % van de vorming gevolgd hebben, worden toegelaten de proef af te leggen. 2° De proef voor de kandidaten voor de in artikel 19 bedoelde ambten wordt als volgt opgesteld : a) Voor de kandidaten voor de ambten van directeur van een kleuter-, lagere of basisschool, bestaat de proef in een gesprek betreffende de twee vormingsmodules die de examencommissie zal toelaten na te kijken, wat betreft de pedagogische vaardigheden, of de kandidaat over het ambtsprofiel beschikt zoals bepaald bij voornoemd besluit van de Regering van 4 juli en in een mondelinge leskritiek;b) Voor de kandidaten voor het ambt van studieprefect of directeur of directeur in het lager secundair onderwijs, bestaat de proef in een gesprek betreffende de twee vormingsmodules die de examencommissie zal toelaten na te kijken, wat betreft de pedagogische vaardigheden, of de kandidaat over het ambtsprofiel beschikt zoals bepaald bij voornoemd besluit van de Regering van 4 juli en in een mondelinge leskritiek buiten de specialiteit van de kandidaat;c) Voor de kandidaten voor de ambten van provisor of onderdirecteur of onderdirecteur in het lager secundair onderwijs, bestaat de proef in een gesprek betreffende de twee vormingsmodules die de examencommissie zal toelaten na te kijken, wat betreft de pedagogische vaardigheden, of de kandidaat over het ambtsprofiel beschikt zoals bepaald bij voornoemd besluit van de Regering van 4 juli;d) Voor de kandidaten voor het ambt van bestuurder, bestaat de proef in een gesprek betreffende de twee vormingsmodules die de examencommissie zal toelaten na te kijken, wat betreft de pedagogische vaardigheden, of de kandidaat over het ambtsprofiel beschikt zoals bepaald bij voornoemd besluit van de Regering van 4 juli en in een mondelinge kritiek van de organisatie van een internaat op pedagogisch vlak;e) Voor de kandidaten voor het ambt van inspecteur, bestaat de proef enerzijds in een gesprek betreffende de twee vormingsmodules die de examencommissie zal toelaten na te kijken, wat betreft de pedagogische vaardigheden, of de kandidaat over het ambtsprofiel beschikt zoals bepaald bij voornoemd besluit van de Regering van 4 juli en in een mondelinge leskritiek van het vak (de vakken) van de kandidaat en anderzijds in een geschreven kritiek van een les in het vak (de vakken) van de kandidaat;f) Voor de kandidaten voor het ambt van coördinator in een centrum voor alternerend onderwijs en vorming, bestaat de proef in een gesprek betreffende de twee vormingsmodules die de examencommissie zal toelaten na te kijken, wat betreft de pedagogische vaardigheden, of de kandidaat over het ambtsprofiel beschikt zoals bepaald bij voornoemd besluit van de Regering van 4 juli;3° De proef voor de kandidaten voor de ambten bedoeld in artikel 20 bestaat in een gesprek betreffende de twee vormingsmodules die de examencommissie zal moeten toelaten na te kijken, wat betreft de pedagogische vaardigheden, of de kandidaat beschikt over het ambtsprofiel zoals bepaald bij voornoemd besluit van de Regering van 4 juli.4° De proef voor de kandidaten voor de ambten bedoeld in artikel 21 bestaat in een gesprek betreffende de eerste vormingsmodule die de examencommissie zal moeten toelaten na te kijken, wat betreft de pedagogische vaardigheden, of de kandidaat beschikt over het ambtsprofiel zoals bepaald bij voornoemd besluit van de Regering van 4 juli en in een praktische proef betreffende de tweede module. HOOFDSTUK III. - De derde vormingssessies bedoeld in de artikelen 19 en 20 van voornoemd decreet van 4 juli 1999 en de proef die de bedoelde vormingen bekrachtigt
Art. 10.§ 1. De derde vormingssessie bedoeld in artikel 19 van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten, heeft als doel met open boek de wetgevings- en verordeningsmateries te beheersen betreffende het onderwijs van de Franse Gemeenschap en het onderwijspersoneel van de Franse Gemeenschap en de vaardigheden tot het administratiebeheer te ontwikkelen.
De stof betreffende de wetgevings- en verordeningsmateries zal inzonderheid betrekking hebben op de organisatie van het basis-, secundair en buitengewoon onderwijs, de overheidsopdrachten, de administratieve en begrotingscontrole, het statuut van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch, psychologisch, sociaal personeel en het personeel van de inspectiedienst, de statuten van de leermeesters en leraars godsdienst, het statuut van het administratief en werkliedenpersoneel en de arbeidsovereenkomsten van het werkliedenpersoneel. § 2. De vorming wordt apart georganiseerd voor de kandidaten voor de ambten van : 1° directeur van een kleuter-, lagere of basisschool en bedraagt vier dagen;2° studieprefect of directeur of directeur in het lager secundair onderwijs en bedraagt zes dagen;3° provisor of onderdirecteur of onderdirecteur in het lager secundair onderwijs en bedraagt drie dagen;4° bestuurder en bedraagt vier dagen;5° inspecteur en bedraagt vier dagen;6° coördinator in een centrum voor alternerend onderwijs en vorming en bedraagt drie dagen. De vormingsdagen duren 6 tot 8 uur.
De vorming wordt eerst 's weekends en gedurende ontspanningsverlofdagen en de schoolvakantie georganiseerd.
Art. 11.§ 1. De derde vormingssessie bedoeld in artikel 20 van het decreet van 4 januari 1999 voor de ambten van werkmeester en werkplaatsleider heeft als doel de bekwaamheid met open boek de wetgevings- en verordeningsmateries betreffende hun ambt te beheersen.
De wetgevings- en verordeningsmateries zullen inzonderheid elementen betreffen van het statuut van het bestuurs- en onderwijzend personeel en de reglementering inzake overheidsopdrachten, veiligheid en hygiëne, de reglementering voor de werken voor derden en de organisatie van de kwalificatieproeven. § 2. De vorming is gemeenschappelijk voor de twee bedoelde ambten en bedraagt vier dagen. De vormingsdagen duren 6 tot 8 uur.
De vorming wordt eerst 's weekends en gedurende de ontspanningsverlofdagen en de schoolvakantie georganiseerd.
Art. 12.De proef die de derde vormingssessie voor de in de artikelen 19 en 20 van het decreet bedoelde ambten bekrachtigt, wordt als volgt georganiseerd : 1° Alle kandidaten die de vorming gevolgd hebben, krijgen een attest van vorming.Slechts de kandidaten die een attest overleggen waarbij wordt bevestigd dat zij effectief minstens 75 % van de vorming gevolgd hebben, worden toegelaten deze proef af te leggen; 2° Een schriftelijke proef met open boek die de wetgevings- en verordeningsmateries betreft respectievelijk bedoeld in de artikelen 10, § 1 en 11, § 1. HOOFDSTUK IV. - De samenstelling van de examencommissies
Art. 13.Er worden 12 examencommissies opgericht met het oog op de uitreiking van de brevetten van : 1. studieprefect, directeur of directeur in het lager secundair onderwijs;2. inspecteur in het lager secundair onderwijs of inspecteur in het hoger secundair onderwijs en in het niet-universitair hoger onderwijs;3. inspecteur in het kleuter- of lager onderwijs, inspecteur voor zedenleer in het lager onderwijs en inspecteur voor speciale vakken in het lager onderwijs;4. inspecteur voor het opvoedend hulppersoneel en inspecteur voor het paramedisch personeel;5. directeur van een kleuter-, lagere of basisschool;6. bestuurder;7. provisor, onderdirecteur of onderdirecteur in het lager secundair onderwijs;8. werkmeester;9. werkplaatsleider;10. directiesecretaresse;11. opvoeder-huismeester;12. coördinator in een centrum voor alternerend onderwijs en vorming. De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de O.N.E., van de Minister van Secundair Onderwijs en Buitengewoon Onderwijs en van de Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, stellen, ieder wat hem betreft, de voorzitter aan onder de leden van elke voornoemde examencommissie. HOOFDSTUK V. - Overgangsbepalingen
Art. 14.De leden van het bestuurs- en onderwijzend en opvoedend hulppersoneel die kandidaat zijn voor de bevorderings- en selectieambten bedoeld in de artikelen 19 en 21 van voornoemd decreet van 4 januari 1999 en die toegelaten zijn op het einde van de proef die de eerste vormingssessie afsloot voor de bovenvermelde ambten, worden geacht voor de proef geslaagd te zijn betreffende de eerste vormingssessie.
Art. 15.§ 1. De leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel en paramedisch personeel die een eerste vormingssessie gevolgd hebben zonder toegelaten te zijn op het einde van de afsluitingsproef en die een attest overleggen waarbij wordt bevestigd dat ze effectief minstens 90 % van deze eerste vormingssessie gevolgd hebben, worden ervan vrijgesteld opnieuw aan deze sessie deel te nemen. § 2. De leden van het bovenvermeld bestuurs- en onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel en paramedisch personeel zijn echter ertoe gehouden de proef af te leggen die de bedoelde eerste vormingssessie afsluit. HOOFDSTUK VI. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 16.Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 21 mei 1999 tot inrichting van de vormingen voor de eerste sessie van de bevorderingsambten en de selectieambten bedoeld bij de artikelen 19, 20 en 21 waarbij vrijstellingen worden verleend en de proeven ter bekrachtiging van de vormingen worden ingericht, bij toepassing van de artikelen 23 en 24 van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten en het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 14 juni 2001 tot inrichting van de vormingen voor de tweede sessie van de bevorderingsambten en de selectieambten bedoeld bij de artikelen 19, 20 en 21, van de derde sessie van de bevorderingsambten en de selectieambten bedoeld bij de artikelen 19 en 20, en van de proeven ter bekrachtiging van de vormingen, bij toepassing van de artikelen 23 en 24 van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten, worden opgeheven.
Art. 17.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 18.De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de O.N.E., de Minister van Secundair Onderwijs en Buitengewoon Onderwijs en de Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, worden, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 18 juli 2002.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de O.N.E., J.-M. NOLLET De Minister van Secundair Onderwijs en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS