Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 mei 2020
gepubliceerd op 03 juni 2020

Bijzondere machtenbesluit nr. 2020/030 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de steun aan ondernemingen die een terugval van hun activiteit ondergaan als gevolg van de gezondheidscrisis COVID-19

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2020010391
pub.
03/06/2020
prom.
28/05/2020
ELI
eli/besluit/2020/05/28/2020010391/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 MEI 2020. - Bijzondere machtenbesluit nr. 2020/030 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de steun aan ondernemingen die een terugval van hun activiteit ondergaan als gevolg van de gezondheidscrisis COVID-19


Verslag aan de Regering In het kader van de COVID-19-pandemie heeft de Brusselse Hoofdstedelijke Regering beslist de Brusselse economie en werkgelegenheid te ondersteunen via een reeks noodmaatregelen. Het doel was om de zwaarst getroffen sectoren te ondersteunen.

In het licht van de veranderende economische situatie is de vraag naar extra steun voor zwaar getroffen economische actoren gerezen.

De Brusselse Regering heeft ingestemd met de toekenning van een compensatiepremie van 2.000 euro ter ondersteuning van ondernemers en micro-ondernemingen (tussen 0 en 5 VTE) die geconfronteerd worden met een aanzienlijke daling van hun activiteit ten gevolge van de maatregelen die werden genomen om de verspreiding van COVID-19 tegen te gaan. Het budget voor deze maatregel bedraagt 102 miljoen euro.

Deze premie kan meer bepaald worden toegekend aan aanvragers met een vestigingseenheid en personele middelen en eigen goederen op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (vestigingseenheid ingeschreven bij de Kruispuntbank van Ondernemingen).

De premie is beschikbaar voor : 1° een zelfstandige in onderneming, natuurlijke persoon, die het volledige overbruggingsrecht geniet voor maart of april 2020, dat hem vóór de bekendmaking van dit besluit werd toegekend;2° een vennootschap waarvan de zaakvoerder het volledige overbruggingsrecht geniet voor maart of april 2020, dat hem vóór de bekendmaking van dit besluit werd toegekend;3° een vennootschap waarvan de zaakvoerder geen zelfstandige is, indien de meerderheid (dat wil zeggen meer dan de helft) van de werknemers tijdelijk werkloos is in het kader van COVID-19 in maart of april 2020;4° een vereniging indien de meerderheid van de werknemers tijdelijk werkloos is in het kader van COVID-19 in maart of april 2020. De steun wordt slechts eenmaal aan dezelfde aanvrager toegekend.

De steun kan niet worden gecumuleerd met enige andere premie die in het kader van de COVID-19-gezondheidscrisis wordt aangevraagd bij een gewest, een gemeenschap of een instelling van openbaar nut die afhankelijk is van een van deze entiteiten. Het is dus niet mogelijk om deze premie te cumuleren met, in het bijzonder, de andere premies van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die wegens de crisis worden toegekend : forfaitaire premie van 4.000 euro (bijzondere machtenbesluit nr. 2020/13 van 7 april 2020), premie voor de sociale economie (bijzondere machtenbesluit nr. 2020/007 van 16 april 2020), taxipremie (bijzondere machtenbesluit nr. 2020/16 van 7 mei 2020), premie voor de landbouw en aquacultuur (bijzondere machtenbesluit nr. 2020/19 van 7 mei 2020), enz.

De begunstigden van de steun mogen geen overheidsbedrijf zijn, noch een onderneming die opdrachten van algemeen belang uitvoert, noch een onderneming waarvan het maatschappelijk doel niet van economische aard is, noch een onderneming die voor meer dan 50% door de overheid wordt gefinancierd.

Onder de bovengenoemde beperking, omvatten de categorieën van potentiële begunstigden die worden beoogd door deze maatregel, dus met name : - de zelfstandigen in onderneming, met inbegrip van de vrije, medische en paramedische beroepen; - de verenigingen waarvan het maatschappelijk doel van economische aard is.

Niet alle personen die onder het statuut van zelfstandige werken, zullen dus onder bepaalde voorwaarden recht hebben op de premie, maar alleen de zelfstandigen in onderneming die een ondernemingsnummer hebben.

Om de verwerking van het verwachte grote aantal aanvragen te vergemakkelijken, is het de bedoeling om samen te werken met het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ) en de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, om de gegevens met betrekking tot de toegekende overbruggingsrechten te verkrijgen en het verband te kunnen nagaan tussen het nationale nummer van de begunstigde van het overbruggingsrecht en het ondernemingsnummer van de zelfstandige of de onderneming die de premie aanvraagt. Deze methode zou een snellere verwerking mogelijk moeten maken en voorkomen dat de premie op de grond van een verklaring wordt toegekend. Wat de tijdelijke werkloosheid betreft, zullen de aanvragers bewijzen moeten voorleggen die handmatig zullen worden gecontroleerd.

Inachtneming van het advies van de Raad van State De Raad van State, die met spoed is geraadpleegd, heeft zijn opmerkingen meegedeeld in advies 67.422/1 van 25 mei 2020. Dit advies kon niet bij dit verslag worden gevoegd omdat het slechts in een voorlopige, eentalige versie beschikbaar is. De bevindingen van dit advies hebben aanleiding gegeven tot wijzigingen in het besluit.

Uit een gecombineerde lezing van verschillende bepalingen van het Gemeenschapsrecht leidt de Raad van State af dat het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit had moeten worden ingewonnen.

Deze mening wordt niet gedeeld. Ten eerste is de formulering van artikel 57, eerste lid, c), van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) niet absoluut bindend. Ze verwijst overigens naar de modaliteiten die zijn vastgelegd in het recht van de Lidstaat, dat met name artikel 2, § 4, van de ordonnantie van 19 maart 2020 om bijzondere machten toe te kennen aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering in het kader van de gezondheidscrisis COVID-19 omvat. Artikel 36, lid 4, van de AVG moet worden gelezen in samenhang met zijn eerste lid, dat het volgende bepaalt : `Wanneer uit een gegevensbeschermingseffectbeoordeling krachtens artikel 35 blijkt dat de verwerking een hoog risico zou opleveren indien de verwerkingsverantwoordelijke geen maatregelen neemt om het risico te beperken, raadpleegt de verwerkingsverantwoordelijke voorafgaand aan de verwerking de toezichthoudende autoriteit.' Dit hoog risico is in dit geval niet aanwezig, temeer daar de door de administratie verzamelde gegevens persoonlijke identificatiegegevens zijn die geen `gevoelige' gegevens zijn in de zin van artikel 9 van de AVG. De Gegevensbeschermingsautoriteit (GBA) bevestigt dat enkel `wanneer blijkt dat de geplande verwerking een hoog risico zou opleveren indien de verwerkingsverantwoordelijke geen doeltreffende risico-beperkende maatregelen zou nemen, dient de verwerking voorafgaandelijk te worden voorgelegd aan de toezichthoudende autoriteit. Indien het risico voldoende beperkt kan worden aan de hand van passende technische en organisatorische maatregelen, dient er géén voorafgaande raadpleging plaats te vinden.'1. Om deze verschillende redenen en gezien de urgentie zal het advies van de GBA niet worden gevraagd.

Vervolgens, aangezien het begrip `onderneming', zoals gedefinieerd in het eerste artikel, ook `zelfstandigen in onderneming' omvat, beveelt de Raad van State aan de vermelding van zelfstandigen in het opschrift te schrappen. Deze aanbeveling is opgevolgd.

In het besluit zoals voorgelegd aan de Raad van State werd het overbruggingsrecht van de zelfstandige in aanmerking genomen indien het vóór de datum van inwerkingtreding van het besluit was uitbetaald.

Een doelstelling van deze verduidelijking was te voorkomen dat de kennisname van het besluit ertoe zou leiden dat zelfstandigen het overbruggingsrecht zouden aanvragen, niet uit noodzaak, maar met de bedoeling deze compensatiepremie te kunnen genieten. De tijd die nodig is om de aanvragen van het overbruggingsrecht te verwerken, is vrij kort. Uiteraard is het nog meerdere maanden mogelijk om dit recht voor de bedoelde maanden maart en april aan te vragen. Redelijkerwijs kan echter worden aangenomen dat degene die steun nodig heeft, deze aanvraag al heeft ingediend.

Een andere belangrijke doelstelling was een snelle, halfautomatische verwerking van de premieaanvragen mogelijk te maken, met behulp van de gegevens van het RSVZ. Bij gebrek aan bruikbare gegevens zou een handmatige verwerking van alle aanvragen de betaling van de premie aanzienlijk hebben vertraagd. Dit zou de relevantie ervan hebben verminderd.

De Raad van State betwijfelt of het criterium van de betaling van het overbruggingsrecht voldoende beantwoordt aan de eis van gelijke behandeling van zelfstandigen die het overbruggingsrecht genieten. Hij stelt voor om de voorkeur te geven aan een criterium van de toekenning van het overbruggingsrecht. Deze suggestie is gevolgd.

De Raad van State herinnert eraan dat het grondwettelijk recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer impliceert dat inbreuken op de persoonlijke levenssfeer een rechtsgrond moeten hebben. Die rechtsgrond moet melding maken van de categorieën van persoonsgegevens die in uitvoering van de wetgeving zullen worden verwerkt.

Artikel 8 is herschreven door toevoeging van de lijst van categorieën van persoonsgegevens die BEW mag verzamelen en verwerken in het kader van de uitvoering van de regeling.

Zoals aanbevolen door de Raad van State is artikel 8, § 1, tweede lid, weggelaten.

In artikel 9 van het ontwerp worden bepaalde situaties gedefinieerd waarin de premie niet kan worden toegekend en moet worden terugbetaald indien deze is toegekend. De Raad van State is van mening dat de formulering van de situaties onder 7° en 8° niet duidelijk genoeg is, met name wat de onderlinge verhouding tussen deze twee situaties betreft. De Raad beveelt aan om een situatie beoogd onder 7° niet als voorbeeld weer te geven.

Om aan deze opmerkingen tegemoet te komen, is de algemene verwijzing naar de voorwaarden van de artikelen 3 en 4 geschrapt. Ze bevatte dubbelzinnigheden en was overbodig aangezien artikel 94 van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle van toepassing is op deze premie, volgens welk de begunstigde `die de voorwaarden niet naleeft, waaronder de subsidie werd verleend' `is gehouden tot onmiddellijke terugbetaling van de subsidie'.

De Raad van State merkt op dat de artikelen 10 tot en met 13 van het besluit geïnspireerd zijn op sommige bepalingen van hoofdstuk X van de ordonnantie van 3 mei 2018 betreffende de steun voor de economische ontwikkeling van ondernemingen. Hij beveelt aan, ter wille van de duidelijkheid en de eenvormigheid van de regelgeving, om eerder naar dit hoofdstuk te verwijzen en om in het besluit aanvullende bepalingen op te nemen die specifiek zijn voor de ontworpen steunregeling.

Deze aanbeveling is niet gevolgd. In het kader van de uitvoering van de regeling waarbij een forfaitaire premie van 4.000 euro wordt toegekend, zijn pogingen tot fraude vastgesteld. Om het risico op fraude te beperken, werd het passend geacht om in het besluit expliciet melding te maken van de middelen waarmee de premieaanvragen worden gecontroleerd, maar ook van de mogelijkheid om sancties op te leggen en de hoogte van die sancties. Zo voorziet het besluit in een administratieve geldboete en wordt het bedrag ervan uitgedrukt opcentiemen inbegrepen, wat de Raad van State niet heeft afgeraden.

Artikel 12 van het ontwerp bepaalt dat de processen-verbaal van de ambtenaren die voor de controle bevoegd zijn, bewijskracht hebben tot het tegendeel bewezen is. De Raad van State herinnert eraan dat het Grondwettelijk Hof van oordeel is dat een dergelijke bewijskracht afwijkt van de algemene regel dat een proces-verbaal geldt als een loutere inlichting en derhalve ook van de regel van de vrije bewijslevering in strafzaken. Hij verzoekt de auteurs dan ook erop toe te zien dat deze bepaling verenigbaar is met de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof.

Om zo goed mogelijk aan deze opmerking tegemoet te komen, is deze bewijskracht voorbehouden voor de processen-verbaal die betrekking hebben op de inbreuken bedoeld in artikel 14. De processen-verbaal met betrekking tot de in artikel 9 bedoelde uitsluitingen zullen dus niet dit karakter hebben. Het is belangrijk om deze bewijskracht te behouden voor de processen-verbaal die betrekking hebben op de inbreuken bedoeld in artikel 14, aangezien in dit soort geschillen vaak `het woord van de aanvrager tegen dat van de administratie' wordt gebruikt. Bovendien, zoals de Raad van State terecht heeft opgemerkt, maakt het technische karakter van de in het geding zijnde wetgeving het moeilijker om de inbreuken vast te stellen. Tot slot moet worden opgemerkt dat de regelgeving, en dus de mogelijkheid om op basis daarvan administratieve geldboetes op te leggen, een tijdelijk effect heeft.

Ook de verschillende verbeteringen en correcties in de formulering van het besluit die door de Raad van State zijn voorgesteld, zijn doorgevoerd, evenals het voorstel om bepaalde visa af te schaffen. Er zijn nog andere verbeteringen of correcties in de formulering aangebracht.

De toevoeging aan artikel 3, 2°, van de woorden `ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen' vormt een technische verduidelijking die geen gevolgen heeft voor de juridische draagwijdte van de steunregeling.

In artikel 3, 3°, is de verwijzing naar het commerciële karakter geschrapt omdat het begrip `commercieel' achterhaald is gezien de opheffing van het Wetboek van Koophandel per 1 november 2018. Deze wijziging heeft evenmin gevolgen voor de draagwijdte van de bepaling.

Barbara TRACHTE Staatssecretaris voor Economische Transitie _______ Nota 1 https ://www.gegevensbeschermingsautoriteit.be/wanneer-een-voorafgaande-raadpleging-bij-de-toezichthoudende-autoriteit-verplicht-wat-houdt-dit, geraadpleegd op 26 mei 2020.

28 MEI 2020. - Bijzondere machtenbesluit nr. 2020/030 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de steun aan ondernemingen die een terugval van hun activiteit ondergaan als gevolg van de gezondheidscrisis COVID-19 De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 19 maart 2020 tot toekenning van bijzondere machten aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering in het kader van de gezondheidscrisis COVID-19, artikel 2, §§ 1 en 3;

Gelet op artikel 2, § 3, 5° van de ordonnantie van 4 oktober 2018 tot invoering van de gelijkekansentest;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 13 mei 2020;

Gelet op de spoedeisendheid, gemotiveerd door het feit dat de COVID-19 gezondheidscrisis aanzienlijke economische gevolgen heeft voor veel ondernemingen;

Dat er dringend behoefte is aan bijkomende steun voor zeer kleine ondernemingen die met aanzienlijke economische problemen te kampen hebben, om de economische schade te beperken;

Dat de steun waarin dit besluit voorziet met name bedoeld is om een golf van faillissementen te voorkomen onder de zeer kleine ondernemingen en zelfstandigen ondernemingen natuurlijke persoon die hun activiteiten als gevolg van de crisis aanzienlijk zien teruglopen;

Dat betalingsverzuim als gevolg van liquiditeitsproblemen kan leiden tot een domino-effect op de economie, wat moet worden vermeden;

Dat deze problemen en gevolgen op zeer korte termijn voelbaar zullen zijn en dat de uitvoering van de steunmaatregel derhalve geen vertraging mag oplopen;

Dat de steun zo snel mogelijk uitgekeerd moet kunnen worden en de spoedeisendheid dan ook gerechtvaardigd is;

Gelet op advies 67.422/1 van de Raad van State, gegeven op 25 mei 2020, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat de hierboven uiteengezette hoogdringendheid het niet mogelijk maakt het advies van de Inspectie van Financiën in te winnen of de Economische en Sociale Raad te raadplegen, zoals toegelaten op grond van artikel 2, § 4, van de ordonnantie van 19 maart 2020 tot toekenning van bijzondere bevoegdheden aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering in het kader van de gezondheidscrisis COVID-19;

Op voorstel van de Minister bevoegd voor Economie, Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° minister : de minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor economie;2° onderneming : de entiteit bedoeld in artikel 1 van de bijlage bij de Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen;het begrip onderneming omvat dan ook vennootschappen, zelfstandigen in ondernemingen en bepaalde verenigingen; 3° aanvrager : de onderneming, natuurlijke of rechtspersoon, die de steun aanvraagt;4° begunstigde : de onderneming, natuurlijke of rechtspersoon, die de steun ontvangt;5° volledig overbruggingsrecht : het maandelijks bedrag van de financiële uitkering bedoeld in artikel 10, § 1, van de wet van 22 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/2016 pub. 06/01/2017 numac 2016022509 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende invoering van een overbruggingsrecht ten gunste van zelfstandigen sluiten houdende invoering van een overbruggingsrecht ten gunste van zelfstandigen en in artikel 4, § 1, van de wet van 23 maart 2020 tot wijziging van de wet van 22 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/2016 pub. 06/01/2017 numac 2016022509 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende invoering van een overbruggingsrecht ten gunste van zelfstandigen sluiten houdende invoering van een overbruggingsrecht ten gunste van zelfstandigen en tot invoering van tijdelijke maatregelen in het kader van COVID-19 ten gunste van zelfstandigen;6° tijdelijk werkloos in het kader van COVID-19 : de tijdelijke werkloosheid wegens overmacht in het kader van de COVID-19-crisis, op grond van de procedure van artikel 12 van het koninklijk besluit van 30 maart 2020Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2020 pub. 02/04/2020 numac 2020201678 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot aanpassing van de procedures in het kader van tijdelijke werkloosheid omwille van het Covid-19-virus en tot wijziging van artikel 10 van het koninklijk besluit van 6 mei 2019 tot wijziging van de artikelen 27, 51, 52bis, 58, 58/3 en 63 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en tot invoeging van de artikelen 36sexies, 63bis en 124bis in hetzelfde besluit sluiten tot aanpassing van de procedures in het kader van tijdelijke werkloosheid omwille van het COVID-19-virus en tot wijziging van artikel 10 van het koninklijk besluit van 6 mei 2019 tot wijziging van de artikelen 27, 51, 52bis, 58, 58/3 en 63 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheids-reglementering en tot invoeging van de artikelen 36sexies, 63bis en 124bis in hetzelfde besluit;7° verordening : de verordening (EU) nr.1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie L352 van 24 december 2013; 8° AVG : de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);9° BEW : Brussel Economie en Werkgelegenheid van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel.

Art. 2.De minister verleent steun aan ondernemingen, onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten vastgelegd in dit besluit en onder de in de verordening bedoelde voorwaarden. HOOFDSTUK 2. - Steunvoorwaarden en -procedure Afdeling 1. - Voorwaarden voor het verkrijgen van steun

Art. 3.De aanvrager kan de steun ontvangen als hij cumulatief : 1° maximaal vijf werknemers in voltijdse equivalenten tewerkstelt op basis van de laatste bij de NBB gepubliceerde sociale balans, of, voor de ondernemingen waarvoor de verplichting om rekeningen en balansen te publiceren nog niet geldt, op basis van de Dimona- of DmfA-kopieën;2° op 18 maart 2020, een vestigingseenheid ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen heeft op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, er een economische activiteit uitoefent en er beschikt over menselijke middelen en goederen die specifiek voor hem bestemd zijn;3° geen publieke onderneming is, noch een onderneming die opdrachten van algemeen belang vervult, noch een onderneming waarvan het maatschappelijk doel geen economisch karakter heeft, noch een onderneming waarvan de financiering van publieke oorsprong 50% overstijgt.4° niet actief is in de primaire productie van landbouwproducten of in de visserij- of aquacultuursector.5° zich in een van de in artikel 4, § 1, bedoelde situaties bevindt.

Art. 4.§ 1. De steun bestaat uit een eenmalige premie van 2 000 euro voor : 1° de zelfstandige onderneming natuurlijke persoon die het volledige overbruggingsrecht geniet voor maart of april 2020, dat hem vóór de bekendmaking van dit besluit werd toegekend;2° de vennootschap waarvan de zaakvoerder het volledige overbruggingsrecht geniet voor maart of april 2020, dat hem vóór de bekendmaking van dit besluit werd toegekend;3° de vennootschap waarvan de zaakvoerder geen zelfstandige is, voor zover de meerderheid van de werknemers in maart of april 2020 tijdelijk werkloos is in het kader van COVID-19;4° de vereniging voor zover de meerderheid van de werknemers in maart of april 2020 tijdelijk werkloos is in het kader van COVID-19. § 2. De steun wordt slechts eenmaal aan dezelfde begunstigde toegekend.

De steun kan niet worden gecumuleerd met enige andere premie die in het kader van de COVID-19-crisis aangevraagd is aan een gewest, een gemeenschap of een instelling van openbaar nut die afhankelijk is van een van deze entiteiten. Afdeling 2. - Procedure voor het onderzoek van de steunaanvraag-

dossiers, de toekenning en de uitbetaling van de steun

Art. 5.De aanvrager dient zijn steunaanvraag in bij BEW via een formulier dat BEW op zijn website beschikbaar stelt.

De aanvraag wordt door de aanvrager ingediend en moet uiterlijk op 30 juni 2020 door BEW in ontvangst genomen worden.

De aanvrager kan slechts één aanvraag indienen.

De aanvrager vermeldt in zijn aanvraag alle andere onder de verordening of andere de-minimisverordeningen vallende steun die de onderneming de voorbije twee belastingjaren en in het lopende belastingjaar heeft ontvangen.

BEW kan per e-mail alle documenten of informatie opvragen die het voor het onderzoek van de aanvraag noodzakelijk acht. De aanvrager verstrekt de aanvullende documenten en informatie binnen de twintig dagen. Indien binnen deze termijn geen antwoord wordt ontvangen, wordt de aanvraag onherroepelijk geweigerd.

Art. 6.De beslissing om de steun toe te kennen wordt binnen drie maanden na de indiening van de steunaanvraag aan de begunstigde betekend.

BEW deelt de begunstigde mee dat de steun overeenkomstig de verordening wordt verleend.

Art. 7.De steun wordt in één enkele schijf vereffend op een Belgisch bankrekeningnummer op naam van de begunstigde.

Art. 8.§ 1. Het beheer en de controle van de aanvragen kan, om de in de aanvraag opgegeven gegevens te controleren of aan te vullen, de verwerking van de volgende categorieën van persoonsgegevens betreffen : 1° de identificatie- en contactgegevens van de personen die namens de aanvragers de aanvraag indienen;2° de identificatie-, adres- en contactgegevens van de zelfstandige ondernemingen natuurlijk persoon die de premie aanvragen;3° de identificatiegegevens van de zelfstandige zaakvoerders van de aanvragers;4° de identificatiegegevens en gegevens betreffende de sociale zekerheidssituatie van de begunstigden van het overbruggingsrecht voor maart of april 2020;5° de identificatiegegevens en gegevens betreffende de arbeidssituatie van de werknemers van de ondernemingen die de premie aanvragen in het kader van artikel 4, § 1, 3° en 4° ;6° de gegevens betreffende strafrechtelijke en administratieve sancties en feiten van de aanvragers en begunstigden bedoeld in artikel 9, 1°. In het kader van het beheer en de controle van de aanvragen, is BEW gemachtigd om het rijksregisternummer te gebruiken, in overeenstemming met artikel 8, § 1, lid 3, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. § 2. BEW is de verwerkingsverantwoordelijke voor de persoonsgegevens bedoeld in § 1.

BEW kan de persoonsgegevens, en andere gegevens, bekomen van de aanvrager of van een andere overheidsinstantie. § 3. De maximale bewaringstermijn voor persoonsgegevens die op grond van deze bepaling worden verwerkt, bedraagt drie jaar, behalve voor persoonsgegevens die eventueel nodig zouden zijn voor de behandeling van geschillen met de steunaanvrager, gedurende de tijd die nodig is om dergelijke geschillen te behandelen. HOOFDSTUK 3. - Uitsluitingsgronden

Art. 9.Wordt uitgesloten van de steun, of desgevallend gehouden tot terugbetaling, de aanvrager of begunstigde die : 1° een sanctie wordt opgelegd op grond van artikel 10 van het ministerieel besluit van 23 maart 2020Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 23/03/2020 pub. 23/03/2020 numac 2020030347 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Ministerieel besluit houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken sluiten houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, of elke andere regelgeving die het vervangt of waardoor het wordt vervangen;2° de voorafgaande aangifte- en registratieplicht bedoeld in artikel 4 van de ordonnantie van 8 mei 2014 betreffende het toeristisch logies niet naleeft;3° niet alle toepasselijke verplichtingen op het gebied van het milieu-, sociaal en arbeidsrecht naleeft;4° op het ogenblik van de indiening van de steunaanvraag, zich in een faillissementsprocedure opgestart voor maart 2020 bevindt, zich in staat van faillissement of van vereffening bevindt, zijn werkzaamheden heeft gestaakt, een aangifte van faillissement heeft gedaan, voor hem een vereffeningsprocedure aanhangig is of in een vergelijkbare toestand verkeert ingevolge een soortgelijke procedure die bestaat in andere nationale reglementeringen;5° opzettelijk onjuiste inlichtingen verstrekt;6° zich in een van de gevallen bevindt als bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, van de ordonnantie van 8 oktober 2015 houdende algemene regels betreffende de inhouding, de terugvordering en de niet-vereffening van subsidies op het vlak van werkgelegenheid en economie, zolang hij de subsidies als bedoeld in voornoemde ordonnantie niet terugbetaalt overeenkomstig de regels bedoeld in haar artikel 4;7° als zelfstandige, verplicht is de uitkeringen uit hoofde van het overbruggingsrecht terug te geven, in de situaties vermeld in artikel 4, § 1, 1° en 2° ;8° een inbreuk heeft gepleegd in het kader van het verkrijgen van de tijdelijke werkloosheid, in de situaties vermeld in artikel 4, § 1, 3° en 4° ;9° in het kader van de COVID-19-crisis een gewestelijke of gemeenschapspremie heeft aangevraagd en aan de voorwaarden voor die premie voldoet. De begunstigde moet gedurende een periode van drie jaar vanaf de datum van toekenning van de steun voldoen aan de in lid 1 vermelde voorwaarden, met uitzondering van de in het eerste lid, 4° vermelde voorwaarde. HOOFDSTUK 4. - Controle, terugvordering van de steun en sancties

Art. 10.De inspecteurs van de Directie Economische Inspectie van BEW die belast zijn met de uitvoering van inspectietaken controleren de toepassing van dit besluit en houden toezicht op de naleving ervan.

De inspecteurs maken zich bij de uitoefening van hun ambt kenbaar met een legitimatiekaart, zoals bedoeld in bijlage 2 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 11 oktober 2018 houdende uitvoering van de ordonnantie van 3 mei 2018 betreffende de steun voor de economische ontwikkeling van ondernemingen.

Art. 11.Met het oog op het opsporen en vaststellen van inbreuken op dit besluit hebben de in artikel 10 bedoelde ambtenaren de volgende bevoegdheden : 1° zich tijdens de gewone openings- of werkuren toegang verschaffen tot of zich toegang laten verschaffen tot alle plaatsen waarvan zij op redelijke gronden van oordeel zijn dat de betreding ervan voor het vervullen van hun taak noodzakelijk is, tenzij het bewoonde lokalen betreft, die niettemin kunnen worden betreden na de voorafgaande en schriftelijke toestemming van de bewoner;2° alle nuttige vaststellingen doen, alle onderzoeken, controles en opsporingen uitvoeren en alle informatie verzamelen die zij noodzakelijk achten voor het verzekeren van een daadwerkelijke naleving van de bepalingen van dit besluit;3° elke persoon ondervragen over elk feit waarvan de kennis ervan nuttig is voor de opsporing of de vaststelling;4° zich alle inlichtingen, documenten, stukken, boeken, bescheiden, gegevensbestanden en geïnformatiseerde dragers van gegevens laten verstrekken die zij tot het volbrengen van hun taken nodig achten en hiervan gratis afschrift nemen, of ze gratis meenemen tegen afgifte van een ontvangstbewijs;5° vaststellingen doen door middel van het maken van beeld- en geluidsmateriaal, ongeacht de drager ervan, en eveneens beeldmateriaal van derden gebruiken, voor zover deze personen dit materiaal rechtmatig hebben gemaakt of verkregen.

Art. 12.De in artikel 10 bedoelde ambtenaren stellen de inbreuken bedoeld in artikel 14, eerste lid, vast door middel van een proces-verbaal dat bewijskracht heeft tot het tegendeel bewezen is.

Een kopie van het proces-verbaal wordt binnen de vijftien dagen na de vaststelling van de inbreuken overgemaakt aan de inbreukpleger.

Art. 13.De bepalingen van de ordonnantie van 8 oktober 2015 houdende algemene regels betreffende de inhouding, de terugvordering en de niet-vereffening van subsidies op het vlak van werkgelegenheid en economie en de uitvoeringsmaatregelen ervan zijn van toepassing op de steun vastgelegd in dit besluit.

Art. 14.Er kan een administratieve boete van 4 000 tot 8 000 euro worden opgelegd aan : 1° de natuurlijke of rechtspersoon die op bedrieglijke wijze de steun probeert te bekomen of heeft bekomen;2° de natuurlijke of rechtspersoon die in het kader van de steunaanvraag of de controle op de toegekende steun valse documenten of onrechtmatig verkregen documenten voorlegt. De bepalingen van de ordonnantie van 9 juli 2015 houdende geharmoniseerde regels betreffende de administratieve geldboeten bepaald bij de wetgeving op het vlak van werkgelegenheid en economie zijn van toepassing op de administratieve boetes vastgelegd in het eerste lid, met uitzondering van artikel 3 van die ordonnantie, met betrekking tot de opdeciemen. HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen

Art. 15.Dit besluit treedt in werking op 8 juni 2020.

Art. 16.De minister is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 28 mei 2020.

Voor de Regering : De Minister-President, R. VERVOORT De Minister van Economie, A. MARON

^