Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 03 oktober 2024
gepubliceerd op 30 december 2024

Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende de financiering van de infrastructuur van ziekenhuizen en psychiatrische verzorgingstehuizen

bron
gemeenschappelijke gemeenschapscommissie van brussel-hoofdstad
numac
2024010405
pub.
30/12/2024
prom.
03/10/2024
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 OKTOBER 2024. - Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende de financiering van de infrastructuur van ziekenhuizen en psychiatrische verzorgingstehuizen


Het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, artikel 68, lid 2;

Gelet op de wet van 16 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/2003 pub. 25/06/2003 numac 2003003343 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof type wet prom. 16/05/2003 pub. 30/07/2015 numac 2015000394 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, artikel 13, lid 1, 1° ;

Gelet op de ordonnantie van 16 mei 2024 betreffende de financiering van de infrastructuur van ziekenhuizen en psychiatrische verzorgingstehuizen, artikelen 4, 6, 9 tot 14, 16, 18 tot 23, 25 tot 27, 30 tot 35, 37 tot 40, 41 en 44;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 5 juni 2023;

Gelet op de akkoordbevinding van de leden van het Verenigd College, bevoegd voor de Financiën en de Begroting, gegeven op 6 juli 2023;

Gelet op het advies van het bureau van de Commissie voor gezondheidszorg van de Adviesraad voor Gezondheids- en Welzijnszorg van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, gegeven op 8 januari 2024, met toepassing van artikel 5, 2°, van de ordonnantie van 19 februari 2009 betreffende de Adviesraad voor gezondheids- en welzijnszorg van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;

Gelet op het advies van de Beheerraad voor Gezondheid en Bijstand aan Personen van Iriscare van 8 januari 2024, met toepassing van artikel 4, § 2, van de ordonnantie van 23 maart 2017 houdende de oprichting van de bicommunautaire Dienst voor Gezondheid, Bijstand aan Personen en Gezinsbijslag;

Gelet op het evaluatieverslag van het reglementair ontwerp op de respectievelijke situatie van vrouwen en mannen, met toepassing van artikel 3, 2°, van de ordonnantie van 16 mei 2014 houdende de integratie van de genderdimensie in de beleidslijnen van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;

Gelet op het evaluatieverslag van het ontwerp van regelgevende akte op de situatie van personen met een handicap, met toepassing van art. 4, § 3, van de ordonnantie van 23 december 2016 houdende integratie van de handicapdimensie in de beleidslijnen van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;

Gelet op het advies nr. 76.671/3 van de Raad van State, gegeven op 5 juli 2024 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de leden van het Verenigd College, belast met het Gezondheidsbeleid;

Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - Algemeen

HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° de ordonnantie: de ordonnantie van 16 mei 2024 betreffende de financiering van de infrastructuur van ziekenhuizen en psychiatrische verzorgingstehuizen;2° de wet: de gecoördineerde wet van 10 juli 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/07/2008 pub. 31/03/2011 numac 2011000186 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Gecoördineerde wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 10/07/2008 pub. 04/06/2010 numac 2010000299 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen. - Duitse vertaling sluiten op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;3° de ambtenaren: ambtenaren, stagiairs en contractuele personeelsleden van de administratie die tewerkgesteld zijn bij de dienst infrastructuur of de directie controle;4° het budget financiële middelen: bedoeld om een tegemoetkoming in de kosten van een klassieke ziekenhuisopname of dagchirurgie te helpen dekken, de financiering van een ziekenhuis via het BFM komt uit de individuele verdeling van het globale budget onder elk ziekenhuis. HOOFDSTUK 2. - Voorwaarden om voor financiering in aanmerking te komen

Art. 2.Aanvragen van ziekenhuizen of psychiatrische verzorgingstehuizen die opgenomen zijn in de investeringskalender als bedoeld in artikel 31 van de ordonnantie komen in aanmerking voor een financiering.

Investeringen die geen betrekking hebben op infrastructuur die bestemd is voor de opdracht van algemeen belang van de ziekenhuizen komen niet in aanmerking voor een financiering.

De financiering mag geen betrekking hebben op werken of materieel die gefinancierd worden via het budget van de financiële middelen of op kosten bedoeld in artikel 102 van de wet.

Art. 3.§ 1. De leningen waarop de waarborg betrekking heeft, moeten door de instelling worden aangegaan bij een financiële instelling.

De duur van de gewaarborgde leningen wordt bepaald door de duur van de investeringen waarop ze betrekking hebben, zonder dat een termijn van twintig jaar mag worden overschreden.

De waarborg kan alleen worden toegekend als voorzichtige prognoses aantonen dat het project een reële kans op financieel succes heeft. § 2. De waarborg kan slechts worden verleend op voorwaarde dat: 1° de instelling verklaart zich bereid om op verzoek van de ministers of van de administratie een conventionele hypotheek af te sluiten met de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of om aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie een hypothecair mandaat of elke andere zakelijke zekerheid te verlenen op de onroerende goederen die betrekking hebben op het project en, in voorkomend geval, op het geheel of een gedeelte van haar onroerende goederen, ten belope van het door de Commissie vastgestelde bedrag;2° de financiële instelling stemt in met een pari passu-clausule tussen de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de financiële instelling voor de opbrengst van de verkoop van het goed, die toekomt aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en/of de financiële instelling.Deze pari passu-clausule is van toepassing wanneer de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de financiële instelling een hypotheek hebben genomen op de onroerende goederen met betrekking tot het project en deze onroerende goederen het voorwerp uitmaken van een gedwongen verkoop; 3° de financiële instelling verklaart ermee in te stemmen om voor de lening gewaarborgd door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie geen andere zekerheden te verstrekken dan een hypotheek of een hypothecair mandaat op de onroerende goederen die betrekking hebben op het project. § 3. De waarborg heeft betrekking op het uitstaande saldo van de lening en op de vervallen intresten, met uitzondering van de moratoire intresten en de intercalaire intresten.

De betaling van de waarborg door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie verleent de instelling geen kwijting. Door de betaling van de waarborg heeft de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie een volledig recht van verhaal tegen de instelling en wordt gesubrogeerd in de rechten van de financiële instelling. Zij kan geen beroep doen op de zekerheden die de financiële instelling ten opzichte van de instelling heeft voor andere leningen dan die waarvoor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie borg staat, zolang niet alle andere schulden dan de door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie gewaarborgde lening zijn voldaan.

TITEL II. - Bedragen die voor financiering in aanmerking komen

HOOFDSTUK 1. - Investeringssubsidie

Art. 4.De lijst met de kosten van de werken, aankoop leveringen en verstrekkingen die in aanmerking komen voor de subsidie bedoeld in artikel 13 van de ordonnantie is de volgende: 1° het totale bedrag dat aan de geselecteerde inschrijver verschuldigd is of het bedrag van de aankoop van de infrastructuur, verminderd met de eventuele niet-gesubsidieerde kosten en de niet-aanvaarde afrekeningen en wijzigingen;2° de contractuele herzieningen, die voortvloeien uit de schommelingen van de lonen en sociale lasten, evenals van de materialen zoals deze voortkomen uit de toepassing van de formules opgenomen in het lastenboek;3° de algemene kosten, die forfaitair werden vastgelegd op vijftien procent van het totaal van de in punten 1° en 2° bedoelde bedragen;4° de belasting over de toegevoegde waarde, berekend op de punten 1 tot en met 3;5° de kostprijs van de eventuele geotechnische proeven;6° de kostprijs van de eventuele water-, gas- en elektriciteitsaansluitingen;7° desgevallend de financiële kosten met betrekking tot de lening, die forfaitair werden vastgelegd tegen de basisrentevoet die elk jaar wordt bepaald;8° afdoende gemotiveerde aanloopkosten;9° de kosten voor de eerste inrichting. Desgevallend wordt het bedrag van de werken waarvan de aanbesteding niet overeenstemt met de projectgegevens afgetrokken.

De basisrentevoet beoogd in lid 1, 7°, wordt jaarlijks voor de investeringen die dat jaar aanvangen en voor de duurtijd van de subsidie verbonden aan deze investeringen berekend op basis van een gemiddelde rentevoet op de markt berekend op basis van de referentie "IRS ASK DURATION op 20 jaar", zoals bekendgemaakt op mrw.symex.be (https://mrw.symex.be), vermeerderd met 80 basispunten. Het rentepercentage wordt bepaald op het moment dat het eerste vorderingsstaat wordt ingediend. Het wordt bepaald op basis van het gemiddelde van de huidige rentevoet en de vorige rentevoet.

Art. 5.§ 1. Het globaal investeringsplafond wordt vastgelegd overeenkomstig bijlage 1. § 2. De in de paragraaf 1 bedoelde bedragen werden vastgelegd op 1 januari 2024 en worden geïndexeerd volgens volgende formule: p = P x (0,40 x s/S + 0,40 x i/I+ 0,20) p = herzien bedrag P = initieel bedrag s = index van de loonkosten op datum van de eerste vorderingsstaat voor bedrijven met twintig of meer arbeiders (A+) in de categorie A S = index van de loonkosten voor bedrijven met twintig of meer arbeiders (A+) in de categorie A op 1 januari 2024: 37,058. i= materiaalkostenindex I-2021 op datum van de eerste vorderingsstaat.

I = materiaalkostenindex I-2021 op 1 januari 2024: 138,54. § 3. De administratie legt voor elke instelling een individueel plafond vast op basis van het algemene plafond voor de betrokken instelling, rekening houdend met de kosten die in aanmerking komen voor een investeringssubsidie.

Het individuele plafond stemt overeen met de theoretische investeringskosten die voor de betrokken instelling zijn berekend op basis van het aantal bedden, plaatsen, kamers, posten of bunkers, zoals in aanmerking genomen voor de berekening van het globaal investeringsplafond overeenkomstig dit artikel.

Telkens wanneer een investeringssubsidie wordt toegekend, herziet de administratie het individuele plafond.

HOOFDSTUK 2. - Onderhoudssubsidie

Art. 6.§ 1. De onderhoudssubsidie bedoeld in artikel 16 van de ordonnantie is begrensd op één procent van het individuele plafond bedoeld in artikel 5, § 3, zonder het bedrag van de daadwerkelijk door de instelling aangekondigde onderhoudswerken te mogen overschrijden.

De subsidie mag het werkelijke bedrag van de door de instelling voor de betrokken infrastructuur uitgevoerde onderhoudswerken en investeringen niet overschrijden. § 2. Het in paragraaf 1 bedoelde plafond laat ook de aankoop toe, in welke vorm dan ook, van medisch of niet-medisch materieel, met inbegrip van zware medische apparatuur.

Het in het eerste lid bedoelde subsidieerbare bedrag voor zware medische apparatuur wordt vastgelegd op basis van de volgende bedragen: 1° voor de magnetische resonantietomograaf met ingebouwd elektronisch telsysteem, geïnstalleerd op een erkende dienst voor beeldvorming, overeenkomstig het koninklijk besluit van 25 oktober 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/10/2006 pub. 11/12/2006 numac 2006023222 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst waarin een magnetische resonantie tomograaf wordt opgesteld, moet voldoen om te worden erkend sluiten houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst waarin een magnetische resonantie tomograaf wordt opgesteld, moet voldoen om te worden erkend: 200.000 euro per jaar gedurende de looptijd van een vijfjarenonderhoudsplan; 2° voor updates van dezelfde magnetische-resonantietomograaf met ingebouwd elektronisch telsysteem: 100.000 euro per jaar voor de duur van twee volgende vijfjarenonderhoudsplannen ; 3° voor de apparatuur geïnstalleerd op een dienst radiotherapie erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 5 april 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/04/1991 pub. 15/05/2006 numac 2006000270 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst radiotherapie moet voldoen om te worden erkend als medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987. - Duitse vertaling sluiten houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst radiotherapie moet voldoen om te worden erkend als zware medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987: 150.000 euro per jaar gedurende de looptijd van een vijfjarenonderhoudsplan; 4° voor de positronemissietomograaf (PET-scanner) geïnstalleerd op een dienst voor nucleaire geneeskunde die erkend is overeenkomstig koninklijk besluit van 14 december 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/12/2006 pub. 03/04/2007 numac 2007022454 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst nucleaire geneeskunde waarin een PET-scanner wordt opgesteld moet voldoen om te worden erkend als medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987 sluiten houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst nucleaire geneeskunde waarin een PET-scanner wordt opgesteld moet voldoen om te worden erkend als medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 58 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/07/2008 pub. 31/03/2011 numac 2011000186 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Gecoördineerde wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 10/07/2008 pub. 04/06/2010 numac 2010000299 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen. - Duitse vertaling sluiten op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen: 280.000 euro per jaar gedurende de looptijd van een vijfjarenonderhoudsplan. 5° voor updates van de in de punten 3° en 4° bedoelde apparatuur: jaarlijks de helft van het respectievelijke jaarlijkse bedrag voor de duur van het eerste van de volgende twee vijfjarige onderhoudsplannen. In geen geval mag het bedrag van de tegemoetkoming bedoeld in het tweede lid hoger zijn dan een derde van het totale bedrag van de onderhoudssubsidie van de instelling.

Het bedrag van de tegemoetkoming mag niet hoger zijn dan de werkelijke kosten van de investering, verminderd met bedragen die ten laste komen van het budget van de financiële middelen of de honoraria.

De tegemoetkoming kan niet worden toegekend minder dan tien jaar na de vorige aankoop van soortgelijke apparatuur of minder dan vijf jaar na de update ervan.

HOOFDSTUK 3. - Projectsubsidie

Art. 7.Het Verenigd College kan binnen de grenzen van de beschikbare budgetten en in overeenstemming met de voorwaarden van de projectoproep, subsidies toekennen voor projecten.

Het Verenigd College kan ook een budget vaststellen voor projecten die door de instellingen worden voorgesteld.

HOOFDSTUK 4. - Huursubsidie

Art. 8.Het Verenigd College kan een huursubsidie toekennen waarvan het jaarlijkse bedrag overeenstemt met het werkelijke bedrag van de huur, met een maximum van vijf procent van het in artikel 5, § 3 bedoelde individuele plafond, met betrekking tot de infrastructuur in kwestie.

TITEL III. - Toekenningsprocedure

HOOFDSTUK 1. - Het gewestelijk strategisch zorgplan

Art. 9.Het gewestelijk strategisch zorgplan geeft de ontwikkelingen aan tussen de toekomstvisie en de huidige situatie op het vlak van zorgaanbod, infrastructuur, ligging en partnerschappen in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad.

Art. 10.Wanneer een gewestelijk strategisch zorgplan is aangenomen, wordt het gepubliceerd op de website van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.

Het wordt meegedeeld aan de instellingen. Deze mededeling herinnert de betrokken instellingen eraan dat ze hun particulier zorgplan moeten bijwerken in overeenstemming met het goedgekeurde gewestelijk strategische zorgplan.

HOOFDSTUK 2. - Het particulier zorgplan

Art. 11.De instelling zorgt ervoor dat haar particulier zorgplan up-to-date wordt gehouden. Daartoe werkt ze haar particulier zorgplan ten minste bij wanneer een project wordt uitgevoerd of stopgezet.

Wijzigingen worden meegedeeld aan de administratie binnen de termijnen bepaald in artikel 30, § 3, eerste lid van de ordonnantie.

Art. 12.Het particulier zorgplan bevat de elementen beschreven in artikel 30, § 2 van de ordonnantie.

Art. 13.Het particulier zorgplan bevat een beschrijving van de instelling, site per site, evenals een globaal overzicht en beschrijft: 1° De bestaande toestand van de instelling;2° De noden van de instelling qua werken, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen investeringen en onderhoudswerken;3° De ontworpen toestand, met : a) de berekeningen van de oppervlaktes, per functie en in totaal, van de bestaande toestand uitgedrukt in vierkante meter;b) de voorgestelde planning voor de uitvoering, met inbegrip van de begin- en einddatum voor de werken met betrekking tot deze infrastructuur en de beschrijving van de betrokken werken;c) de geschatte budgetten per fase van het project;d) een overzicht van de financiering van deze infrastructuur, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende overheidssubsidies, de investeringen uit eigen middelen en de financiering door kredietinstellingen;e) de boekhoudkundige situatie van de infrastructuur, met in het bijzonder de staat van afschrijving, inclusief de resterende afschrijvingstermijnen;f) de lijst en de bestemming van de infrastructuur waarover de instelling beschikt krachtens een huurcontract of elke andere vorm van overeenkomst die een persoonlijk recht op de genoemde infrastructuur verleent.

Art. 14.§ 1. Het particulier zorgplan bevat ook een algemene beschrijving van de geplande projecten met betrekking tot de infrastructuur die al dan niet in aanmerking komen voor financiering krachtens de ordonnantie. Deze beschrijving bevat: 1° een lijst van geplande investeringen (werken en aankoop), alsmede een algemene beschrijving van de investeringen en het nut ervan om aan de behoeften van de bevolking te voldoen, in voorkomend geval rekening houdend met de richtsnoeren vastgelegd in het gewestelijk strategisch zorgplan;2° een voorlopige planning van de beoogde werken, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de werken die gepland zijn binnen vijf jaar na goedkeuring van het plan en de werken die gepland zijn na deze periode;3° de geschatte kosten voor elk van de beoogde werken. De financiële evaluatie van de investeringen wordt goedgekeurd door een bedrijfsrevisor. Deze goedkeuring wordt gehecht aan het plan. § 2. De werken die gepland zijn voor de vijf jaar na de goedkeuring van het plan worden opgesomd in de chronologische volgorde waarin ze moeten worden uitgevoerd.

De instelling geeft voor elk van deze werken ook aan welke volgorde zij daaraan wenst te geven en de redenen die deze keuze rechtvaardigen.

De instelling beschrijft hoe de geplande werken passen in de uitvoering van de opdracht van algemeen belang van de instelling.

Art. 15.§ 1. De beschrijving van de beoogde samenwerking tussen de verschillende instellingen zoals bedoeld in artikel 30, § 2, 4°, van de ordonnantie aan en de financiële elementen met betrekking tot de verdeling van de kosten en baten tussen de betrokken instellingen.

Desgevallend vermeldt ze andere samenwerkingen met de instelling waarop de geplande samenwerking betrekking heeft, evenals het verband tussen het geplande project en de bestaande samenwerkingen.

Ze somt voor elk project alle financiële steun op die door andere overheidsinstanties wordt verleend om de samenwerking tot stand te brengen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de financieringsbronnen, de begunstigden en de aard van de steun.

De aard van de steun wordt beschreven als zijnde constitutief, een participatie in het kapitaal, een subsidie, een lening of een waarborg. De beschrijving vermeldt voor elke steun de identiteit en de contactgegevens van de autoriteit die de steun verleent.

HOOFDSTUK 3. - Investeringskalender

Art. 16.De investeringskalender bepaalt de prioriteit van de projecten van de verschillende instellingen op basis van de mate waarin ze aansluiten bij het gewestelijk strategische zorgplan.

Hiervoor rangschikt het Verenigd College de projecten volgens de volgende prioriteitsregels, zonder dat de hierna bepaalde rangorde doorslaggevend is: 1° Projecten die de energie-efficiëntie van de instelling verbeteren;2° Projecten die voldoen aan een verwachting uit het gewestelijk strategisch zorgplan;3° Projecten waarbij wordt samengewerkt met andere instellingen om het zorgaanbod te verbeteren;4° Projecten die moeten voldoen aan de algemene normen voor gebouwen, in het bijzonder met het oog op de toegankelijkheid voor mensen met een beperking. De kalender geeft een overzicht van de geplande projecten voor de komende tien jaar, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen projecten die binnen de vijf jaar na de goedkeuring van de kalender kunnen worden gerealiseerd en projecten die daarna kunnen worden gerealiseerd. De projecten die binnen de vijf jaar na de goedkeuring van de planning in aanmerking komen, worden gerangschikt met vermelding van de verwachte startdatum van de geplande investering.

De geplande begindatum van de investering geldt als begindatum van het project zoals bedoeld in artikel 32 van de ordonnantie.

HOOFDSTUK 4. - De toekenning van een investeringssubsidie

Art. 17.§ 1. Elke investeringssubsidie maakt het voorwerp uit van een financieringsaanvraag binnen de termijnen bedoeld in artikel 32, § 1, van de ordonnantie.

Uiterlijk bij het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn kan de instelling om uitstel van de begindatum van de investering verzoeken. De ministers kunnen uitstel verlenen voor de startdatum van de investering en in zoverre de investering aanvangt vóór de herziening van de investeringskalender zoals bedoeld in artikel 31 van de ordonnantie. § 2. Wanneer een instelling wordt geconfronteerd met een dringende situatie die de uitvoering rechtvaardigt van een investering die niet in de kalender is opgenomen, dient de instelling onverwijld een met redenen omkleed verzoek in tot wijziging van de kalender teneinde het project in kwestie daarin op te nemen. Het verzoek moet uitdrukkelijk de redenen voor de dringendheid vermelden ten opzichte van de projecten opgenomen in het particulier zorgplan.

Het Verenigd College kan de investeringskalender aanpassen als het de dringendheid ervan erkent door het nieuwe project er in op te nemen.

Art. 18.§ 1. De financieringsaanvraag bestaat uit de volgende elementen: 1° de administratieve documenten betreffende de beraadslagingen van de instelling, in voorkomend geval, goedgekeurd door de toezichthoudende autoriteit; 2° de plannen, namelijk: a) plannen op een schaal van 1/100ste, per verdieping en van het geheel, d.w.z. het gebouw en de verbouwde oppervlaktes, evenals de bestaande niet-verbouwde oppervlaktes die toelaten om de werken te contextualiseren; b) plannen van de verschillende niveaus, aanzichten van de gevels en de voornaamste doorsneden op een of twee procent, waaruit met name blijkt dat de gebouwen zowel vanbinnen als vanbuiten toegankelijk zijn voor personen met beperkte mobiliteit;3° de volgende technische informatie: a) een overzicht van de bruto oppervlaktes die het voorwerp uitmaken van de werken per verdieping;b) een overzicht van de netto vloeroppervlaktes en de bijhorende glasoppervlaktes van de ziekenhuisafdelingen;c) een korte beschrijving van de technische aspecten van de ruwbouw, de gebruikte technieken, de technische uitrusting, het meubilair en de omgeving;d) de maatregelen voorzien voor het energiebeheer van het gebouw; e) de planning van de werken, met vermelding van het geplande jaartal van opstart van de werken t.o.v. de indiening van het project en de vermoedelijke datum van beëindiging van de werken en de ingebruikname; f) een raming van de kosten van de geplande werken, per projectfase. § 2. Binnen de dertig dagen na ontvangst van de financieringsaanvraag, bezorgt de administratie aan de instelling ofwel een ontvangstbewijs als het dossier volledig is, ofwel een bericht waarin de aanvrager verzocht wordt de ontbrekende stukken over te maken om het dossier te vervolledigen. § 3. Binnen de vier maanden na de verklaring dat het dossier volledig is, stelt de administratie de instelling op de hoogte van haar beslissing om de financieringsaanvraag goed te keuren, waarbij zij eventuele opmerkingen over het dossier vermeldt.

Art. 19.§ 1. De instelling dient een ontwerpdossier in bij de administratie op basis van de financieringsaanvraag, zonder te kunnen afwijken van de fundamentele punten en kenmerken.

Dit dossier is als volgt samengesteld: 1° de algemene plannen en alle detailplannen die nodig zijn voor een goed begrip van de werken en die aantonen dat er rekening is gehouden met de regels van ziekenhuishygiëne, ergonomie en toegankelijkheid van de gebouwen, zowel binnen als buiten, voor personen met een beperkte mobiliteit;2° het bestek en de bijlagen ervan;3° een prijsraming, opgemaakt per artikel van de samenvattende meetstaat of de inventaris;4° de herziening van de planning van de werken voorzien in artikel 18, § 1er, 3°, e) ;5° Desgevallend de volledige stedenbouwkundige vergunning;6° Desgevallend, het advies van de brandweer;7° In voorkomend geval de geotechnische testen. § 2. Binnen de dertig dagen na ontvangst van het projectdossier, bezorgt de administratie aan de instelling ofwel een ontvangstbewijs als het dossier volledig is, ofwel een bericht waarin de aanvrager verzocht wordt de ontbrekende stukken over te maken om het dossier te vervolledigen. § 3. De administratie brengt de instelling op de hoogte van haar beslissing dat het ontwerp werd goedgekeurd binnen de twee maanden na de verklaring dat het dossier volledig is, waarbij zij desgevallend eventuele opmerkingen over het dossier vermeldt.

De administratie bepaalt het bedrag van de investering op basis van het jaartal van aanvang van de investeringen. Hiertoe houdt de administratie rekening met te verwachten schommelingen in de kosten, berekend op basis van het gemiddelde inflatiepercentage over de afgelopen vijf jaar of een andere formule die eenzelfde of hogere mate van voorspelbaarheid biedt.

Art. 20.§ 1. Wanneer de aanvraag betrekking heeft op een aankoopproject, dient de aanvrager dient een aankoopdossier in bij de administratie. Dit dossier bevat volgende documenten: 1° de beraadslaging waarin de aankoop goedgekeurd wordt, desgevallend goedgekeurd door de toezichthoudende overheid;2° desgevallend, een ontwerp van verkoopovereenkomst;3° desgevallend, de basisakte van het gebouw;4° een situeringsplan van het terrein en, indien van toepassing, het gebouw;5° in het geval van een gebouw: de architectuurplannen;6° een tekst die de aankoop rechtvaardigt en die minstens volgende elementen bevat: a) een lijst met de adressen van de overige bezochte terreinen of gebouwen en de redenen waarom deze niet voldeden;b) in het geval van een gebouw: een beschrijving van de verschillende ruimtes op vlak van ouderdom, staat, oppervlakte, ruimtelijke organisatie, buitenruimte, enzovoort;c) in het geval van een gebouw: het EPB-certificaat;d) in het geval van een gebouw: een beschrijving van de acties die zullen ondernomen worden om de energieprestatie en het binnenklimaat te verbeteren;e) een beschrijving met betrekking tot de bereikbaarheid van het terrein of gebouw via het openbaar vervoer;f) de verantwoording van de verkoopprijs;g) een raming van de registratierechten, de erelonen en de aktekosten;h) een visie van de toekomstige ruimtelijke organisatie van het gebouw waaruit onder meer blijkt dat rekening gehouden werd met desgevallend de eisen inzake toegankelijkheid voor personen met beperkte mobiliteit, de brandveiligheidsnormen en de architecturale erkenningsnormen;i) desgevallend een raming en een beknopte planning van de nodige werken;j) foto's van het terrein en, indien van toepassing, het gebouw. § 2. Binnen dertig dagen na de ontvangst van het dossier stuurt de administratie aan de aanvrager ofwel een bevestiging van ontvangst indien de aanvraag volledig is, ofwel een bericht waarbij zij verzocht wordt haar dossier te vervolledigen waarbij de ontbrekende stukken worden vermeld.

Bij de analyse van het aankoopdossier gaat de administratie desgevallend na of het project zich inschrijft in het kader van de programmatie voor de sector in kwestie, hetgeen een voorwaarde is om het aankoopdossier te kunnen goedkeuren. § 3. Binnen zestig dagen na de verklaring van volledigheid delen de ministers aan de aanvrager hun beslissing mee over de goedkeuring of weigering van het aankoopdossier.

Wanneer de ministers de aankoop goedkeuren vermeldt de beslissing: 1° het subsidiebedrag dat vastgelegd werd op de begroting van het lopende jaar;2° de vereffeningswijze en desgevallend het jaarlijkse bedrag dat vereffend zal worden over een periode van twintig jaar;3° desgevallend de niet-gesubsidieerde kosten.

Art. 21.§ 1. De aanvrager kan een gemotiveerde aanvraag tot uitstel indienen met betrekking tot het indienen van het aankoopdossier bij de administratie bedoeld in artikel 20, § 1. Deze aanvraag omschrijft de nieuwe overwogen planning. § 2. Binnen dertig dagen na de ontvangst van de aanvraag stuurt de administratie aan de aanvrager ofwel een bevestiging van ontvangst indien de aanvraag volledig is, ofwel een bericht waarbij zij verzocht wordt haar aanvraag te vervolledigen waarbij de ontbrekende stukken worden vermeld. § 3. Binnen zestig dagen na de verklaring van de volledigheid van de aanvraag delen de ministers aan de aanvrager hun beslissing mee over de goedkeuring of weigering van het uitstel. In geval van een goedkeuring leggen de ministers de duur van het uitstel vast. § 4. De duur van het uitstel bedraagt minstens één jaar en het totaal aan uitstel goedgekeurd door de ministers mag niet meer dan drie jaar bedragen.

Een verlenging mag het einde van de lopende investeringskalender niet overschrijden.

Art. 22.§ 1. De aanvrager dient een afrekeningsdossier met betrekking tot de aankoop in bij de administratie. Dit dossier bevat volgende documenten: 1° een kopie van de geregistreerde aankoopakte;2° een afrekening van de aankoop met inbegrip van de aktekosten, erelonen en registratierechten opgemaakt door de notaris. § 2. Binnen dertig dagen na de ontvangst van het dossier stuurt de administratie aan de aanvrager ofwel een bevestiging van ontvangst indien het dossier volledig is, ofwel een bericht waarbij zij verzocht wordt haar dossier te vervolledigen binnen vijftien dagen waarbij de ontbrekende stukken worden vermeld. § 3. Binnen zestig dagen na de verklaring van volledigheid delen de ministers aan de aanvrager hun beslissing mee over de goedkeuring of de weigering van het afrekeningsdossier. In geval van een weigering wordt de toegekende subsidie volledig teruggevorderd.

Art. 23.§ 1. De aanvrager kan een gemotiveerde aanvraag tot uitstel bedoeld in artikel 22, § 1, indienen bij de administratie met betrekking tot het indienen van het afrekeningsdossier met betrekking tot de aankoop. Deze aanvraag bestaat minstens uit een nieuwe planning van het project en een motivatie voor het uitstel. § 2. Binnen dertig dagen na de ontvangst van het dossier stuurt de administratie aan de aanvrager ofwel een bevestiging van ontvangst indien de aanvraag volledig is, ofwel een bericht waarbij zij verzocht wordt haar aanvraag te vervolledigen binnen vijftien dagen waarbij de ontbrekende stukken worden vermeld. § 3. Binnen zestig dagen na de verklaring van de volledigheid van de aanvraag delen de ministers aan de aanvrager hun beslissing mee over de goedkeuring of weigering van het uitstel. In geval van een weigering wordt de toegekende subsidie volledig teruggevorderd. § 4. De duur van het uitstel bedraagt minstens één jaar en het totaal aan uitstel goedgekeurd door de ministers mag niet meer dan drie jaar bedragen.

HOOFDSTUK 5. - De onderhoudssubsidie

Art. 24.De instelling stelt een vijfjarig onderhoudsplan op en houdt dit bij. Dit plan wordt bij het particulier zorgplan gevoegd en samen worden zij aan de administratie meegedeeld. De mededeling van het vijfjarenonderhoudsplan geldt als een subsidieaanvraag.

Art. 25.§ 1. Het vijfjarenonderhoudsplan bedoeld in artikel 35 van de ordonnantie vermeldt de volgende elementen: a) de infrastructuur die eigendom is van de instelling en door haar wordt gebruikt om haar taken van algemeen belang uit te voeren, waarbij voor elke infrastructuur de datum van ingebruikneming, laatste opknapbeurt herconditionering of renovatie van de desbetreffende infrastructuur wordt vermeld;b) de boekhoudkundige situatie van elke infrastructuur, met vermelding van de staat van afschrijving, inclusief de resterende afschrijvingstermijnen;c) de lijst van de onderhoudswerken die nodig zijn om de infrastructuur in goede staat te houden; d) de lijst van zware medische apparatuur en medische hulpmiddelen waarvan de aanschafkosten meer dan 250.000 euro bedragen en die niet ten laste komen van het budget van de financiële middelen of honoraria; e) de beschrijving van de het medische en niet-medische materieel, met inbegrip van meubilair dat niet onder de voorgaande punten valt, waarover de instelling beschikt en die zij gebruikt om haar taken van algemeen belang uit te voeren;f) het voorstel voor de uitvoeringsplanning;g) de bijbehorende geraamde budgetten voor de vijf jaar waarop het vijfjarenonderhoudsplan betrekking heeft. Ongeacht het opgegeven bedrag, mag het bedrag dat in aanmerking wordt genomen voor de punten d) en e) niet meer bedragen dan een derde van de onderhoudssubsidie. § 2. Binnen de dertig dagen na ontvangst van de subsidieaanvraag voor onderhoud, bezorgt de administratie aan de instelling ofwel een ontvangstbewijs als het dossier volledig is, ofwel een bericht waarin de aanvrager verzocht wordt de ontbrekende stukken over te maken om het dossier te vervolledigen. § 3. Binnen de vier maanden na de verklaring dat het dossier volledig is, stelt de administratie de instelling op de hoogte van haar beslissing om de subsidieaanvraag voor onderhoud goed te keuren, waarbij zij eventuele opmerkingen over het dossier vermeldt.

HOOFDSTUK 6. - De huursubsidie

Art. 26.§ 1. De instelling die in aanmerking wil komen voor huursubsidie dient een verzoek in bij de administratie voordat de overeenkomst met de verhuurder wordt gesloten. De aanvraag kan worden ingediend nadat de overeenkomst werd gesloten, op voorwaarde dat deze een opschortende voorwaarde bevat voor de toekenning van de huursubsidie.

Deze aanvraag bevat: 1° een beschrijving van de betrokken infrastructuur en van de plaats ervan in de totale infrastructuur waarover de instelling beschikt voor het uitvoeren van haar taken van algemeen belang, met vermelding van de netto oppervlakte van de genoemde infrastructuur, uitgedrukt in vierkante meter;2° een kopie van de huurovereenkomst of overeenkomst die een persoonlijk recht op de infrastructuur verleent;3° een beschrijving van de geplande aanpassings-, uitrustings-, uitbreidings- en algemene werken om de infrastructuur te gebruiken om de opdracht van algemeen belang van de instelling te vervullen;4° de kosten en geplande financiering voor het uitvoeren van deze werken, indien deze ten laste vallen van de instelling;5° de jaarlijkse onderhoudskosten te betalen door de verhuurder. § 2. Binnen de dertig dagen na ontvangst van de huursubsidieaanvraag, bezorgt de administratie aan de instelling ofwel een ontvangstbewijs als het dossier volledig is, ofwel een bericht waarin de aanvrager verzocht wordt de ontbrekende stukken over te maken om het dossier te vervolledigen. § 3. Binnen de vier maanden na de verklaring dat het dossier volledig is, stellen de ministers de instelling op de hoogte van hun beslissing om de huursubsidieaanvraag goed te keuren, waarbij zij eventuele opmerkingen over het dossier vermeldt.

Art. 27.§ 1. Instellingen die gebruik willen blijven maken van de huursubsidie moeten de administratie informeren over alle wijzigingen betreffende de huurovereenkomst of het gehuurde goed.

Dergelijke informatie moet in elk geval worden meegedeeld wanneer een informatie bedoeld in artikel 26, § 1, tweede lid is gewijzigd.

Onverminderd de mogelijkheid om de huurovereenkomst op het einde ervan te verlengen, kan de aanvraag niet worden vernieuwd nadat de huurovereenkomst is verstreken. § 2. De ministers kunnen zich verzetten tegen de verlenging van de huursubsidie door middel van een gemotiveerde beslissing.

De ministers kunnen voorlopig een huursubsidie toekennen in afwachting van de regularisatie door de instelling van de tekortkomingen die werden vermeld in de beslissing om de verlenging te weigeren. In dit geval vermelden de ministers de termijn waarbinnen de tekortkoming moet worden verholpen, zoniet zal de verlenging definitief worden geweigerd.

HOOFDSTUK 7. - De projectsubsidie

Art. 28.Binnen de grenzen van het budget dat specifiek voor dergelijke projecten is toegewezen, kunnen de ministers een subsidie toekennen aan een instelling voor projecten die door de instellingen worden ingediend, naar aanleiding van een projectoproep bedoeld in artikel 10 van de ordonnantie, en die bedoeld zijn om de manier waarop de instelling haar opdracht van algemeen belang vervult, te verbeteren.

TITEL IV. - Overheidsopdrachten

HOOFDSTUK 1. - Gunning van overheidsopdrachten

Art. 29.§ 1. De instelling dient het "gunningsdossier" van de overheidsopdracht in bij de administratie.

Dit dossier bevat volgende documenten: 1° de gemotiveerde beslissing waarbij de instelling de gekozen inschrijver aanduidt;in het geval van een ondergeschikte overheid wordt deze beslissing goedgekeurd door de toezichthoudende overheid; 2° het bijzonder bestek en de plannen die als basis hebben gediend voor de openbare aanbesteding;3° desgevallend, de bewijzen van bekendmaking;4° desgevallend, het proces-verbaal van opening van de offertes;5° de ingediende offertes met al hun bijlagen;6° het analyseverslag over de gunning van de overheidsopdracht;7° de door de aangeduide geselecteerde inschrijver opgestelde samenvattende meetstaat of inventaris. § 2. Binnen dertig dagen na de ontvangst van het in paragraf 1 bedoelde dossier bezorgt de administratie aan de instelling ofwel een bevestiging van ontvangst indien het dossier volledig is, ofwel een bericht waarbij ze verzocht wordt haar dossier te vervolledigen en waarbij de ontbrekende stukken worden vermeld. § 3. Binnen zestig dagen na de verklaring van volledigheid van het dossier delen de ministers aan de instelling hun beslissing mee over de goedkeuring van de overheidsopdracht en formuleren ze hun eventuele opmerkingen over het ingediende dossier. § 4. In de in paragraaf 3 bedoelde kennisgeving leggen de ministers het definitieve bedrag van de subsidie vast, dat een subjectief recht op uitbetaling van de subsidie verleent, als aan alle door dit besluit gestelde voorwaarden is voldaan.

De ministers leggen de nodige kredieten vast op de begroting van het lopende jaar. De aangegane verbintenis heeft betrekking op de hele opdracht.

HOOFDSTUK 2. - Uitvoering van overheidsopdrachten

Art. 30.Binnen vijftien dagen na het bevel tot aanvang der werken of tot uitvoering der leveringen dient de instelling een kopie van dit bevel in bij de administratie.

Art. 31.De instelling dient minstens op maandelijkse basis de vorderingsstaten in van de uitvoering van de overheidsopdracht bij de administratie overeenkomstig het model opgesteld door de administratie. De documenten worden door de aangestelde onderneming of zijn gemachtigde en de instelling medeondertekend.

Art. 32.De ministers kunnen wijzigingen aan overheidsopdrachten die in uitvoering zijn in aanmerking nemen voor de berekening van de investeringssubsidie indien voldaan is aan volgende voorwaarden: 1° de werken hebben een uitzonderlijk en noodzakelijk karakter;2° de werken werden voor hun uitvoering gemotiveerd en betekend aan de administratie;3° de werken werden door de ministers toegestaan;4° het globaal investeringsplafond wordt niet overschreden.

Art. 33.De instelling maakt het de administratie mogelijk om ter plaatse de werkzaamheden te controleren.

Art. 34.De administratie wordt minstens vijf dagen op voorhand op de hoogte gebracht van de vastgelegde data voor deze opleveringen.

Art. 35.Het dossier met betrekking tot de eindafrekening van de aanneming wordt door de instelling bij de administratie ingediend binnen de zes maanden na het einde van de opdracht, behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen van overmacht.

Dit dossier is als volgt samengesteld: 1° het proces-verbaal van de voorlopige oplevering;2° de tabel met het totale verschuldigde bedrag, overeenkomstig het door de administratie vastgelegde model;3° de bewijsstukken en verrekeningen opgenomen in de tabel bedoeld in 2° ;4° een tabel die de vorderingsstaten oplijst, overeenkomstig het door de administratie vastgelegde model;5° een tabel met de rechtvaardiging van de uitvoeringstermijn en de bijlagen ervan, overeenkomstig het door de administratie vastgelegde model;6° desgevallend, de factuur betreffende de geotechnische proeven;7° desgevallend, de facturen voor de water-, gas- en elektriciteitsaansluitingen. TITEL V. - De waarborg

HOOFDSTUK 1. - Procedure voor het verlenen van de waarborg Afdeling 1. - Principieel akkoord voor het verlenen van de waarborg


Art. 36.§ 1. Het verzoek om een principieel akkoord over de waarborg kan ten vroegste bij de indiening van het in artikel 19 bedoelde ontwerpdossier door de instelling worden ingediend. De aanvraag moet naar de administratie worden gestuurd op een manier die een zekere datum oplevert. § 2. Het principieel akkoord over de waarborg vermeldt in het bijzonder het project waarop het betrekking heeft en de eventuele opmerkingen. In voorkomend geval verzoekt het de instelling de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie een hypothecair mandaat of een conventionele hypotheek te verlenen op de onroerende goederen die betrekking hebben op het project en, in voorkomend geval, op het geheel of een gedeelte van haar onroerende goederen, ten belope van het bedrag dat zij bepaalt. Het machtigt de instelling om onderhandelingen aan te gaan met de financiële instelling van haar keuze en een ontwerp van leningovereenkomst op te stellen.

Art. 37.Uiterlijk bij de inleiding van de "gunningsdossier" die betrekking hebben op het project, kan de instelling een wijziging aanvragen van het principieel akkoord over de waarborg. Deze aanvraag tot wijziging wordt omstandig gemotiveerd en bevat de documenten die gewijzigd zijn ten opzichte van de aanvraag betreffende het oorspronkelijke principieel akkoord. De aanvraag moet naar de administratie worden gestuurd op een manier die een zekere datum oplevert.

De administratie stuurt binnen de vijftien dagen na de ontvangst van de aanvraag een bewijs van ontvangst naar de instelling, met de vermelding of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is, en in voorkomend geval met de vermelding van de datum van ontvankelijkheid.

De ontvankelijkheid houdt in dat de aanvraag voldoet aan de formele vereisten, vermeld in het eerste lid. De datum van ontvankelijkheid is de datum van de ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

De administratie kan het advies inwinnen van een of meer externe deskundigen.

De ministers nemen een besluit over de aanvraag om het principieel akkoord te wijzigen binnen de zestig dagen na de datum van de ontvankelijkheid van de aanvraag en delen hun beslissing mee aan de instelling. Afdeling 2. - Verlenen van de waarborg


Art. 38.Na ontvangst van de in artikel 29, § 4, bedoelde vaste toezegging van financiële steun van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie kan de instelling een aanvraag indienen voor de toekenning van de waarborg voor de uitvoering van haar project.

De aanvraag moet naar de administratie worden gestuurd op een manier die een zekere datum oplevert.

Art. 39.De aanvraag tot toekenning van de waarborg omvat de volgende documenten: 1° de ondertekende notulen van de vergadering van de bevoegde organen van de instelling met inbegrip van de beslissing om een aanvraag tot het verlenen van de waarborg in te dienen.Deze notulen worden in voorkomend geval goedgekeurd door de toezichthoudende overheid; 2° het financieel plan voor het project dat aantoont dat de uitbating minstens de uitgaven dekt en voldoende terugbetalingscapaciteit garandeert;3° het eigendomsrecht van de grond waarop het gebouw zal worden opgericht of ontwikkeld of, als de instelling een zakelijk recht geniet, een kopie van de overeenkomst die het zakelijk recht vormt;4° een verklaring van de instelling waarin zij aangeeft dat de goederen waarvan zij eigenaar is al dan niet bezwaard zijn met (een) hypothecair(e) manda(a)t(en) en met (een) hypothecaire inschrijving(en).In alle gevallen moet een hypotheekcertificaat bij de aanvraag worden gevoegd; 5° op verzoek van de administratie voegt de instelling bij haar aanvraag een schatting, uitgevoerd door een vastgoeddeskundige, van de venale waarde van alle goederen waarvan zij eigenaar is;6° een verklaring van instemming met het aangaan van een conventionele hypotheek zoals bedoeld in artikel 3, § 2, 1°, van dit besluit, op eenvoudig verzoek van de ministers of de administratie;7° een verklaring van de financiële instelling waaruit blijkt dat zij instemt met een pari passu-regeling zoals bedoeld in artikel 3, § 2, 2° en waarin de voorwaarden van de pari passu-regeling zijn opgenomen zoals voorgesteld door de financiële instelling;8° indien van toepassing, de kopie van het hypothecair mandaat of van de conventionele hypotheek;9° de ontwerpen van de financieringscontracten met: a) een terugbetalingsschema waarin onderscheid wordt gemaakt tussen de hoofdsom en de interesten;b) de duur van de lening;c) de verplichting voor de instelling om elke verantwoording te geven met betrekking tot het gebruik van de lening voor de beoogde doeleinden en de goede uitvoering van het project waarvoor de lening werd toegekend;d) het verbod voor de instelling om zonder voorafgaande toestemming van de ministers de onroerende goederen van het project en, in voorkomend geval, het geheel of een gedeelte van haar onroerende goederen waarop een conventionele hypotheek rust of die het voorwerp uitmaken van een hypothecair mandaat met de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, te vervreemden of als waarborg aan derden te geven vóór de gewaarborgde lening volledig is terugbetaald;e) een clausule die bepaalt dat, in geval van zowel een waarborg van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie als een waarborg van een derde, laatstgenoemde in zijn relaties met de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie wordt beschouwd als hoofdschuldenaar die een hoofdelijke verbintenis heeft met de instelling, zodat deze derde geen verhaal kan uitoefenen tegen de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie indien hij in de plaats van de instelling moet betalen.Als de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie daarentegen de financiële instelling moet terugbetalen, heeft zij voor alles verhaal tegen de borg; f) een clausule waarin staat dat de financiële instelling zich het recht voorbehoudt om zonder voorafgaande kennisgeving of ingebrekestelling de onmiddellijke terugbetaling te eisen van alle bedragen die zijn afgehouden op de lening: i.als de opgenomen bedragen niet uitsluitend worden gebruikt voor de overeengekomen doeleinden, gedurende de hele looptijd van de leningovereenkomst; ii. indien de verklaringen van de instelling in de leningovereenkomst of de aan de financiële instelling verstrekte informatie, hetzij voor de behandeling van de leningsaanvraag, hetzij tijdens de looptijd van de leningovereenkomst, onnauwkeurig of onvolledig blijken te zijn; iii. als de instelling de verplichtingen die zij aanging krachtens de leningovereenkomst niet op tijd nakomt.

Als een van de onder i tot en met iii genoemde gevallen zich voordoet, kunnen de ministers de financiële instelling vragen de lening op te zeggen; g) een clausule waarin wordt bepaald dat de instelling de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie verzoekt om toestemming om middelen op te nemen naarmate de werken vorderen;h) een verklaring van de financiële instelling waarin deze instemt met: i.het naleven van alle voorwaarden bepaald in artikel 3; ii. geen andere waarborg nemen dan een hypotheek of een hypothecair mandaat op de onroerende goederen die betrekking hebben op de lening die wordt gewaarborgd door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie; iii. indien de financiële instelling en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie een hypotheek hebben genomen op de onroerende goederen betreffende het project, dan zou de opbrengst van een eventuele gedwongen verkoop van deze goederen proportioneel toekomen aan de financiële instelling en aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.

Art. 40.De administratie gaat na of de aanvraag tot toekenning van de waarborg voldoet aan de bepalingen van de artikelen 38 et 39. De administratie stuurt binnen de veertien dagen na de ontvangst van de aanvraag een bewijs van ontvangst naar de instelling, met de vermelding of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is, en in voorkomend geval met de vermelding van de datum van ontvankelijkheid.

De ontvankelijkheid impliceert dat de aanvraag voldoet aan de formele vereisten beoogd in de artikelen 38 en 39. De datum van ontvankelijkheid is de datum van ontvangst van de kennisgeving van de ontvankelijkheid van de aanvraag.

Binnen de veertien dagen na de kennisgeving van de ontvankelijkheid kan de administratie het advies inwinnen van een of meer externe deskundigen. Zij kunnen de instelling om aanvullende informatie vragen. Zij bezorgen hun advies aan de administratie binnen de dertig dagen na de ontvangst van de adviesaanvraag.

Art. 41.Binnen de negentig dagen na de in artikel 40 bedoelde verklaring van ontvankelijkheid beslissen de ministers of de waarborg wordt toegekend en delen hun beslissing mee aan de instelling.

Wanneer de waarborg wordt toegekend, wordt het financieringscontract medeondertekend door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, vertegenwoordigd door de ministers, met vermelding van de volgende clausule: "De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie verbindt zich ertoe de waarborg te verlenen onder de voorwaarden vastgelegd in het besluit van het Verenigd College van 3 oktober 2024, betreffende de financiering van de infrastructuur van ziekenhuizen en psychiatrische verzorgingstehuizen".

De waarborg treedt pas in werking vanaf de datum van de ministeriële medeondertekening van het financieringscontract.

HOOFDSTUK 2. - Voorwaarden waaraan de lening moet voldoen om in aanmerking te komen voor het verlenen van een waarborg en betreffende de uitvoering van de waarborg Afdeling 1. - Voorwaarden in verband met de instelling


Art. 42.Indien op verzoek van de administratie een hypothecair mandaat wordt verleend of een hypotheek wordt gevestigd, of indien een hypotheek wordt afgesloten, dan worden de kosten en lasten gedragen door de instelling.

De instelling is ertoe gehouden om elke vervreemding van de goederen die het voorwerp uitmaken van het hypothecair mandaat of van de hypotheek of elke bezwaring van deze goederen met een zakelijk recht aan de uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van de ministers te onderwerpen, gedurende een periode die minstens gelijk is aan de boekhoudkundige afschrijvingsduur van de investering, voor wat de roerende goederen betreft, en die minstens gelijk is aan de terugbetalingsduur van de lening, voor wat de onroerende goederen betreft. De instelling stelt de financiële instelling schriftelijk in kennis van elke aanvraag die zij bij de ministers indient.

De instelling is ertoe gehouden om het goed te beheren dat het voorwerp uitmaakt van het hypothecair mandaat of van de hypotheek als een voorzichtig en redelijk persoon, en om het te onderhouden gedurende een periode die minstens gelijk is aan de boekhoudkundige afschrijvingsduur van de investering, voor wat de roerende goederen betreft, en die minstens gelijk is aan de terugbetalingsduur van de lening, voor wat de onroerende goederen betreft.

De administratie kan de instelling op elk moment verzoeken om een recent attest van het bevoegde kantoor rechtszekerheid waaruit blijkt of er al dan niet een hypotheek is gevestigd op de goederen die betrekking hebben op het project. Afdeling 2. - Voorwaarden in verband met de financiële instelling


Art. 43.§ 1. Indien uit het attest bedoeld in artikel 42, vierde lid, blijkt dat een derde een hypotheek heeft gevestigd op de goederen in kwestie zonder de uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de ministers, dan kunnen de ministers eisen, tenzij de financiële instelling afstand doet van de verleende waarborg, dat deze laatste het gewaarborgde financieringscontract onmiddellijk beëindigt en kan men aldus de onmiddellijke betaling van alle verschuldigde bedragen eisen. § 2. De financiële instelling mag voor de goederen die betrekking hebben op het project geen hypothecair mandaat verkrijgen, dit mandaat niet omzetten in een hypothecaire inschrijving, geen hypothecaire inschrijving nemen, geen vervroegde terugbetaling van de lening eisen en haar hypotheek niet uitzetten zonder de voorafgaande toestemming van de ministers.

Als blijkt dat de instelling haar project niet heeft uitgevoerd in overeenstemming met het principieel akkoord over de verleende waarborg of het gewijzigde principieel akkoord, dan kan de administratie, tenzij de financiële instelling afziet van de verleende waarborg, eisen dat de financiële instelling het gegarandeerde financieringscontract onmiddellijk beëindigt en kan men aldus onmiddellijke betaling van alle verschuldigde bedragen eisen. § 3. De financiële instelling mag zonder voorafgaande toelating van de ministers geen hypothecair mandaat of een bijkomende hypothecaire inschrijving verkrijgen op onroerende goederen die reeds het voorwerp uitmaken van het project en die als zekerheid dienen voor kredieten die betrekking hebben op het voormelde project en waarvan de lening gewaarborgd is door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Zij zal evenmin zonder voorafgaande toestemming van de ministers mogen overgaan tot het uitwinnen van haar hypotheek op de onroerende goederen die het voorwerp uitmaken van het project, en die als zekerheid dienen voor de kredieten met betrekking tot het project, waarvan de lening gewaarborgd wordt door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.

Met betrekking tot diezelfde goederen mag de financiële instelling geen andere kredieten dan die welke betrekking hebben op het project dekken met een hypothecair mandaat of een hypothecaire inschrijving, noch een dergelijk hypothecair mandaat omzetten en/of de hypotheek ervan uitwinnen zonder de voorafgaande toestemming van de ministers.

Indien, in de voormelde gevallen, de ministers niet reageren op een verzoek voor toestemming ingediend door de financiële instelling binnen een termijn van twee maanden, die ingaat op de dag van de ontvangst van het verzoek verzonden door de financiële instelling aan de administratie per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, dan wordt dit uitblijven van een reactie beschouwd als de voormelde toestemming van de ministers. De ministers kunnen de periode van twee maanden met nog eens een maand verlengen als zij door uitzonderlijke omstandigheden niet in staat zijn om binnen de oorspronkelijke periode van twee maanden een beslissing te nemen over het verzoek om toestemming. In dit geval stellen de ministers de financiële instelling binnen de oorspronkelijke periode van twee maanden op de hoogte van deze verlenging. § 4. De toekenning van de waarborg vervalt indien de financiële instelling een van haar verplichtingen als bedoeld in paragraf 1 tot 3 niet nakomt.

TITEL VI. - Vereffening van subsidies

HOOFDSTUK 1. - Investeringssubsidie

Art. 44.De instelling kan de kosten verbonden aan de uitvoering van het ontwerp zelf voorfinancieren zodra de goedkeuring van het ontwerpdossier bedoeld in artikel 19, § 3, werd meegedeeld.

Zij is verantwoordelijk voor de voorfinanciering van de betrokken aanneming, tussen het moment van betaling van de facturen aan de geselecteerde inschrijver en het moment van betaling van de subsidie.

Art. 45.§ 1. Uiterlijk bij de effectieve start van de investeringen kan de instelling een herziening vragen van de bedragen die van toepassing zijn op het investeringsproject wanneer de prijzen met meer dan vijf procent zijn gestegen ten opzichte van de prijswijzigingen die door de administratie werden voorzien toen zij de bedragen vaststelde overeenkomstig artikel 19, § 3, alinéa 2. § 2. De basisrentevoet die van toepassing is op het project wordt meegedeeld op moment van de eerste vorderingsstaat met betrekking tot de investering. Hij is van toepassing op alle projecten van de instellingen die in dat jaar van start gaan.

Indien bij het begin van de investering de overeenkomstig artikel 4, lid 3, berekende basisrentevoet meer dan vijf procent afwijkt van de voor dat jaar vastgestelde rentevoet, kan de administratie op verzoek van de instelling een nieuwe rentevoet berekenen die is op de investering die wordt aangevangen.

Art. 46.Onverminderd de in artikel 44 bedoelde mogelijkheid tot voorfinanciering wordt de investeringssubsidie aan de instelling uitbetaald over een periode van twintig jaar vanaf de eerste vorderingsstaat.

Het deel van de investeringssubsidie dat betrekking heeft op de investeringen waarnaar wordt verwezen in artikel 8, 3° en 4° van de ordonnantie wordt betaald naar rato van de provisionele gebruiksduur.

Mits de vereffeningskredieten voor het lopende begrotingsjaar beschikbaar zijn, kan de administratie een maandelijks voorschot op de subsidie voor werken voor het lopende boekjaar toekennen. Dit voorschot is beperkt tot het bedrag dat voortvloeit uit de maandelijkse vorderingsstaten, maar mag nooit meer bedragen dan een twaalfde van de jaarlijkse subsidie.

Art. 47.De investeringssubsidie bettreffende een aankoop wordt vereffend over een periode van twintig jaar, met inbegrip van een forfaitaire interestvergoeding.

Het bedrag wordt jaarlijks vereffend. De eerste vereffening word betaald na de goedkeuring van de afrekeningsdossier

HOOFDSTUK 2. - Onderhoudssubsidie

Art. 48.§ 1. De onderhoudssubsidie wordt betaald in de vorm van jaarlijkse voorschotten gelijk aan twintig procent van de subsidie toegekend voor de betreffende periode van vijf jaar.

Elk jaar stuurt de instelling de administratie de precieze afrekening van de daadwerkelijk uitgevoerde onderhoudswerken.

Indien het bedrag, gelet op de voortgang van de werkelijk verrichte onderhoudswerken, meer dan tien procent minder bedraagt dan het toegekende voorschot, dan kan het in het eerste lid bedoelde jaarlijkse voorschot worden herzien naar rato van de daadwerkelijke verwezenlijking van de werken, maar dit mag in geen geval meer dan twintig procent bedragen van de voor de betrokken periode van vijf jaar toegekende subsidie. § 2. Na afloop van de periode van vijf jaar stelt de instelling een vijfjaarlijkse afrekening op van de onderhoudswerken die in de betreffende vijf jaar zijn uitgevoerd. Zij beschrijft daarin de aard en het bedrag van de uitgevoerde werken, met vermelding van de werken die uitgevoerd zijn in overeenstemming met het onderhoudsplan, de werken die uitgevoerd zijn in aanvulling op de werken die gepland waren in het onderhoudsplan en de werken die niet uitgevoerd zijn. Zij zorgt voor samenhang met de in paragraaf 1, tweede lid, bedoelde afrekeningen.

Wanneer uit de vijfjaarlijkse afrekening blijkt dat de geplande werken, aanvullende werken of alternatieve werken zijn uitgevoerd en dat de uitgaven niet minder bedragen dan de bedragen die in het onderhoudsplan zijn opgenomen, dan worden de bijbehorende subsidies definitief.

Alternatieve werken zijn werken die weliswaar niet in het onderhoudsplan zijn opgenomen, maar die zijn uitgevoerd om te voorzien in een door de instelling naar behoren gemotiveerde behoefte, ter vervanging van geplande werken.

Wanneer uit de vijfjaarlijkse afrekening blijkt dat de uitgaven voor de onderhoudswerken die tijdens de periode van vijf jaar zijn uitgevoerd, minder bedragen dan de betaalde subsidies, dan wordt het verschil tussen de betaalde bedragen en de werkelijke uitgaven voor de werken in kwestie in aanmerking genomen, slechts tot maximaal tien procent van de gemiddelde jaarlijkse subsidie, bij de vereffening van de onderhoudssubsidie voor de volgende periode van vijf jaar. Als het verschil groter is dan de bovengenoemde tien procent, wordt het bedrag boven de tien procent terugbetaald.

In afwijking van het vierde lid kunnen de ministers op een met redenen omkleed verzoek van de instelling waaruit blijkt dat de uitzonderlijke niet-uitvoering van het gehele betrokken werk of een gedeelte daarvan niet aan haar te wijten is, en mits de werken binnen de twee jaar na afloop van de betrokken periode van vijf jaar worden uitgevoerd, afzien van deze terugvordering. Hetzelfde geldt wanneer werken, hoewel besteld, niet aangevat zijn.

HOOFDSTUK 3. - Huursubsidie

Art. 49.De huursubsidie wordt jaarlijks uitbetaald in twaalfden van het bedrag dat het Verenigd College heeft vastgelegd in zijn beslissing om de subsidie toe te kennen.

Wanneer het Verenigd College een voorlopige subsidie toekent in afwachting van de regularisatie door de instelling van de tekortkomingen die zijn vastgesteld in de beslissing tot weigering van verlenging, dan wordt de subsidie uitbetaald overeenkomstig de voorwaarden die zijn opgenomen in de beslissing tot voorlopige toekenning.

HOOFDSTUK 4. - Projectsubsidie

Art. 50.De projectsubsidie wordt uitbetaald in overeenstemming met de projectoproep.

Art. 51.Binnen de grenzen van de beschikbare budgetten kan het Verenigd College een projectsubsidie toekennen aan een instelling die een gemotiveerd verzoek indient.

HOOFDSTUK 5. - Overzicht van de subsidies

Art. 52.De administratie stelt jaarlijks een overzicht op van de aan de instelling verschuldigde subsidies en deelt deze berekening mee aan de instelling.

De instelling meldt onverwijld enige vergissing dat het vaststelt in de meegedeelde berekening.

TITEL VII. - Controle en sancties

Art. 53.De ambtenaren oefenen ter plaatse of op stukken toezicht uit op de naleving van de bouwfysische, technische en kwalitatieve normen, alsook inzake het gebruik van de gebouwen.

De instelling is verplicht alle documenten die verband houden met de gunning van de overheidsopdrachten die in aanmerking komen voor de subsidies gedurende vijf jaar na de oplevering van de werken of leveringen te bewaren. Deze documenten moeten worden overgemaakt aan de administratie indien zij daarom vraagt. De instelling verleent haar medewerking aan de uitoefening van de controle. Zij bezorgt aan de ambtenaren, op hun eenvoudig verzoek, de nuttige documenten om de controleopdracht uit te voeren.

Art. 54.§ 1. De instelling mag het gebruik en de bestemming van het goed dat voorwerp uitmaakte van een subsidie niet wijzigen gedurende een periode die ten minste gelijk is aan de boekhoudkundige afschrijvingstermijn van de investering, tenzij het goed of de opbrengst van zijn verkoop, die minstens overeenkomt met het nog af te schrijven saldo, wordt gebruikt voor ziekenhuisactiviteiten of een activiteit van openbaar nut, en mits een uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van de ministers. § 2. De instelling is verplicht elke vervreemding van het goed dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een subsidie of elke vestiging van een zakelijk recht op dit goed te onderwerpen aan de uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de ministers, gedurende een periode die minstens gelijk is aan de boekhoudkundige afschrijvingstermijn van de investering. § 3. De instelling is verplicht om het goed dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een subsidie als een voorzichtig en redelijk persoon te beheren en het te onderhouden gedurende een periode die ten minste gelijk is aan de boekhoudkundige afschrijvingstermijn van de investering. § 4. Bij overtreding van de bepalingen van paragrafen 1 en 2, zullen de verleende subsidies worden teruggevorderd voor een bedrag, berekend pro rato van het op het ogenblik van de overtreding nog niet afgelopen gedeelte van de boekhoudkundige afschrijvingsduur van de investering en tevens pro rato van het gedeelte van de subsidiabele oppervlakte van het gesubsidieerde goed dat een bestemmingswijziging krijgt, vervreemd wordt of bezwaard wordt met een zakelijk recht.

In geval van overtreding van paragraf 3 manen de ministers de instelling aan om binnen een door hen te bepalen termijn aan deze bepaling te voldoen. Als de instelling niet het nodige gevolg geeft aan die aanmaning binnen de termijn die werd vastgelegd door de ministers, dan zullen de subsidies worden teruggevorderd voor een bedrag, berekend pro rato van het op het ogenblik van de overtreding nog niet afgelopen gedeelte van de boekhoudkundige afschrijvingsduur van de investering.

Indien de instelling een subsidie heeft verkregen voor de uitvoering van haar project en als dit project niet gerealiseerd wordt of niet leidt tot een uitbating binnen een redelijke uitvoeringstermijn, dan zullen de verleende subsidies volledig worden teruggevorderd.

Art. 55.Alvorens de ministers eender welke beslissing nemen krachtens artikel 54, § 4, winnen zij het advies in van de bevoegde afdeling van de Adviesraad voor Gezondheids- en Welzijnszorg van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en horen zij het standpunt van de instelling.

TITEL VIII. - Opheffingsbepalingen

Art. 56.Opgeheven worden: 1° het koninklijk besluit van 13 december 1966Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/12/1966 pub. 23/03/2020 numac 2020030270 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend,;2° het koninklijk besluit van 14 augustus 1989 tot vaststelling van de procedure met betrekking tot de goedkeuring van de kalender door de Nationale Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, overeenkomstig artikel 97bis, tweede lid, van de gecoördineerde wet op de ziekenhuizen;3° in het koninklijk besluit van 10 december 1990 houdende vaststelling van de regels voor het bepalen van de opnemingsprijs voor personen die worden opgenomen in psychiatrische verzorgingstehuizen: a) in artikel 2: de bepalingen onder 1;b) artikel 3;4° het koninklijk besluit van 4 mei 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 04/05/1999 pub. 29/07/1999 numac 1999022517 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot bepaling van de algemene criteria voor de vaststelling en de goedkeuring van de kalender bedoeld in artikel 46bis, eerste lid, van de wet op de ziekenhuizen voor de bij toepassing van artikel 130 van de Grondwet bevoegde overheid type koninklijk besluit prom. 04/05/1999 pub. 07/10/1999 numac 1999022893 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot bepaling van de algemene criteria voor de vaststelling en de goedkeuring van de kalender bedoeld in artikel 46bis, lid 1, van de wet op de ziekenhuizen voor de bij toepassing van de artikelen 128 en 135 van de Grondwet bevoegde overheden sluiten tot bepaling van de algemene criteria voor de vaststelling en de goedkeuring van de kalender bedoeld in artikel 46bis, lid 1, van de wet op de ziekenhuizen voor de bij toepassing van de artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet bevoegde overheden;5° in het koninklijk besluit van 25 april 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/04/2002 pub. 30/05/2002 numac 2002022335 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen type koninklijk besluit prom. 25/04/2002 pub. 03/11/2020 numac 2020043414 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie van uittreksels type koninklijk besluit prom. 25/04/2002 pub. 05/07/2002 numac 2002022334 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit houdende vaststelling, voor het dienstjaar dat ingaat op 1 juli 2002, van de voorwaarden en de bijzondere regelen die gelden voor de vaststelling van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen en de ziekenhuisdiensten sluiten betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen: a) in artikel 7: de bepalingen onder 1°, a) en c);b) artikel 9;c) artikel 11;d) de onderafdeling 1 van hoofdstuk VI, afdeling 1, met de artikelen 24 tot en met 29bis;e) de onderafdeling 3 van hoofdstuk VI, afdeling 1, met artikel 31;6° het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 10 oktober 2013 tot bepaling van de regels betreffende de financiële tegemoetkoming van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie in de bouw, de uitbreiding, de verbouwing, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en psychiatrische verzorgingstehuizen;7° het ministerieel besluit van 1 juli 1971 tot wijziging van het ministerieel besluit van 8 juni 1967 en van het ministerieel besluit van 2 oktober 1969 tot vaststelling van de maximumkostprijs per bed die in aanmerking moet worden genomen voor de toepassing van het koninklijk besluit van 13 december 1966Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/12/1966 pub. 23/03/2020 numac 2020030270 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend;8° het ministerieel besluit van 1 september 1978 tot wijziging van de ministeriële besluiten van 1 juli 1971 en 8 november 1973 tot vaststelling van de maximumkostprijs per bed die in aanmerking moet worden genomen voor de toepassing van het koninklijk besluit van 13 december 1966Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/12/1966 pub. 23/03/2020 numac 2020030270 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw en de apparatuur, de herconditionering, de uitrusting van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend;9° het ministerieel besluit van 4 september 1978 tot wijziging van het ministerieel besluit van 1 juli 1971 tot vaststelling van de maximumkostprijs per bed die in aanmerking moet worden genomen voor de toepassing van het koninklijk besluit van 13 december 1966Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/12/1966 pub. 23/03/2020 numac 2020030270 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw en de apparatuur, de herconditionering, de uitrusting van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend;10° Het ministerieel besluit van 4 september 1989 tot vaststelling van de modaliteiten van bewijsvoering van de goedkeuring van de kalender door de Nationale Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, overeenkomstig artikel 97bis, tweede lid, van de gecoördineerde wet op de ziekenhuizen;11° het ministerieel besluit van 11 mei 2007Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 11/05/2007 pub. 06/06/2007 numac 2007022824 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Ministerieel besluit tot vaststelling van de de maximumkostprijs die in aanmerking kan worden genomen voor de betoelaging van nieuwbouwwerken, uitbreidingswerken en herconditioneringswerken van een ziekenhuis of een dienst sluiten tot vaststelling van de maximumkostprijs die in aanmerking kan worden genomen voor de betoelaging van nieuwbouwwerken, uitbreidingswerken en herconditioneringswerken van een ziekenhuis of een dienst. TITEL IX. - Overgangsbepalingen, inwerkingtreding en slotbepalingen

Art. 57.De bepalingen bedoeld in artikel 40 van de ordonnantie en de besluiten en bepalingen bedoeld in artikel 56 blijven van kracht voor: 1° de investeringen die werden gedaan vóór 1 januari 2025;2° de investeringen die werden gedaan na 1 januari 2025 in zoverre: a) de ministers een vergunning tot werken hebben toegekend vóór 1 januari 2025, en;b) het bevel tot aanvang der werken of leveringen gegeven werd vóór 1 januari 2026.

Art. 58.Voor de initiële bepaling van het individuele plafond bedoeld in artikel 5, § 3, wordt het aantal bedden, plaatsen, zalen, posten of bunkers vastgelegd op basis van de bestaande toestand van de instelling, bepaald op basis van eerder toegekende subsidies overeenkomstig het koninklijk besluit van 13 december 1966Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/12/1966 pub. 23/03/2020 numac 2020030270 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen.

Art. 59.Het forfaitair bedrag voor de uitrusting bedoeld in artikel 31, § 3, van het koninklijk besluit van 25 april 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/04/2002 pub. 30/05/2002 numac 2002022335 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen type koninklijk besluit prom. 25/04/2002 pub. 03/11/2020 numac 2020043414 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie van uittreksels type koninklijk besluit prom. 25/04/2002 pub. 05/07/2002 numac 2002022334 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit houdende vaststelling, voor het dienstjaar dat ingaat op 1 juli 2002, van de voorwaarden en de bijzondere regelen die gelden voor de vaststelling van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen en de ziekenhuisdiensten sluiten betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen zal elk jaar tot het einde van de afschrijvingsperiode worden verminderd: 1° een zevende voor de magnetische resonantietomograaf met ingebouwd elektronisch telsysteem, geïnstalleerd op een erkende dienst voor beeldvorming, overeenkomstig het koninklijk besluit van 25 oktober 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/10/2006 pub. 11/12/2006 numac 2006023222 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst waarin een magnetische resonantie tomograaf wordt opgesteld, moet voldoen om te worden erkend sluiten houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst waarin een magnetische resonantie tomograaf wordt opgesteld, moet voldoen om te worden erkend;2° een tiende voor de apparatuur geïnstalleerd op een dienst radiotherapie erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 5 april 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/04/1991 pub. 15/05/2006 numac 2006000270 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst radiotherapie moet voldoen om te worden erkend als medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987. - Duitse vertaling sluiten houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst radiotherapie moet voldoen om te worden erkend als zware medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987: elk jaar 1/10de;3° een vijfde voor de positronemissietomograaf (PET-scanner) geïnstalleerd op een dienst voor nucleaire geneeskunde die erkend is overeenkomstig het koninklijk besluit van 14 december 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/12/2006 pub. 03/04/2007 numac 2007022454 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst nucleaire geneeskunde waarin een PET-scanner wordt opgesteld moet voldoen om te worden erkend als medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987 sluiten houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst nucleaire geneeskunde waarin een PET-scanner wordt opgesteld moet voldoen om te worden erkend als medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 58 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/07/2008 pub. 31/03/2011 numac 2011000186 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Gecoördineerde wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 10/07/2008 pub. 04/06/2010 numac 2010000299 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen. - Duitse vertaling sluiten op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen.

Art. 60.Binnen de grenzen van het beschikbare budget zoals vastgesteld door het Verenigd College, zullen de forfaitaire bedragen in verband met de medische uitrusting, de rollend materieel en de niet-medische uitrusting bedoeld in artikel 29, § 1, 1°, 2° et 3° van het koninklijk besluit van 25 april 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/04/2002 pub. 30/05/2002 numac 2002022335 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen type koninklijk besluit prom. 25/04/2002 pub. 03/11/2020 numac 2020043414 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie van uittreksels type koninklijk besluit prom. 25/04/2002 pub. 05/07/2002 numac 2002022334 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit houdende vaststelling, voor het dienstjaar dat ingaat op 1 juli 2002, van de voorwaarden en de bijzondere regelen die gelden voor de vaststelling van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen en de ziekenhuisdiensten sluiten betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen elk jaar tot het einde van de afschrijvingsperiode worden verminderd: 1° een vijfde voor de lasten die verband houden met de afschrijving van medische uitrusting en de rollend materieel, elk jaar 1/5de 2° een tiende voor de lasten die verband houden met de afschrijving van de niet-medische uitrusting, met inbegrip van informatica-apparatuur alsmede van meubilair.

Art. 61.De ordonnantie en dit besluit treden in werking op 1 januari 2025.

Art. 62.De leden van het Verenigd College bevoegd voor het Gezondheidsbeleid zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 3 oktober 2024.

Voor het Verenigd College : De leden van het Verenigd College die bevoegd zijn voor het beleid inzake de bijstand aan personen en de gezondheid, A. MARON E. VAN DEN BRANDT


Bijlage 1 bij het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende de financiering van de infrastructuur van ziekenhuizen en psychiatrische verzorgingstehuizen - Bepaling van het globaal investeringsplafond

Artikel 1.Het globaal investeringsplafond wordt verkregen door A en B met elkaar te vermenigvuldigen, met dien verstande dat: A = het aantal bedden, plaatsen, zalen, posten of bunkers zoals bedoeld in artikel 3;

B = de in artikel 4 bepaalde prijs voor elk bed, elke plaats, post, bunker of zaal bedoeld onder A.

Art. 2.§ 1. Investeringen in onroerende goederen zoals bedoeld in artikel 1 die het globaal investeringsplafond overschrijden, komen in aanmerking voor subsidie op voorwaarde dat: 1° op het moment van de subsidie het globaal investeringsplafond niet wordt overschreden;2° het deel van de investeringen dat het plafond voor investeringskosten overschrijdt, wordt aangerekend aan het betrokken ziekenhuis. § 2. Op het moment van de subsidie kunnen de ministers toestemming geven voor investeringen in onroerend goed waarvan de investeringskosten groter zijn dan de in dit artikel genoemde investeringskosten, mits het globaal investeringsplafond die in aanmerking worden genomen voor de berekening van de subsidie niet wordt overschreden. § 3. De investeringen inzake materieel bedoeld bij artikel 8, eerste alinea, 3° et 4°, van de ordonnantie worden gelijkgesteld met investeringen in onroerend goed met dien verstande date en theoretische waarde wordt berekend door de kostprijs van de beoogde investering te delen door de geplande gebruiksduur, vermenigvuldigd met twintig.

Art. 3.Het bepalen van het aantal ziekenhuisbedden, -plaatsen, -zalen, -posten, -bunkers en bevallingen met het oog op de berekening van het globaal investeringsplafond, gebeurt op basis van een algemene en beschrijvende schatting van de toekomstige behoeften van het ziekenhuis, zoals goedgekeurd door de ministers.

Art. 4.§ 1. Voor de toepassing van artikel 1, bedraagt de prijs: 1° voor elk bed of elke plaats in een algemeen ziekenhuis, met uitzondering van de geïsoleerde gespecialiseerde diensten voor behandeling en revalidatie (index Sp) en de geïsoleerde geriatrische diensten (index G), met uitzondering van bedden voor intensieve zorgen: 246.000 EUR voor niet-universitaire ziekenhuizen; 2° per dagopnameplaats: 246.000 EUR voor niet-universitaire ziekenhuizen; 3° voor elk bed of elke plaats in een psychiatrisch ziekenhuis: 211.500 EUR; 4° voor elk bed of elke plaats op een geïsoleerde gespecialiseerde behandelings- en revalidatiedienst (index Sp) of op een geïsoleerde geriatrische dienst (index G): 275.000 EUR; 5° voor elke operatiezaal, met inbegrip van de sterilisatiezaal en de ontwaakzaal, zowel voor klassieke hospitalisatie als voor daghospitalisatie: 990.000 EUR voor niet-universitaire ziekenhuizen; 6° voor elk bed op intensieve zorgen: 337.500 EUR voor niet-universitaire ziekenhuizen; 7° voor elke bevallingszaal: voor niet-universitaire ziekenhuizen 750.000 EUR; 8° voor elke bunker binnen een radiotherapieafdeling: 1.790.000 EUR; 9° voor elke post in een behandelingscentrum voor chronisch nierfalen: 126.200 EUR voor niet-universitaire ziekenhuizen. 10° voor elke plaats in een psychiatrisch verzorgingstehuis: 150.000 EUR. § 2. In afwijking van § 1, 1°, bedraagt de prijs 275.000 EUR per bed voor algemene ziekenhuizen met een capaciteit van 250 bedden of minder.

In afwijking van § 1, 3°, bedraagt de prijs 225.000 EUR per bed voor psychiatrische ziekenhuizen met een capaciteit van minder dan 100 bedden.

Art. 5.§ 1. De investeringskosten bedoeld in artikel 4 omvat investeringen in onroerend goed, d.w.z. ruwbouw, afwerking, technische installaties, het vaste meubilair en bij de eerste inrichting, het meubilair verbonden aan deze inrichting. § 2. De roerende investeringen die essentieel zijn voor de ingebruikname van het nieuwe gebouw of de uitbreiding komen in aanmerking voor een subsidie boven op de bovengenoemde investeringskosten, op basis van het bedrag van de goedgekeurde offertes, en zijn beperkt tot de behoeften die zijn aanvaard voor het nieuwe gebouw of de uitbreiding, op voorwaarde dat het gaat om investeringen in apparatuur en materialen die een verbetering betekenen voor de patiënten en het personeel: a) van het operatiekwartier;b) van het bevallingskwartier;c) van de dienst intensieve neonatalogie (index NIC);d) van de afdeling voor hoogrisicozwangerschappen (afdeling MIC);e) van de sterilisatieafdeling;f) van de functie intensieve zorgen;g) van de functie 'eerstelijns spoedhulp' en de functie 'gespecialiseerde spoedhulp'. De in de eerste alinea vermelde voorwaarde dat de investering moet worden gedaan in apparatuur en materialen die een verbetering betekenen voor patiënten en personeel, is niet van toepassing op investeringen in nieuwe apparatuur of op de eerste aankoop van materiaal.

Art. 6.§ 1. Volgende onroerende investeringen komen in aanmerking voor betoelaging boven het globaal bouwkostplafond en het globaal bouwoppervlakteplafond vastgesteld in toepassing van artikel 4 : 1° voor alle ziekenhuizen : a) de afbraakwerken in de mate zij noodzakelijk zijn voor de inplanting van de nieuwe subsidieerbare constructies of uitbreidingen van bestaande gebouwen;b) sommige buitengewone uitgaven die, uit hoofde van hun uitzonderlijk karakter niet in aanmerking werden genomen bij de berekening van het globaal bouwkostplafond en het globaal bouwoppervlakteplafond vastgesteld in toepassing van artikel 4, voor zover zij, onafhankelijk van de wil van de bouwheer, onontbeerlijk en behoorlijk gerechtvaardigd zijn en berekend zijn op basis van normale erkende eenheidsprijzen;c) de parkings a rato van 2 parkeerplaatsen, inclusief overdekte plaatsen, per bed of plaats;d) het inrichten van de omgeving;2° voor de psychiatrische ziekenhuizen : a) de sportinfrastructuur;b) de infrastructuur nodig voor spoedgevallen inclusief de infrastructuur nodig voor de gepaard gaande activiteiten van klinische biologie en een lokaal waarbinnen onderzoeken met een RX-apparaat kunnen gebeuren;c) de dienst voor intensieve behandeling van psychiatrische patiënten;d) de forensische psychiatrie;3° voor de algemene ziekenhuizen met uitzondering van de geïsoleerde diensten voor behandeling en revalidatie (kenletter Sp) en de geïsoleerde geriatriediensten (kenletter G) : a) de hartcatheterisatiezalen;b) de medisch-technische dienst met PET-scanner;c) de medisch-technische dienst met magnetische resonantie tomograaf (NMR);d) de laboratoria voor medisch begeleide voortplanting van de zorgprogramma's reproductieve geneeskunde;e) het centrum voor menselijke erfelijkheid;f) de hydrotherapie.g) de curietherapie-afdeling van een dienst radiotherapie.4° voor de geïsoleerde diensten voor behandeling en revalidatie (kenletter Sp) en de geïsoleerde geriatriediensten (kenletter G) : a) de infrastructuur voor de opvang van dringende gevallen inclusief de infrastructuur nodig voor de gepaard gaande activiteiten van klinische biologie en een lokaal waarbinnen onderzoeken met een RX-apparaat kunnen gebeuren evenals de consultaties;b) de hydrotherapie. § 2. De in § 1 bedoelde investeringen worden betoelaagd volgens de reële kostprijs zoals opgenomen in de desbetreffende goedgekeurde bieding.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende de financiering van de infrastructuur van ziekenhuizen en psychiatrische verzorgingstehuizen.

Brussel, 3 oktober 2024.

Voor het Verenigd College : De leden van het Verenigd College die bevoegd zijn voor het beleid inzake de bijstand aan personen en de gezondheid, A. MARON E. VAN DEN BRANDT


^