Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 juli 2023
gepubliceerd op 06 september 2023

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende uitvoering van de ordonnantie van 29 november 2018 betreffende het delen van vrije vloot vervoersmodi die een alternatief zijn voor de auto

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2023043869
pub.
06/09/2023
prom.
13/07/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

13 JULI 2023. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende uitvoering van de ordonnantie van 29 november 2018 betreffende het delen van vrije vloot vervoersmodi die een alternatief zijn voor de auto


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen;

Gelet op de ordonnantie van 29 november 2018 betreffende het delen van vrije vloot vervoersmodi die een alternatief zijn voor de auto, zoals gewijzigd door de ordonnantie van 17 maart 2022 tot wijziging van de ordonnantie van 29 november 2018 betreffende het delen van vrije vloot vervoersmodi die een alternatief zijn voor de auto;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 januari 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 17/01/2019 pub. 29/01/2019 numac 2019010473 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende uitvoering van de ordonnantie van 29 november 2018 betreffende het delen van vrije vloot vervoersmodi die een alternatief zijn voor de auto sluiten houdende uitvoering van de ordonnantie van 29 november 2018 betreffende het delen van vrije vloot vervoersmodi die een alternatief zijn voor de auto;

Gelet op de gelijkekansentest uitgevoerd op 8 september 2022;

Gelet op het gunstig advies van de Inspectie van Financiën van 19 september 2022;

Gelet op de toestemming van de minister van Begroting, gegeven op 11 oktober 2022;

Gelet op de communicatie aan de Europese Commissie, in toepassing van richtlijn 2015/1535/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 die voorziet in een infoprocedure op het gebied van technische regelgevingen en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu, gegeven op 20 december 2022;

Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad, gegeven op 15 december 2022;

Gelet op advies van de Gewestelijke Mobiliteitscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gegeven op 19 december 2022;

Gelet op het advies nr. 02/2023 van de gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 20 januari 2023;

Gelet op het verzoek op 9 mei 2023 aan de Raad van State om een advies binnen dertig dagen, verlengd met dertig dagen, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat het advies niet is meegedeeld binnen die termijn;

Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voordracht van de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° Personeelslid: ambtenaren en beambten bedoeld in artikel 54, § 1;2° Brussel Mobiliteit: het bestuur van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel dat verantwoordelijk is voor de uitrustingen en het verplaatsingsbeleid; 3° Voortbewegingstoestel: voortbewegingstoestel als bedoeld in artikel 2.15.2 van de Wegcode; 4° Ruimte met specifiek statuut: gedeelde ruimte waarbinnen de minister de rijsnelheden van de fietsdeelvoertuigen aanpast wegens specifieke lokale omstandigheden.5° Sanctionerende ambtenaar: ambtenaar of beambte bedoeld in artikel 65;6° Minister: het regeringslid bevoegd voor mobiliteit;7° Ordonnantie: de ordonnantie van 29 november 2018 betreffende het delen van vrije vloot vervoersmodi die een alternatief zijn voor de auto, zoals gewijzigd door de ordonnantie van 17 maart 2022 tot wijziging van de ordonnantie van 29 november 2018 betreffende het delen van vrije vloot vervoersmodi die een alternatief zijn voor de auto;8° Gewestelijk mobiliteitsplan: gewestelijk mobiliteitsplan bedoeld in de ordonnantie van 26 juli 2013 tot vaststelling van een kader inzake mobiliteitsplanning en tot wijziging van sommige bepalingen die een impact hebben op het vlak van mobiliteit; 9° Scooter: bromfiets bedoeld in artikel 2.17. van de Wegcode, motorfiets bedoeld in artikel 2.18. van de Wegcode, driewieler met motor bedoeld in artikel 2.19. van de Wegcode en vierwieler met motor bedoeld in artikel 2.20. van de Wegcode; 10° Fiets: het rijwiel bedoeld in artikel 2.15.1. of artikel 2.15.3. van de Wegcode; 11° Vrachtfiets: rijwiel als bedoeld in artikel 2.15.3 van de Wegcode met een toegelaten lading van 130 kg; 12° Voetgangerszone: zone bedoeld in artikel 2.35. van de Wegcode; 13° Woonerf of erf: zones bepaald in artikel 2.32. van de Wegcode.

Art. 2.De in dit besluit bedoelde termijnen worden berekend overeenkomstig artikelen 52 tot 54 van het Gerechtelijk Wetboek.

Art. 3.Behoudens een andersluidende vermelding gebeuren de in dit besluit bedoelde communicaties via elektronische weg.

Art. 4.De directeur-generaal van Brussel Mobiliteit is gemachtigd de opdrachten die hem zijn toegekend via dit besluit te delegeren aan elk personeelslid van Brussel Mobiliteit met minstens een A-niveau. HOOFDSTUK 2. - De vergunning voor vrije vloot fietsdelen Afdeling 1. - Aantal vergunningen, aantal voertuigen en procedure

Art. 5.§ 1. De minister bepaalt het aantal vergunningen voor fietsdelen met een vrije vloot voor het Brussel Hoofdstedelijk Gewest als volgt begrensd: 1° Tussen nul en vijf vergunningen voor fietsen;2° Tussen nul en drie vergunningen voor voortbewegingstoestellen;3° Tussen nul en drie vergunningen voor scooters;4° Tussen nul en drie vergunningen voor vrachtfietsen;5° Tussen nul en vijf vergunningen voor het uitvoeren van proefprojecten; § 2. De minister bepaalt het aantal voertuigen dat per vergunning in dienst mag zijn binnen volgende grenzen: 1° Maximaal 4000 voor fietsen;2° Maximaal 6000 voor voortbewegingstoestellen;3° Maximaal 500 voor scooters;4° Maximaal 500 voor vrachtfietsen;5° Maximaal 1500 voertuigen voor de proefprojecten.

Art. 6.Om het in artikel 5 bedoelde aantal vergunningen toe te wijzen, verricht de minister een oproep tot kandidaatstellingen, na overleg met de regering.

Art. 7.De na de oproep toegekende vergunningen zijn drie jaar geldig.

Ze blijven evenwel geldig tot er nieuwe vergunningen zijn toegewezen via een nieuwe oproep tot kandidaatstellingen.

Art. 8.Deze vergunningen zijn niet overdraagbaar, behalve in geval van overdracht van universaliteiten. Afdeling 2. - Oproep tot kandidaatstelling

Art. 9.§ 1. De oproep tot kandidaturen en het standaardformulier voor kandidaatstellingen worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op de website van Brussel Mobiliteit. § 2. Er verlopen minstens 30 dagen tussen voornoemde bekendmaking en de uiterste datum voor het indienen van de kandidaatstellingen. § 3. De kandidaturen voor het verkrijgen van een vergunning voor fietsdelen met een vrije vloot worden ingediend bij Brussel Mobiliteit. § 4. Brussel Mobiliteit gaat de ontvankelijkheid van de kandidaturen na overeenkomstig de voorwaarden die zijn bepaald in artikel 10 en brengt advies uit aan de minister.

De minister deelt de aanvragers mee of hun kandidatuur al dan niet ontvankelijk is. § 5. Brussel Mobiliteit analyseert de ontvankelijke kandidaatstellingen in het licht van de in de oproep tot kandidaatstellingen vermelde selectiecriteria overeenkomstig artikel 11 en rapporteert hierover aan de minister.

De minister selecteert de operatoren en informeert vervolgens de kandidaten over het resultaat van de oproep tot kandidaatstellingen. § 6. De minister legt de termijnen voor deze fasen vast in de oproep tot kandidaatstellingen. § 7. Brussel Mobiliteit is verwerkingsverantwoordelijke voor de persoonsgegevens die worden meegedeeld in het kader van de procedure voor toekenning van de vergunningen.

Art. 10.§ 1. Op straffe van niet-ontvankelijkheid van zijn kandidaatstelling moet de aanvrager beantwoorden aan de volgende voorwaarden: 1° In staat zijn aan de gebruikers fietsdeelvoertuigen ter beschikking te stellen die beantwoorden aan de in artikel 16 bepaalde voorwaarden;2° Geregistreerd zijn bij de Kruispuntbank van Ondernemingen overeenkomstig de wet van 16 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/2003 pub. 05/02/2003 numac 2003011027 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen sluiten tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen.3° Zich niet bevinden in een situatie die een facultatieve uitsluiting rechtvaardigt, in verband met fiscale en sociale schulden, noch in een situatie van verplichte uitsluiting zoals bepaald in artikelen 67 tot 69 van de wet van 17 juni 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/06/2016 pub. 14/07/2016 numac 2016021053 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet inzake overheidsopdrachten sluiten inzake overheidsopdrachten, zonder een corrigerende maatregel voor te stellen overeenkomstig artikel 70 van dezelfde wet;4° Voor het opladen van de fietsdeelvoertuigen groene elektriciteit gebruiken, zoals bepaald in artikel 2, 7° van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; 5° Stappen ondernomen hebben met het oog op het onderschrijven van een verzekering voor burgerlijke aansprakelijkheid, waaronder de aansprakelijkheid voor zaken, met een maximale tussenkomst van 250.000,00 euro per schadegeval voor lichamelijke schade en van 2.000.000,00 euro per schadegeval voor materiële schade; 6° Op het moment van de aanvraag geen intrekking van de vergunning hebben gehad sinds de laatste oproep tot kandidaatstellingen;7° Niet reeds voor zichzelf of door bemiddeling van een dochteronderneming of een andere entiteit binnen dezelfde economische structuur over een vergunning voor dezelfde vervoermodus voor de periode waarop de oproep tot kandidaturen betrekking heeft beschikken;8° De gebruikte grondstoffen rationaliseren door de batterijen van de ingezette voertuigen te recycleren en zo de circulaire economie in praktijk te brengen ;9° Kwalitatieve werkgelegenheid en sociaal ondernemerschap ontwikkelen. § 2. De kandidatuur bevat op straffe van niet-ontvankelijkheid: 1° Het correct ingevulde kandidatuurformulier;2° De documenten waaruit blijkt dat de aanvrager beantwoordt aan de in § 1 bepaalde voorwaarden. § 3. De kandidatuur bevat het e-mailadres waarop alle in dit besluit bedoelde communicatie naar de aanvrager gestuurd kan worden.

Art. 11.§ 1. Om de in artikel 5 bedoelde vergunningen toe te wijzen, baseert de minister zich op de selectiecriteria, gekoppeld aan volgende belangen: 1° De toegankelijkheid en inclusiviteit van de diensten;2° De kwaliteit en de betrouwbaarheid van de diensten;3° De verkeersveiligheid;4° Sociaaleconomisch voorbeeldig;5° De milieuvoorbeeldfunctie ;6° De naleving van de parkeerregels;7° Een vlootbeheer dat de impact op het verkeer beperkt;8° De integratie van de aangeboden dienst in het Brusselse vervoersecosysteem;9° De ervaring met het aanbieden van deze diensten in andere steden. § 2. De selectiecriteria worden nader omschreven en gewogen in de oproepen tot kandidaturen.

Art. 12.De operator kan een weigering om een aanvraagdossier volledig en ontvankelijk te verklaren of een weigering om een vergunning toe te kennen, betwisten door een met redenen omkleed bezwaarschrift aan de minister te richten waarin hij zijn redenen van betwisting uiteenzet.

In zijn bezwaarschrift kan hij vragen gehoord te worden door de minister of diens afgevaardigde.

Op straffe van verval moet dit bezwaarschrift ingediend worden uiterlijk 30 dagen na de kennisgeving van de betwiste beslissing of bij het verstrijken van de termijn om ze uit te brengen.

De minister verzendt onverwijld een ontvangstbewijs.

Art. 13.Binnen 45 dagen na ontvangst van het bezwaarschrift spreekt de minister zich opnieuw uit over de al dan niet volledigheid en ontvankelijkheid van het dossier, of over de beslissing de vergunning al dan niet toe te kennen.

Als de operator werd gehoord, wordt deze termijn met 15 dagen verlengd. Afdeling 3. - Evaluatie van de operatoren

Art. 14.§ 1. Jaarlijks evalueert de minister de door elke vergunde operator georganiseerde dienst voor fietsdelen. § 2. Deze jaarlijkse evaluatie vindt plaats op basis van het jaarverslag dat de operatoren overeenkomstig artikel 29 indienen en op basis van een door Brussel Mobiliteit opgesteld analyseverslag. § 3. De evaluatie betreft: 1° de rotatiegraad van de voertuigen, namelijk het aantal ritten per voertuig per dag en hun gebruikspercentage;2° het gebruikspercentage, namelijk de verhouding tussen het aantal gebruikte voertuigen en het aantal ingezette voertuigen op dag-, week- of maandbasis;3° het beschikbaarheidspercentage van de voertuigen, namelijk de verhouding tussen het aantal beschikbare voertuigen en het aantal ingezette voertuigen op dag-, week- of maandbasis;4° het aantal uitgevoerde verplaatsingen en verwijderingen in toepassing van artikelen 37 en 38;5° de stabiliteit van de naar Brussel Mobiliteit verzonden digitale gegevensflow;6° de geografische dekking, de densiteit en de geografische homogeniteit van de densiteit van het aanbod;7° de kwaliteit van de geëxploiteerde voertuigen en in welke mate ze de technologische ontwikkelingen volgen;8° de toegankelijkheid van de dienstverlening, met name inzake het tariefbeleid;9° het aantal verdwenen voertuigen;10° het aandeel van de werknemers dat binnen het personeelsbestand van de operator een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft. Zij kan ook betrekking hebben op criteria die de in artikel 7 bedoelde oproep tot kandidaatstelling vermeldt. § 4. Voor elk criterium bepaalt de minister een van de volgende resultaten: 1° voldoende;2° gedeeltelijk voldoende;3° onvoldoende. § 5. De evaluatie van een operator kan het volgende resultaat opleveren: 1° gunstig;2° gunstig, met aanbevelingen;3° ongunstig. § 6. Een evaluatie is gunstig indien het resultaat voor geen van de criteria in paragraaf 3 onvoldoende is.

Een evaluatie is gunstig, met aanbevelingen, indien het resultaat onvoldoende is voor minstens een en ten hoogste vier van de criteria in paragraaf 3.

Een evaluatie is ongunstig indien het resultaat onvoldoende is voor minstens vijf van de criteria in paragraaf 3. § 7. Indien de evaluatie van een operator ongunstig is, kan zijn vergunning opgeschort of ingetrokken worden overeenkomstig de procedures die worden bepaald in artikelen 56 tot 64. HOOFDSTUK 3. - Exploitatievoorwaarden Afdeling 1. - Algemeen

Art. 15.§ 1. De operator respecteert gedurende de volledige duur van zijn vergunning de verbintenissen die hij is aangegaan bij de indiening van zijn kandidatuur, overeenkomstig artikel 10. § 2. De operator waarborgt toegang tot zijn mobiliteitsdiensten gedurende de volledige looptijd van de hem toegekende vergunning. Afdeling 2. - Technische voorschriften voor de voertuigen

Art. 16.De fietsdeelvoertuigen moeten te allen tijde aan de volgende voorwaarden beantwoorden: 1° individueel identificeerbaar zijn via een identificatienummer dat duidelijk zichtbaar en leesbaar is;2° niet voorzien zijn van een aanhangwagen of een zijspan;3° voorzien zijn van spatborden;4° gebruikt kunnen worden door personen tussen 1,50 m en 2,10 m; 5° geen enkele vorm van publiciteit bevatten, behalve dan de vermelding van de naam van de operator, als die vermelding niet groter is dan 1.500 cm2; 6° begrensd zijn overeenkomstig artikel 19;7° niet uitgerust zijn met een motor of een ondersteuning die rechtstreeks en via een uitlaat vervuilende gassen uitstoot of die broeikasgassen of fijnstofdeeltjes bevat;8° Uitgerust zijn met een systeem dat het onmogelijk maakt de fietsdeelvoertuigen te vergrendelen op een plaats waar het permanent of tijdelijk verboden is ze te parkeren en dat ervoor zorgt dat minstens 95% van de vloot van de operator conform geparkeerd wordt.

Art. 17.§ 1. De fietsdeelvoertuigen moeten in goede staat gehouden worden. § 2. Wanneer een fietsdeelvoertuig niet meer voldoet aan de in artikel 16 bepaalde voorwaarden of wanneer het niet meer op een normale manier kan worden gebruikt, moet de operator die ervoor verantwoordelijk is het uit de openbare ruimte verwijderen zodra hij dit opmerkt of ten laatste binnen twaalf uur na melding als bepaald in artikel 35. § 3. Als het voertuig niet is weggehaald binnen de in § 2 bedoelde termijn, wordt het verwijderd overeenkomstig artikel 36 § 2. Afdeling 3. - Geografische dekking

Art. 18.§ 1. Met uitzondering van de operatoren met een vergunning voor een proefproject, bieden de operatoren hun diensten aan op het volledige grondgebied van het gewest. Afdeling 4. - Snelheid van de voertuigen

Art. 19.§ 1. De voortbewegingstoestellen zijn begrensd zodat ze de volgende snelheden niet kunnen overschrijden: 1° 20 km/u in principe;2° 8 km/u in de ruimten met specifiek statuut, in de parken (behalve die waar fietsen verboden is) en in de voetgangerszones; § 2 De elektrische bekrachtiging van fietsen en vrachtfietsen is beperkt tot volgende snelheden: 1° 25 km/u in principe;2° 20 km/u in woonerven of erven en ruimten met specifiek statuut;3° 8 km/u in voetgangerszones en in de parken (behalve die waar fietsen verboden is). § 3. De scooters zijn begrensd zodat ze de volgende snelheden niet kunnen overschrijden: 1° 30 km/u in principe;2° 45 km/u in zones waar de snelheid beperkt is tot 50 km/u; - voor bromfietsen van klasse A: 20 km/u - voor bromfietsen van klasse B: 45 km/u 3° 20 km/u in woonerven of erven en ruimten met specifiek statuut;4° verboden in voetgangerszones en in de parken.

Art. 20.§ 1. De minister kan, mits instemming van de betrokken wegbeheerders, de ruimtes bepalen waarin fietsdeelvoertuigen een aangepaste snelheid wordt opgelegd. § 2. De minister kan bepalen wanneer en hoe lang deze ruimtes van toepassing zijn. § 3. Brussel Mobiliteit deelt de operatoren onmiddellijk de omvang en de duur van de toepasselijkheid van deze ruimtes mee. Afdeling 5. - Parkeren van de voertuigen

Onderafdeling 1. - Algemene regels

Art. 21.De minister bepaalt, mits instemming van de betrokken wegbeheerders, de gereglementeerde zones zoals bepaald in artikel 6, § 1, 3° /1 van de ordonnantie.

Art. 22.Een fietsdeelvoertuig mag niet langer dan vier opeenvolgende dagen op dezelfde plaats geparkeerd staan.

Art. 23.§ 1. De fietsdeelvoertuigen moeten de volgende regels volgen wanneer ze geparkeerd staan: 1° ze mogen niet op de grond liggen;2° geparkeerd staan in een dropzone zoals bedoeld in artikel 24. Onderafdeling 2. - Dropzones

Art. 24.§ 1er. De wegbeheerder bepaalt de exacte situering van de dropzones en laat de visuele afbakening ervan op uitvoeren.

Hij deelt onmiddellijk de situering van de dropzones mee aan Brussel Mobiliteit, dat de informatie doorgeeft aan de operatoren. § 2.De grootte, het aantal en de ligging van de dropzones houden rekening met de lokale behoeften.

Onderafdeling 3. - Tijdelijke verbodszones

Art. 25.§ 1. Na overleg met de gemeenten kan de minister zones bepalen waarin het tijdelijk verboden is fietsdeelvoertuigen te parkeren. § 2. Brussel Mobiliteit deelt de operatoren onmiddellijk de omvang en de duur van de toepasselijkheid van deze zones mee.

Art. 26.Brussel Mobiliteit stelt aan de wegbeheerders een toepassingsgids voor de dropzones ter beschikking.

Onderafdeling 4. - Concentratiezone

Art. 27.§ 1. Na overleg met de gemeenten kan de minister tijdelijke en permanente concentratiezones bepalen, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, 5° van de ordonnantie. § 2. Voor elke zone bepaalt hij: 1° het maximale aantal fietsdeelvoertuigen per concentratiezone;2° het maximale aantal fietsdeelvoertuigen per operator;3° de periodes waarin de concentratiezones van toepassing zijn. § 3. Brussel Mobiliteit deelt de operatoren onmiddellijk de omvang en de toepassingsduur van deze zones mee, evenals de in § 2 bepaald nadere regels. Afdeling 6. - Verslaggeving en delen van gegeven

Art. 28.Zodra hij zijn vergunning heeft verkregen, registreert de operator zich als organisatie op het nationaal toegangspunt (National Access Point - NAP) van België voor informatie over de intelligente transportsystemen (ITS).

Art. 29.§ 1. Elke operator deelt jaarlijks de volgende gegevens mee aan Brussel Mobiliteit: 1° Het aantal verschillende gebruikers dat op maandbasis op zijn dienstverlening een beroep heeft gedaan;2° het percentage gebruikers dat zichzelf identificeert als man, vrouw of andere;3° het aantal ongevallen, het soort betrokken voertuigen, hun geografische locatie, het aantal slachtoffers en de ernst ervan;4° de effectieve levensduur van de aangeboden fietsdeelvoertuigen;5° de gemiddelde termijn waarbinnen hinderlijke of gevaarlijke parkeersituaties door de operator verholpen worden;6° het aantal verdwenen voertuigen. § 2. Wanneer een operator bepaalde gegevens niet kan verzamelen, laat hij Brussel Mobiliteit weten hoe dat komt.

Art. 30.§ 1. De operator bezorgt Brussel Mobiliteit in bijna real time en volgens de door Brussel Mobiliteit bepaalde nadere regels: 1° De gegevens betreffende de beschikbaarheid van de voertuigen;2° De gegevens betreffende de geografische spreiding van de voertuigen, hun werking en hun gebruik, met inbegrip van het unieke identificatienummer van elk voertuig, de locatie ervan in bijna real time (gps-coördinaten) en in voorkomend geval het laadniveau in real time. § 2. De operator bewaart de bovenvermelde gegevens ook in historiekvorm en houdt ze ter beschikking van Brussel Mobiliteit volgens dezelfde nadere regels gedurende de door Brussel Mobiliteit bepaalde termijn, die niet meer dan 3 maanden mag bedragen. § 3. Brussel Mobiliteit is verwerkingsverantwoordelijke voor de in § 1 bedoelde gegevens. § 4. Brussel Mobiliteit zal de overgemaakte gegevens uitsluitend gebruiken om de opdrachten te kunnen uitvoeren die hem volgens de wet en de bijhorende uitvoeringsbesluiten zijn toegewezen, met inbegrip van het beheer, de planning en optimalisering van de vervoers- en mobiliteitsdiensten op zijn grondgebied, de controle op het naleven van de exploitatievoorwaarden en het opleggen van de zones die in het kader van het gebruik van deelvoertuigen door de ordonnantie en de bijhorende uitvoeringsbesluiten zijn bepaald, alsook de opmaak en de openbaarmaking van info uit het verleden of in realtime betreffende de beschikbaarheid en het gebruik van vervoers- en mobiliteitsdiensten.

Art. 31.De operatoren bezorgen hun gebruikers enquêteformulieren van Brussel Mobiliteit of zijn partners in verband met deelfietsen.

Art. 32.De operator moet helemaal opgaan in het ecosysteem van de digitale diensten voor multimodale mobiliteit en neem elke ter zake geldende norm in acht.

Art. 33.Bij het bezorgen van gegevens leeft de operator het door Brussel Mobiliteit opgestelde protocol na voor het verstrekken van mobiliteitsgegevens en het toekennen van gebruiksvergunningen voor het delen en de rapportering van gegevens. Afdeling 7. - Verplaatsing en verwijdering van voertuigen

Art. 34.§ 1. De operatoren stellen een openbaar toegankelijke mobiele applicatie ter beschikking voor het melden van volgende voertuigen, ongeacht de exploitant ervan: 1° alle fietsdeelvoertuigen die niet beantwoorden aan de in hoofdstuk 3 opgenomen exploitatievoorwaarden;2° alle fietsdeelvoertuigen die hinderlijk of gevaarlijk geparkeerd zijn.

Art. 35.De melding van een voertuig dat niet voldoet aan de exploitatievoorwaarden of dat hinderlijk of gevaarlijk geparkeerd is, wordt automatisch overgemaakt aan Brussel Mobiliteit.

Deze melding wordt door Brussel Mobiliteit doorgegeven aan de betrokken operator langs digitale weg en omvat minstens: 1° een bewijs van het voertuig in overtreding;2° de locatie en datum en het uur van de foto. De gegevens in de melding kunnen worden verzameld via een openbaar toegankelijke applicatie of via de in artikel 34 bedoelde mobiele applicaties.

Art. 36.§ 1. Als een operator de melding ontvangt dat een van zijn fietsdeelvoertuigen niet meer aan de technische normen beantwoordt, niet meer in goede staat is of niet begrensd is in overeenstemming met artikel 19, beschikt hij over twaalf uur, vanaf de kennisgeving door Brussel Mobiliteit, om het betrokken voertuig weg te halen uit de openbare ruimte en hiervan het bewijs van te leveren aan Brussel Mobiliteit. § 2. Indien het voertuig niet is weggehaald binnen de termijn, die is bepaald in § 1, maakt het in artikel 54, § 1 bedoelde personeelslid proces-verbaal op en verwijdert hij het voertuig onmiddellijk. § 3. De operator is dan een retributie verschuldigd zoals bepaald in artikel 52, § 1.

Bovendien is voor het in bewaring houden van de voertuigen de in artikel 52, § 2 bepaalde dagretributie verschuldigd per begonnen periode van 24 uur.

Art. 37.§ 1. Als een operator de melding krijgt dat een van zijn voertuigen geparkeerd is op een wijze die niet in overeenstemming is met artikel 23, beschikt hij over een termijn van 12 uur, vanaf de kennisgeving door Brussel Mobiliteit, om het betrokken voertuig reglementair te parkeren en hiervan het bewijs te leveren aan Brussel Mobiliteit. § 2. Na het verstrijken van die termijn verplaatst het in artikel 54, § 1 bedoelde personeelslid het voertuig.

De operator is dan een retributie verschuldigd zoals bepaald in artikel 51. § 3. Indien de in § 2 bedoelde verplaatsing van het voertuig niet toelaat een einde te maken aan de onregelmatigheid of niet reglementair kan worden geparkeerd binnen een straal van 150 m, kan het personeelslid het voertuig verwijderen.

De operator is dan een retributie verschuldigd zoals bepaald in artikel 52, § 1.

Bovendien is voor het in bewaring houden van de voertuigen de in artikel 52, § 2 bepaalde dagretributie verschuldigd per begonnen periode van 24 uur.

Art. 38.§ 1. Wanneer het in artikel 54, § 1 bedoelde personeelslid een hinderlijke of gevaarlijke parkeersituatie vaststelt, stelt hij een proces-verbaal op overeenkomstig artikel 54 en verplaatst hij onmiddellijk het voertuig.

De operator is dan een retributie verschuldigd zoals bepaald in artikel 51. § 2. Indien het voertuig niet verplaatst kan worden zoals bepaald in § 1 of niet reglementair kan worden geparkeerd binnen een straal van 150 m, kan het personeelslid het voertuig verwijderen.

De operator is dan een retributie verschuldigd zoals bepaald in artikel 52, § 1.

Bovendien is voor het in bewaring houden van de voertuigen de in artikel 52, § 2 bepaalde dagretributie verschuldigd per begonnen periode van 24 uur.

Art. 39.§ 1. De conform artikel 65 aangestelde sanctionerende ambtenaar kan de verwijdering bevelen van elk voertuig dat geëxploiteerd wordt zonder een fietsdeelvergunning. § 2. Er is dan een retributie verschuldigd zoals bepaald in artikel 52, § 1.

Bovendien is voor het in bewaring houden van de voertuigen de in artikel 52, § 2 bepaalde dagretributie verschuldigd per begonnen periode van 24 uur.

Art. 40.De operatoren garanderen de personeelsleden dat ze hun voertuigen gratis kunnen verplaatsen binnen een straal van 600 meters.

Art. 41.De operatoren kunnen de verwijderde voertuigen conform artikelen 36 tot 39 ophalen binnen een termijn van maximaal 30 dagen na de verwijdering.

Art. 42.Behalve bij een zware, bewuste of gewoontegetrouwe inbreuk draagt de operator het risico dat inherent is aan het verplaatsen of verwijderen van een dergelijk voertuig, als dit overeenkomstig dit besluit wordt uitgevoerd. HOOFDSTUK 4. - Retributies Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen met betrekking tot

retributies

Art. 43.Het verzoek tot betaling van de in artikel 48 bedoelde retributie wordt door het gewest verstuurd.

Het verzoek tot betaling van de in artikelen 51 en 52 bedoelde retributies wordt verstuurd door het gewest of door de gemeente, naargelang van welke overheid het voertuig heeft verwijderd en in voorkomend geval de kosten voor het bewaren van het voertuig in kwestie draagt.

De uitnodiging wordt verstuurd binnen vier maanden nadat beslist is een retributie te vorderen.

Een uitnodiging om te betalen mag betrekking hebben op meerdere retributies.

Art. 44.De in dit besluit bepaalde retributies zijn betaalbaar binnen 10 dagen na de in artikel 43 bedoelde uitnodiging tot betaling.

Bij laattijdige betaling zijn van rechtswege wettelijke interesten verschuldigd zodra de in het eerste lid bedoelde termijn overschreden is.

Art. 45.De retributies waarin dit besluit voorziet, zijn ook verschuldigd als de operator kan aantonen dat de laatste gebruiker het voertuig correct geparkeerd heeft.

Art. 46.§ 1. De operator mag in beroep gaan tegen de beslissing een retributie te vorderen. § 2. Het beroep moet worden gericht aan de directeur-generaal van Brussel Mobiliteit indien de retributie gevorderd wordt door het gewest en aan de gemeentesecretaris indien een gemeente de retributie vordert. § 3. Op straffe van verval moet dit beroep uiterlijk binnen 14 dagen na de kennisgeving van de retributie worden ingediend. § 4. Wanneer het beroep via e-mail wordt ingediend, stuurt Brussel Mobiliteit onmiddellijk een ontvangstbewijs. § 5. De directeur-generaal van Brussel Mobiliteit of diens afgevaardigde, of het college van burgemeester en schepenen doet een uitspraak over het beroep binnen 30 dagen na de ontvangst ervan.

Daarna bezorgen zij de operator een gemotiveerde kennisgeving van hun beslissing. § 6. Dit beroep is niet opschortend.

Art. 47.De in dit besluit vermelde bedragen worden jaarlijks geïndexeerd volgens het indexcijfer van de consumptieprijzen. De referentie-index is die van september 2022.

De bedragen die resulteren uit de in het eerste lid bedoelde berekening worden afgerond naar de halve euro. Afdeling 2. - Retributie met betrekking tot het gebruik van het

openbaar domein

Art. 48.§ 1. Elke operator betaalt aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een jaarlijkse retributie voor het gebruik van het openbaar domein.

Deze retributie wordt berekend op basis van het soort en het maximumaantal voertuigen dat de operator in de loop van het jaar in gebruik heeft.

De retributie bedraagt: 1° 35 euro per fiets;2° 50 euro per vrachtfiets;3° 50 euro per step;4° 60 euro per scooter. § 2. In afwijking daarvan is de in § 1 bedoelde retributie niet verschuldigd door de operatoren die een vergunning hebben verkregen voor het uitvoeren van een proefproject overeenkomstig Article 5.

Art. 49.Het jaarlijkse retributiebedrag wordt door Brussel Mobiliteit berekend en uiterlijk op 31 januari van het jaar daarop ter kennis gebracht van de operatoren.

Art. 50.Het bedrag van de in artikel 48 bedoelde retributie wordt verdeeld tussen de wegbeheerders op basis van de oppervlakte van de dropzones die ingericht zijn op hun respectievelijke grondgebied op 31 december van het betrokken jaar.

Het aan de gemeenten verschuldigde bedrag wordt hen uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op het betrokken boekjaar overgemaakt. Afdeling 3. - Retributie met betrekking tot het verplaatsen en

verwijderen van voertuigen

Art. 51.Het bedrag verschuldigd als retributie voor het verplaatsen van een fietsdeelvoertuig is als volgt bepaald35 euro per voertuig.

Art. 52.§ 1. Het bedrag verschuldigd als retributie voor het verwijderen van een fietsdeelvoertuig is als volgt bepaald: 1° 100 euro per fiets of step;2° 200 euro per vrachtfiets of scooter. § 2. Het bedrag verschuldigd als retributie per dag voor het in bewaring houden van een fietsdeelvoertuig is als volgt bepaald: 1° 20 euro per fiets of step;2° 30 euro vrachtfiets of scooter.

Art. 53.Het bedrag van de in artikelen 51 en 52 bedoelde retributies is verschuldigd aan de overheid die de verplaatsing of de verwijdering van het voertuig uitvoert. HOOFDSTUK 5. - Overtredingen en sancties Afdeling 1. - Vaststelling van de overtredingen

Art. 54.§ 1. De in dit besluit bedoelde processen-verbaal kunnen worden opgemaakt door: 1° personeelsleden van de dienst Exploitatie en Vervoer, aangeduid door de directeur-generaal van Brussel-Mobiliteit;2° personeelsleden van de gemeente, voor deze taken aangeduid door de gemeente;3° personeelsleden zoals bedoeld in artikel 62 van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten betreffende de politie over het wegverkeer. § 2. De processen-verbaal moeten verplicht de volgende gegevens bevatten: 1° naam, voornaam en functie van het personeelslid dat de vaststellingen heeft gedaan;2° een beknopte beschrijving van de vastgestelde feiten;3° de plaats, de datum en het tijdstip van de vaststelling;4° de genomen verplaatsings- of verwijderingsmaatregelen en, in voorkomend geval, de redenen waarom een verplaatsing onmogelijk was;5° de identificatienummers van de betrokken voertuigen, als die leesbaar zijn;6° de manuele of elektronische handtekening van de opsteller van het proces-verbaal. § 3. Een eenvoudige kopie van de processen-verbaal wordt binnen 10 dagen na de vaststelling van de overtreding naar de betrokken operatoren gestuurd. § 4. Wanneer de vastgestelde feiten onderhevig zijn aan een strafrechtelijke sanctie wordt het origineel van het proces-verbaal, of het equivalent daarvan indien het proces-verbaal in digitale vorm is opgemaakt, onmiddellijk doorgestuurd naar de procureur des Konings.

Art. 55.De in het eerste lid van artikel 54 bedoelde personeelsleden worden belast met het opzoeken en vaststellen van overtredingen van dit besluit. Ze kunnen ook beslissen de fietsdeelvoertuigen te verplaatsen en te verwijderen volgens de in dit besluit bepaalde voorwaarden.

Wanneer ze overtredingen vaststellen van de ordonnantie of van de uitvoeringsbesluiten ervan, hebben ze de hoedanigheid van agenten van de gerechtelijke politie. Afdeling 2. - Opschorting en intrekking van de vergunning

Onderafdeling 1. - Opschorting van de vergunning

Art. 56.Indien Brussel Mobiliteit een overtreding van de ordonnantie of de bijhorende uitvoeringsbesluiten vaststelt of daarvan op de hoogte wordt gebracht, of indien de operator de in dit besluit bepaalde retributies niet of slechts gedeeltelijk betaalt, brengt Brussel Mobiliteit de operator daarvan onmiddellijk op de hoogte met de aanmaning om de situatie in orde te brengen binnen een welbepaalde termijn vanaf de verzending van de kennisgeving.

Deze termijn wordt door Brussel Mobiliteit bepaald volgens de vastgestelde tekortkomingen, binnen een vork van één week tot twee maanden.

Deze communicatie gebeurt per aangetekende brief of per e-mail die er beide op een gelijkwaardige manier voor zorgen dat men de juiste verzendingsdatum kent.

Deze kennisgeving vermeldt de mogelijkheid tot opschorting van de vergunning.

Art. 57.Als de overtreding niet in orde is gebracht na afloop van de in artikel 56 bepaalde regularisatietermijn, wordt de operator opgeroepen zijn verweermiddelen voor te leggen aan de minister of diens afgevaardigde. Hij mag zich laten bijstaan door een advocaat.

De oproeping herinnert aan de mogelijkheid tot opschorting van de vergunning en verzoekt de operator zijn verweermiddelen voorafgaand aan de hoorzitting mee te delen aan de minister.

Art. 58.Indien de uitleg van de operator niet voldoet, kan de minister beslissen diens vergunning op te schorten zolang de overtreding niet in orde is gebracht.

Deze opschorting aan de operator bekendgemaakt per aangetekende brief of via een e-mail die toelaat op een gelijkwaardige manier de exacte verzendingsdatum vast te stellen.

Vanaf de kennisgeving van de opschorting van de vergunning beschikt de operator over een termijn van 24 uur om de exploitatie van zijn fietsdeelvoertuigen stop te zetten voor de duur van de opschorting.

Art. 59.Als de operator aan de minister het bewijs levert dat de overtreding ongedaan is gemaakt, heft laatstgenoemde de opschorting op en deelt hij zijn beslissing binnen 15 dagen mee aan de operator bij aangetekende brief of met een e-mail die toelaat de exacte verzendingsdatum op gelijkwaardige wijze vast te stellen.

Onderafdeling 2. - Intrekking van de vergunning

Art. 60.Als de vastgestelde overtreding na verloop van een maand volgend op de kennisgeving van de opschorting niet in orde werd gebracht, wordt de operator opnieuw opgeroepen om zijn verweermiddelen voor te stellen aan de minister of diens afgevaardigde. Hij mag zich laten bijstaan door een advocaat.

De oproeping vermeldt de mogelijkheid tot intrekking van de vergunning en verzoekt de operator zijn verweermiddelen voorafgaand aan de hoorzitting mee te delen aan de minister.

Art. 61.Indien de uitleg van de operator niet voldoet, kan de minister beslissen de opschorting van de vergunning te verlengen zolang de overtreding niet in orde werd gebracht, of de vergunning in te trekken.

Van deze verlenging van de opschorting of van deze intrekking van de vergunning wordt aan de operator kennis gegeven per aangetekende brief of per e-mail die toelaat de exacte verzendingsdatum om gelijkwaardige wijze vast te stellen.

Vanaf de kennisgeving van de opschorting of de intrekking van de vergunning beschikt de operator over een termijn van 24 uur om de exploitatie van zijn fietsdeelvoertuigen stop te zetten voor de duur van de opschorting of definitief stop te zetten in geval van intrekking van de vergunning.

Art. 62.Wanneer de vergunning van een operator in het verleden reeds werd opgeschort overeenkomstig artikel 58 en hij opnieuw een inbreuk op de ordonnantie of de uitvoeringsbesluiten begaat of de retributies bepaald in onderhavig besluit niet of deels niet betaalt, wordt hij opgeroepen om zijn verweermiddelen voor te stellen aan de minister of diens afgevaardigde.

Hij mag zich laten bijstaan door een advocaat.

Deze oproeping vermeldt de mogelijkheid van de uitspraak van een nieuwe schorsing of de intrekking van de vergunning.

Art. 63.Indien de uitleg van de operator niet voldoet, kan de minister beslissen de opschorting van de vergunning te verlengen zolang de overtreding niet is geregulariseerd, of de vergunning in te trekken.

Deze opschorting of intrekking wordt aan de operator bekendgemaakt per aangetekende brief of per e-mail, die er beide op een gelijkwaardige manier voor zorgen dat men de juiste verzendingsdatum kent.

Art. 64.§ 1. Onverminderd artikel 57, derde lid, en artikel 60, derde lid, moet een operator wiens vergunning is opgeschort of ingetrokken, de exploitatie van zijn fietsdeelvoertuigen onmiddellijk stopzetten zolang de opschorting van kracht is, of definitief stopzetten wanneer de vergunning wordt ingetrokken. § 2. Als de vergunning wordt opgeschort voor een duur gelijk aan of langer dan twee weken of wordt ingetrokken, beschikt de operator over een termijn van zeven dagen, te rekenen vanaf de kennisgeving van de beslissing, om de fietsdeelvoertuigen uit de openbare ruimte te verwijderen. § 3. Als de operator §§ 1 en 2 niet in acht neemt, wordt hij geacht een fietsdeeldienst in vrije vloot te organiseren zonder vergunning in de zin van artikel 8 van de ordonnantie. Afdeling 3. - Administratieve boetes

Art. 65.De directeur-generaal van Brussel Mobiliteit duidt onder zijn personeel op A-niveau een of meerdere sanctionerende ambtenaren aan die bevoegd zijn administratieve boetes op te leggen en de voertuigen te verwijderen overeenkomstig artikelen 8 en 10 van de ordonnantie.

Art. 66.§ 1. Onverminderd artikel 8, § 5, eerste lid van de ordonnantie, als hij voornemens is een administratieve boete op te leggen aan een operator die een dienst voor fietsdelen aanbiedt die geen vergunning heeft of aan een operator die de exploitatievoorwaarden van zijn vergunning niet respecteert, informeert de sanctionerende ambtenaar de betrokken operator hierover, onverminderd artikel 8, § 5, eerste lid van de ordonnantie. § 2. De operator kan zijn verweermiddelen bij de sanctionerende ambtenaar laten gelden per aangetekende brief of per e-mail die toelaat de exacte verzendingsdatum op een gelijkwaardige manier vast te stellen. Deze verzending gebeurt binnen vijftien dagen na de datum van de in § 1 bedoelde mededeling. § 3. Binnen dezelfde termijn en op straffe van verval kan de operator vragen te worden gehoord, eventueel bijgestaan door een advocaat, om zijn verweermiddelen voor te stellen.

Art. 67.De sanctionerende ambtenaar kan op elk moment de administratieve procedure opschorten, ook na de vervolgde persoon te hebben gehoord, indien deze laatste zich ertoe verbonden heeft de situatie op te lossen. Deze opschorting geldt voor maximaal drie maanden.

Art. 68.§ 1. Binnen 30 dagen na het horen van de betrokkene of nadat de in artikel 64, § 2 bedoelde termijn verstreken is, kan de sanctionerende ambtenaar, naargelang de omstandigheden: 1° een administratieve geldboete opleggen overeenkomstig artikelen 8, § 5, tweede lid en 10 van de ordonnantie, in voorkomend geval rekening houdend met het feit dat de overtreding beëindigd werd tijdens de procedure;2° zijn beslissing uitstellen tot het einde van een termijn die hij bepaalt;deze termijn moet door de overtreder worden gebruikt om een einde te maken aan de overtreding; 3° beslissen, als de overtreding niet op geldige wijze is vastgesteld of gelet op door de overtreder naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke redenen, dat het niet nodig is een administratieve boete op te leggen; Als hij een administratieve boete oplegt overeenkomstig § 1 maakt hij een onderscheid tussen het deel van het boetebedrag dat moet worden betaald en het deel dat enkel moet worden betaald indien de overtreder de overtreding niet of slechts gedeeltelijk beëindigt. § 2. Deze beslissing wordt aan de operator bekendgemaakt per aangetekende brief of via een e-mail die toelaat op een gelijkwaardige manier de exacte verzendingsdatum vast te stellen.

Art. 69.§ 1. De operator kan in beroep gaan tegen de beslissing die een administratieve sanctie oplegt. § 2. Op straffe van verval wordt dit beroep uiterlijk binnen 14 dagen na de kennisgeving van de retributie ingediend. § 3. Wanneer het beroep via e-mail wordt ingediend, stuurt Brussel Mobiliteit onmiddellijk een ontvangstbewijs. § 4. Het beroep moet worden gericht aan de directeur-generaal van Brussel Mobiliteit indien de retributie gevorderd wordt door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en aan de gemeentesecretaris indien de gemeente de retributie vordert. § 5. De directeur-generaal van Brussel Mobiliteit of diens afgevaardigde, of de gemeentesecretaris of diens afgevaardigde doet een uitspraak over deze aanvraag binnen 30 dagen. Daarna bezorgen zij de operator een gemotiveerde kennisgeving van hun beslissing. § 6. Dit beroep is niet opschortend.

Art. 70.Brussel Mobiliteit verstuurt de uitnodiging tot betaling van de boete als die gevorderd wordt door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en de gemeenteontvanger doet dat als ze gevorderd wordt door een gemeente. De uitnodiging wordt verstuurd binnen vier maanden nadat beslist is te bestraffen.

Een betalingsuitnodiging kan betrekking hebben op meerdere administratieve boetes. HOOFDSTUK 6. - Overgangsbepaling

Art. 71.Een vergunning die werd verkregen op basis van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 januari 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 17/01/2019 pub. 29/01/2019 numac 2019010473 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende uitvoering van de ordonnantie van 29 november 2018 betreffende het delen van vrije vloot vervoersmodi die een alternatief zijn voor de auto sluiten houdende uitvoering van de ordonnantie van 29 november 2018 betreffende het delen van vrije vloot vervoersmodi die een alternatief zijn voor de auto blijft geldig tot 31 december 2023.

Art. 72.De op basis van hetzelfde besluit vastgestelde overtredingen en ingestelde boeteprocedures blijven van toepassing. HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen

Art. 73.Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 januari 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 17/01/2019 pub. 29/01/2019 numac 2019010473 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende uitvoering van de ordonnantie van 29 november 2018 betreffende het delen van vrije vloot vervoersmodi die een alternatief zijn voor de auto sluiten houdende uitvoering van de ordonnantie van 29 november 2018 betreffende het delen van vrije vloot vervoersmodi die een alternatief zijn voor de auto wordt opgeheven met ingang van 31 december 2023, met uitzondering van de artikelen 2 tot 5 en 6, die bij de inwerkingtreding van onderhavig besluit worden opgeheven.

Art. 74.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2024 met uitzondering van: 1° de artikelen 5 tot 13 die in werking treden op de tiende dag na de verschijning in het Belgisch Staatsblad van onderhavig besluit: 2° de artikelen 16, 6° en artikel 20 die in werking treden op een door de minister bepaalde datum.

Art. 75.De minister bevoegd voor Mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 13 juli 2023.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid, E. VAN DEN BRANDT

Bijlage 1 De snelheid van de fietsdeelvoertuigen wordt als volgt begrensd, volgens de soort voertuig en de plaats waar het voertuig zich bevindt:


Fietsen

Voortbewegingstoestellen

Scooter

Voetgangerszone en parks (behalve die waar fietsen verboden is)

8 km/u

8 km/u

0 km/u

Ruimten met specifiek statuut

20 km/u

8 km/u

20 km/u

Woonerf of erf

20 km/u

20 km/u

20 km/u

Zone waar een verkeersbord C43 de snelheid beperkt tot 50 km/u

25 km/u

20 km/u

25 km/u voor bromfietsen van klasse A 45 km/u voor bromfietsen van klasse B

Op alle andere plaatsen

25 km/u

20 km/u

30 km/u

^