gepubliceerd op 23 mei 2002
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende het budgettair financieel en boekhoudkundig beheer van het Waarnemingscentrum voor het Cultuurbeleid
10 JANUARI 2002. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende het budgettair financieel en boekhoudkundig beheer van het Waarnemingscentrum voor het Cultuurbeleid
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 140;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën van 7 september 2001;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 13 september 2001;
Gelet op het akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 20 september 2001;
Gelet op de beraadslaging van de Regering over de aanvraag om advies te geven door de Raad van State binnen een termijn van hoogstens een maand;
Gelet op het advies 32.322/4 van de Raad van State, gegeven op 21 november 2001, bij toepassing van artikel 84, lid 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Gelet op het decreet van 12 juli 2001 tot oprichting van het "Observatoire des politiques culturelles", opgericht in afzonderlijk beheer, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 26 april 2001 tot oprichting van het Waarnemingscentrum voor de beleidsvoeringen inzake Cultuur van de Franse Gemeenschap;
Op de voordracht van de Minister van Cultuur en Begroting;
Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 september 2001, Besluit : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.Behoudens afwijking bepaald in dit besluit, zijn de bepalingen van Titel II van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, van toepassing op het Waarnemingscentrum voor het Cultuurbeleid, hierna « het Waarnemingscentrum » genoemd.
Art. 2.De werking van het Waarnemingscentrum wordt waargenomen door het personeel van het Algemeen Secretariaat van het Ministerie van de Franse Gemeenschap dat te zijner beschikking wordt gezet overeenkomstig artikel 10 van het besluit van 26 april 2001 tot oprichting van het Waarnemingscentrum voor de beleidsvoeringen inzake Cultuur.
De Regering stelt dit personeel gratis ter beschikking van het Waarnemingscentrum en betaalt alle werkings- en uitrustingskosten. HOOFDSTUK II. - De begroting
Art. 3.Een project van de begroting van alle ontvangsten en uitgaven wordt jaarlijks opgesteld door het Waarnemingscentrum volgens de door de Regering gegeven richtlijnen.
Art. 4.De begroting wordt ingedeeld in twee afdelingen : 1° de ontvangsten;2° de uitgaven.
Art. 5.De raming van deze ontvangsten bevat : 1° het over te dragen saldo;2° de dotatie;3° de bedragen die het Waarnemingscentrum zal krijgen gedurende het bedoelde begrotingsjaar voor zijn activiteiten;4° de schenkingen en legaten.
Art. 6.Een rekening wordt geopend op de naam van het Waarnemingscentrum bij de kassier van de Franse Gemeenschap, inbegrepen in de fusie van de rekeningenschaal van de Franse Gemeenschap.
Art. 7.De bedragen van de uitgaven worden beperkt door de bedragen van de goedgekeurde kredieten en de ontvangsten.
Art. 8.Het project van de begroting van het Waarnemingscentrum wordt onderworpen aan de goedkeuring van de Minister tot wiens bevoegdheid de Cultuur behoort en wordt gevoegd bij het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting.
Art. 9.De goedkeuring van de begroting van het Waarnemingscentrum wordt verworven door de bekrachtiging van het decreet houdende de algemene uitgavenbegroting. Wordt de begroting voor het begin van het begrotingsjaar niet goedgekeurd, dan mogen dezelfde verrichtingen worden uitgevoerd als die toegelaten door de vorige begroting, naar verhouding van 1/12e per maand vanaf 1 januari.
Art. 10.De krediettransferten kunnen door de Minister tot wiens bevoegdheid de Cultuur behoort, worden toegelaten door de Minister tot wiens bevoegdheid de Begroting behoort. HOOFDSTUK III. - De boekhouding en de aflegging van de rekeningen
Art. 11.De Secretaris-Generaal wordt aangesteld als afgevaardigde ordonnateur belast met de uitvoering van de instructies van de Minister tot wiens bevoegdheid de Cultuur behoort.
Art. 12.Op het einde van elk semester wordt een staat van ontvangsten en uitgaven opgemaakt. De Minister tot wiens bevoegdheid de Cultuur behoort, brengt deze staten over aan het Rekenhof door toedoen van de Minister tot wiens bevoegdheid de begroting behoort. De verantwoordingsstukken worden ter plaatse bewaard.
Art. 13.De rekenplichtige maakt op het einde van elk jaar : 1° een rekening van budgettair beheer;2° een rekening van begrotingsuitvoering;3° een balans van het Waarnemingscentrum, op. De Minister tot wiens bevoegdheid de Cultuur behoort, zendt ten laatste op 31 maart van het jaar volgend op het jaar waarop ze betrekking hebben, die documenten over aan de Minister tot wiens bevoegdheid de begroting behoort, die ze voor 31 mei van datzelfde jaar aan het Rekenhof zal voorleggen.
Art. 14.De in artikel 13 bedoelde documenten betreffende de boekhouding moeten eveneens worden opgemaakt wanneer de rekenplichtige zijn ambt neerlegt.
Art. 15.De rekening van uitvoering van het Waarnemingscentrum wordt gevoegd bij de rekening van uitvoering van de begroting van de Franse Gemeenschap.
Art. 16.De boekhouding wordt gevoerd overeenkomstig de aanrekeningsregels bedoeld in het koninklijk besluit van 1 juli 1964 tot vaststelling van de regels van aanrekening van de budgettaire ontvangsten en uitgaven van de diensten van algemeen bestuur van de Staat, met uitzondering van de bepaling van artikel 5 van dat besluit.
Art. 17.Er wordt een vermogenscomptabiliteit gevoerd en een inventaris van het patrimonium wordt opgemaakt. HOOFDSTUK IV. - Het beheer
Art. 18.De ordonnanceringen hebben betrekking op de bedragen verschuldigd gedurende het begrotingsjaar voor verbintenissen die werden aangegaan gedurende dat begrotingsjaar en verbintenissen die van vorige jaren overgedragen werden.
De vastleggingen aangerekend op de begrotingsmiddelen van het Waarnemingscentrum zullen moeten worden uitgevoerd voor 31 december van het derde jaar vanaf de datum van de vastlegging, behalve indien ze subsidies betreffen.
De subsidies worden onderworpen aan de algemene bepalingen van Titel II van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991.
Art. 19.Het op het einde van het jaar beschikbare kasoverschot wordt automatisch overgedragen.
Art. 20.De op het einde van een jaar beschikbare financiële middelen kunnen worden aangevoerd vanaf hat begin van het daaropvolgende jaar.
Art. 21.De tegenover het Rekenhof verantwoordelijke rekenplichtige wordt, overeenkomstig het besluit houdende zijn aanstelling, belast met : 1° de behandeling en de bewaring van de gelden;2° de opstelling en de bewaring van de volgende documenten : a) een rekening van beheer;b) een rekening van begrotingsuitvoering;c) de balans van het Waarnemingscentrum;3° de voortdurende bijwerking van de inventaris van het patrimonium en van de vermogenscomptabiliteit. HOOFDSTUK V. - De controle
Art. 22.Het Rekenhof en de Algemene Directie voor Begroting en Financiën van het Ministerie mogen ter plaatse de comptabiliteit controleren. Zij mogen op elk moment alle verantwoordingsstukken, staten, inlichtingen of verduidelijkingen vragen betreffende de ontvangsten, uitgaven, bezittingen en schulden.
De uitgaven worden onmiddelijk vereffend en uitbetaald door de rekenplichtige van het Waarnemingscentrum zonder voorafgaand optreden van het Rekenhof.
De regels voor de administratieve en begrotingscontrole op de de diensten van algemeen bestuur van de Gemeenschap toepasselijk zijn, zijn van toepassing op het Waarnemingscentrum. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 23.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002.
Art. 24.De Minister tot wiens bevoegdheid de Cultuur behoort en de Minister tot wiens bevoegdheid de Begroting behoort, worden, ieder voor wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 10 januari 2002.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Cultuur en Begroting, R. DEMOTTE