gepubliceerd op 24 november 1999
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot inrichting van de vormingen voor de eerste sessie van de bevorderingsambten en de selectieambten bedoeld bij de artikelen 19, 20 en 21 waarbij vrijstellingen worden verleend en de proeven ter bekrachtiging van de vormingen worden ingericht, in toepassing van de artikelen 23 en 24 van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten
21 MEI 1999. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot inrichting van de vormingen voor de eerste sessie van de bevorderingsambten en de selectieambten bedoeld bij de artikelen 19, 20 en 21 waarbij vrijstellingen worden verleend en de proeven ter bekrachtiging van de vormingen worden ingericht, in toepassing van de artikelen 23 en 24 van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 4 januari 1999, betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten, inzonderheid op de artikelen 19, 20, 21, 23 en 24;
Gelet op de voordracht van de Permanente Commissie voor bevordering en selectie;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 19 mei 1999;
Op de voordracht van de Minister-Voorzitster, tot wier bevoegdheid het Onderwijs behoort;
Gelet op de beraadslaging van 21 mei 1999 van de Regering van de Franse Gemeenschap, Besluit :
Artikel 1.§ 1. De eerste vormingssessie bedoeld bij artikel 19 van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten wordt onderverdeeld in drie modules van vier dagen elk. § 2. De eerste twee modules zijn dezelfde voor al de ambten bedoeld bij artikel 19 van het decreet.
De eerste module heeft als doel : 1° de interne en externe communicatie;2° het woord voeren in het openbaar;3° de leiding en de motivering van de groepen. De tweede module beoogt : 1° het beheer van de geschillen;2° de onderhandelingstechnieken;3° het nemen van beslissingen. § 3. De derde module wordt ingericht enerzijds voor de ambten van studieprefect of directeur of directeur in het lager secundair onderwijs, proviseur of onderdirecteur of onderdirecteur in het lager secundair onderwijs, directeur van een kleuterschool, lager of basisonderwijs en administrateur, anderzijds voor de verschillende ambten van inspecteur.
De module voor vorming betreffende de ambten van studieprefect of directeur in het lager secundair onderwijs, proviseur of onderdirecteur van het lager secundair onderwijs, directeur van een kleutershool, lager of basisonderwijs en administrateur heeft als doel : 1° de animatie van de participatieraad;2° de technieken voor de evaluatie van het personeel;3° de integratie van de educatieve actie van de buitenschoolse partners (ouderverenigingen, dienst voor hulpverlening aan de jeugd, academiën, verenigingen); De module voor vorming betreffende de ambten van inspecteur beoogt : 1° de technieken voor de evaluatie van het personneel;2° de relationele technieken met het oog op het toezicht, het onderzoek, het accountantsonderzoek;3° de technieken om het personeel te controleren, raadgevingen te geven, te informeren;4° het beheer van de werkgroepen;5° de creativiteitstechnieken. § 4. Elke voormelde module omvat daarenboven een vorming ter bijwerking bij de kandidaten van het aanwerven van een evaluatiemethode van hun eigen actie.
De eerste twee modules worden opgesteld aan de hand van de technieken waarbij men de personen in een bepaalde situatie plaatst. § 5. De vorming bedraagt in totaal 12 dagen met een tijdsverdeling van 6 tot 8 uren.
De vorming wordt tijdens de week-ends en de ontspanningsverlofdagen en het schoolverlof gehouden.
Art. 2.§ 1. De eerste vormingssessie bedoeld bij artikel 20 van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten wordt onderverdeeld in drie modules van vier dagen elk. § 2. De eerste twee modules zijn dezelfde voor al de ambten bedoeld bij artikel 20 van het decreet.
De eerste module heeft als doel : 1° de interne en externe communicatie;2° het woord voeren in het openbaar;3° de leiding en de motivering van de groepen. De tweede module beoogt : 1° het nemen van beslissingen;2° het beheer van de geschillen. § 3. De derde module wordt ingericht enerzijds voor het ambt van werkplaatsleider, anderzijds voor het ambt van werkmeester.
De ene en de andere module beoogt : 1° de animatie van de participatieraad; 2° de integratie van de educatieve actie van de buitenschoolse partners (ouderverenigingen, dienst voor hulpverlening aan de jeugd, academiën, verenigingen, ...). § 4. Elke voormelde module omvat daarenboven een vorming ter bijwerking bij de kandidaten van het aanwerven van een evaluatiemethode van zijn eigen actie.
De eerste twee modules worden opgesteld aan de hand van de technieken waarbij men de personen in een bepaalde situatie plaatst. § 5. De vorming duurt in 12 dagen met een tijdsverdeling van 6 tot 8 uren.
De vorming wordt tijdens de week-ends en de ontspanningsverlofdagen en het schoolverlof gehouden.
Art. 3.§ 1. De eerste vormingssessie bedoeld bij artikel 21 van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten wordt onderverdeeld in twee modules van drie dagen elk. § 2. De eerste module is hetzelfde voor al de ambten bedoeld bij artikel 21 van het decreet.
Het heeft als doel : 1° de interne en externe communicatie;2° de onthaaltechnieken. § 3. de tweede module wordt ingericht enerzijds voor het ambt van directiesecretaris, anderzijds voor het ambt van opvoeder-huismeester.
De module voor vorming betreffende het ambt van directiesecretaris beoogt : 1° de gesprekstechnieken;2° het beheer van de geschillen;3° het begrip geheim en de plichtenleer inzake secretariaat. De module voor vorming betreffende het ambt van opvoeder-huismeester heeft als doel : 1° het human-resource-management;2° de onderhandelingstechnieken;3° de leiding en de motivatie van de groepen;4° het nemen van beslissingen;5° het beheer van de conflicten.
Art. 4.Op hun uitdrukkelijk verzoek wordt vrijstelling verleent van de eerste vormingssessie aan de houders van de volgende brevetten : - directeur in het lager secundair onderwijs die in het ambt niet benoemd is; - laureaat van de bekwaamheidsproeven voor het ambt van inspecteur die in dit ambt niet benoemd is en die het brevet van directeur niet bezit; - werkplaatsleider; - administrateur.
Art. 5.De proef die de eerste sessie bekrachtigt ter vorming tot de ambten bedoeld bij de artikelen 19, 20 en 21 van het decreet wordt als volgt georganiseerd : 1° al de kandidaten die de vorming hebben gevolgd, ontvangen een vormingsattest.Alleen de kandidaten die een attest voorleggen waarmee bewijs wordt geleverd dat zij werkelijk ten minste 90 % van de vorming hebben bijgewoond, worden toegelaten tot het afleggen van de proef; 2° de proef bestaat uit een gesprek.Dit wordt voorafgegaan door een voorbereidende gedragstest die uitgebouwd wordt in de vorm van projectietesten van de persoonlijkheid.
De voorbereidend tests zijn geen bestanddeel van de proef. Zij hebben enkel als doel het werk van de examencommissie te vergemakkelijken bij het voeren van het gesprek.
Ten minste tien dagen vóór het gesprek ontvangen de kandidaten een afschrift van de uitslag van beide testen, zoals zij aan de examencommissie worden bezorgd.
De Algemene directie van de personeelsleden van het onderwijs in de Franse Gemeenschap zorgt voor de uitbouw van de tests.
Art. 6.Er worden negen examencommissies opgericht ter uitreiking van de brevetten van : 1° studieprefect, directeur, directeur in het lager secundair onderwijs;2° inspecteur (lager secundaire, hoger secundair en hoger niet universitair);3° directeur van een kleuterschool, directeur lager onderwijs, directeur basisschool;4° administrateur;5° werkplaatsleider;6° proviseur, onderdirecteur, onderdirecteur in het lager secundair onderwijs;7° werkmeester;8° directiesecretaris;9° opvoeder-huismeester. De Minister tot wiens bevoegdheid het onderwijs behoort, stelt de voorzitter aan tussen de leden van elke examencommissie.
Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 17 mei 1999.
Art. 8.De minister tot wiens bevoegdheid het onderwijs behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 21 mei 1999.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister-Voorzitster belast met het Onderwijs, L. ONKELINX