Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 24 oktober 2019
gepubliceerd op 22 november 2019

Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van de sociale toeslagen en bepaalde toeslagen waarin de Algemene Kinderbijslagwet voorziet

bron
gemeenschappelijke gemeenschapscommissie van brussel-hoofdstad
numac
2019042480
pub.
22/11/2019
prom.
24/10/2019
ELI
eli/besluit/2019/10/24/2019042480/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE VAN BRUSSEL-HOOFDSTAD


24 OKTOBER 2019. - Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van de sociale toeslagen en bepaalde toeslagen waarin de Algemene Kinderbijslagwet voorziet


Het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, artikel 69, tweede lid;

Gelet op de ordonnantie van 25 april 2019 tot regeling van de toekenning van gezinsbijslag, de artikelen 3, 6°, 7°, en 8°, 9, 10 en 39, tweede lid, 6° en 7° ;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 9 mei 2019;

Gelet op het advies van de Beheerraad voor Gezinsbijslag, gegeven op 10 juli 2019;

Gelet op het akkoord van de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor Financiën en Begroting, gegeven op 22 oktober 2019;

Gelet op het advies 66.456/1/V van de Raad van State, gegeven op 12 augustus 2019, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voordracht van de Leden van het Verenigd College bevoegd voor de Gezinsbijslagen;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder: 1° inwonend gezinslid: elke persoon die geen bloed- of aanverwant tot en met de derde graad is waarmee de bijslagtrekkende samenwoont en een feitelijk gezin vormt;2° gezinsleden: de bijslagtrekkende en, in voorkomend geval, de echtgenoot waarmee deze samenwoont en/of elk ander inwonend gezinslid;3° ordonnantie van 25 april 2019: de ordonnantie van 25 april 2019 tot regeling van de toekenning van gezinsbijslag;4° toeslag: de sociale toeslag bedoeld in artikel 9 van de ordonnantie van 25 april 2019 of de toeslag bedoeld in artikel 41, 42bis of 50ter AKBW;5° inkomensgarantie-uitkering: uitkering bedoeld in artikel 104, § 1bis, eerste lid, of artikel 131bis van het koninklijk besluit van 25 november 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 06/11/2020 numac 2020015855 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel V type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 05/11/2018 numac 2018014576 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel I type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012364 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel II type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 14/12/2020 numac 2020043849 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VI type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 04/11/2021 numac 2021033562 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VIII sluiten houdende de werkloosheidsreglementering;6° overbruggingsrecht: recht bedoeld in artikel 3 van de wet van 22 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/2016 pub. 06/01/2017 numac 2016022509 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende invoering van een overbruggingsrecht ten gunste van zelfstandigen sluiten houdende invoering van een overbruggingsrecht ten gunste van zelfstandigen;7° jaarlijkse bruto gezinsinkomen: het jaarlijkse gezinsinkomen als bedoeld in artikel 3, 7°, van de ordonnantie van 25 april 2019, in voorkomend geval vermeerderd met de socialezekerheidsbijdragen die door de aldaar vermelde personen zijn verschuldigd. HOOFDSTUK 2. - Gezinsnotie

Art. 2.§ 1. Voor de berekening van het jaarlijkse gezinsinkomen, wordt rekening gehouden met de inkomsten van alle gezinsleden. § 2. Voor de toepassing van paragraaf 1 wordt vermoed dat er een gezin is gevormd indien de bijslagtrekkende en de overige personen bedoeld in paragraaf 1 dezelfde hoofdverblijfplaats hebben volgens de gegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen.

Dit vermoeden kan worden weerlegd door alle middelen van recht. § 3. Indien de gezinsvorming niet blijkt uit de gegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen, kan deze worden aangetoond door de volgende middelen, ook al stemmen deze niet of niet meer overeen met de informatie verkregen van het Rijksregister van de natuurlijke personen: 1° een vaststelling door een ambtenaar bedoeld in artikel 35, § 1, van de ordonnantie van 4 april 2019 tot vaststelling van het betaalcircuit voor de gezinsbijslag;2° een vaststelling door een andere overheidsdienst, waaruit de feitelijke gezinssamenstelling blijkt;3° een gemeenschappelijke schriftelijke verklaring die is ondertekend door de bijslagtrekkende en een of meerdere van de andere gezinsleden, waaruit blijkt dat deze een gezin vormen, uitgezonderd indien deze verklaring wordt weerlegd door een vaststelling bedoeld in 1° of 2°. HOOFDSTUK 3. - Jaarlijkse Gezinsinkomen

Art. 3.Het jaarlijkse gezinsinkomen is samengesteld uit het belastbare inkomen van de gezinsleden dat betrekking heeft op het kalenderjaar waarvoor de toekenning van het recht op een toeslag wordt onderzocht, in functie van de gezinssamenstelling in een bepaalde kalendermaand.

In afwijking van het eerste lid, bestaat het jaarlijks gezinsinkomen van de personeelsleden van de Europese of andere internationale instellingen en van de personen bedoeld in artikel 4 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 die voldoen aan de aldaar gestelde voorwaarden, uit de beroepsinkomsten die betrekking hebben op het fiscale jaar in kwestie, in voorkomend geval voor hun totaalbedrag verminderd met de persoonlijke bijdragen voor de door de instelling georganiseerde verzekering voor de dekking van sociale risico's.

Art. 4.Indien de bijslagtrekkende met twee of meer andere gezinsleden een gezin vormt, wordt een jaarlijks gemiddeld inkomen berekend door de jaarlijkse inkomens van alle andere gezinsleden samen te tellen en het resultaat te delen door het aantal van deze andere gezinsleden.

Het aldus bekomen jaarlijks gemiddeld inkomen is het in artikel 3, 7°, van de ordonnantie van 25 april 2019 bedoelde inkomen van de persoon met wie de bijslagtrekkende een feitelijk gezin vormt. HOOFDSTUK 4. - Definitieve vaststelling van het recht op de toeslag

Art. 5.Onverminderd artikel 28 van de ordonnantie van 25 april 2019, wordt het recht op de toeslag voor een bepaalde maand vastgesteld op grond van het jaarlijkse gezinsinkomen van de gezinsleden die op dat moment deel uitmaken van het gezin.

De definitieve vaststelling van het recht op de toeslag, vindt plaats op basis van de fiscale gegevens betreffende het kalenderjaar waarop het jaarlijkse gezinsinkomen betrekking heeft en die daartoe door de kinderbijslagfondsen worden opgevraagd bij de FOD Financiën via een elektronische gegevensstroom.

Indien er personen als bedoeld in artikel 3, tweede lid, deel uitmaken van het gezin, wordt het jaarlijkse inkomen van al de gezinsleden in afwijking van het tweede lid definitief vastgesteld via alle middelen van recht. Hetzelfde geldt indien een gedeelte van het jaarlijkse gezinsinkomen onderworpen is aan een buitenlandse belasting of niet kan worden opgevraagd bij de FOD Financiën via een elektronische gegevensstroom. HOOFDSTUK 5. - Provisionele toekenning van de toeslag

Art. 6.§ 1. In afwachting van de definitieve vaststelling van het recht op de toeslag wordt deze op ambtshalve en provisionele wijze toegekend indien er is voldaan aan de volgende cumulatieve voorwaarden: 1° de bijslagtrekkende vormt een eenoudergezin;2° de bijslagtrekkende bevindt zich in een van de volgende situaties: a) hij beschikt over de hoedanigheid van volledig werkloze;b) hij bevindt zich in een periode van volledige loopbaanonderbreking of voltijds tijdkrediet;c) hij heeft niet de hoedanigheid van zelfstandige en bevindt zich in een periode van ziekteverlof of moederschapsrust;d) hij heeft recht op het leefloon in de zin van de wet van 26 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/05/2002 pub. 31/07/2002 numac 2002022559 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie sluiten betreffende het recht op maatschappelijke integratie of op de financiële hulpverlening equivalent aan het leefloon op grond van in artikel 60, § 3, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die de Staat ten laste dient te nemen overeenkomstig de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door openbare centra voor maatschappelijk welzijn;e) hij beschikt over de hoedanigheid van volledig werkloze en is deeltijds tewerkgesteld met een inkomensgarantie-uitkering;f) hij geniet een overbruggingsrecht.3° de bijslagtrekkende bevindt zich minstens zes al dan niet opeenvolgende maanden van het kalenderjaar bedoeld in artikel 3, eerste lid, in een situatie zoals bedoeld onder punt 2°.Gedurende die periode zijn de voorwaarden bedoeld in het tweede en derde lid van toepassing.

In de gevallen die zijn bedoeld in het eerste lid, 2°, a), b), c), e) en f), mag de bijslagtrekkende geen aanspraak maken op andere Belgische of buitenlandse vervangingsinkomsten. Enkel in de gevallen die zijn bedoeld in het eerste lid, 2°, d) en e) mag de bijslagtrekkende een toegelaten beroepsactiviteit uitoefenen. De bijslagtrekkende mag zich wel in meer dan één van de situaties bedoeld in het eerste lid, 2°, a) tot en met d) bevinden.

In geen van de gevallen die zijn bedoeld in het eerste lid, 2°, a) tot en met f), of in paragraaf 2, mag er een gegeven uit authentieke bron beschikbaar zijn waaruit blijkt dat de inkomensgrenzen bepaald in artikel 9, §§ 1 en 2, van de ordonnantie van 25 april 2019 of de jaarlijkse gezinsinkomsten bedoeld in artikel 39, tweede lid, 6° of 7°, van diezelfde ordonnantie kunnen worden overschreden. § 2. Onverminderd paragraaf 1 en in afwachting van de definitieve vaststelling van het recht op de toeslag, wordt deze eveneens op ambtshalve en provisionele wijze toegekend indien er meerdere gezinsleden zijn en er voldaan is aan de volgende cumulatieve voorwaarden: 1° minstens één gezinslid heeft recht op een leefloon in de zin van de wet van 26 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/05/2002 pub. 31/07/2002 numac 2002022559 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie sluiten betreffende het recht op maatschappelijke integratie of op een financiële hulpverlening equivalent aan het leefloon op grond van in artikel 60, § 3, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die de Staat ten laste dient te nemen overeenkomstig de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door openbare centra voor maatschappelijk welzijn;2° minstens één gezinslid bevindt zich minstens zes maanden van het kalenderjaar bedoeld in artikel 3, eerste lid, in een situatie bedoeld in 1°. Indien er slechts twee gezinsleden zijn, mogen deze een toegelaten beroepsactiviteit uitoefenen. Indien er meer dan twee gezinsleden zijn, mogen enkel de personen die zich in een situatie bedoeld in paragraaf 1, 1°, bevinden een dergelijke activiteit uitoefenen. Alle gezinsleden mogen echter aanspraak maken op andere Belgische of buitenlandse vervangingsinkomsten. § 3. De voorwaarden bepaald in paragraaf 1, eerste lid, 3°, of in paragraaf 2, eerste lid, 2°, zijn niet van toepassing indien de bijslagtrekkende aanspraak maakt op de ambtshalve toekenning van de toeslag die betrekking heeft op de maand december van het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar bedoeld in artikel 3, eerste lid, en dit zolang de voorwaarden bepaald in paragraaf 1, eerste lid, 1° en 2°, en tweede lid of, paragraaf 2, eerste lid, 1°, en tweede lid, ononderbroken vervuld blijven in het laatst vermelde kalenderjaar.

Art. 7.§ 1. Onverminderd de mogelijkheid tot ambtshalve provisionele toekenning bedoeld in artikel 6, en in afwachting van de definitieve vaststelling van het recht op de toeslag, kan deze op provisionele wijze worden toegekend indien de bijslagtrekkende daartoe een aanvraag indient waaruit blijkt dat het jaarlijkse bruto gezinsinkomen van de gezinsleden voldoet aan de inkomensgrenzen bepaald in artikel 9, §§ 1 en 2, van de ordonnantie van 25 april 2019 of de jaarlijkse gezinsinkomsten bedoeld in artikel 39, tweede lid, 6° of 7°, van diezelfde ordonnantie.

Indien de bijslagtrekkende een gezin vormt met twee of meer andere gezinsleden, dan wordt het jaarlijkse bruto gezinsinkomen voor de toepassing van het eerste lid berekend overeenkomstig de regels bepaald in artikel 4. § 2. De provisionele toekenning overeenkomstig paragraaf 1, vindt plaats op schriftelijke aanvraag van de bijslagtrekkende bij de bevoegde kinderbijslaginstelling.

Om vast te stellen of het gezin voldoet aan de in dit artikel gestelde voorwaarden, gaat de schriftelijke aanvraag vergezeld van alle bewijsdocumenten betreffende het jaarlijkse bruto gezinsinkomen.

De aanvraag is geldig zolang de voorwaarden bepaald in § 1 ononderbroken vervuld blijven of tot op het moment dat de kinderbijslaginstelling verneemt dat de gezinssituatie is gewijzigd en de wijziging niet de vorming van een eenoudergezin betreft of totdat de sociale toeslag op ambtshalve en provisionele wijze wordt toegekend op grond van artikel 6.

Art. 8.De provisionele betaling bedoeld in artikel 6 of 7 vindt plaats op basis van het aantal kinderen en hun leeftijd als bedoeld in artikel 9 van de ordonnantie van 25 april 2019 of op basis van het aantal kinderen en hun rang als bedoeld in artikel 41, 42bis of 50ter AKBW. HOOFDSTUK 6. - Overgangsmaatregel en slotbepalingen

Art. 9.De bijslagtrekkende aan wie op provisionele wijze de toeslagen bedoeld in artikel 41, 42bis of 50ter AKBW, die betrekking hebben op de maand december 2019, moeten worden betaald, wordt gelijkgesteld met een bijslagtrekkende die een aanvraag heeft ingediend die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 7, voor wat betreft de toekenning van de toeslagen die betrekking hebben op de periode vanaf 1 januari 2020.

Art. 10.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2020.

Art. 11.De Leden van het Verenigd College, bevoegd voor de Gezinsbijslagen, worden belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 24 oktober 2019.

Voor het Verenigd College : De Leden van het Verenigd College bevoegd voor de Gezinsbijslagen, B. CLERFAYT S. GATZ

^