Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 31 maart 2022
gepubliceerd op 27 april 2022

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de kabinetten van de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en van de gewestelijke staatssecretarissen

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2022031607
pub.
27/04/2022
prom.
31/03/2022
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

31 MAART 2022. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de kabinetten van de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en van de gewestelijke staatssecretarissen


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 87 gewijzigd door artikel 12 van de bijzondere wet van 8 augustus 1988, artikel 60 van de bijzondere wet van 16 juli 1993 en door artikel 42 van de bijzondere wet van 6 januari 2014, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, artikel 40, § 1;

Gelet op de wet van 21 augustus 1987 tot wijziging van de wet houdende organisatie van de agglomeraties en federaties van gemeenten en houdende bepalingen betreffende het Brusselse Gewest, artikel 27, § 1;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 juli 2014Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 20/07/2014 pub. 10/09/2014 numac 2014031678 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de kabinetten van de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en van de Gewestelijke Staatssecretarissen sluiten tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de kabinetten van de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en van de gewestelijke staatssecretarissen;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 07 december 2021;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 november 2021;

Gelet op de gelijkekansentest die op 7 maart 2022 in toepassing van artikel 2, § 1, 1° van de ordonnantie van 4 oktober 2018 tot invoering van de gelijkekansentest werd opgesteld;

Gelet op advies nr. 70.943/4 van de Raad van State gegeven op 2 maart 2022 in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat het de bedoeling is om de bepalingen die van toepassing zijn op de samenstelling en de werking van de kabinetten te verduidelijken en eenvoudiger leesbaar te maken;

Op voorstel van de minister-president, Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Bevoegdheden van de kabinetten en rechtsregeling Afdeling 1. - Bevoegdheden

Artikel 1.Elk lid van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en elke gewestelijke staatssecretaris beschikt over een kabinet waarvan de bevoegdheden als volgt zijn vastgesteld: - de opvolging van de aangelegenheden die het algemene beleid van de regering of de werkzaamheden van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement kunnen beïnvloeden; - de opzoekingen en studies die het persoonlijke werk van het lid van de regering of van de staatssecretaris vergemakkelijken; - het voorleggen van de dossiers van de administratie; - eventueel het secretariaat van de regering; - het in ontvangst nemen en openen van de voor hem of haar bestemde post; - zijn of haar persoonlijke briefwisseling; - de audiëntieverzoeken; - het persoverzicht. Afdeling 2. - Rechtsregeling

Art. 2.De in dit besluit bedoelde personeelsleden van de kabinetten zijn onderworpen aan een regeling sui generis. De wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten is niet van toepassing, behalve in de uitzonderingsgevallen als bedoeld in dit besluit.

Hun benoeming of detachering is uitsluitend het gevolg van eenzijdige administratieve handelingen van een minister, een staatssecretaris of de regering met individuele strekking. Wanneer ze niet de hoedanigheid van vast benoemd personeelslid hebben, zijn ze onderworpen aan het sociale zekerheidsstatuut van de contractuele personeelsleden van de Staat. De gedetacheerde statutaire personeelsleden blijven dan weer onderworpen aan de sociale zekerheid van hun werkgever van herkomst. HOOFDSTUK 2. - Samenstelling van de kabinetten Afdeling 1. - De kabinetsleden

Art. 3.§ 1. De kabinetsleden kunnen omschreven worden als het kabinetspersoneel dat de leiding of het beheer van het kabinet verzorgt.

Hun aantal bedraagt maximaal 15 voltijdse equivalenten die als volgt verdeeld zijn: - een kabinetschef - een adjunct-kabinetschef; - dertien kabinetsadviseurs of opdrachthouders of kabinetsattachés, onder wie eventueel een kabinetssecretaris en een persoonlijke secretaris. § 2. De minister-president kan voor het algemene beleid en voor opdrachten die verband houden met de uitoefening van het voorzitterschap, beschikken over een tweede kabinet, waarvan de samenstelling dezelfde is als in § 1. De betrekking van kabinetschef mag evenwel vervangen worden door een betrekking van: - adjunct-kabinetschef; - of kabinetsadviseur; - of kabinetsattaché. § 3. De minister-president en het lid van de andere taalgroep van de gewestregering dat samen met de minister-president de in artikel 31, § 1 van de wet van 9 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/08/1980 pub. 11/10/2010 numac 2010000561 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Gewone wet tot hervorming der instellingen sluiten, gewijzigd bij de wet van 16 juni 1989, bepaalde bevoegdheden uitoefent, kunnen daarenboven aan hun kabinet bijkomende leden toevoegen. Voor de minister-president zijn dat twee voltijdse equivalenten en voor het voormelde lid van de andere taalgroep zijn dat er vier.

Voor elk van die kabinetten mag één van de bijkomende leden de titel van adjunct-kabinetschef dragen. Afdeling 2. - De kabinetsmedewerkers

Art. 4.§ 1. De kabinetsmedewerkers kunnen omschreven worden als het kabinetspersoneel dat belast is met de uitvoerende taken en ook het vak- en dienstpersoneel omvat.

Hun aantal bedraagt maximaal 35 voltijdse equivalenten, met inbegrip van de bodes, de chauffeurs, de telefonisten en de werklieden voor de uitvoerende taken. § 2. Dat aantal kan voor de twee kabinetten van de minister-president samen worden opgetrokken tot 47.

Art. 5.De in de afdelingen 1 en 2 bedoelde kabinetspersoneelsleden mogen enkel worden aangeworven voor zover het betrokken kabinet over de nodige kredieten daarvoor beschikt. Afdeling 3. - Het personeel voor het onderhoud van de lokalen van de

kabinetten

Art. 6.§ 1. Het onderhoud van de lokalen kan op basis van een overheidsopdracht van diensten aan een externe dienstverlener worden toevertrouwd. § 2. Wanneer het onderhoud van de lokalen niet is toevertrouwd aan een externe dienstverlener op basis van een overheidsopdracht, kan het ook worden toevertrouwd aan gedetacheerd personeel in de zin van artikel 9, § 1 van dit besluit. § 3. Wanneer het onderhoud van de lokalen niet is toevertrouwd aan een externe dienstverlener op basis van een overheidsopdracht en er geen beroep wordt gedaan op gedetacheerd personeel, kan elk kabinet ook personeel met een arbeidsovereenkomst ten laste van de algemene diensten van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel aanwerven.

Art. 7.§ 1. Het aantal leden van het in artikel 6, § 2 en § 3 bedoelde onderhoudspersoneel wordt voor de minister-president vastgesteld op 7 voltijdse equivalenten en voor de ministers en staatssecretarissen op 5 voltijdse equivalenten. § 2. Daarnaast mogen de kabinetten die gevestigd zijn aan de Regentlaan 21-23, onder de in artikel 6, § 3 van dit besluit bepaalde voorwaarden elk een voltijdse equivalent voor het onthaal op het gelijkvloers van dat gebouw aanwerven. Afdeling 4. - Het voor de werking van de kabinetten noodzakelijke

personeel

Art. 8.§ 1. Elk kabinet kan, naast het in de artikelen 3 tot 7 bedoelde personeel, beschikken over tolken, vertalers, documentalisten of informatici die nodig zijn voor de werking van de regering en voor het overmaken van de stukken in de beide landstalen, alsmede voor de kennisgeving, de behandeling, de administratieve opvolging en het archiveren van de beraadslagingen van de regering.

Hun aantal wordt vastgesteld op 5 voor de minister-president en op 3 voor de ministers en staatssecretarissen. Dit personeel wordt ingehuurd op grond van arbeidsovereenkomsten ten laste van de algemene diensten van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel. § 2. Naargelang van de behoeften kan de regering evenwel een beroep doen op een privéfirma om van de diensten van tolken of informatici gebruik te maken. In dat geval dient de gemotiveerde beslissing inzake de overheidsopdracht de prijs van de uurprestaties ten laste van de algemene diensten van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel te vermelden. Die beslissing wordt getroffen met het akkoord van de minister-president en van de ministers die bevoegd zijn voor de begroting en de ambtenarenzaken. HOOFDSTUK 4. - Toegang en benoeming Afdeling 1. - Toegang

Art. 9.§ 1. De personeelsleden die behoren tot de diensten van de regering zoals bedoeld in artikel 2 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 maart 2015 tot regeling van de naamswijziging van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, tot de Brusselse instellingen van openbaar nut en tot de publiekrechtelijke gewestelijke vennootschappen waarvoor het Gewest werkingstoelagen toekent, kunnen op verzoek van de leden van de regering en van de staatssecretarissen naar hun kabinet worden gedetacheerd. § 2. Rijksambtenaren, ambtenaren van een Gemeenschap of van een Gewest, en personeelsleden van de andere overheidsdiensten, van de instellingen van openbaar nut of van de gesubsidieerde onderwijsinstellingen met om het even welke rang kunnen worden gedetacheerd als kabinetspersoneelslid zoals bedoeld in artikel 3 van dit besluit.

Rijksambtenaren, ambtenaren van een Gemeenschap of van een Gewest, en personeelsleden van de andere overheidsdiensten, van de instellingen van openbaar nut of van de gesubsidieerde onderwijsinstellingen kunnen ook worden gedetacheerd als kabinetsmedewerker, als personeelslid voor het onderhoud van de kabinetslokalen of als voor de kabinetswerking noodzakelijk personeelslid in de zin van de artikelen 4 en 6, § 2 en 8, § 1 van dit besluit. Het niveau van die personeelsleden mag echter niet hoger zijn dan niveau A1. Deze maatregel is binnen dezelfde perken van toepassing op de houders van gelijkwaardige graden die tot de andere overheidsdiensten, de instellingen van openbaar nut of de gesubsidieerde onderwijsinstellingen behoren. § 3. De personeelsleden van de overheidsdiensten, van de instellingen van openbaar nut of van de gesubsidieerde onderwijsinstellingen die in een kabinet worden opgenomen, mogen hun functie niet verder blijven uitoefenen, noch er de bevoegdheden van waarnemen.

De personeelsleden van de diensten die onder de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vallen, komen in aanmerking voor bevordering in hun administratie en nemen hun functie weer op bij het einde van hun opdracht. § 4. Wanneer er geen sprake is van een detachering overeenkomstig § 1 en § 2 van dit artikel, steunt de arbeidsverhouding op een eenzijdige aanstelling sui generis die niet onderworpen is aan de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten, behalve in de uitzonderingsgevallen als bedoeld in dit besluit. Afdeling 2. - Benoeming

Art. 10.Het in artikel 9 bedoelde kabinetspersoneel wordt benoemd door het betrokken lid van de regering of door de betrokken staatssecretaris.

De ministeriële besluiten tot benoeming van de kabinetsleden en -medewerkers van de gewestelijke staatssecretarissen worden ter ondertekening voorgelegd aan de betrokken staatssecretaris en aan de minister of de ministers aan wie hij of zij is toegevoegd. HOOFDSTUK 5. - Bezoldigingen, premies, toelagen, vergoedingen en allerlei voordelen Afdeling 1. - De bezoldiging

Art. 11.Aan de in artikel 3 bedoelde kabinetsleden die geen deel uitmaken van het personeel van de overheidsdiensten van de federale staat, van de Gemeenschappen en van de Gewesten of van de diensten van de Brusselse instellingen, wordt een kabinetstoelage toegekend die geldt als wedde en die vastgesteld wordt in de hiernavolgende schalen, welke van toepassing zijn op het personeel van de gewestelijke overheidsdiensten en weergegeven zijn in bijlage II bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2018 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de gewestelijke overheidsdiensten van Brussel: - kabinetschef: schaal A500; - adjunct-kabinetschef: schaal A310; - kabinetsadviseur of opdrachthouder: schaal A300; - kabinetsattaché: schaal A101 of A102.

De bezoldiging van de personeelsleden die behoren tot de diensten van de regering zoals bedoeld in artikel 2 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 maart 2015 tot regeling van de naamswijziging van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, tot de Brusselse instellingen van openbaar nut en tot de publiekrechtelijke gewestelijke vennootschappen waarvoor het Gewest werkingstoelagen toekent, blijft ten laste van de begroting van de administratieve overheid die de detachering toestaat.

Art. 12.De in artikel 4 bedoelde kabinetsmedewerkers die geen deel uitmaken van het personeel van de federale staat, van de Gemeenschappen en van de Gewesten, van de diensten van de Brusselse instellingen en die belast zijn met de uitvoerende taken, alsmede het vak- en dienstpersoneel genieten een kabinetstoelage die geldt als wedde en die vastgesteld is binnen de perken van de minimum- en de maximumwedde in de met de uitgeoefende functie overeenstemmende schaal die van toepassing is op het personeel van de Brusselse gewestelijke overheidsdiensten.

Art. 13.Aan het onderhoudspersoneel bedoeld in art. 6, § 3 wordt een als wedde geldende kabinetstoelage in schaal D103 toegekend, met daarbovenop een verhoging afhankelijk van de jaren anciënniteit berekend op basis van de regels die bepaald zijn voor het personeel van de Brusselse gewestelijke overheidsdiensten.

Art. 14.Aan de in artikel 8, § 1 bedoelde personen die aangeworven zijn als vertaler of documentalist of informaticus, wordt een wedde toegekend in schaal A101 tegen 100% verhoogd met de werkelijke jaren anciënniteit van de betrokkenen in de functie waarvoor ze in dienst zijn genomen.

Aan de in artikel 8, § 1 bedoelde personen die aangeworven zijn als tolk, wordt een wedde toegekend in schaal A210 tegen 100% verhoogd met de werkelijke jaren anciënniteit van de betrokkenen in de functie van tolk. Afdeling 2. - Allerlei toelagen

Art. 15.Het kabinetspersoneel heeft desgevallend recht op kinderbijslag, een geboortetoelage, een haard- of standplaatstoelage, vakantiegeld, een eindejaarstoelage, een tweetaligheidspremie en op elke andere toelage tegen het bedrag en onder de voorwaarden die voor het personeel van de gewestelijke overheidsdiensten gelden. Afdeling 3. - Verplaatsingsvergoedingen

Art. 16.§ 1. Met het oog op de toekenning van de verplaatsingsvergoedingen wordt de gelijkstelling van het kabinetspersoneel met de graden van de administratieve hiërarchie vastgesteld als volgt: - de kabinetschef met de ambtenaren van de rangen A4 tot A7; - de adjunct-kabinetschef, de kabinetsadviseurs en opdrachthouders met de ambtenaren van rang A3; - de kabinetssecretaris, de persoonlijke secretaris en de kabinetsattachés met de ambtenaren van rang A1; - het personeel belast met de uitvoerende taken en het vak- en dienstpersoneel met het personeel van de administraties die overeenstemmende functies uitoefenen.

Deze gelijkstelling mag niet tot gevolg hebben dat de kabinetsleden en -medewerkers die tot het personeel van de administraties behoren, ondergebracht worden in een lagere categorie dan die welke met hun graad overeenstemt. § 2. De personeelsleden van de administraties van de federale staat, van een Gemeenschap of van een Gewest die deel uitmaken van een kabinet en die hun woonplaats buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben, kunnen op kosten van het Gewest een openbaar vervoersabonnement krijgen voor het traject van hun woonplaats naar de plaats waar het kabinet gevestigd is.

De klasse van het abonnement wordt eventueel bepaald door de graad die het personeelslid in zijn administratie van herkomst bezit, overeenkomstig het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten. § 3. De kabinetschef mag zijn persoonlijk voertuig gebruiken voor zijn dienstverplaatsingen.

De andere kabinetspersoneelsleden kunnen ertoe gemachtigd worden hun persoonlijk voertuig te gebruiken.

Zij moeten geen ritboekje bijhouden.

Met uitzondering van de kabinetschef mag het totaal van het toegelaten gebruik van een persoonlijk voertuig niet meer bedragen dan 30.000 km per jaar en per kabinet en 6.000 km per jaar en per begunstigde.

Art. 17.Een soortgelijke regeling als die bepaald in artikel 16, § 2 kan worden toegepast op de kabinetsleden en -medewerkers die geen deel uitmaken van het personeel van de administraties van de federale staat, van een Gemeenschap of van een Gewest, maar wel behoren tot een rijksdienst, een andere overheidsdienst, een instelling van openbaar nut of een gesubsidieerde onderwijsinstelling. Afdeling 4. - De kabinetspremie

Art. 18.Aan de in de artikelen 3 en 4 van dit besluit bedoelde kabinetsleden en -medewerkers kan een kabinetspremie worden toegekend die de onderstaande jaarbedragen niet mag overschrijden: - kabinetschef: 8.557 EUR; - adjunct-kabinetschef: 6.465 EUR; - kabinetsadviseur: 5.785 EUR; - kabinetsattaché: 3.403 EUR; - personeel belast met de uitvoerende taken en vak- en dienstpersoneel: 2.382 EUR. Afdeling 5. - De deskundigheidspremie

Art. 19.Onverminderd de in artikel 18 bedoelde kabinetspremie kan aan de in de artikelen 3 en 4 van dit besluit bedoelde kabinetspersoneelsleden en -medewerkers, met uitzondering van de chauffeurs, een deskundigheidspremie worden toegekend die niet hoger mag liggen dan de voor het personeel van de gewestelijke overheidsdiensten gehanteerde schaal A700, verhoogd met de kabinetspremie die overeenstemt met de functie van kabinetschef, zoals bedoeld in artikel 18 van dit besluit.

De toewijzing van deze deskundigheidspremie wordt vastgesteld binnen de perken van de begrotingsmiddelen die daarvoor zijn toegekend.

Voor de toepassing van de bepalingen van dit besluit wordt de deskundigheidspremie gelijkgesteld met de regeling die van toepassing is op de in artikel 18 bedoelde kabinetspremie. Afdeling 6. - Bijzonder geval en verantwoordelijkheid voor de

terugbetaling van de bezoldiging

Art. 20.De geldelijke toestand van de kabinetspersoneelsleden die geen deel uitmaken van het personeel van de overheidsdiensten van de federale staat, van de Gemeenschappen en van de Gewesten en van de diensten van de Brusselse instellingen, maar die wel behoren tot een rijksdienst, een andere overheidsdienst, een instelling van openbaar nut of een gesubsidieerde onderwijsinstelling, wordt geregeld als volgt: 1° wanneer de werkgever ermee instemt de wedde verder te blijven uitbetalen, ontvangt de betrokkene de kabinetspremie en desgevallend de deskundigheidspremie die bepaald zijn in de artikelen 18 en 19 van dit besluit.Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betaalt de wedde van het kabinetslid of de kabinetsmedewerker, desgevallend vermeerderd met de werkgeversbijdragen, eventueel terug aan de dienst van herkomst; de ten laste te nemen wedde mag evenwel niet hoger zijn dan het maximumbedrag van de weddeschaal die door de artikelen 11 en 12 voor de overeenstemmende graad is bepaald; 2° wanneer de werkgever de uitbetaling van de wedde schorst, ontvangt de betrokkene de als wedde geldende kabinetstoelage zoals bedoeld in de artikelen 11 en 12 van dit besluit. Deze toelage mag evenwel niet hoger zijn dan het bedrag van de wedde verhoogd met de toelage die de betrokkene zou ontvangen indien de in 1° van dit artikel vervatte bepalingen op hem van toepassing zouden zijn.

Art. 21.De terugbetaling van de bezoldiging van de personeelsleden van de overheidsdiensten van de federale staat, van de Gemeenschappen en van de Gewesten die gedetacheerd zijn bij het kabinet van een lid van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering of van een gewestelijke staatssecretaris, geschiedt overeenkomstig de modaliteiten vastgelegd door de betrokken federale, gewest- of gemeenschapsregering. Afdeling 7. - De kabinetschauffeurs

Art. 22.Aan de autobestuurders van de kabinetten worden toegekend: 1° een forfaitaire maandelijkse toelage van 272 EUR; 2° een forfaitaire vergoeding met een maximumbedrag van 2.478 EUR per jaar.

De forfaitaire maandelijkse toelage wordt gebracht op 476 EUR voor de persoonlijke chauffeur van het lid van de regering of van de staatssecretaris. Het bijkomende bedrag van 204 EUR dekt de buitengewone bijkomende prestaties waartoe de verplaatsingen van het lid van de regering of van de staatssecretaris aanleiding geven. Die kan naargelang van de geleverde prestaties de toekenning van dat bijkomende bedrag wijzigen en het verdelen tussen de chauffeurs van het kabinet.

In principe kan hen geen enkele andere toelage of vergoeding dan die welke bepaald zijn in de afdelingen 1 en 2 van dit hoofdstuk, worden toegekend.

Art. 23.De minister of de staatssecretaris kan aan de chauffeurs, aan het personeel belast met het onthaal, aan de schoonmaaksters en aan het keukenpersoneel evenwel een forfaitaire vergoeding toekennen voor aangepaste kledij of uitrusting. Afdeling 8. - Financiële modaliteiten met betrekking tot de

uitbetaling van de vergoedingen en toelagen

Art. 24.De vergoedingen, premies en toelagen die bepaald zijn in de artikelen 11, 12, 15, 18, 19 en 21 worden maandelijks na verloop van de termijn uitbetaald. De vergoeding of de toelage van de maand is gelijk aan 1/12de van het jaarbedrag. Wanneer de vergoeding of de toelage van de maand niet volledig verschuldigd is, wordt zij in dertigsten uitbetaald overeenkomstig de regel bepaald in het geldelijk statuut van het personeel van de Brusselse gewestelijke overheidsdiensten. § 2. De vergoedingen en toelagen bepaald in de artikelen 11, 12, 15, 18, 19 en 21 zijn gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de nadere regels vastgesteld bij de wet van 2 augustus 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/1971 pub. 20/02/2009 numac 2009000070 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel van koppeling aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. Daartoe zijn zij gekoppeld aan het indexcijfer 138,01. Afdeling 9. - Telefoon en internet

Art. 25.Op voorlegging van een schuldvordering goedgekeurd door het betrokken lid van de regering of de betrokken staatssecretaris kunnen de abonnementskosten voor vaste telefoonverbinding en internetaansluiting ten laste genomen worden door het kabinet of aan het personeel van de ministeriële kabinetten worden terugbetaald. Ook de abonnementskosten voor de aansluiting op het mobiele telefoonnet en de desbetreffende gesprekskosten kunnen op forfaitaire basis door het kabinet ten laste worden genomen. Afdeling 10. - Hospitalisatieverzekering

Art. 26.De ministeriële kabinetten mogen op basis van een overheidsopdracht een hospitalisatieverzekering afsluiten ten gunste van de verschillende personeelscategorieën die er werken, met uitzondering van degenen die als gedetacheerden recht hebben op een hospitalisatieverzekering aangegaan door hun administratie van herkomst of door de sociale dienst waar zij onder vallen. HOOFDSTUK 6. - Het einde van de arbeidsverhouding

Art. 27.§ 1. Het lid van de Regering of de staatssecretaris, die daarvoor het akkoord nodig heeft van de minister aan wie hij of zij is toegevoegd, kan volgens de hierna bepaalde voorwaarden een forfaitaire vertrektoelage toekennen aan de personen die een functie in een kabinet hebben vervuld en die geen beroepsinkomen, vervangingsinkomen of rustpensioen hebben.

Een overlevingspensioen of sociale steun toegekend door een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt niet beschouwd als een vervangingsinkomen. § 2. Deze forfaitaire toelage omvat: - een maand kabinetstoelage geldend als wedde voor een ononderbroken activiteitsperiode van drie tot zes maanden; - twee maanden kabinetstoelage geldend als wedde voor een ononderbroken activiteitsperiode van zes maanden tot één jaar; - drie maanden kabinetstoelage geldend als wedde voor een ononderbroken activiteitsperiode van één jaar tot achttien maanden; - vier maanden kabinetstoelage geldend als wedde voor een ononderbroken activiteitsperiode van achttien maanden tot twee jaar; - vijf maanden kabinetstoelage geldend als wedde voor een ononderbroken activiteitsperiode van meer dan twee jaar. § 3. De vertrektoelage wordt in schijven van een maand uitbetaald. De begunstigde moet iedere maand een verklaring onder ede indienen, die vaststelt dat hij gedurende de betrokken periode hetzij geen enkele beroepsactiviteit uitgeoefend heeft, hetzij de voorwaarden bepaald in § 4 vervult. § 4. In afwijking van § 1 kan het lid van de regering of de staatssecretaris, die daarvoor het akkoord nodig heeft van de minister aan wie hij of zij is toegevoegd, een forfaitaire vertrektoelage toekennen aan de personen die in zijn of haar kabinet een functie hebben vervuld en die hetzij uitsluitend een of meerdere deeltijds uitgeoefende functies bekleden bij een overheidsdienst of een gesubsidieerde onderwijsinstelling, hetzij van de Schatkist een of meerdere pensioenen voor een of meerdere onvolledige loopbanen ontvangen, hetzij een werkloosheidsuitkering ontvangen. In die gevallen wordt de vertrektoelage overeenkomstig § 2 vastgesteld en, naargelang het geval, verminderd met het totaalbedrag dat aan een betrokkene voor de overeenstemmende periode verschuldigd is, hetzij ter vergoeding van onvolledige functies, hetzij als pensioen of werkloosheidsuitkering. De berekeningen worden uitgevoerd op basis van brutobedragen. § 5. De toelagen, premies en vergoedingen bepaald in de artikelen 18, 19 en 22 worden niet in aanmerking genomen voor de vaststelling van de vertrektoelage. Er is geen vertrektoelage verschuldigd aan personen die vrijwillig hun functie stopzetten. HOOFDSTUK 7. - Gebouwen en materiaal van de kabinetten

Art. 28.Wanneer de door de leden van de regering en de staatssecretarissen gebruikte gebouwen geen eigendom zijn van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, stellen de algemene diensten van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel, ten laste van hun begroting, de voor de werking noodzakelijke gebouwen ter beschikking van de regering.

Deze beslissing wordt door de regering getroffen op voorstel van de ministers die bevoegd zijn voor ambtenarenzaken en openbare werken.

Art. 29.Het "Informaticacentrum voor het Brussels Gewest" stelt het informatica-, telecommunicatie- en fotokopieermateriaal ter beschikking van de regering. Het staat in voor het onderhoud ervan. HOOFDSTUK 8. - Onderrichtingen en dienstorders

Art. 30.§ 1. De kabinetschef deelt de onderrichtingen en de dienstorders van het lid van de regering of van de staatssecretaris langs hiërarchische weg mee. In dringende gevallen kan hij van deze regel afwijken mits de leidende ambtenaar van de desbetreffende administratie, overheidsdienst of instelling van openbaar nut daarvan onverwijld op de hoogte wordt gebracht. § 2. De andere kabinetsleden en -medewerkers mogen slechts handelen met de desbetreffende administratie, overheidsdienst of instelling van openbaar nut langs de kabinetschef om of met zijn toestemming. HOOFDSTUK 9. - Diverse bepalingen

Art. 31.Een kabinetschef kan er bij besluit van de regering toe gemachtigd worden de eretitel van zijn functie te dragen, op voorwaarde dat hij deze gedurende ten minste twee jaar heeft uitgeoefend.

Art. 32.Aan het einde van de legislatuur of in geval van ontslag wordt aan elk uittredend regeringslid dat en aan elke uittredende staatssecretaris die niet langer een minister- of staatssecretarisschap uitoefent, voor een periode van twee jaar een medewerker wiens rang niet hoger is dan die van adviseur ter beschikking gesteld, voor zover het regeringslid of de staatssecretaris dat uitvoerend mandaat gedurende de volledige gewestelijke legislatuur heeft uitgeoefend.

Is dat niet het geval, dan wordt de maximumduur van de terbeschikkingstelling verkort in verhouding tot de duur van het uitgeoefende uitvoerend mandaat.

Wanneer een regeringslid of staatssecretaris na het beëindigen van zijn of haar ambt lid van een wetgevende assemblee wordt, wordt geen personeel ter beschikking gesteld. HOOFDSTUK 1 0. - Slotbepalingen en inwerkingtreding

Art. 33.Er mag niet worden afgeweken van de bepalingen van dit besluit tenzij met het akkoord van de regering. Indien een afwijking een verhoging van de voor het kabinet van een minister of van een staatssecretaris bestemde kredieten vergt, is tevens de voorafgaande akkoordbevinding van de minister die bevoegd is voor de begroting vereist.

Art. 34.Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 juli 2014Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 20/07/2014 pub. 10/09/2014 numac 2014031678 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de kabinetten van de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en van de Gewestelijke Staatssecretarissen sluiten tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de kabinetten van de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en van de gewestelijke staatssecretarissen wordt opgeheven.

Art. 35.Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn publicatie in het Belgisch Staatsblad met uitzondering van artikel 3, § 3 dat in de volgende gewestelijke legislatuur in werking zal treden.

Brussel, 31 maart 2022.

Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering: De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor territoriale ontwikkeling en stadsvernieuwing, toerisme, de promotie van het imago van Brussel en biculturele zaken van gewestelijk belang, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor mobiliteit, openbare werken en verkeersveiligheid, E. VAN DEN BRANDT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor klimaattransitie, leefmilieu, energie en participatieve democratie, A. MARON De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor financiën, begroting, het openbaar ambt, de promotie van meertaligheid en van het imago van Brussel, S. GATZ De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor werk en beroepsopleiding, digitalisering en plaatselijke besturen, B. CLERFAYT

^