gepubliceerd op 10 mei 2021
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot organisatie van de Gewestelijke Grondallianties, hun erkenning en hun financiering
1 APRIL 2021. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot organisatie van de Gewestelijke Grondallianties, hun erkenning en hun financiering
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op artikels 6, § 1, IV en 20 van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980;
Gelet op artikels 4 en 8 van de bijzondere wet met betrekking tot de Brusselse instellingen van 12 januari 1989;
Gelet op de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode, in het bijzonder diens artikel 2, § 1, 27° en § 2, 4° en laatste lid; Gelet op het advies van de adviesraad voor huisvesting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 18 september 2020;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 27 mei 2020;
Gelet op het akkoord van de minister van Begroting, gegeven op 13 juli 2020;
Gelet op advies nr. 68541 van de Raad van State, gegeven op 23 februari 2021, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973;
Gelet op de gelijkekansentest, uitgevoerd op 12 juni 2020in toepassing van artikel 2 van de ordonnantie van 4 oktober 2018 tot invoering van de gelijke kansentest;
Overwegende de beslissing van de Europese Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, § 2, van het Verdrag over de werking van de Europese Unie betreffende staatssteun in de vorm van compensatie voor openbare diensten die aan sommige ondernemingen toegekend worden bevoegd voor het beheer van diensten van algemeen economisch belang (2012/21/EU);
Overwegende het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 februari 2016 tot vaststelling van de toekenningsvoorwaarden en de procedureregels van toepassing op de BGHM, de OVM's, de gemeenten en de OCMW's in verband met de financiering van projecten tot aankoop, onteigening, herstel, afbraak en heropbouw van woningen in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.
Op voorstel van de Staatssecretaris die bevoegd is voor huisvesting, Na overleg, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Gewestelijke Grondalliantie (Community Land Trust) : een organisatie zoals bedoeld in artikel 2, § 1, 27° van de Brusselse Huisvestingscode, hierna "CLT" genoemd.2° Koper : elk gezin dat een woning koopt bij een CLT 3° Code : de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode.4° Regering : de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.5° Minister : de minister of staatssecretaris bevoegd voor Huisvesting.6° Bestuur : het Bestuur dat bevoegd is voor huisvesting binnen de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel.7° Woning : het individuele huis of het appartement dat ingericht is om bewoond te worden door een gezin, met inbegrip van het eventuele genot van de tuin en de aanhorigheden indien die aanpalend zijn;8° Sociale koopwoning : een woning waarop een gezin met een laag inkomen een zakelijk recht heeft verworven van een CLT.9° Verwervingskosten : alle uitgaven die vereist zijn voor het kopen van een gebouw, met uitzondering van de aankoopprijs.10° Herstelkosten : alle kosten die voortvloeien uit de noodzakelijke werkzaamheden voor het verwezenlijken van een project voor de productie van woningen, met inbegrip van de afbraak en de heropbouw van een gebouw.11° Erelonen : de kosten voor de tussenkomst van de projectontwerpers, het bouwheerschap, de technische studies, de coördinatie inzake veiligheid en gezondheid, de EPB-verantwoordelijke, de EPB-certificering.12° Gezin : de persoon die alleen woont of meerdere personen die al dan niet familiebanden hebben, onder hetzelfde dak wonen en hoofdzakelijk samen hun huishoudelijke kwesties regelen.13° Gezin met een laag inkomen : het gezin waarvan de inkomsten lager liggen dan of gelijk zijn aan de inkomsten zoals vastgesteld door artikel 31 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen.14° Openbare vastgoedbeheerder : in artikel 2, 4° van de Code aangewezen persoon.15° Persoon met een handicap : -hetzij het kind dat rechtgevend is op kinderbijslag voor kinderen met een beperking, - hetzij de persoon die door de FOD Sociale Zekerheid erkend wordt als lijdend aan ontoereikende of verminderde lichamelijke of mentale vermogens voor 66%, - hetzij de persoon van wie het verdienvermogen is verminderd tot een derde of minder van wat een valide persoon kan verdienen door een beroep uit te oefenen op de algemene arbeidsmarkt in toepassing van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap, - hetzij de persoon van wie het gebrek aan zelfredzaamheid op 9 punten wordt vastgesteld in toepassing van dezelfde wet.16° Inkomsten : de netto-inkomsten uit onroerende of roerende goederen en het netto belastbaar bedrag van de inkomsten uit beroepsbezigheden voor elke aftrek, verhoogd of verminderd met de uitkeringen voor onderhoud die ontvangen of betaald zijn en de aftrekken verricht voor kinderopvang zoals bepaald in het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992.De betrokken inkomsten worden vastgesteld op basis van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen van het land waar ze worden belast. Studiebeurzen toegekend aan gezinsleden die niet de hoedanigheid bezitten van kinderen ten laste, worden eveneens als inkomsten beschouwd.
Het leefloon en de toelagen voor personen met een handicap worden eveneens als inkomsten aanzien. 17° Gezinsinkomens : de samengestelde inkomsten van alle gezinsleden, met uitzondering van die van de personen ten laste.18° Doorverkoop : operatie waarvoor het gekochte zakelijke recht op een sociale koopwoning, door een gezin met laag inkomen tegen vergoeding wordt overgedragen aan een ander gezin met laag inkomen.19° Algemene vergadering : in het geval van een vereniging zonder winstoogmerk, het orgaan bedoeld in artikel 5 :81 en volgende van de wet van 23 maart 2019 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen;in het geval van een stichting of een organisatie zoals bedoeld in artikel 2 van dit besluit, het collegiaal orgaan dat ingevoerd is door de statuten, het huishoudelijk reglement of de akkoorden die afgesloten zijn met het oog op de erkenning zoals bedoeld in artikel 2 van onderhavig besluit. 20° Huurovereenkomst voor hoofdverblijfplaats : huurovereenkomst die geregeld wordt door artikels 234 en volgende van de Code.21° Bruto-Oppervlakte tussen de Muren (BOM) : Totaal aantal vierkante meter die als bewoonbaar beschouwd worden, namelijk de oppervlakte van de woonvertrekken, met inbegrip van de scheidingswanden, gevelmuren en de helft van de mandelige muren, en met uitzondering van kelders, zolders en gemeenschappelijke delen.22° Kostprijs : de boekhoudkundige kostprijs die het geheel van de uitgaven, gedragen door een CLT voor het verwerven, het bouwen, het renoveren en het aanpassen van de woning, vertegenwoordigt.Deze kostprijs van de woning kan elk jaar op 1 januari aangepast worden in functie van het indexcijfer van de consumptieprijzen. 23° Project : het door een CLT in het kader van zijn activiteiten voorgenomen vastgoedontwikkelingsproject van een of meer sociale koopwoningen.24° Uitrusting van collectief belang : de voor de vervulling van een opdracht van collectief belang bestemde constructie of installatie, in beheer van een CLT en ten voordele van de woongemeenschap van een gebouw of van de buurt. HOOFDSTUK 2. - De erkenning en diens verlenging
Art. 2.Rechtspersonen of toegelaten organisaties Enkel de verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen waarop de bepalingen van de wet van 23 maart 2019 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen van toepassing zijn, of een organisatie die door twee of meerdere van dergelijke rechtspersonen gevormd is, zo samengesteld om samen de opdracht uit te voeren die beschreven is in artikel 2, § 1, 27° van de Code, kunnen door de minister als CLT erkend worden.
Art. 3.Door de kandidaat te vervullen voorwaarden voor de erkenning De CLT, en desgevallend elk van diens onderdelen, beantwoordt aan de volgende minimale voorwaarden om erkend te zijn : 1° Het verwezenlijken van de opdrachten beschreven in artikel 2, § 1, 27° van de Code als belangrijkste statutair voorwerp hebben;2° Toestaan, via zijn statuten en de nadere regels die deze bepalen dat alle bewoners van de sociale koopwoningen die hij beheert kunnen deelnemen aan de algemene vergaderingen die hij organiseert;3° Beschikken over een reglement dat het volgende preciseert : - de algemene voorwaarden voor de verwerving van een zakelijk recht op de sociale koopwoningen die hij beheert; - zijn prijzenbeleid voor de verkoop en doorverkoop van een zakelijk recht op de sociale koopwoningen die hij beheert.
Dit reglement wordt vergezeld van een verantwoordingsnota, die aantoont dat alle betrokken woningen op duurzame wijze toegankelijk moeten zijn voor alle gezinnen met laag inkomen. 4° Beschikken over ontwerpovereenkomsten of andere juridische instrumenten die hij wil gebruiken om zijn opdracht uit te voeren;5° Beschikken over de menselijke en technische middelen die nodig zijn voor het vervullen van zijn opdracht, en met name : - interne of externe expertise inzake vastgoedrecht, fiscaliteit, financiering en vastgoedbeheer; - een mogelijkheid tot maatschappelijke begeleiding van de kandidaat-kopers en later houders van zakelijke rechten op de sociale koopwoningen, en tot collectieve animatie; - technische vaardigheden inzake bouwen, renovatie en stedenbouw.
Deze voorwaarde veronderstelt ten minste een gecumuleerde beschikbaarheid gelijk aan een voltijdse betrekking van een gediplomeerd beheerder, een maatschappelijk werker en een professional uit de bouw. 6° Beschikken over statuten die, in geval van ontbinding of vereffening, voorzien in de overdracht van zijn netto-activa naar een andere erkende CLT of een openbare vastgoedbeheerder die aangesteld is door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, waarbij deze laatste belast is met het beheren van de terreinen en de sociale koopwoningen die het krijgt in overeenstemming met de voorwaarden uit onderhavig besluit.Deze statuten voorzien ook in het verbod, op ieder moment, om de terreinen waarvan hij eigenaar is te hypothekeren of te verkopen, behoudens afwijking toegestaan door de Regering; 7° Zijn exploitatiezetel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben;8° Aantonen dat zijn bestuurders beschikken over al hun burgerrechten en politieke rechten;9° De bestuurders bestaan voor ten minste 1/3 uit vertegenwoordigers van houders van zakelijke rechten of kandidaat-houders van zakelijke rechten op de sociale koopwoningen die hij beheert, of van bewoners van deze woningen, en voor ten minste 1/3 uit leden die zijn voorgesteld door de Regering.Geen enkele van deze categorieën mag de meerderheid van stemmen in handen hebben.
De door de Regering voorgestelde bestuurders moeten over een vetorecht beschikken met betrekking tot de verkoop van goederen, terreinen en gebouwen van de CLT. 10° Zijn verplichtingen betreffende de betaling van de bijdragen voor de sociale zekerheid nakomen.Het Bestuur controleert de situatie met betrekking tot de sociale schuld door middel van de applicatie Telemarc of andere, vergelijkbare elektronische en kosteloze applicaties in andere lidstaten.
Wanneer Telemarc of de vergelijkbare elektronische en kosteloze applicatie in andere lidstaten het niet mogelijk maakt om te weten of de aanvrager van de erkenning zijn bijdragen voor de sociale zekerheid betaald heeft, vraagt het Bestuur aan de aanvrager om een recent certificaat voor te leggen dat bewijst dat deze verplichtingen zijn nageleefd. 11° Zijn verplichtingen betreffende de betaling van zijn fiscale schulden nakomen.Het Bestuur controleert de situatie met betrekking tot de fiscale schuld door middel van de applicatie Telemarc of andere, vergelijkbare elektronische en kosteloze applicaties in andere lidstaten.
Wanneer Telemarc of de vergelijkbare elektronische en kosteloze applicatie in andere lidstaten het niet mogelijk maakt om te weten of de aanvrager van de erkenning zijn fiscale verplichtingen is nagekomen, vraagt het Bestuur aan de aanvrager om een recent certificaat voor te leggen dat bewijst dat deze verplichtingen zijn nageleefd. 12° Bij de eerste erkenningsaanvraag, het bewijs leveren van een toereikend financieel vermogen door, naar keuze, het volgende voor te leggen : * ofwel een bankwaarborg van een bedrag dat gelijk is aan 50% van de waarde van het totaal aan onroerende goederen die de aanvrager beheert, zoals vermeld in de financiële balans van het afgelopen begrotingsjaar, met een minimumbedrag aan bankwaarborg ten belope van 2.000.000,00 euro; * ofwel een geblokkeerde rekening op naam van de CLT en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waarop de aanvrager een bedrag van 2.000.000,00 euro stort. Dit bedrag wordt pas vrijgegeven wanneer duidelijk is dat de aanvragende CLT al zijn verplichtingen ten opzichte het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is nagekomen; * ofwel een borgtocht waarbij een of meerdere derde partijen zich borg stellen in de plaats van de CLT die zijn verplichtingen ten opzichte van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest niet zou vervullen, en dit voor een maximaal bedrag van 2.000.000,00 euro.
Art. 4.Erkenningsprocedure § 1. De erkenningsaanvraag wordt aan de Minister gericht in een aangetekend schrijven en vergezeld van de volgende documenten : 1° de statuten die in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad bekend gemaakt zijn, en desgevallend hun gecoördineerde versie;2° de nominatieve lijst van aangeduide bestuurders, die voor elk van deze bestuurders preciseert of hij al dan niet de houders van zakelijke rechten, kandidaat-houders van zakelijke rechten op de sociale koopwoningen die hij beheert of bewoners van deze woningen vertegenwoordigt, en effectieve leden; 3° het reglement en diens verantwoordingsnota zoals bedoeld in artikel 3.3° ; 4° de ontwerpovereenkomsten of andere juridische instrumenten zoals bedoeld in artikel 3.4° die de aanvrager wilt gebruiken om zijn opdracht uit te voeren; 5° een verklaring op erewoord dat de aanvrager beschikt over de expertise, de capaciteiten en de menselijke vaardigheden zoals vereist in artikel 3.5° ; 6° het bewijs van de bepaling met de technische middelen zoals bedoeld in artikel 3.5° ; 7° wanneer de aanvrager van een erkenning uit verschillende rechtspersonen is samengesteld, een afschrift van het/de samenwerkingsakkoord(en) tussen hen;8° een voorlopige begroting;9° indien van toepassing, het laatste activiteitenverslag en de laatst afgekondigde rekeningen en balans;10° de lijst met het personeel van de vereniging. § 2. De aanvrager van een erkenning kan verzocht worden de documenten die ter ondersteuning van zijn aanvraag bezorgd moeten worden, te verduidelijken en aan te vullen.
De termijnen bedoeld in § § 3 en 5, beginnen pas te lopen vanaf de ontvangst van de verduidelijkingen en de gevraagde aanvullende documenten, die de Minister in staat stellen het aanvraagdossier voor de erkenning als volledig te beschouwen.
Bij ontstentenis van ontvangst van de informatie en de aanvullende documenten door de Minister binnen een termijn van 60 dagen, te tellen vanaf de ontvangst van de aanvraag ervan, wordt de erkenningsaanvraag als vervallen beschouwd. § 3. De erkenning wordt binnen de vier maanden volgend op de ontvangst van de aanvraag door de minister bevoegd voor Huisvesting toegekend of geweigerd.
Bij het uitblijven van een beslissing binnen deze termijn wordt de erkenning geweigerd. § 4. De erkenning wordt toegekend voor een periode van maximum zes jaar. De eerste erkenning kan toegekend worden voor een proefperiode van achttien maanden. De erkenning is hernieuwbaar. § 5. De aanvraag tot hernieuwing van een erkenning wordt uiterlijk zes maanden voor het verlopen ervan aan de Minister gericht, in dezelfde vorm en volgens dezelfde voorwaarden als de oorspronkelijke aanvraag.
De Minister spreekt zich binnen de vier maanden volgend op de ontvangst van de aanvraag uit over deze aanvraag. § 6. Tussen de Regering en de erkende CLT wordt er een beheersovereenkomst met een looptijd van maximaal drie jaar gesloten.
Deze beheersovereenkomst moet in het bijzonder de becijferde doelstellingen voor de bedoelde periode en het voorgenomen gebruik van de toegekende en geplande subsidies omvatten.
Art. 5.Rechten en plichten van de erkende CLT's § 1. De CLT's hebben als opdracht het produceren van woningen die toegankelijk zijn voor gezinnen die zich in een sociaal kwetsbare situatie bevinden. Hiertoe zullen de CLT's de geproduceerde woningen prioritair voorbehouden voor de gezinnen met een laag inkomen.
In het kader van hun producties zullen de CLT's er in de mate van het mogelijke op toezien om voor elk van de categorieën van gezinnen met een laag inkomen zoals bedoeld in artikel 20 § 3, 1°, een gelijk aantal woningen voor te stellen.
De CLT's zullen erover waken de duurzame ontwikkeling en de bouw van duurzame woningen te bevorderen. § 2. De CLT's worden beschouwd als erkende sociale huisvestingsmaatschappijen zoals bedoeld in het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven. Ze handelen in het kader van het sociale huisvestingsbeleid dat uitgewerkt is door het Gewest voor zover ze de voorwaarden inzake inkomsten, huurprijs en maximale verkoopprijs respecteren die in onderhavig besluit zijn vastgesteld. § 3. Naast de naleving van de voorwaarden die aan zijn erkenning voorafgaan en elke andere verplichting die hem toekomt op grond van onderhavig besluit, heeft de erkende CLT, de volgende verplichtingen : - houdt een analytische boekhouding bij voor al zijn activiteiten; - het bezorgen van een analytische boekhouding per project; - het voorleggen van de jaarrekeningen ter goedkeuring van een lid van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren; - het overmaken van het laatste financieel jaarverslag en een activiteitenverslag waarvan de minister de modellen kan vaststellen.
De Minister kan een lijst met aanvullende documenten vaststellen die door de erkende CLT bezorgd moeten worden. HOOFDSTUK 3. - Schorsing en intrekking van de erkenning
Art. 6.Oorzaken, formaliteiten en gevolgen van een schorsing of intrekking § 1. De minister kan de erkenning van een CLT in de volgende gevallen intrekken of schorsen : 1° Wanneer de erkende CLT de bepalingen van de Code of van onderhavig besluit niet meer naleeft;2° Wanneer de activiteiten van de CLT niet meer overeenstemmen met het maatschappelijke doel dat door de wetgever is bepaald;3° Wanneer de erkende CLT ernstige nalatigheden begaat bij de uitoefening van zijn activiteit die de verwezenlijking van zijn wettelijke opdracht in gevaar brengen; De Minister kan ook aan de Regering voorstellen, al dan niet gelijktijdig met de beslissing tot schorsing of intrekking van een erkenning, om een bijzonder commissaris te benoemen.
De maatregel die op initiatief van de minister wordt goedgekeurd, is in verhouding met de vastgestelde tekortkoming. § 2. Voorafgaand aan de goedkeuring van de maatregelen bepaald in de voorgaande paragraaf informeert de Minister de betreffende CLT via een aangetekend schrijven over de grieven die hem verweten worden en de maatregel(en) die voorzien zijn.
Binnen de vijftien dagen die volgen op de kennisgeving van dit schrijven kan de CLT zijn argumenten schriftelijk aanvoeren. Bij deze gelegenheid kan de CLT vragen om door de Minister, diens vertegenwoordiger of de ambtenaar die hiervoor gedelegeerd is, gehoord te worden.
De beslissing van de minister wordt via een aangetekend schrijven bekend gemaakt aan de betreffende CLT. § 3. De Regering bepaalt de opdracht, de bevoegdheden en de macht van de bijzondere commissaris bij diens benoeming.
De bijzondere commissaris kan elk voorstel dat hij gepast acht ter beraadslaging voorleggen aan alle organen van de CLT. De bezoldiging van de bijzondere commissaris wordt vastgesteld door de Regering en gedragen door de CLT. § 4. De schorsing wordt gehandhaafd totdat de betreffende CLT aantoont dat de redenen voor deze schorsing verdwenen zijn en dit door de Minister vastgesteld is.
Wanneer de schorsing van de erkenning langer duurt dan 6 maanden wordt de erkenning als ingetrokken beschouwd. Op beslissing van de Minister kan deze termijn worden verlengd. § 5. De CLT waarvan de erkenning ingetrokken is of beschouwd is als ingetrokken of die zijn erkenning afstaat, is met name verplicht de tegemoetkomingen en onuitgegeven subsidies die hem zijn toegekend door het Gewest, de instellingen van openbaar nut die ervan afhangen of de instellingen die erop zijn gevolgd terug te betalen, alsook de marktwaarde of de geactualiseerde handelswaarde, op de dag van de intrekking of de opzegging, van de onroerende goederen die hij heeft kunnen aankopen of bouwen dankzij deze tegemoetkomingen en overheidssubsidies en waarvoor hij houder is van een zakelijk recht.
Deze laatste verplichting wordt als vervuld beschouwd wanneer de CLT deze onroerende goederen overdraagt aan, volgens de keuze van de Minister, een of meerdere andere erkende CLT's en/of een of meerdere openbare vastgoedbeheerders die deze zullen voortzetten.
De CLT beschikt, vanaf de kennisgeving van de intrekking of vanaf de eerste dag volgend op de datum waarop zijn erkenning sinds zes maanden beschouwd is al ingetrokken, over een termijn om de lopende projecten en de eigendom van de terreinen waarop ze ontwikkeld worden over te dragen aan, volgens de keuze van de Minister, een of meerdere andere erkende CLT's en/of een of meerdere openbare vastgoedbeheerders die deze zullen voortzetten.
Deze termijn wordt vastgesteld op : 1° één jaar indien het aantal woningen dat ter beschikking is gesteld van de CLT lager of gelijk is aan honderd;2° twee jaar indien dit aantal hoger is dan honderd en lager of gelijk is aan vijfhonderd;3° drie jaar indien dit aantal hoger is dan vijfhonderd en lager of gelijk is aan duizend;4° vier jaar indien dit aantal hoger is dan duizend en lager of gelijk is aan tweeduizend;5° vijf jaar indien dit aantal hoger is dan tweeduizend. Tijdens de duur van de vooropzeg blijft de CLT onderworpen aan de wettelijke en regelgevende bepalingen ter omkadering van de sociale koopwoningen.
De kandidaat-kopers die regelmatig ingeschreven zijn in de CLT waarvan de erkenning ingetrokken werd of die hun erkenning niet wensen te verlengen, behouden hun rechten die hen toegang geven tot een sociale koopwoning.
De verwezenlijking van deze transfer wordt gecontroleerd door een vertegenwoordiger van de minister en/of een vertegenwoordiger van het Bestuur, die zich op hun beurt door deskundigen kunnen laten bijstaan.
De CLT kan, binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten, voor deze periode een facultatieve, beperkte subsidie krijgen die met name berekend is in functie van de staat van ontwikkeling van de betreffende projecten, een voorlopige begroting van hun afwerking en de financiële situatie van de CLT. De rekeningen van de CLT moeten in een afzonderlijke rubriek, uitgedrukt in euro, melding maken van de subsidies vanwege de Staat, het Gewest of de instellingen van openbaar nut die ervan afhangen. HOOFDSTUK 4. - Beroepen tegen bepaalde beslissingen tot erkenning die genomen zijn
Art. 7.Elke beslissing tot schorsing, intrekking, weigering of niet-verlenging van een erkenning kan het voorwerp zijn van een gemotiveerd beroep bij de Regering.
Dit beroep wordt ten laatste binnen de drie maanden na de kennisgeving van de betwiste beslissing ingesteld door middel van aangetekende zending tegen ontvangstbewijs aan de Minister.
Dit beroep is opschortend.
De Regering geeft binnen de vier maanden na de ontvangst van het beroep via een aangetekend schrijven kennis van haar beslissing over het beroep. Bij ontstentenis wordt de beslissing die het voorwerp van het beroep uitmaakte bevestigd. HOOFDSTUK 5. - Subsidies Afdeling I. - Investeringssubsidie
Onderafdeling 1. - begrotingsmiddelen en berekening van de investeringssubsidie
Art. 8.Het voorwerp van de subsidie Binnen de grenzen van de beschikbare begrotingsmiddelen kan het Gewest aan de CLT's, in het kader van de projecten die ze leiden, een subsidie toekennen voor de financiering van de verwervingskosten, de kosten voor de bouw en die voor de herstelling van gebouwen, voor zover deze kosten niet ten laste genomen worden door andere overheden op grond van andere wettelijke of regelgevende bepalingen.
De subsidie is bestemd om de kostprijs van een project gedeeltelijk te dekken.
Het niet-gedekte saldo van de totale kostprijs van het project wordt gedragen door elke andere overheidssteun en/of door de eigen middelen van de CLT en/of de kopers van de woningen die in het kader van het project geproduceerd zijn.
Art. 9.De formule voor de berekening van de subsidie § 1. De maximum subsidieerbare kostprijs is vastgelegd op 2.200 euro incl. BTW per m2 BOM die bestemd is voor woningen en tot het eventueel subsidieerbare deel van de gemeenschappelijke uitrusting.
De Regering kan van bovenstaande voorwaarden voor specifieke operaties van aankoop afwijken wanneer de technische, juridische en/of economische haalbaarheid van de operatie dit verantwoordt. § 2. De maximum subsidieerbare kostprijs zal elk jaar geïndexeerd worden volgens de ABEX-index. Het basisindexcijfer is van [datum van het besluit] § 3. De maximum subsidieerbare kostprijs kan kosten omvatten in verband met : 1° de aankoop van het terrein en/of het gebouw (en de bijkomende kosten);2° de werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de bouw of het herstel van het gebouw, aanpassingen en de inrichting van woningen, alsook de erelonen;3° de afbraak van delen van gebouwen, asbestverwijdering, sanering;4° de aanleg van uitrustingen van collectief belang die bestemd zijn voor functies in aanvulling op het wonen en die vallen binnen de grenzen van de productiekost zoals bedoeld in § 1 door de Minister zijn toegestaan;5° de kosten voor het bouwheerschap van de projecten.
Art. 10.Het bepalen van de subsidie § 1. De subsidie wordt vastgesteld op 50 % van de maximum subsidieerbare kostprijs voor de delen van het project die gewijd zijn aan de productie van sociale koopwoningen. Wanneer de totale kostprijs van de operatie voor de delen van het project die gewijd zijn aan de productie van sociale koopwoningen lager ligt dan de maximum subsidieerbare kostprijs, bedraagt de subsidie 50 % van de totale kostprijs van de operatie. § 2. De kostprijs van de uitrustingen van collectief belang kan in de maximum subsidieerbare kostprijs inbegrepen zijn, ten belope van een maximale oppervlakte van 3,5 m2 per geproduceerde woning.
De Regering kan, in de beslissing betreffende de subsidie, deze oppervlakte tot maximum 5 m2 verhogen. De Regering motiveert deze beslissing.
Onderafdeling 2. - Voorwaarden voor de toekenning van de investeringssubsidie
Art. 11.§ 1. Het gesubsidieerde project voorziet dat de geproduceerde of gerenoveerde woningen conform zijn aan de criteria bepaald door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 september 2003 waarbij de elementaire vereisten inzake veiligheid, gezondheid en uitrusting van woningen vastgesteld wordt. § 2. De CLT neemt in zijn hoedanigheid van bouwheer elke bewarende maatregel ten aanzien van het gebouw. § 3. De ondertekening van de authentieke aankoopakte van het gebouw gebeurt binnen twaalf maanden na de betekening van de beslissing van de Minister tot toekenning van een subsidie aan het project. § 4. De aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen en milieuvergunningen moeten, wanneer deze vereist zijn, ingediend worden binnen de vierentwintig maanden na de kennisgeving van de beslissing voor het subsidiëren van het project door de Minister.
De werken moeten degelijk gestart zijn binnen de twaalf maanden na de aflevering van de laatste van de stedenbouwkundige vergunningen of milieuvergunningen die toestemming geven voor het project.
De werken moeten afgerond zijn binnen de vierentwintig maanden na de start van hun uitvoering.
Indien de geplande werken geen vergunning vereisen, moeten ze uitgevoerd zijn binnen de vierentwintig maanden na de kennisgeving van de beslissing tot subsidiëring van het project door de Minister. § 5. De termijnen bepaald in de paragrafen 3 en 4 kunnen door de Minister verlengd worden wanneer de jurische, technische en/of economische haalbaarheid dit vereist.
Onderafdeling 3. - Procedure voor de aanvraag van een investeringssubsidie
Art. 12.Het indienen van de aanvraag § 1. De CLT dient voor elk van zijn projecten bij de Minister een aanvraag tot investeringssubsidie in. § 2. Indien het een project voor de aankoop of herstelling van een gebouw betreft, voegt de CLT bij zijn aanvraag het volgende : - de stedenbouwkundige situatie; - de plannen van de bestaande situatie; - een voldoende getailleerde schets van de geplande situatie; - twee onafhankelijke processen-verbaal van schatting van het onroerend goed die hetzij door een notaris, een landmeter-vastgoedexpert of een vastgoedmakelaar opgesteld zijn; - een gedetailleerde financiële schatting van de globale kostprijs van het project, en desgevallend van de kostprijs van elk van de fasen; - het bedrag en de aard van de fondsen die aangewend worden voor de verwezenlijking van het project; - een haalbaarheidsstudie die met name een beschrijving van de doelstellingen van het programma van het project bevat. § 3. Indien het een project van afbraak/heropbouw betreft, voegt de CLT bij zijn aanvraag het volgende : - de stedenbouwkundige situatie; - de plannen van de bestaande situatie; - een voldoende getailleerde schets en een beschrijving van de geplande situatie; - de asbestinventaris van het gebouw; - indien het project voorziet in de aankoop van een gebouw, twee processen-verbaal van schatting van het onroerend goed die hetzij door een notaris, een landmeter-vastgoedexpert of een vastgoedmakelaar opgesteld zijn; - een verslag dat de technische-economische relevantie voor de afbraak van het gebouw verantwoordt; - een financiële schatting van de globale kostprijs van de operatie, en desgevallend van de kostprijs van elk van de fasen; - het bedrag en de aard van de fondsen die aangewend worden voor de verwezenlijking van het project; - een haalbaarheidsstudie die met name een beschrijving van de doelstellingen van het programma van het project bevat. § 4. Indien het een nieuwbouwproject betreft, voegt de CLT bij zijn aanvraag het volgende : - de stedenbouwkundige situatie; - de plannen van het terrein; - een voldoende getailleerde schets van de geplande situatie; - twee processen-verbaal van schatting van het onroerend goed die hetzij door een notaris, een landmeter-vastgoedexpert of een vastgoedmakelaar opgesteld zijn; - een financiële schatting van de globale kostprijs van de operatie, en desgevallend van de kostprijs van elk van de fasen; - het bedrag en de aard van de fondsen die aangewend worden voor de verwezenlijking van het project; - een haalbaarheidsstudie die met name een beschrijving van de doelstellingen van het programma van het project bevat.
Art. 13.Behandeling van de aanvraag en vereffening van de subsidie § 1. Indien de aanvraag onvolledig is, licht het Bestuur de erkende CLT hierover in binnen de zestig kalenderdagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag. In dit geval wordt de termijn voorzien in § 2 opgeschort tot de ontvangst van de ontbrekende documenten. § 2. De Minister geeft binnen de vier maanden van de ontvangst van de aanvraag kennis van de beslissing van de Regering waarin deze toegekend of geweigerd wordt. Bij ontstentenis van een beslissing van de Regering binnen deze termijn wordt de aanvraag als geweigerd beschouwd. § 3 De toegekende subsidie wordt als volgt vereffend : - Het gedeelte van de subsidie met betrekking tot de aankoop van een onroerend goed en de kosten die hieraan verbonden zijn, wordt in zijn geheel vrijgegeven op basis van een verklaring van schuldvordering die vanaf de ontvangst van de beslissing tot toekenning bezorgd kan worden. - Wanneer het project werken voor de herstelling, afbraak/heropbouw of bouw van een goed voorziet, wordt het gedeelte van de subsidie met betrekking tot deze operaties in drie schijven vereffend.
De eerste schijf, die met 60 % van het toegewezen bedrag overeenstemt, wordt uitbetaald op basis van een verklaring van schuldvordering die vanaf de ontvangst van de beslissing van toekenning voorgelegd mag worden.
De tweede schijf, die met maximaal 30 % van de toegekende som overeenstemt, zal vereffend worden nadat een verklaring van schuldvordering aangeleverd is, alsook een voortgangsstatus, ondersteund met de nodige bewijsstukken, die aangeeft dat er uitvoering is gegeven aan 60% van de waarde van de te realiseren werkzaamheden. Deze verklaring is ondertekend door de architect die het project opvolgt wanneer de tussenkomst van een architect wettelijk verplicht is.
De derde schijf, die overeenstemt met het saldo van het toegekende bedrag, wordt vereffend nadat een verklaring van schuldvordering aangeleverd is die aangeeft dat de gerealiseerde werken zich in staat van, minstens voorlopige oplevering bevinden. Indien de tussenkomst van een architect wettelijk verplicht is, wordt er een gelijkaardig attest bezorgd van de architect die het project opvolgt. Na een bezoek waarin de conformiteit van het project vastgesteld wordt en na het verifiëren van de bewijsstukken stelt het bestuur vast dat het gesubsidieerde project afgewerkt is. Afdeling 2. - Werkingssubsidie
Onderafdeling 1. - Begrotingsmiddelen en berekening van de werkingssubsidie en toekenning van de werkingssubsidie
Art. 14.Werkingssubsidie Onder voorbehoud van de beschikbare begrotingsmiddelen wordt het bedrag van de jaarlijkse voorlopige werkingssubsidie vastgesteld op maximum 225.000 euro.
Ingeval de periode waarvoor subsidie wordt toegekend niet overeenstemt met een kalenderjaar wordt het bedrag dat overeenkomstig lid 1 bepaald is, slechts toegewezen naar rato van het aantal maanden waarvoor de subsidie wordt toegekend.
Art. 15.Aanvullende subsidies.
Onder voorbehoud van de beschikbare begrotingsmiddelen kan een aanvullende subsidie toegekend worden.
De CLT moet deze aanvullende subsidie naar behoren motiveren. Deze motivering houdt rekening met de lopende projecten, de tijdens het subsidiejaar opgestarte projecten en de doelstellingen zoals bepaald in de beheersovereenkomst.
Het aanvullende subsidiebedrag wordt berekend op basis van een door de CLT ingediende begrotingsraming.
Na analyse door het bestuur bepaalt de Regering het toegekende bedrag in het bijzonder op basis van de begrotingsraming en de lopende beheersovereenkomst.
De basissubsidie en de eventuele aanvullende bedragen worden elk jaar geïndexeerd volgens de gezondheidsindex van [datum van inwerkingtreding van het besluit].
Het basisindexcijfer is van [datum van inwerkingtreding van het besluit].
Onderafdeling 2.- Procedure voor de aanvraag van een werkingssubsidie
Art. 16.Het indienen van de aanvraag De CLT dient zijn aanvraag van een werkingssubsidie ten laatste in tegen 31 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de aanvraag verricht wordt.
De aanvraag wordt via een aangetekende zending aan het Bestuur verzonden, en bevat de volgende documenten : 1° de laatste balansen en beschikbare exploitatierekeningen;2° de begrotingsraming van het jaar waarvoor de subsidies gevraagd worden;3° de lijst met sociale koopwoningen die beheerd worden op datum van 30 september, die preciseert of deze gepland of verkocht zijn.De Minister kan het model van deze lijst vaststellen.
De vraag wordt eveneens overgedragen op een informaticadrager die met de gebruikelijke software compatibel is.
Voor elke verkochte woning die niet is opgenomen in de lijst die het voorgaande jaar is ingediend, bezorgt de CLT het afschrift van de authentieke verkoopakte en van het of de aanslagbiljet(ten) waaruit blijkt dat het gaat om een verkochte sociale koopwoning in beheer van de CLT. In geval van een eerste aanvraag worden alle documenten bedoeld in het vorig lid in verband met de sociale koopwoningen die hij beheert, overgemaakt.
De minister kan de vermeldingen en de ter ondersteuning van de aanvraag te bezorgen documenten verduidelijken en aanvullen
Art. 17.Behandeling van de aanvraag en vereffening van de subsidie § 1. Indien de aanvraag onvolledig is, licht het Bestuur de CLT hierover in binnen de zestig kalenderdagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag. In dit geval wordt de termijn voorzien in § 2 opgeschort tot de ontvangst van de ontbrekende documenten. § 2. De Minister geeft kennis van haar beslissing binnen de zes maanden na de ontvangst van de aanvraag. Zo niet wordt de aanvraag geweigerd. § 3. De subsidie die overeenkomstig artikels 14 of 15 toegekend is, wordt in twee schijven vereffend.
De eerste schijf, die met 80 % van het toegewezen bedrag overeenstemt, wordt uitbetaald op basis van een verklaring van schuldvordering die vanaf de ontvangst van de beslissing van toekenning voorgelegd mag worden.
De tweede schijf, die overeenstemt met 20 % van de toegekende som, zal vereffend worden nadat het Bestuur een verklaring van schuldvordering heeft gevalideerd. Deze verklaring wordt ingediend ten laatste op de 30ste juni volgend op de periode waarvoor de subsidie werd toegekend.
Ten minste 30 dagen vóór deze indiening wordt de lijst verzonden met de verkochte en beheerde sociale koopwoningen waarvan de situatie in verband met de inkomsten ten tijde van de toekenning van de woning bijgewerkt zal zijn, met inbegrip van de verantwoordingsstukken, met inbegrip van de rekening en balans van het begrotingsjaar waarvoor de subsidie is toegekend en de financiële rapporten en activiteitenverslagen zoals bedoeld in artikel 5.
Deze schijf zal naar verhouding met het niet gerechtvaardigde deel van de subsidie verminderd worden. § 4. De minister kan de vermeldingen en documenten ter ondersteuning van het verantwoordingsdossier van de subsidie verduidelijken en aanvullen. § 5. In het kader van het onderzoek van de informatie verstrekt door de CLT in het licht van de verantwoording van haar subsidie, en vóór elke definitieve beslissing over het verantwoorde bedrag van de werkingssubsidie, geeft het Bestuur de CLT 15 kalenderdagen om de eventuele ontbrekende informatie of de informatie die als onvolledig of niet afdoend geacht wordt, aan te vullen of te preciseren. Afdeling 3. - Beroep betreffende subsidies
Art. 18.In geval van weigering van een investerings- of werkingssubsidie kan de CLT bij de Regering beroep indienen.
Dit beroep moet gemotiveerd zijn en ten laatste binnen drie maanden na de kennisgeving van de betwiste beslissing ingesteld worden door middel van aangetekende zending tegen ontvangstbewijs aan de Minister.
De Regering maakt haar beslissing over het beroep binnen de vier maanden na de ontvangst ervan bekend. Bij ontstentenis van een beslissing van de Regering binnen deze termijn wordt de beslissing die het voorwerp van het beroep heeft uitgemaakt, bevestigd. HOOFDSTUK 6. - Verkopen
Art. 19.Algemeen principe 1° De door de CLT gecommercialiseerde sociale koopwoningen zijn uitsluitend bestemd voor de gezinnen die voldoen aan de voorwaarden uit artikel 20.Behoudens de veronderstelling zoals bedoeld in artikel 20, § 5, kan de kandidaat-koper slechts van één woning genieten. 2° De CLT draagt ten bezwarende titel de gesplitste zakelijke rechten op de woning over waarvan de CLT of de openbare vastgoedoperator met wie hij een partnerschap heeft de eigendom van het fonds behoudt.3° Als deze beperkte zakelijke rechten komen te verlopen en de koper artikels 20 tot 31 van onderhavig besluit gerespecteerd heeft, kunnen de CLT en de koper met respect voor het burgerlijk wetboek overgaan tot de verlenging of de hernieuwing van de zakelijke rechten.Zo niet, vergoedt de CLT de koper ten belope van de vergoeding bepaald in artikel 26, § 2
Art. 20.Door de kandidaat-kopers te vervullen voorwaarden en behandeling van de kandidaatstellingen § 1. Kunnen enkel een door de CLT geproduceerd onroerend goed aankopen, zij die : 1° ouder zijn dan 18 jaar op de datum van aankoop;2° op de datum van aankoop niet reeds eigenaar of vruchtgebruiker zijn, individueel of met hun levenspartner of samenwonende, van onroerende goederen die hoofdzakelijk bestemd zijn voor huisvesting, of houder zijn van een erfpacht- of opstalrecht op dergelijke goederen;3° op het moment van de aankoop onderworpen zijn aan de personenbelasting in België;4° beschikken over inkomsten die niet meer bedragen dan het toegangsinkomen dat van toepassing is voor de inschrijving voor een sociale woning zoals bepaald in artikel 31 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen. § 2. Artikel 20, § 1, 2° en 4° geldt niet voor interne mutaties, voor zover het goed in kwestie overeenstemt met de betrokken CLT-woning en de inkomsten van de kandidaat-kopers het plafondbedrag van inkomsten om ingeschreven te worden ter verkrijging van een sociale woning, zoals bepaald in artikel 31 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen, met ten hoogste 50% overschrijden. § 3. De kandidaat-kopers worden in functie van hun inkomsten ingedeeld in de volgende categorieën : 1° kandidaat-kopers waarvan de inkomsten lager liggen dan of gelijk zijn aan de inkomsten zoals vastgesteld door artikel 31 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen. Afhankelijk van hun inkomen worden deze kandidaat-kopers in vier subcategorieën onderverdeeld.
De in aanmerking genomen inkomsten liggen binnen een vork gevormd door het leefloon als bedoeld in de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie enerzijds, en het plafondbedrag van inkomsten om ingeschreven te worden ter verkrijging van een sociale woning, zoals bepaald in artikel 31 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen, anderzijds.
Voor deze inkomsten wordt er rekening gehouden met de gezinssamenstelling (alleenstaand of niet, met een of meer inkomsten), het aantal kinderen ten laste alsook met eventuele personen met een erkende handicap, overeenkomstig de wetten en verordeningen die van kracht zijn voor het leefloon en de toelating tot sociale woningen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De inkomenscategorieën worden als volgt berekend : - Hetzij 'Y', het verschil tussen het toelatingsplafond voor sociale woningen en het leefloon; - Hetzij 'Z', het quotiënt van Y gedeeld door vier; - De categorie D omvat de gezinnen waarvan de inkomsten ten hoogste overeenstemmen met het leefloon +Z; - De categorie C omvat de gezinnen waarvan de inkomsten het plafondbedrag van categorie D overtreffen maar ten hoogste overeenstemmen met het leefloon + twee keer Z; - De categorie B omvat de gezinnen waarvan de inkomsten het plafondbedrag van categorie C overtreffen maar ten hoogste overeenstemmen met het leefloon + drie keer Z; - De categorie A omvat de gezinnen waarvan de inkomsten het plafondbedrag van categorie B overtreffen maar ten hoogste overeenstemmen met het toelatingsplafond voor sociale woningen.
De tabellen met de op XXX geldende waarden zijn bij dit besluit gevoegd. 2° kandidaat-kopers waarvan de inkomsten de inkomsten zoals vastgesteld door artikel 31 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen met ten hoogste 50% overschrijden. Deze categorie is strikt voorbehouden aan de in artikel 20, § 2 bedoelde situaties van interne mutaties. § 4. De CLT schrijft de kandidaat-kopers die beantwoorden aan de voorwaarden uit de eerste paragraaf in een register in op chronologische volgorde.
Bij de verkoop van enige sociale koopwoning wordt er prioriteit gegeven naargelang de volgorde van inschrijving in dit register.
De woningen van 3 slaapkamers en meer worden echter prioritair toegewezen aan de gezinnen waarvan de gezinssamenstelling een dergelijke woning rechtvaardigt, volgens de regels bepaald in artikel 3, § 2 van het ministerieel besluit van 23 januari 2014 ter bepaling van de geschiktheidsnormen voor woningen voor de toepassing van het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 28 november 2013 tot instelling van een herhuisvestingstoelage.
De woningen kunnen ook verkocht worden aan openbare vastgoedbeheerders die deelnemen aan het sociale huisvestingsbeleid.
De Raad van Bestuur stelt de modaliteiten voor het beheer en het raadplegen van het in het eerste lid bedoelde register vast. § 5. In de veronderstelling dat de gezinssituatie van een kandidaat-koper op het punt staat te veranderen, met name door het vertrek van een meerderjarig kind uit het gezinsleven, een scheiding of een echtscheidingsprocedure, en voor zover deze nakende gebeurtenis degelijk gedocumenteerd is, kan de raad van bestuur toestaan dat er geen rekening gehouden wordt met de inkomsten of de onroerende goederen van de levenspartner of samenwonende waarop deze wijziging van de gezinssamenstelling betrekking heeft, hoewel deze nog vermeld staat bij de gezinssamenstelling. § 6. De raad van bestuur kan de koper van een woning die een wijziging van diens gezinseenheid aantoont de toestemming geven een andere sociale koopwoning te verwerven, voor zover hij voldoet aan de voorwaarden zoals voorzien in § 1 van onderhavig artikel. Deze koper moet zich ertoe verbinden de eerste woning ten laatste binnen de zes maanden na de voorlopige oplevering van de nieuwe woning te hebben verkocht, met behoud van de bepalingen uit artikel 26, en hier het bewijs van af te leveren aan de CLT onder de vorm kopie van de authentieke doorverkoopakte van het betreffende goed. § 7. Vijf percent van de woningen die voor een project voorzien worden, zijn voorbehouden voor personen met een handicap die beantwoorden aan de voorwaarden uit § 1, en dit op de eerste dag van de commercialisering van het project.
Na deze eerste dag of wanneer de drempel van vijf percent gehaald is, is de verkoop gedurende een periode van minimum twaalf maanden toegankelijk voor alle kandidaat kopers zoals voorzien in § 1. § 8. De bedragen van dit artikel worden herberekend zodra het leefloon of het plafondbedrag van inkomsten om ingeschreven te worden ter verkrijging van een sociale woning wordt aangepast.
Art. 21.Bewijs van naleving van de voorwaarden zoals bepaald in artikel 20 Zonder afbreuk te doen aan artikel 20, § 4 wordt elk compromis met betrekking tot de verwerving van een woning afgesloten op voorwaarde dat de stukken die aantonen dat de koper voldoet aan de voorwaarden uit artikel 20 binnen de dertig dagen bezorgd worden. Het betreft de volgende stukken : 1° een gezinssamenstelling;2° een attest van registratie waarin wordt vastgesteld dat de koper beantwoordt aan de in artikel 20, § 1, 2° vastgestelde voorwaarde, behoudens toestemming toegekend op grond van artikel 20, § 5.3° het laatste aanslagbiljet van personenbelasting;4° in voorkomend geval, een attest dat getuigt van een handicap. Indien de koper in de gerechtvaardigde onmogelijkheid verkeert om een aanslagbiljet of een fiscaal attest voor te leggen, kan de Gewestelijke Grondalliantie elk alternatief schriftelijk bewijs met betrekking tot de inkomensgrootte accepteren.
De minister kan de andere bewijsmiddelen bepalen.
Art. 22.Prijzen van de door de CLT verkochte woningen § 1. De geproduceerde sociale koopwoningen worden ingedeeld per categorie, met verwijzing naar de inkomenscategorieën die in artikel 20, § 2 bepaald zijn : - Woning van categorie D : woning voorbehouden voor gezinnen van categorie D. - Woning van categorie C : woning voorbehouden voor gezinnen van categorie C en D. - Woning van categorie B : woning voorbehouden voor gezinnen van categorie B, C en D. - Woning van categorie A : woning die toegankelijk is voor alle gezinnen met laag inkomen. - A+ Woning : woning die toegankelijk is voor alle gezinnen waarvan de inkomsten niet hoger liggen dan de inkomsten zoals bepaald in artikel 20, § 3, 2°. § 2 De maximale verkoopprijzen van onroerende goederen die door de CLT worden overgedragen mogen niet hoger liggen dan de kostprijs van de woning, en dit met aftrek van de waarde van de grond.
Deze maximumprijzen zijn de volgende : 1° Maximale verkoopprijzen van de woningen die overgedragen worden aan de kopers waarvan de inkomsten niet hoger liggen dan de inkomsten uit artikel 20, § 3, 1° :
Catégorie
Prix de vente maximum/m2
Categorie
Maximale verkoopprijs/m2
A
1.950/m2 SBEM
A
1.950/m2 BOM
B
1.694/m2 SBEM
B
1.694/m2 BOM
C
1.438/m2 SBEM
C
1.438/m2 BOM
D
1.064/m2 SBEM
D
1.064/m2 BOM
2° De maximale verkoopprijs van de woningen die overgedragen worden aan de kopers waarvan de inkomsten niet hoger liggen dan de inkomsten uit artikel 20, § 3, 2°, wordt per project door de minister op voorstel van de raad van bestuur van de CLT vastgesteld. § 3. Met behoud van de maximale verkoopprijs zoals bepaald in § 2 kan de CLT de prijs van elke woning doen variëren in functie van diens specifieke kenmerken. § 4. De verkoopprijs van de kelders, parkings (garageboxen of parkeerplaatsen) wordt bepaald door de raad van bestuur, project per project, in functie van het financieel plan van het project. Als de CLT-eigenaar blijft van de kelders of de parkings, stelt de raad van bestuur het jaarlijks bedrag van de huur vast, alsook de bepalingen van de eventuele huurovereenkomst.
De verkoopprijs van de kelders en parkings komt boven op de prijs zoals bepaald in § § 2 en 3. § 5. De bedragen van dit artikel worden jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de gezondheidsindex van [datum van inwerkingtreding van het besluit].
De basisindex is de index van [datum van inwerkingtreding van het besluit]. HOOFDSTUK 7. - Verplichtingen van de kopers
Art. 23.Betaling van een vergoeding De CLT kan aan de koper de betaling van een proportionele vergoeding voor het gebruik van de grond opleggen.
Art. 24.Voorwaarden inzake het bewonen en onderhouden van de woning § 1. De koper verbindt zich ertoe, onder voorbehoud van de veronderstellingen en voorwaarden bedoeld in artikels 26 en 27, de verworven woning niet door te verkopen en ze op doorlopende wijze persoonlijk en uitsluitend als hoofdverblijfplaats te bewonen, en er zijn wettelijke woonplaats te vestigen. § 2. De koper verbindt zich ertoe de woning als een goede huisvader te gebruiken en ze in een goede staat van bewaring en onderhoud te onderhouden, en in voorkomend geval met behoud van respect voor de bepalingen uit de basisakte van het gebouw waar de woning deel van uitmaakt en diens huishoudelijk reglement. § 3. De koper verbindt zich er daarnaast uitdrukkelijk en onherroepelijk toe om af te zien van om het even welke wijziging van het gebruik of de bestemming van de volledige woning of een deel ervan, in de zin van artikel 98, § 1, 5° van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening (hierna "BWRO"). § 4. De cessionaris kan het zakelijk recht betreffende een andere woning ten bezwarende titel of door schenking onder levenden niet verwerven, tenzij hij ondertussen zijn rechten op de bij de CLT gekochte woning heeft afgestaan.
Art. 25.Voorwaarden voor de verhuring van de woningen door de kopers § 1. Behalve in de gevallen vermeld in § 2 et 3 hierna, mogen kopers een CLT-goed niet verhuren. De raad van bestuur kan echter een koper die zijn woning gedurende een periode van minimaal 5 jaar persoonlijk bewoond heeft, toestaan om de woning door een derde te laten bewonen voor een periode van maximaal 3 jaar. § 2. De koper-bewoner geeft aan de CLT via een aangetekend schrijven kennis van zijn bedoeling om de woning te verhuren en van de redenen die dit verantwoorden, zodat de CLT binnen de 30 dagen na ontvangst van dit schrijven een eventuele met redenen omklede weigering kan aanvoeren.
Zonder antwoord van de CLT binnen voornoemde termijn wordt de toestemming tot verhuring als toegekend beschouwd. § 3. Deze verhuring mag enkel plaatsvinden via een Sociaal Verhuurkantoor. De koper-verhuurder bezorgt de CLT een kopie van de huurovereenkomst of van de met het SVK gesloten beheersmandaat.
Art. 26.Voorwaarden voor de doorverkoop van de woningen door de kopers § 1. In afwijking van artikel 24, § 1 is het elke koper toegestaan om zijn goed door te verkopen, uitsluitend aan de CLT of aan een ander persoon die voldoet aan de voorwaarden van artikel 20, § 1. § 2. Elke akte voor de overdracht van een woning zal een clausule bevatten die bepaalt dat in geval van doorverkoop zoals behoorlijk gemachtigd overeenkomstig § 1, de prijs van deze doorverkoop niet hoger mag zijn dan de oorspronkelijke aankoopprijs, verhoogd met 31% van de meerwaarde, bepaald door een externe deskundige vastgoedexpert, die wordt aangesteld en betaald door de CLT, en met de nettowaarde van de investeringen.
Voor de bepaling van de doorverkoopprijs wordt de nettowaarde van de investeringen beperkt tot ten hoogste 25% van de meerwaarde.
De meerwaarde wordt omschreven als het verschil tussen de waarde van het goed bij aankoop en de waarde ervan bij doorverkoop.
De nettowaarde van de investeringen wordt berekend op basis van de kosten die door de verkoper gemaakt zijn voor inrichtingen, verbeteringen of wijzigingen aan de woning, zoals behoorlijk gerechtvaardigd en rekening houdend met hun ouderdom.
Indien er een meerwaarde verwezenlijkt is, zal een deel van het bedrag van de doorverkoop doorgestort worden aan de CLT. Dit deel stemt overeen met 6% van de meerwaarde. § 3. Elke koper dient, desgevallend via een Notaris van zijn keuze, (i) aan de CLT het te koop stellen van een gesubsidieerde woning aan te kondigen, (ii) aan de CLT-kennis te geven van elk verantwoordingsstuk voor de inrichtingen, verbeteringen of wijzigingen aan de woning zoals bedoeld in het vorige lid en (iii) aan de CLT kennis te geven van de stedenbouwkundige inlichtingen zoals bedoeld in artikel 275 van het BWRO en van de korte beschrijving zoals bedoeld in artikel 276/1 van het BWRO. Binnen een termijn van 30 werkdagen, die ingaat op de dag na de dag van de ontvangst van al deze documenten, zal de CLT erop toezien dat (i) de maximale doorverkoopprijs van de woning becijferd is en (ii) de aankondiging van de doorverkoop ten belope van deze prijs bekend gemaakt wordt op zijn website. § 4. De voorwaarden voor toegang en bewoning die in onderhavig besluit behandeld worden, zijn verplicht voor alle opeenvolgende kopers en eigenaars. Deze voorwaarden moeten in alle compromissen en authentieke verkoopakten opgenomen zijn. Daarnaast zullen alle compromissen en authentieke verkoopakten de verbintenis moeten bevatten voor de kopers om het onderhavige besluit, na te leven.
De bepalingen uit voornoemde akten zijn tegenstelbaar aan elke bevoorrechte schuldeiser of hypotheekhouder. In geval van een openbare verkoop zullen voornoemde voorwaarden ook in het bestek van de openbare verkoop opgenomen moeten worden.
Art. 27.Overdracht wegens overlijden § 1. In geval van overlijden van de koper zullen zijn rechten en plichten met betrekking tot de woning automatisch overgedragen worden naar zijn erfgenamen. § 2. Een erfgenaam mag de woning betrekken. Als de woning voor geen enkele erfgenaam de hoofdverblijfplaats is, moet de woning overeenkomstig de nadere regels van artikel 26 worden verkocht binnen 24 maanden na de aangifte van de nalatenschap. HOOFDSTUK 8. - Controle op de naleving van de verplichtingen van de kopers
Art. 28.Door de koper in te dienen documentatie bij de CLT § 1. De koper en elke cessionaris van de woning als gevolg van een doorverkoop zijn verplicht om binnen de 6 maanden na de ingenottreding van de woonst bij de CLT een attest van woonplaats en hoofdverblijfplaats in te dienen. Deze verplichting kan jaarlijks vernieuwd worden op vraag van de CLT. § 2. De koper-bewoner die van de raad van bestuur de toestemming heeft gekregen om zijn goed te huur te stellen overeenkomstig artikel 25 is verplicht om ten laatste binnen de drie maanden na de ingenottreding van de woning aan de CLT de kopie van de huurovereenkomst van hoofdverblijfplaats te bezorgen. HOOFDSTUK 9. - Beroepen van kandidaat-kopers, eigenaars en bewoners van sociale koopwoningen die door een CLT beheerd worden
Art. 29.De kandidaat-kopers, eigenaars en bewoners van sociale koopwoningen die door een CLT beheerd worden, beschikken over een beroep tegen elke beslissing die door de CLT ten opzichte van hen wordt genomen in uitvoering van onderhavig besluit.
Elke beslissing in uitvoering van onderhavig besluit door een CLT ten opzichte van een kandidaat-koper, eigenaar of bewoner van sociale koopwoningen die door een CLT beheerd worden, vermeldt het bestaan en de voorwaarden van dergelijk beroep.
Dit beroep wordt met redenen omkleed en ten laatste binnen de drie maanden na de betwiste beslissing ingediend door middel van een aangetekende zending tegen ontvangstbewijs, gericht aan de Regering of de ambtenaar die door de Regering gedelegeerd is. Vanaf de inontvangstneming van dit beroep brengt de Regering de CLT hiervan op de hoogte.
Het beroep vermeldt duidelijk de betwiste beslissing en de redenen waarop het beroep gebaseerd is.
Het ingediende beroep is opschortend.
De Regering of de gedelegeerd ambtenaar maakt haar beslissing omtrent het beroep binnen de twee maanden na de ontvangst ervan aan de aanvrager en aan de CLT bekend. Bij ontstentenis van kennisgeving binnen voornoemde termijn wordt de beslissing die het voorwerp van het beroep uitmaakte, bevestigd.
De CLT is gebonden aan de gevolgen van de beslissing van de Regering of van de gedelegeerd ambtenaar. HOOFDSTUK 1 0. - Slotbepaling
Art. 30.De Minister bevoegd voor huisvesting wordt belast met de uitvoering van dit besluit Brussel, 1 april 2021.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Territoriale Vernieuwing en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van gewestelijk Belang, R. VERVOORT