gepubliceerd op 16 oktober 2013
Besluit 2013/576 van het College van de Franse Gemeenschapscommis tot vaststelling van de criteria en modaliteiten voor de toekenning van subsidies ter ondersteuning van de kinderopvang
12 SEPTEMBER 2013. - Besluit 2013/576 van het College van de Franse Gemeenschapscommis tot vaststelling van de criteria en modaliteiten voor de toekenning van subsidies ter ondersteuning van de kinderopvang
Het College van de Franse Gemeenschapscommissie, Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 juli 2013 ter ondersteuning van de kinderopvang;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 31 mei 2013;
Gelet op het akkoord van het Collegelid bevoegd voor de Begroting, gegeven op 13 juni 2013;
Gelet op het advies van de afdeling huisvesting van de Brusselse Franstalige Adviesraad, gegeven op 6 juni 2013;
Gelet op het advies van de Raad van State gegeven op 22 juli 2013, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voordracht van het Collegelid bevoegd voor Sociale Cohesie en Crèche-infrastructuur, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit besluit regelt, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 van de Grondwet.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Het College : het College van de Franse Gemeenschapscommissie;2° Het Collegelid : het Lid van het College dat bevoegd is voor de subsidiëring van de infrastructuur voor voorzieningen voor kinderopvang; 3° O.N.E. : het Office de la Naissance et de l'Enfance; 4° RVOHR : de Ruimte voor Versterkte Ontwikkeling van Huisvesting en Renovatie zoals omschreven in de richtinggevende bepalingen van het Gewestelijk Ontwikkelingsplan (GewOP) en in de wijzigingsbesluiten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;5° De administratie : de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie;6° Het maximale subsidieerbare bedrag : het maximale bedrag van de aankopen en werken die in aanmerking komen voor de berekening van het subsidiebedrag, volgens de regels vastgelegd in de artikelen 3 en 4 van het decreet en overeenkomstig de artikelen 4, 13 en 36 van dit besluit; 7° De vergunning : de door het O.N.E. aan de opvangvoorziening toegekende vergunning, zoals bedoeld in Titel II van het Eerste Boek van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 27/02/2003 pub. 21/05/2003 numac 2003029199 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen sluiten; 8° De erkenning : de door het O.N.E. toegekende erkenning van de opvangvoorziening, zoals bedoeld in Titel III van het Eerste Boek van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 27/02/2003 pub. 21/05/2003 numac 2003029199 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen sluiten houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen; 9° De programmatie van de opvangvoorzieningen: de programmatie bedoeld in Titel I van het Tweede Boek van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 27/02/2003 pub. 21/05/2003 numac 2003029199 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen sluiten houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen;10° De dekkingsgraad van de behoeften: het percentage dat verkregen wordt door het aantal voor iedereen toegankelijke plaatsen in de opvangvoorzieningen waarvoor aan de ouders een financiële bijdrage gevraagd wordt die in overeenstemming is met de bepalingen van de Gemeenschappen of die niet hoger ligt dan het in artikel 3 bepaalde bedrag te delen door het aantal kinderen jonger dan 3 jaar;11° De wijk : lokale ruimtelijke eenheid, uitgetekend aan de hand van de statistische sectoren en gekenmerkt door een grote graad van verbondenheid tussen de dagdagelijkse activiteiten van de inwoners, waarmee deze zich identificeren, zoals bepaald door het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse (BISA) in het kader van de wijkmonitoring van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;12° Het decreet : het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 juli 2013 ter ondersteuning van de kinderopvang. HOOFDSTUK II. - Gemeenschappelijke bepalingen betreffende de subsidies
Art. 3.Worden beschouwd als sociaal toegankelijk de voorzieningen voor kinderopvang die zich voor de krachtens dit besluit gesubsidieerde plaatsen houden aan de bepalingen van het O.N.E. met betrekking tot de financiële bijdrage van de ouders of die voor de krachtens dit besluit gesubsidieerde plaatsen een financiële bijdrage vragen van niet meer dan 1,5 euro per uur, 6 euro voor een halve dag, 10 euro voor een volledige dag of 25 euro per week.
De in het eerste lid bedoelde bedragen zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. De aanpassing heeft plaats op 1 januari van elk jaar volgens onderstaande formule : bedrag x nieuwe index basisindex In deze formule is de basisindex deze van de maand waarin dit besluit in werking treedt en de nieuwe deze van de maand september van het jaar dat het jaar van de aanpassing voorafgaat.
Art. 4.§ 1. Het maximale subsidieerbare bedrag wordt vastgesteld op : 1° 32.000 euro per plaats voor de crèches, peutertuinen, gemeentelijke kinderopvanghuizen, kinderhuizen, oudercrèches of elke andere opvangvoorziening die de opvang van kinderen tussen nul en zes jaar regelmatig organiseert op een andere dan de hierboven bedoelde manieren, voor zover deze opvang niet uitgesloten is door artikel 6, § 3, van het decreet houdende oprichting van het O.N.E., zoals bedoeld door het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 27/02/2003 pub. 21/05/2003 numac 2003029199 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen sluiten houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen; 2° 47.000 euro per plaats voor de opvangvoorzieningen georganiseerd door het O.N.E. en de gespecialiseerde diensten voor kinderopvang in de zin van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 30 april 2009Relevante gevonden documenten type besluit van de regering van de franse gemeenschap prom. 30/04/2009 pub. 15/10/2009 numac 2009029558 bron ministerie van de franse gemeenschap Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende algemene regeling en tot vaststelling van de nadere regels voor de subsidiëring van de opvangmilieus georganiseerd door de « Dienst » en van de gespecialiseerde opvangdiensten voor het jonge kind sluiten.
Het maximale subsidieerbare bedrag wordt vastgesteld op 1 januari 2013.
Het maximale subsidieerbare bedrag omvat niet de posten bedoeld in artikel 36, 2° tot 5°. § 2. Het maximale subsidieerbare bedrag volgt de schommelingen van de lonen en sociale lasten, van de materialenindex en van de algemene taksen. Voor de actualisering van de kosten geldt de volgende formule: p = P*(0,40 s/S + 0,40 i/I + 0,20). In deze formule : is p het bedrag van de goedgekeurde uitgave op de dag van de indiening van de offertes; is P het per 1 januari 2013 geactualiseerde bedrag van de goedgekeurde uitgave p; zijn s en S de officiële lonen van de bouwsector voor de categorie A, respectievelijk van toepassing tien dagen voor de indiening van de offertes en op 1 januari 2013. zijn i en I de materialenindex, respectievelijk voor de maand waarin de offertes werden ingediend en voor de maand januari 2013.
Art. 5.De contractuele prijsherzieningen ten gevolge van de schommelingen van de lonen en sociale lasten en de prijsherzieningen van materialen tijdens de uitvoering van het bestek dat de gesubsidieerde aanneming regelt, komen niet in aanmerking voor de berekening van de maximaal subsidieerbare kost.
Art. 6.Krachtens artikel 3, tweede lid, a) van het decreet wordt een verhoogd tegemoetkomingspercentage van 90 procent vastgelegd voor: 1° aankopen, werken en leveringen die binnen de perken blijven van de ingrepen die nodig zijn om het gebouw dat reeds gebruikt wordt voor een door het O.N.E. vergunde opvangvoorziening op voldoende wijze te laten beantwoorden aan de opgelegde veiligheidsverplichtingen; 2° aankopen, werken en leveringen die nodig blijken tijdens de uitvoering van een nieuwbouwproject, voor zover dit project een attest van de gewestelijke brandweerdienst betreffende de naleving van de opgelegde veiligheidsverplichtingen kan voorleggen, en er nadien toch blijkt dat, om aan nieuwe veiligheidseisen te voldoen, nog andere aankopen, werken en leveringen noodzakelijk zijn.
Art. 7.Krachtens artikel 3, tweede lid, b) en c) van het decreet worden de volgende verhoogde tegemoetkomingspercentages vastgelegd : § 1 Voor werken, leveringen of aankopen voor bestaande opvangplaatsen en voor uitbreidingen van de opvangcapaciteit: 1° 75 procent voor de door het O.N.E. vergunde opvangvoorzieningen waar de, op basis van het gemiddelde van de laatste vier trimesters en volgens de door het O.N.E. opgelegde modaliteiten berekende, gemiddelde financiële bijdrage van de ouders nog voor het indienen van de aanvraag om principieel akkoord tot de schijf van de 25 % laagste bijdragen behoort; 2° 80 procent voor de onder 1° bedoelde opvangvoorzieningen die in een RVOHR liggen; 3° 90 procent voor de door het O.N.E. vergunde opvangvoorzieningen waar de onder 1° omschreven financiële bijdrage van de ouders tot de schijf van de 15 % laagste bijdragen behoort; 4° 95 procent voor de onder 3° bedoelde opvangvoorzieningen die in een RVOHR liggen. § 2. Voor werken, leveringen of aankopen voor nieuwe opvangvoorzieningen: 1° 75 procent voor opvangvoorzieningen gelegen in gemeenten waar, op het ogenblik van het indienen van de aanvraag om principieel akkoord, het gemiddeld inkomen van de inwoners lager is dan of gelijk is aan het jaarlijks door het Nationaal Instituut voor de Statistiek bekendgemaakte gemiddeld inkomen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° 80 procent voor de onder 1° bedoelde opvangvoorzieningen die in een RVOHR liggen;3° 90 procent voor opvangvoorzieningen gelegen in gemeenten waar, op het ogenblik van het indienen van de aanvraag om principieel akkoord, het gemiddeld inkomen van de inwoners 10 procent of meer lager is dan het jaarlijks door het Nationaal Instituut voor de Statistiek bekendgemaakte gemiddeld inkomen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;4° 95 procent voor de onder 3° bedoelde opvangvoorzieningen die in een RVOHR liggen. § 3. De resultaten van de onder § 1, 1° en 3° en § 2, 3° bedoelde berekeningen worden afgerond naar de voor de voorzieningen gunstigste eenheid.
Art. 8.De verhoogde tegemoetkomingspercentages die vastgelegd zijn krachtens artikel 3, tweede lid, d), e) en f) van het decreet, bedragen 75 %. De inclusie van kinderen met een handicap in de opvangvoorziening is opgenomen in het aan het O.N.E. voorgelegde opvangontwerp. HOOFDSTUK III. - Bepalingen met betrekking tot de projectoproep
Art. 9.Overeenkomstig artikel 2, § 2, derde en vierde lid van het decreet wordt : - prioriteit 1 verleend aan de projecten die zich bevinden in een wijk waar de dekkingsgraad van de behoeften onder het gewestelijk gemiddelde ligt, - prioriteit 2 verleend aan de projecten die zich bevinden in een gemeente waar de dekkingsgraad van de behoeften onder het gewestelijk gemiddelde ligt, - prioriteit 3 verleend aan de projecten die zich bevinden in een gemeente waar de toename van het aantal kinderen jonger dan 3 jaar gedurende de periode 2010-2020 er tegen 2020 toe kan leiden dat de dekkingsgraad van de behoeften er onder het gewestelijk gemiddelde komt te liggen.
Binnen elke prioriteit worden de projecten gerangschikt in stijgende volgorde van dekkingsgraad. HOOFDSTUK IV. - Toekenning van subsidies voor het aankopen van gebouwen Afdeling 1. - Principieel akkoord
Art. 10.De aanvrager dient bij de administratie een aanvraag om principieel akkoord voor het aankopen van een gebouw in.
Deze aanvraag omvat de volgende documenten : 1° De beraadslaging van het bevoegde orgaan van de aanvragende vereniging of gemeente; Voor gemeenten en centra voor maatschappelijk welzijn moet deze beraadslaging goedgekeurd zijn door de toezichthoudende overheid, indien deze goedkeuring vereist is.
Voor de andere gevallen : het bewijs dat de aanvragende vereniging een vzw of een instelling van openbaar nut is en de samenstelling van haar raad van bestuur. 2° een verantwoording van de overwogen aankoop, met de volgende elementen : a) een liggingsplan;b) een beschrijving van de locatie en het gebouw dat men overweegt te kopen (ouderdom, staat, bouwhoogte, oppervlakten, ordening van de ruimten, tuin) en een nota over de omgeving, de toegangswegen en de vervoersmiddelen;3° het advies van de gewestelijke brandweerdienst;4° een raming van de waarde van het gebouw;5° een raming van de kostprijs van de eventueel uit te voeren aanpassingswerken;6° een attest waaruit blijkt dat de aanvrager kan bijdragen in de financiering van de aankoop en van de aanpassingswerken;7° een uittreksel uit de kadastrale legger;8° voor het aankopen van een gebouw dat het mogelijk maakt om het kinderopvangaanbod uit te breiden, een nota die vermeldt of het ontwerp voor de opvangvoorziening onder één van de in artikel 9 bedoelde prioriteiten valt; 9° indien het gaat om nieuwe opvangcapaciteit of een uitbreiding van de bestaande capaciteit: het bewijs dat bij het O.N.E een vergunnings- of erkenningsaanvraag werd ingediend en, desgevallend, een attest van het O.N.E. waaruit blijkt dat het ontwerp voor de opvangvoorziening opgenomen werd in de programmatie van het O.N.E.; 10° indien het gaat om nieuwe opvangcapaciteit of een uitbreiding van de bestaande capaciteit: een nota over de vooruitzichten met betrekking tot de financiering van de werking van de nieuwe opvangvoorziening. Voor de in artikel 7 bedoelde aanvragen om verhoogde subsidies, moet de verantwoordingsnota volgende elementen vermelden : 1° indien het gaat om de aankoop van bestaande plaatsen of om een uitbreiding van de capaciteit: de gemiddelde financiële bijdrage van de ouders, voorafgaand aan de aanvraag en berekend op basis van het gemiddelde van de laatste vier trimesters volgens de door het O.N.E. vastgestelde modaliteiten; 2° indien het gaat om de aankoop van nieuwe voorzieningen: het gemiddeld inkomen van de inwoners van de gemeente.
Art. 11.Op basis van de door de administratie overgemaakte documenten, verleent het College zijn principieel akkoord voor de aankoop van het gebouw, stelt het het maximale subsidieerbare bedrag vast en gaat het over tot de budgettaire vastlegging. Afdeling 2. - Definitieve beslissing tot toekenning van de subsidie
Art. 12.De aanvrager dient bij de administratie een aanvraag in om definitieve beslissing tot toekenning van de subsidie.
Deze aanvraag omvat de volgende documenten : 1° De beraadslaging van de aanvrager;2° De verkoopprijs;3° Het proces-verbaal van de exacte raming van het aan te kopen goed;4° Een raming van de registratierechten en van de aktekosten;5° Een bankidentiteitskaart; 6° Indien het gaat om nieuwe opvangcapaciteit of een uitbreiding van de bestaande capaciteit: de vergunning van het O.N.E.; 7° Indien het gaat om nieuwe opvangcapaciteit of een uitbreiding van de bestaande capaciteit, ofwel: a) een attest van het O.N.E waaruit blijkt dat het ontwerp voor de opvangvoorziening opgenomen werd in de programmatie van het O.N.E.; b) de verbintenis van een subsidiërende overheid inzake de financiering van de werking van de opvangvoorziening, met inachtneming van de door het O.N.E bepaalde vergunningsvoorwaarden; c) het bewijs dat de opvangvoorziening zal beschikken over financiële middelen die een werking met inachtneming van de door het O.N.E vastgelegde vergunningsvoorwaarden mogelijk maken.
Art. 13.Het College neemt de definitieve beslissing tot toekenning van de subsidie op basis van de door de administratie overgemaakte documenten en stelt het subsidiebedrag vast.
Het subsidiebedrag wordt berekend op basis van de aankoopprijs verhoogd met de registratierechten en de aktekosten, op voorwaarde dat het aankoopbedrag noch de door het Aankoopcomité van Gebouwen of door de Ontvanger van de Registratie geraamde verkoopwaarde noch het maximale subsidieerbare bedrag overschrijdt.
De subsidie wordt berekend op basis van de laagste van deze drie waarden verhoogd met de registratierechten en de aktekosten verminderd in verhouding tot het voor de berekening in aanmerking genomen maximumbedrag. Afdeling 3. - Modaliteiten van de uitbetaling van de subsidie
Art. 14.De aankoopakte mag pas na de definitieve beslissing tot toekenning van de subsidie verleden worden.
Art. 15.De subsidie wordt uitbetaald, na registratie van de aankoopakte en goedkeuring van het voorontwerp van de eventueel in het gebouw uit te voeren werken, op voorlegging van de volgende documenten : 1° een afschrift van de geregistreerde aankoopakte;2° een overzicht van de notariële aktekosten.
Art. 16.Om zijn recht op het behoud van de toegekende subsidie veilig te stellen, moet de aanvrager binnen de negen maanden na de uitbetaling van de subsidie, of binnen de negen maanden na het einde der werken indien in het gebouw werken werden uitgevoerd, een afschrift van de door het ONE aan de opvangvoorziening verleende erkenning of vergunning overmaken. HOOFDSTUK V. - Toekenning van subsidies voor het bouwen, uitbreiden, verbouwen of grondig herstellen van gebouwen alsook voor de uitrusting en de eerste meubilering van deze gebouwen Afdeling 1. - Principieel akkoord
Art. 17.§ 1. De aanvrager dient bij de administratie een aanvraag in met het oog op het verkrijgen van een principieel akkoord voor het bouwen, uitbreiden, verbouwen of grondig herstellen van gebouwen alsook voor de uitrusting en de eerste meubilering van deze gebouwen.
De aanvraag om principieel akkoord omvat de volgende documenten : 1° De beraadslaging van het bevoegde orgaan van de bouwheer; Voor gemeenten en centra voor maatschappelijk welzijn moet deze beraadslaging goedgekeurd zijn door de toezichthoudende overheid, indien deze goedkeuring vereist is.
Voor de andere gevallen: het bewijs dat de bouwheer een vzw of een instelling van openbaar nut is en de samenstelling van de raad van bestuur. 2° Een attest waaruit blijkt dat de werken en leveringen die het voorwerp uitmaken van de aanvraag om principieel akkoord nog niet werden besteld; § 2. Aan de aanvraag om principieel akkoord wordt een verantwoordingsnota voor de overwogen bouwwerken toegevoegd. Deze verantwoordingsnota moet de volgende elementen bevatten : 1° een liggingsplan;b) een beschrijving van de locatie en het gebouw (ouderdom, staat, bouwhoogte, oppervlakten, ordening van de ruimten, tuin) en een nota over de omgeving, de toegangswegen en de vervoersmiddelen;3° voor het bouwen, uitbreiden, inrichten, renoveren of zwaar herstellen van gebouwen die een toename van het kinderopvangaanbod mogelijk maken, een nota die vermeldt of het ontwerp voor de opvangvoorziening onder één van de in artikel 9 bedoelde prioriteiten valt; 4° indien het gaat om nieuwe opvangcapaciteit of een uitbreiding van de bestaande capaciteit: het bewijs dat bij het O.N.E een vergunnings- of erkenningsaanvraag werd ingediend en, desgevallend, een attest van het O.N.E. waaruit blijkt dat het ontwerp voor de opvangvoorziening opgenomen werd in de programmatie van het O.N.E.; 5° indien het gaat om nieuwe opvangcapaciteit of een uitbreiding van de bestaande capaciteit: een nota over de vooruitzichten met betrekking tot de financiering van de werking van de nieuwe opvangvoorziening. § 3. Voor de in artikel 6 bedoelde aanvragen om verhoogde subsidies moet bij de verantwoordingsnota een verslag van de gewestelijke brandweerdienst worden gevoegd waaruit de nood aan verhoogde tussenkomst blijkt. § 4. Voor de in artikel 7 van dit besluit bedoelde aanvragen om verhoogde subsidies, moet de verantwoordingsnota volgende elementen vermelden : 1° indien het gaat om bouwwerken met betrekking tot bestaande plaatsen of om een uitbreiding van de capaciteit: de gemiddelde financiële bijdrage van de ouders, voorafgaand aan de aanvraag om principieel akkoord en berekend op basis van het gemiddelde van de laatste vier trimesters volgens de door het O.N.E. vastgestelde modaliteiten; 2° indien het gaat om bouwwerken met betrekking tot nieuwe voorzieningen: het gemiddeld inkomen van de inwoners van de gemeente.
Art. 18.Op basis van de door de administratie overgemaakte documenten, verleent het College zijn principieel akkoord voor de toekenning van een subsidie, stelt het het maximale subsidieerbare bedrag vast en gaat het over tot de budgettaire vastlegging. Dit principieel akkoord blijft gedurende een periode van 365 dagen gelden.
Het voorontwerp voor de werken moet voor het aflopen van deze termijn ingediend zijn. Afdeling 2. - Voorontwerp
Art. 19.De aanvrager dient bij de administratie een voorontwerpdossier in.
Art. 20.Het voorontwerpdossier omvat de volgende elementen : 1° De administratieve documenten : a) De beraadslaging van het bevoegde orgaan van de bouwheer om de studie toe te vertrouwen aan een projectontwerper.Voor gemeenten en centra voor maatschappelijk welzijn moet deze beraadslaging goedgekeurd zijn door de toezichthoudende overheden indien deze goedkeuring vereist is. b) Het advies van de brandweerdienst;c) Een attest waaruit blijkt dat de bouwheer kan bijdragen in de financiering van de werken, zoals geraamd;d) De eigendomsakte, erfpachtovereenkomst of het recht van opstal voor het gebouw; e) Een document van het O.N.E. waaruit blijkt dat het voorontwerp beantwoordt aan de normen van de Franse Gemeenschap. 2° De plannen : a) Het algemeen inplantingsplan, met weergave van de inplanting van het gebouw en het niveau van de laagste verdieping;b) De plannen voor de verschillende niveaus, de tekeningen van de gevels en de voornaamste doorsneden op 1 of 2 procent, met inbegrip, in geval van aanpassingswerken, van deze van de bestaande gebouwen.3° Een overzicht van de bebouwde bruto oppervlakten van alle bestaande en te bouwen verdiepingen;4° De lijst en de ramingen van de aannemingen die afzonderlijk worden toegewezen;5° Voor elke aanneming: een beknopte technische nota, met beschrijving van de bouwtechnieken, detaillering van de diverse te treffen maatregelen en bepaling van de te gebruiken materialen en te voorziene installaties.
Art. 21.Het College keurt het voorgelegde voorontwerp goed op basis van de door de administratie overgemaakte documenten. Deze goedkeuring is twee jaar geldig. Het ontwerp moet vóór het aflopen van deze termijn ingediend zijn. Afdeling 3. - Het ontwerp
Art. 22.De aanvrager dient een ontwerpdossier in bij de administratie.
Het bij de administratie ingediende ontwerpdossier omvat de volgende documenten : 1° De beraadslaging van het bevoegde orgaan van de bouwheer waardoor het bestek, de plannen en de geraamde bedragen werden goedgekeurd. Voor gemeenten en centra voor maatschappelijk welzijn moet deze beraadslaging goedgekeurd zijn door de toezichthoudende overheden. 2° Het bestek en zijn bijlagen, inzonderheid de opmetingsstaten en de modellen voor de inschrijving, de samenvattende opmetingsstaat en de inventaris;3° De algemene plannen en al de detailplannen die noodzakelijk zijn voor een goed begrip van de werken;4° Een attest van de brandweerdienst waaruit blijkt dat het ontwerp aan de reglementaire normen voldoet;5° De kostenraming per artikel van de samenvattende opmetingsstaat of van de inventaris;6° De stedenbouwkundige vergunning; 7° Een document van het O.N.E. waaruit blijkt dat het ontwerp beantwoordt aan de normen van de Franse Gemeenschap. 8° Indien het gaat om nieuwe opvangcapaciteit of een uitbreiding van de bestaande capaciteit, ofwel: a) een attest van het O.N.E. waaruit blijkt dat het ontwerp voor de opvangvoorziening opgenomen werd in de programmatie van het O.N.E.; b) de verbintenis van een subsidiërende overheid inzake de financiering van de werking van de opvangvoorziening, met inachtneming van de door het O.N.E bepaalde vergunningsvoorwaarden; c) het bewijs dat de opvangvoorziening zal beschikken over financiële middelen die een werking met inachtneming van de door het O.N.E vastgelegde vergunningsvoorwaarden mogelijk maken.
Art. 23.Het ontwerp moet overeenstemmen met het goedgekeurde voorontwerp.
Art. 24.Het ontwerp en de wijze van gunning van de opdracht worden ter goedkeuring aan het College voorgelegd op basis van de door de administratie overgemaakte documenten. Afdeling 4. - Definitieve beslissing tot toekenning van de subsidie
Art. 25.De administratie wordt tijdig verwittigd van de datum van de opening van de offertes. Indien ze dat nuttig acht, kan ze er zich door een van haar leden laten vertegenwoordigen.
Art. 26.De aanvrager maakt het dossier van de toewijzing van de opdracht aan de administratie over.
Art. 27.Het dossier bevat de volgende documenten : 1° Het bestek, de kostenraming en de plannen die de basis vormden voor de toewijzing;2° De bewijzen van de bekendmaking of desgevallend van de raadpleging van andere inschrijvers;3° De ingediende offertes en hun bijlagen;4° Een afschrift van de geselecteerde offerte;5° Het proces-verbaal van de opening van de offertes;6° Het verslag van de ontwerper over de aanbesteding;7° De met redenen omklede beraadslaging waarin het bevoegde orgaan van de vereniging bouwheer een voorstel formuleert tot aanwijzing van de aannemer en zijn offerte goedkeurt.Voor gemeenten en centra voor maatschappelijk welzijn moet deze beraadslaging goedgekeurd zijn door de toezichthoudende overheden. 8° Een bankidentiteitskaart.
Art. 28.Na het afwerken van deze procedure neemt het College, op basis van de door de administratie overgemaakte documenten, de definitieve beslissing tot toekenning van de subsidie en desgevallend de beslissing tot toekenning van een bijkomende subsidie.
Art. 29.Het bevel tot aanvatten van de werken of tot leveren van de leveringen kan pas gegeven worden na het nemen van de definitieve beslissing tot toekenning van de subsidie.
Gelijktijdig met het versturen van dit bevel aan de aannemer maakt de bouwheer er een afschrift van over aan de administratie.
Art. 30.De subsidievoorschotten worden aan de bouwheer uitbetaald ten belope van negen tienden van de voorafgaande vastleggingen, na voorlegging van een door de aanvrager ondertekende schuldvordering, gestaafd met (een) vorderingssta(a)t(en), een schuldvordering en een factuur van de aannemer of met een gedetailleerde factuur van de leverancier.
Art. 31.Een bijkomende subsidie kan enkel worden toegekend voor onontbeerlijke bijkomende of wijzigende werken die los staan van de wil van de bouwheer en bij de toewijzing van de opdracht niet konden worden voorzien. Deze wordt toegekend door het College op basis van door de administratie overgemaakte documenten.
Art. 32.De bouwheer gaat over tot de voorlopige oplevering onder de voorwaarden bepaald in de algemene aannemingsvoorwaarden. De administratie wordt minstens 15 dagen op voorhand van de datum van deze oplevering verwittigd.
Art. 33.Na de voltooiing van de werken en na de oplevering wordt het totaal bedrag van de subsidie op basis van de eindafrekening bepaald en wordt het laatste tiende van de oorspronkelijke vastlegging aan de bouwheer uitbetaald. Afdeling 5. - Eindafrekening van de aanneming
Art. 34.De aanvrager dient de eindafrekening van de aanneming bij de administratie in.
Art. 35.Het dossier met de eindafrekening van de aanneming bevat de volgende documenten : 1° Het proces-verbaal van de voorlopige oplevering;2° Een tabel tot vaststelling van het totale aan de aannemer verschuldigde bedrag;3° De verantwoordingsstukken en afrekeningen die betrekking hebben op voornoemde tabel;4° Een samenvattende tabel van de vorderingsstaten;5° De tabel tot verantwoording van de uitvoeringstermijn en de bijhorende bijlagen;6° Eventueel, de factuur van de geotechnische proeven;7° Eventueel, de facturen van de aansluitingen op de water-, gas- en elektriciteitsnetten; 8° Indien het gaat om nieuwe opvangcapaciteit of een uitbreiding van de bestaande capaciteit : de vergunning van het O.N.E.;
Art. 36.De volgende bedragen en posten van de aanneming komen in aanmerking voor de subsidie : 1° Het totale aan de aannemer verschuldigde bedrag verminderd met de niet-subsidieerbare posten van de inschrijving en met de niet aanvaarde afrekeningen en wijzigende werken, maar met inbegrip van de contractueel bepaalde herzieningen die, in verhouding tot het subsidieerbaar bedrag, het resultaat zijn van de uitvoering van het bestek van de gesubsidieerde aanneming, voor zover dat document voorafgaand door het College werd goedgekeurd zoals bepaald in de artikelen 27 tot 29;2° Het bedrag van de belasting op de toegevoegde waarde;3° Het bedrag van de algemene onkosten, forfaitair vastgesteld op 10 procent van het totaal van de bedragen vermeld sub 1° en 2° ;4° De kosten voor eventuele geotechnische proeven;5° De kosten voor de eventuele aansluitingen op de water-, gas- en elektriciteitsnetten, indien deze aansluitingen door de distributiebedrijven werden uitgevoerd.
Art. 37.Het College keurt, op basis van de door de administratie overgemaakte documenten, de eindafrekening van de aanneming goed en beslist, in voorkomend geval, tot toekenning van een bijkomende subsidie.
Art. 38.Om zijn recht op het behoud van de toegekende subsidie veilig te stellen, moet de aanvrager binnen de negen maanden na het einde der werken een afschrift van de door het ONE aan de opvangvoorziening verleende erkenning of vergunning overmaken. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 39.Het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 juli 2013 ter ondersteuning van de kinderopvang treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 40.Het besluit 2005/586bis van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 20 april 2006 tot vaststelling van de criteria en modaliteiten voor de toekenning van subsidies voor de aankoop of het optrekken van gebouwen bestemd voor het inrichten van crèches, oudercrèches, peutertuinen, gemeentelijke opvangvoorzieningen voor kinderen en gespecialiseerde opvangdiensten, en voor de uitbreiding, de verbouwing, de zware herstellingen, de uitrusting en de eerste meubilering van deze gebouwen wordt opgeheven.
Art. 41.Dit besluit treedt in werking op 16 september 2013.
Art. 42.Het Lid van het College bevoegd voor de subsidiëring van infrastructuur voor voorzieningen voor kinderopvang wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 12 september 2013.
Vanwege het college : Het Lid van het College bevoegd voor Sociale Cohesie en Crèche-infrastructuur, R. VERVOORT De Voorzitter van het College, C. DOULKERIDIS