gepubliceerd op 28 november 2016
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen
22 SEPTEMBER 2016. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en in het bijzonder artikel 20;
Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen en in het bijzonder artikel 8;
Gelet op de Ordonnantie van 17 juli 2003 houdende Brusselse Huisvestingscode, gewijzigd voor de laatste keer door de ordonnantie van 8 mei 2014, en in het bijzonder artikelen 2, § 2, 67, 9° en 138 en volgende;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 25 februari 2016;
Gelet op het akkoord van de minister van Begroting, gegeven op 14 april 2016;
Gelet op het advies van de Adviesraad voor Huisvesting, uitgebracht op 20 mei 2016;
Gelet op het advies van de BGHM, uigebracht op 26 april 2016;
Gelet op de adviesaanvraag binnen 30 dagen, die op 20 juli 2016 bij de Raad van State is ingediend, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat het advies niet is meegedeeld binnen die termijn;
Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op de `gendertest' uitgevoerd in toepassing van artikel 3, 2° van de ordonnantie van 29 maart 2012 houdende integratie van de genderdimensie in de beleidslijnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
Op voordracht van de minister die bevoegd is voor Huisvesting;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.De titels I tot IV en de artikelen 1 tot 42 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996, zoals gewijzigd door de besluiten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 maart 1997, 9 december 1999, 20 september 2001, 19 februari 2004, 6 maart 2008, 10 mei 2012, 13 december 2012, 6 november 2014 en 17 september 2015, worden vervangen door de volgende hoofdstukken en artikelen "HOOFDSTUK I. - Algemene regels en definities
Artikel 1.Dit besluit is toepasbaar op de verhuur van woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en de openbare vastgoedmaatschappijen.
Het is niet toepasbaar op de verhuur van gebouwen of gedeelten ervan die bestemd zijn voor hetzij commercieel gebruik, hetzij een openbare dienst, hetzij woningen beschouwd als dienstwoning. Het is ook niet van toepassing op de verhuur van garages.
Art. 2.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit bedoelt men met : 1° Minister : de minister of de staatssecretaris tot wiens bevoegdheid huisvesting behoort;2° Maatschappij : de openbare vastgoedmaatschappij met zetel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij zelf, voor de woningen die haar toebehoren;3° Woning : het individuele huis of het appartement dat ingericht is om bewoond te worden door een gezin, met inbegrip van de tuin en de aanhorigheden indien die aanpalend zijn;4° Ongezonde woning : de woning die onbewoonbaar verklaard is of als ongezond erkend is, die niet verbeterbaar of die bestemd is om afgebroken te worden overeenkomstig de ordonnantie;5° Aangepaste woning : de woning die ontworpen is voor een bepaald type gezin, conform de in artikel 3 van dit besluit opgestelde normen;6° Gezin : de persoon die alleen woont of de personen die dezelfde woning delen, zelfs indien zij niet in de betrokken woning zijn gedomicilieerd;7° Huurder : de persoon of de personen die een gezin vormen of er deel van uitmaken en die een huurcontract met de maatschappij afsluiten;8° Kandidaat-huurder : de persoon of de personen die een aanvraag indienen met het oog op het huren van een woning van de maatschappij;9° Erkende gehandicapte persoon : de persoon erkend als gehandicapte overeenkomstig artikel 135, eerste lid, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen.Bovendien wordt de persoon die voor meer dan 66 % als gehandicapte door de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid op basis van feiten opgetreden na de leeftijd van 65 erkend is, als erkende gehandicapte persoon beschouwd voor de toepassing van de artikelen 3, 2°, 8, § 2,4°, 31, 66 en 83; 10° Kind ten laste : - het kind dat onder de aansprakelijkheid van een van de gezinsleden valt die tevens de rechthebbende op kinderbijslag is; - het kind voor wie geen enkel gezinslid een dergelijke toelage ontvangt, maar van wie de minister vindt dat het inderdaad ten laste is van een gezinslid, wanneer er wordt bewezen dat het kind geen inkomsten of lage inkomsten genoot en voor zover het feitelijk met de huurder samenleeft; - het kind erkend als gehandicapte wordt geteld als twee kinderen ten laste; 11° Inkomsten : de netto-inkomsten uit onroerende of roerende goederen en het netto belastbaar bedrag van de inkomsten uit beroepsbezigheden voor elke aftrek, verhoogd of verminderd met de uitkeringen voor onderhoud die ontvangen of betaald zijn en de aftrekken verricht voor kinderopvang zoals bepaald in het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992.De betrokken inkomsten worden vastgesteld op basis van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen van het land waar ze worden belast. De studiebeurzen toegekend aan gezinsleden die niet de hoedanigheid bezitten van kinderen ten laste, worden eveneens als inkomsten beschouwd.
Worden eveneens als inkomsten beschouwd, het leefloon en de toelagen voor gehandicapte;
De volgende toelagen worden beschouwd als toelagen voor gehandicapten : - De inkomensvervangende tegemoetkoming in de zin van de wet van 27 februari 1987; - het bedrag dat hieraan gelijk is in de zin van artikel 28 van de wet van 27 februari 1987 voor de gehandicapten aan wie een tegemoetkoming werd toegekend die voor 1 januari 1975 is ingegaan of de gewone of bijzondere toelage bepaald door de wet van 27 juni 1989 voor de gehandicapten aan wie een gewone toelage werd toegekend die na 31 december 1974 maar vóór 1 juli 1987 is ingegaan; 12° Gezinsinkomens : de samengestelde inkomsten van alle gezinsleden, met uitzondering van die van de kinderen ten laste;13° Referentie-inkomen : het bedrag van de inkomen vastgesteld in dit besluit en bestemd om de berekening van de reële huurprijs mogelijk te maken;14° Referentiejaar : het voorlaatste jaar dat het jaar vóór dat van het van kracht worden van de berekening van de huurprijs voorafgaat;15° Kostprijs : de boekhoudkundige kostprijs die het geheel van de uitgaven, gedragen door de maatschappij voor het verwerven, het bouwen, het renoveren en het aanpassen van de woning, vertegenwoordigt.Deze kostprijs moet door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij goedgekeurd worden; 16° Geactualiseerde kostprijs : de kostprijs van de woning die jaarlijks aangepast wordt op 1 januari volgens de gezondheidsindex;17° Basishuurprijs : het jaarlijks bedrag, berekend op basis van een percentage van de geactualiseerde kostprijs van de sociale woning en vastgesteld binnen de bij dit besluit bepaalde perken;18° Reële huurprijs : de som die jaarlijks door de huurder moet worden betaald en die vastgesteld is overeenkomstig de bepalingen van dit besluit;19° Solidariteitsbijdrage : het bedrag, betaald door de huurders van een sociale woning van wie de inkomsten hoger zijn dan de toelatingsinkomens van toepassing op hun gezin dat gevoegd wordt bij de reële huurprijs zoals vastgesteld overeenkomstig dit besluit;20° Register : het register waarin de kandidaat-huurders door de openbare vastgoedmaatschappij worden ingeschreven.Dit kan geïnformatiseerd beheerd worden; 21° Ordonnantie : de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode;22° Specifieke sociale vermindering : de specifieke huurvermindering toegekend, na akkoord van de sociaal afgevaardigde, door de raad van bestuur van de openbare vastgoedmaatschappij omwille van de buitengewone moeilijke toestand van de huurder van een sociale woning;23° Toelatingsinkomens : de maximuminkomsten bedragen bepaald bij dit besluit die de kandidaat-huurders mogen genieten naargelang de samenstelling van hun gezin en in functie van het type van woning waarvoor ze een aanvraag indienden;24° Bovenmatige woning : sociale woning met minstens twee slaapkamers meer dan wat de norm, bepaald bij artikel 3 van dit besluit, voorschrijft;25° Gewestelijke referentie : de identificatiecode van de kandidaat-huurder bestaande uit het identificatienummer van de maatschappij van inschrijving en een volgnummer in de gewestelijke gegevensbank;26° Referentiemaatschappij : de maatschappij waartoe de aanvrager van een woning zich richt om zich in te schrijven als kandidaat-huurder van de maatschappij en desgewenst van andere maatschappijen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;27° Tweedelijnsmaatschappij : de maatschappij waarbij de kandidaat-huurder zich inschrijft via de referentiemaatschappij;28° Coöperatieve huurdersmaatschappij : maatschappij waarin de woningen uitsluitend worden toegekend aan de eigen coöperanten of aan kandidaat-huurders die zich ertoe verbonden hebben in te schrijven op aandelen van de maatschappij;29° Schrapping : operatie die erin bestaat een kandidatuur voor een woning bij alle hierbij betrokken maatschappijen in te trekken;30° Verwerping : operatie die erin bestaat om een kandidatuur voor een woning in een maatschappij op te heffen.In het geval dat de maatschappij die tot de verwerping overgaat, de referentiemaatschappij van de kandidaat-huurder is, brengt deze verwerping de schrapping van de kandidatuur met zich; 31° Passiefwoning : individuele woning : - met een totaal primair energieverbruik voor verwarming, sanitair warm water en elektrische hulpapparaten kleiner dan 45 kWu per m² en per jaar; - met een luchtdichtheid bij een drukverschil van 50 Pa kleiner dan 0.6 per uur; - een netto energiebehoefte voor verwarming kleiner dan 15 kWu per m² et per jaar; - met een temperatuur van oververhitting die elk jaar slechts gedurende 5 % van de tijd boven 25° C mag uitstijgen; - en die als dusdanig wordt erkend door één of meerdere van de bevoegde organismen die door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij als dusdanig werden geïdentificeerd; 32° Zeer lage energiewoning : individuele woning met : - een netto energiebehoefte voor verwarming kleiner dan 30 kWu per m² et per jaar; - met een totaal primair energieverbruik voor verwarming, sanitair warm water en elektrische hulpapparaten kleiner dan 95 kWu per m² en per jaar; - en die als dusdanig wordt erkend door één of meerdere van de bevoegde organismen die door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij als dusdanig werden geïdentificeerd; 33° Lage energiewoning : individuele woning met : - een netto energiebehoefte voor verwarming kleiner dan 60 kWu per m² et per jaar; - met een totaal primair energieverbruik voor verwarming, sanitair warm water en elektrische hulpapparaten kleiner dan 150 kWu per m² en per jaar; - en die als dusdanig wordt erkend door één of meerdere van de bevoegde organismen die door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij als dusdanig werden geïdentificeerd; 34° Energieprestaties van een gebouw : de hoeveelheid energie die effectief wordt verbruikt of nodig geacht wordt om te voldoen aan de verschillende behoeften bij een standaard gebruik van het gebouw;35° Ondermatige woning : sociale woning die beschikt over een aantal kamers dat lager ligt in vergelijking met wat de norm, bepaald in artikel 3 van dit besluit, voorschrijft;36° Patrimoniumoverdracht : elke willekeurige juridische handeling tussen openbare vastgoedmaatschappijen die de overheveling van sociale woningen, bescheiden woningen en/of woningen voor middeninkomens van de ene openbare vastgoedmaatschappij naar een andere ten uitvoer wil brengen;37° Sociale huurwoning : de woning die aangekocht is, in erfpacht genomen is of waarvoor een recht van opstal bestaat, gebouwd of verbouwd door een maatschappij en die bestemd is voor het huisvesten van huurders, die aan de voorwaarden in artikel 31 van dit besluit beantwoorden;38° Huurwoning voor bescheiden inkomens : de woning die aangekocht is, in erfpacht genomen is of waarvoor een recht van opstal bestaat, gebouwd of verbouwd door een maatschappij en die bestemd is voor het huisvesten van huurders, die aan de voorwaarden in artikel 66 van dit besluit beantwoorden;39° Huurwoning voor middeninkomens : de woning die aangekocht is, in erfpacht genomen is of waarvoor een recht van opstal bestaat, gebouwd of verbouwd door een maatschappij en die bestemd is voor het huisvesten van huurders, die aan de voorwaarden in artikel 83 van dit besluit beantwoorden.
Art. 2bis.De gedane verwijzing naar de generische term "woning" in dit besluit, zonder dat er een onderscheid gemaakt wordt tussen sociale woning, woning voor bescheiden inkomens of woning voor middeninkomens beoogt zowel de sociale woning als de woning voor bescheiden inkomens en die voor middeninkomens. HOOFDSTUK II. - Gemeenschappelijke bepalingen voor de sociale woningen, woningen voor bescheiden inkomens en woningen voor middeninkomens die door de maatschappijen verhuurd worden Afdeling 1. - Aangepaste woning
Art. 3.Om beschouwd te worden als geschikt voor verhuur moet de woning in functie van de gezinssamenstelling, het volgende aantal slaapkamers bevatten : 1° een slaapkamer per alleenstaande persoon, per gehuwd of samenwonend koppel.De flats en studio's zijn ook geschikt voor een alleenstaande persoon of een koppel; 2° twee slaapkamers voor een gehuwd of samenwonend koppel waarvan een van de leden een persoon erkend als gehandicapt is voor zover de kandidaat-huurder hierom verzocht heeft;3° een bijkomende slaapkamer per kind : voor twee kinderen van hetzelfde geslacht die jonger zijn dan 15 jaar of twee kinderen van verschillend geslacht die beide jonger zijn dan 12 jaar, volstaat echter één kamer op voorwaarde dat de kamer een oppervlakte van minstens 6 m² heeft, voor zover geen van deze kinderen als gehandicapt zijn erkend;4° een bijkomende slaapkamer voor de meerderjarige persoon die of het koppel dat van het gezin deel uitmaakt;5° twee slaapkamers voor een koppel zonder kinderen waarvan beide leden jonger dan 35 jaar zijn voor zover de kandidaat-huurder hierom verzocht heeft. Voor de toepassing van dit besluit wordt de woning als aangepast beschouwd wanneer op 1 januari 2016 de woning volgens de van kracht zijnde normen vóór 1 januari 2015 als aangepast beschouwd werd en in zover deze normen verder nageleefd worden.
Bij de toekenning van de woningen kan de maatschappij na akkoord van de sociaal afgevaardigde afwijken van de hierboven vastgestelde normen ten voordele van de kandidaat-huurder die hierom verzocht heeft.
De hier gestelde normen zijn niet van toepassing op een huurcontract bij rehabilitatie, afgesloten vóór de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad of afgesloten conform het model van bijlage 5 bij dit besluit.
De weigering van een aangepaste woning voorzien van een gelijkaardig comfort, gelegen in dezelfde gemeente of in een straal van 5 kilometer en die in navolging van een door een huurder ingediende mutatie-aanvraag het voorwerp uitmaakt van een voorstel tot toewijzing dat wordt uitgebracht krachtens artikel 7 van dit besluit (en die de maatschappij verplicht moet voorstellen binnen de grenzen van de haar ter beschikking staande mogelijkheden), kan ertoe leiden dat de maatschappij de huurovereenkomst beëindigt middels een opzegtermijn van zes maanden met ingang op de eerste dag van de maand volgend op deze waarin er kennis werd gegeven van de opzeg, voor zover de nieuwe huurprijs niet 15 % hoger ligt dan de oude huurprijs. Afdeling 2. - Register
Art. 4.§ 1. De maatschappijen worden belast met de uitvoering van de bepalingen van dit besluit betreffende de inschrijving van kandidaat-huurders en de toewijzing van woningen. § 2. De maatschappijen mogen enkel de gegevens verzamelen die strikt noodzakelijk zijn voor de toepassing van de bepalingen in dit besluit.
Gegevens ter aanvulling van deze bedoeld in § 3, tweede lid, mogen zij slechts verzamelen mits de sociaal afgevaardigde hiermee instemt. § 3. Al de registers van kandidaat-huurders van de maatschappijen worden gehergroepeerd in een gewestelijke gegevensbank beheerd door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij om de overdracht van informatie tussen de maatschappijen onderling te bevorderen.
De Minister stelt vast welke gegevens over de kandidaat-huurders door de referentiemaatschappijen moeten verzameld worden en die vervolgens via de gewestelijke gegevensbank overgeheveld moeten worden naar de tweedelijnsmaatschappijen betrokken bij de aanvraag en welke structuur de fiches moeten hebben waarop de gegevens worden verzameld.
De gegevens betreffende het nationaal nummer van de meerderjarige gezinsleden die niet de hoedanigheid bezitten van kind ten laste, de gewestelijke referentie en het nummer van de kandidaat-huurder in de referentiemaatschappij en de categorie(ën) van woningen waarvoor ze ingeschreven worden, worden aan de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en aan al de openbare vastgoedmaatschappijen meegedeeld, teneinde dubbele inschrijvingen te vermijden. § 4. Wanneer de gegevens met betrekking tot de kandidaat-huurders naar de gewestelijke gegevensbank worden overgeheveld, worden zij hiervan op de hoogte gesteld. Er mogen geen andere individuele inlichtingen over de kandidaat-huurders worden doorgegeven zonder hun voorafgaande schriftelijke toestemming. § 5. De Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij kan over kandidaat-huurders al de gedepersonaliseerde inlichtingen verzamelen geconsolideerd op het niveau van elk van de maatschappijen en van de gemeenten of van het Gewest. Het Brussels Hoofdstedelijk Parlement, de Regering en de adviesraad voor huisvesting krijgen toegang tot deze gedepersonaliseerde informatie. Zij kan worden meegedeeld aan derden mits de Regering en de Raad van Bestuur van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij hiermee instemmen. Afdeling 3. - De kandidaturen
Art. 5.§ 1. De kandidatuur voor het huren van een woning beheerd door een maatschappij wordt ingediend middels een origineel exemplaar van het formulier van huuraanvraag voor de betreffende woningcategorie (sociaal, voor bescheiden inkomens of voor middeninkomens). Deze formulieren worden opgesteld door de Minister en de exemplaren ervan worden aangemaakt door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij. Het wordt door alle maatschappijen op eenvoudige aanvraag gratis opgestuurd of overhandigd aan de personen die erom verzoeken. De maatschappijen kunnen de verspreiding van deze exemplaren toevertrouwen aan derden, op de wijze die zij zelf bepalen en na goedkeuring door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij.
Dit formulier moet behoorlijk ingevuld en ondertekend worden door de kandidaat-huurder, door de persoon met wie hij/zij gehuwd is of feitelijk samenwoont, evenals door de andere meerderjarige gezinsleden. De kandidatuur wordt per aangetekende brief aan de zetel van de maatschappij gericht, of wordt er afgegeven tegen een bericht van ontvangst. De poststempel of de datum van ontvangst geldt als datum waarop de aanvraag is ingediend. § 2. De maatschappij mag geen enkele kandidatuur weigeren die door middel van het in § 1 bedoelde formulier wordt ingediend door een kandidaat die heeft bewezen dat hij de bij artikelen 31, 66 of 83 bepaalde voorwaarden vervult, voor zover die voorwaarden op hem van toepassing zijn.
Het aanslagbiljet of bij gebreke hiervan, elk ander bewijsstuk, geldt als bewijs voor de in artikelen 31, 66 en 83 bedoelde inkomens.
Om zich over de ontvankelijkheid van een kandidatuur te kunnen uitspreken, moet de maatschappij in het bezit zijn van alle stukken die het formulier bedoeld in de 1e paragraaf dienen aan te vullen en waarvan de lijst is opgesteld door de Minister, met uitsluiting van enig ander document. § 2bis. De kandidaat-huurder kiest een referentiemaatschappij die zijn dossier beheert. De kandidaat-huurder kan tevens één of meerdere andere maatschappijen kiezen waarbij hij zich in tweede lijn wil laten inschrijven. De kandidaat kwijt zich rechtstreeks bij de referentiemaatschappij van alle formaliteiten qua inschrijving, wijziging en vernieuwing van zijn kandidatuur.
Als de aanvraag voor een woning bij de referentiemaatschappij wordt opgezegd of geschrapt, dan geldt dit voor alle maatschappijen betrokken bij die aanvraag, behoudens in geval van overmacht die de verandering van referentiemaatschappij rechtvaardigt, en na akkoord van de sociaal afgevaardigde van de initieel gekozen referentiemaatschappij. § 2ter. In geval van overheveling van het totale patrimonium van een maatschappij naar een andere, behoudt de kandidaat-huurder zijn referentiemaatschappij zoals bepaald in artikel 5 § 2, van dit besluit, onverminderd de toepassing van § 2bis van hetzelfde artikel.
Onverminderd de mogelijkheid om van referentiemaatschappij te veranderen zoals bepaald in artikel 5, § 2bis van dit besluit, heeft de kandidaat-huurder die, ingevolge de overheveling van het patrimonium van zijn referentiemaatschappij naar andere maatschappijen die een impact op de keuze van zijn referentiemaatschappij heeft, binnen een termijn van twee maanden vanaf de verzending van de aanvraag de mogelijkheid om een nieuwe referentiemaatschappij te kiezen volgens de procedure vastgelegd door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij. Bij afwezigheid van een antwoord binnen deze termijn krijgt de betrokken kandidaat-huurder van rechtswege als nieuwe referentiemaatschappij die toegewezen die het grootste deel van het overgehevelde vastgoedpatrimonium op zich neemt. § 3. De referentiemaatschappij beschikt over een termijn van vijftig dagen om zich uit te spreken over de ontvankelijkheid van een kandidatuur, te rekenen vanaf het versturen van het aangetekend schrijven of vanaf de datum van inontvangstneming van het formulier bedoeld in paragraaf 1. Indien het formulier onvolledig is of niet ondertekend op de daarvoor voorziene plaatsen of niet vergezeld is van alle vereiste bijlagen, beschikt de kandidaat-huurder over een termijn van vijftien dagen, op straffe van onontvankelijkheid van de kandidatuur, om te antwoorden op ieder verzoek om bijkomende inlichtingen vanwege de referentiemaatschappij. De termijnen bepaald in art. 5, § 3, worden verlengd met deze termijn van 15 dagen.
Zodra het dossier volledig is, meldt de maatschappij dit aan de sociaal afgevaardigde aangesteld door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij, die over een termijn beschikt van vijfentwintig dagen om het te valideren. Zodra de sociaal afgevaardigde de kandidatuur gevalideerd heeft, bevestigt de referentiemaatschappij voor zichzelf en voor de tweedelijnsmaatschappijen dat zij de aanvraag ontvangen heeft middels een schrijven per post, opgesteld in de taal van de aanvraag.
Een steekkaart uit het register, waarvan het model door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij is goedgekeurd, wordt bij het ontvangstbewijs gevoegd. Op de steekkaart staat de aanvangsdatum van de kandidatuur vermeld, welke overeenstemt met de datum waarop de kandidatuur door de maatschappij is ontvangen.
De kandidaat-huurder moet uiterlijk vijfenzeventig dagen na het indienen of het versturen van het formulier geïnformeerd worden over het gevolg dat aan zijn aanvraag wordt gegeven. De verwerping van de kandidatuur wordt gemotiveerd. Door zijn kandidatuur in te dienen, verleent de kandidaat-huurder de maatschappijen de toestemming om van de bevoegde overheidsdiensten alle documenten te verkrijgen met betrekking tot de elementen die nodig zijn om zijn dossier te controleren als kandidaat en huurder. De kandidaat-huurder wordt over deze toestemming ingelicht. § 3bis. De tweedelijnsmaatschappij beschikt over een maand te rekenen vanaf het ogenblik waarop de kandidaat-huurder het bericht ontvangt dat zijn aanvraag door de referentiemaatschappij werd aanvaard, om deze kandidatuur te weigeren. Na het verstrijken van deze termijn wordt de kandidatuur verondersteld te zijn aanvaard.
De enige geldige redenen voor een weigering zijn het niet in acht nemen van de voorwaarden bepaald in artikel 5bis, §§ 1 tot 6 en in artikel 31, 66 of 83 van dit besluit naargelang de categorie waarvoor de aanvrager ingeschreven is. De verwerping van de kandidatuur door een tweedelijnsmaatschappij dient te worden gemotiveerd en per aangetekend schrijven aan de betrokkene betekend. § 3ter. De sociaal afgevaardigde heeft toegang tot de gegevens van het in artikel 2, 20°, van dit besluit bedoelde register, teneinde de controletaken te kunnen uitoefenen die hem door de artikelen 63 en volgende van de ordonnantie worden toegekend, evenals de in § 3 van dit artikel bepaalde opdracht inzake de validatie van de voornoemde gegevens § 4. De wijze waarop het register wordt beheerd en gecontroleerd, en waarop de kandidaturen in de referentiemaatschappijen en de tweedelijnsmaatschappijen worden gearchiveerd, wordt door de Minister vastgesteld. § 5. Elke valse verklaring bedoeld om het niet in acht nemen van de toelatingsvoorwaarden bepaald in artikelen 5bis en 31, 66 of 83, naargelang van de categorie waarvoor de aanvrager ingeschreven is, te verhullen of om onrechtmatig te genieten van de voorkeurrechten bepaald in de artikelen 7 en 8, leidt tot schrapping van de aanvraag voor een woning. De geschrapte kandidaat mag zich, gedurende een termijn van zes maanden, niet opnieuw bij een maatschappij inschrijven. Indien reeds een woning werd toegekend, dan kan een einde worden gesteld aan de huurovereenkomst middels een opzeggingstermijn van zes maanden.
Art. 5bis.§ 1. De kandidaat-huurder of een van de leden van zijn gezin mogen geen onroerend goed bezitten, in volle eigendom, in erfpacht of in vruchtgebruik, dat bestemd is als woning of dat voor beroepsdoeleinden gebruikt wordt.
De maatschappij kan voor individuele gevallen en in bijzondere omstandigheden van deze bepaling afwijken op basis van een gemotiveerde beslissing genomen op advies van de sociaal afgevaardigde.
In geval van onjuiste aangifte wordt de woningaanvraag nietig verklaard en indien een woning reeds toegewezen werd, zal middels een opzeg van 6 maanden, een einde aan de huurovereenkomst gesteld worden.
De standaardhuurovereenkomsten omvatten een clausule in die zin. § 2. Om toegelaten te worden om een sociale woning, een woning voor bescheiden inkomens of een woning voor middeninkomens te huren, moet de kandidaat-huurder er zich toe verbinden om de standaardhuurovereenkomst van toepassing op zijn situatie en bij dit besluit gevoegd of de rehabilitatiehuurovereenkomst, zoals bedoeld in bijlage 5 van dit besluit, te ondertekenen. Bovendien moet hij zich er, in voorkomend geval, toe verbinden de statuten van de maatschappij bij de definitieve toewijzing van een woning na te leven. § 3. De standaardhuurovereenkomsten bevatten een clausule die bepaalt dat de maatschappij geen einde aan de huurovereenkomst kan stellen zonder een gemotiveerde voorafgaande kennisgeving. Er moet in die contracten ook vermeld worden dat de overeenkomst een einde neemt, middels een opzeg van 6 maanden, indien de huurder of een gezinslid volle eigenaar van een onroerend goed wordt, het in erfpacht neemt of er vruchtgebruiker van wordt en het onroerend goed bestemd wordt als woning of wordt gebruikt voor beroepsdoeleinden, waarvan voor de huurovereenkomsten afgesloten vóór 1 januari 2002, het kadastraal inkomen hoger is dan 250,00 euro, behalve indien de huurder de toelating van de maatschappij krijgt om in zijn woning te blijven overeenkomstig dezelfde toepassingsregels als die vastgelegd in artikel 4, § 1. § 4. De kandidaat-huurder die een aanvraag indient bij een maatschappij waar hij eerder huurder van een sociale woning, een woning voor bescheiden inkomens of een woning voor middeninkomens was, moet al zijn voorafgaande verplichtingen ten opzichte van deze maatschappij qua geregelde betaling van de huurprijs en van de huurlasten en waardig gebruik van de ruimten vervuld hebben, anders kan zijn kandidatuur onontvankelijk geacht worden. De behoorlijk gemotiveerde beslissing tot verwerping van de kandidatuur wordt genomen op advies van de sociaal afgevaardigde en per aangetekend schrijven aan de betrokkene bekendgemaakt. § 5. Iedere persoon mag slechts deel uitmaken van één enkel kandidaat-huurdersgezin. § 6. Minstens een van de gezinsleden dat niet de hoedanigheid van kind ten laste bezit, is in het bevolkings- of vreemdelingenregister van een gemeente in België ingeschreven.
Indien de kandidaat-huurder aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarde niet kan voldoen, dan kan hij aan de referentiemaatschappij van zijn keuze zijn intentie meedelen om achteraf een aanvraag voor een sociale woning bij haar voor de maatschappijen van zijn keuze in te dienen, als minstens één van de gezinsleden, dat niet de hoedanigheid van kind ten laste bezit, hetzij : - in het bezit is van een attest van immatriculatie; - een bevel gekregen heeft het grondgebied te verlaten dat hetzij niet vervallen, hetzij verlengd is; - in het bezit zijn van een bijlage 35 afgeleverd krachtens de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen; - in het bezit is van een nog niet vervallen aankomstverklaring, zoals bedoeld in bijlage 3 afgeleverd krachtens de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen; - het bewijs kan voorleggen dat bij de Raad van State een beroep werd ingesteld tegen een maatregel tot verwijdering van het grondgebied, genomen op grond van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
De datum van deze verklaring zal als datum van indiening van de kandidatuur voor de sociale woning, een woning voor bescheiden inkomens of een woning voor middeninkomens dienen voor de berekening van de in artikel 8, § 4 voorziene voorkeurrechten op het ogenblik waarop de betrokkene zich in een toestand bevindt op grond waarvan hij zich kan inschrijven.
Op straffe van nietigheid van deze verklaring dient het gezin ze op eigen initiatief elke twee jaar te hernieuwen en de referentiemaatschappij op de hoogte te stellen van elke adreswijziging binnen de twee maanden van de wijziging.
Art. 6.§ 1. De kandidaat-huurder moet de referentiemaatschappij verwittigen omtrent elke wijziging van woonplaats en iedere wijziging in de samenstelling van het gezin binnen twee maanden na deze wijziging of verandering. Het niet naleven van deze procedure kan leiden tot schrapping uit het register. § 2. Om de twee jaar, vanaf 2016, de even jaren, in de loop van het eerste kwartaal, vraagt de referentiemaatschappj de kandidaat-huurder om zijn kandidatuur schriftelijk te bevestigen middels het document opgesteld door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij.
De kandidaat-huurder is verplicht de maatschappij in zijn antwoord op de hoogte te stellen van iedere wijziging die is opgetreden sedert zijn initiële inschrijving of de vorige vernieuwing ervan, met de vereiste documenten als bewijs.
De kandidaturen die binnen drie maanden na de aanvraag om bevestiging onbevestigd blijven, worden uit het register geschrapt.
Op ieder ogenblik kan de kandidaat het aantal gemeenten en/of maatschappijen waar hij een woning wenst uitbreiden. De datum van inwerkingtreding van elke uitbreiding van de keuze van gemeentes en/of van maatschappijen is de datum van inwerkingtreding van de oorspronkelijke kandidatuur als bedoeld in artikel 5, § 3, lid 2 van dit besluit. Hij kan voorafgaand aan de toepassing van de in artikel 10 van dit besluit bedoelde bepalingen dit aantal ook verkleinen. § 3. De kandidatuur wordt uit het register geschrapt indien zij niet meer voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 5bis §§ 1 tot 6 in functie van de woningcategorie waarvoor de aanvrager ingeschreven is. § 4. Iedere beslissing tot schrapping wordt behoorlijk gemotiveerd en gedateerd aan de kandidaat-huurder meegedeeld binnen de dertig werkdagen bij een ter post aangetekende brief. Overeenkomstig artikel 76 van de ordonnantie kan de kandidaat binnen de zes maanden volgend op de dag van verzending van de aangetekende brief een klacht indienen bij de OVM tegen deze beslissing. De OVM kan op eider ogenblik, mits akkoord van de sociaal afgevaardigde, van de schrapping van de kandidaat-huurder afstand doen. De geschrapte kandidaat mag zich, gedurende een termijn van zes maanden, niet opnieuw bij een maatschappij inschrijven. Afdeling 4. - Voorkeurregels
Art. 7.Onverminderd de toepassing van artikel 9 en de herhuisvesting van huurders van woningen die gerenoveerd zullen worden, is de maatschappij ertoe gehouden om, wanneer een of meerdere van haar woningen beschikbaar zijn voor verhuur, ze toe te wijzen op basis van een jaarlijks percentage dat ter advies voorgelegd wordt aan de sociaal afgevaardigde en vervolgens door de Regering gevalideerd wordt : - met voorrang aan haar huurders van bovenmatige woningen; - nadien, aan haar huurders van ondermatige woningen in zover ze er de aanvraag voor ingediend hebben overeenkomstig wat bepaald is in de volgende leden van dit artikel; - tot slot voor de huurders van woningen met een kamer te veel.
Elke huurder kan een aanvraag tot mutatie indienen voor zover hij, voor de woning die hij bewoont, gebonden is door een huurcontract dat hij minstens sinds twee jaar heeft afgesloten met de maatschappij en waarvan hij de verplichtingen heeft vervuld met betrekking tot de staat van de gehuurde ruimten, de regelmatige betaling van de huurprijs en van de huurlasten.
De maatschappij kan niettemin van de in het voorgaande lid opgesomde voorwaarden afwijken, meer bepaald wanneer de aanvraag betrekking heeft op een woning waarvan de huurprijs lager is dan die van de oorspronkelijke woning.
Hoe dan ook vindt de woningmutatie binnen dezelfde woningcategorie (sociaal, voor bescheiden inkomens of voor gemiddelde inkomens) plaats.
Art. 8.§ 1. De kandidaat die hetzij bij ongezondheidsbesluit genomen door de burgemeester in toepassing van artikel 135 van de gemeentewet, hetzij door een beslissing van de Gewestelijke Inspectiedienst, opgericht door de ordonnantie, verplicht wordt zijn woning te verlaten, geniet vijf voorkeurrechten. § 2. De hierna omschreven kandidaat geniet twee voorkeurrechten : 1° De persoon van wie de huurovereenkomst vroegtijdig werd opgezegd door de verhuurder zonder dat deze vroegtijdige verbreking voortvloeide uit een fout van de huurder.Dit voorkeurrecht wordt pas toegekend als de opzegging conform is aan de wetsvoorschriften of, bij ontstentenis, indien de kandidaat bewijst dat hij stappen ondernomen heeft om ze met de wetsvoorschriften in overeenstemming te brengen; 2° Het slachtoffer van een geval van overmacht, natuurlijke of sociale ramp die het onvoorziene verlies van de betrokken woning tot gevolg heeft;3° Het gezin bestaande uit een of meerdere kinderen ten laste en slechts een enkele persoon die deze hoedanigheid niet bezit;4° Het gezin dat minstens een persoon erkend als gehandicapte telt;5° De persoon die een woning verlaat die het behoud van de gezinseenheid in gevaar brengt;6° De huurder die sedert tenminste twee jaar een onaangepaste woning van een maatschappij betrekt, als deze niet is kunnen ingaan op zijn aanvraag tot mutatie na het verstrijken van een termijn van twaalf maanden ingaand op de datum van indiening van de aanvraag of als er geen hiertoe aangepaste woning tot haar patrimonium behoort.Deze bepaling mag evenwel niet worden toegepast indien blijkt dat de niet-toekenning het gevolg is van een schrapping of van het feit dat de verplichtingen voortvloeiend uit de huurovereenkomst niet werden nageleefd. § 3. De hierna omschreven kandidaat geniet van een voorkeurrecht : 1° per persoon, ouder dan 60 jaar, die deel uitmaakt van het gezin;2° per krijgsgevangene, oorlogsinvalide of weduwnaar (weduwe) van een krijgsgevangene of oorlogsinvalide, die deel uitmaakt van het gezin;3° het gezin dat één of meerdere kinderen van maximum zes jaar ten laste heeft die aangetast zijn door klinisch vastgestelde loodvergiftiging en waarvoor de hoofdoorzaak de aanwezigheid van oude verf- of loodschilfertjes in de huidige woning is;4° het gezin dat minstens één persoon jonger dan vijfendertig jaar telt - dat geen kind ten laste is - en ten minste twee kinderen ten laste heeft;5° de persoon die geniet van een huurtoelage van het Gewest in het kader van de geldende wetgeving ter zake en van wie het recht hierop binnenkort zal vervallen. § 4 Elk gezin dat kandidaat-huurder is, geniet bovendien op de eerste verjaardag van de datum van inwerkingtreding van zijn oorspronkelijke kandidatuur bij zijn referentiemaatschappij één voorkeurrecht en per daaropvolgend jaar telkens twee voorkeurrechten. § 5. Onverminderd de toepassing van de artikelen 7, 9 en 12, wordt de aangepaste woning toegewezen aan de kandidaat-huurder die het grootste aantal voorkeurrechten heeft. Hebben meerdere kandidaat-huurders eenzelfde aantal voorkeurrechten, dan wordt de voorkeur gegeven aan diegene met de oudste inschrijving in het register bedoeld in het artikel 5, § 4. § 6. De Minister verduidelijkt de situaties die recht kunnen geven op deze voorkeurrechten evenals de voor te leggen documenten ter staving ervan.
Art. 9.Elke kandidaat-huurder of huurder die vindt dat hij benadeeld is door een beslissing van de maatschappij inzake de toewijzing van een woning, kan beroep aantekenen volgens de toepassingsregels bepaald bij artikel 76 van de ordonnantie.
Wanneer zijn beroep ingewilligd wordt, heeft de benadeelde kandidaat-huurder of huurder absolute voorrang bij de toewijzing van de eerste aangepaste woning binnen de woningcategorie waarvoor hij ingeschreven is die in de maatschappij vrijkomt waar hij benadeeld werd. In dit geval vermeldt de maatschappij dit in het register.
De gewraakte beslissing die voortvloeit uit het feit dat bij de bedoelde maatschappij een inschrijving niet is gebeurd of dat bij een inschrijving niet alle in artikel 8 en 9 van dit besluit bepaalde voorkeurrechten in rekening werden gebracht, moet bij de referentiemaatschappij aangevochten worden binnen een termijn van zes maanden, in het eerste geval te rekenen vanaf het verstrijken van de in artikel 5 bepaalde termijn en in het tweede geval vanaf de betekening van de gewraakte beslissing. Afdeling 5. - Toekenningsprocedure van de woning
Art. 10.§ 1. De kandidaat-huurder aan wie een bezoek van een aangepaste woning wordt voorgesteld, wordt van dit voorstel per aangetekende brief of met een brief tegen ontvangstbewijs verwittigd.
Indien hij binnen vijf werkdagen aan deze brief geen gevolg geeft, wordt zijn kandidatuur geschrapt uit het register, tenzij hij zijn gedrag binnen vijftien dagen verantwoordt en dat deze verantwoording door de maatschappij aanvaard wordt. § 2. Ter gelegenheid van het in § 1 bedoelde bezoek moet de kandidaat-huurder bevestigen dat zijn inkomsten met betrekking tot het referentiejaar niet hoger zijn dan de maximale bedragen vermeld door dit besluit en naargelang de categorie waarvoor hij ingeschreven is en dat hij nog steeds voldoet aan de toelatingsvoorwaarde bedoeld door dit besluit in de zin dat hij geen onroerend goed bezit.
Bij deze gelegenheid moet de kandidaat-huurder tevens zijn statuut bevestigen ten opzichte van de toewijzingsregels zoals vastgesteld in de artikelen 7, 8 en 9 van dit besluit.
Indien zijn kandidatuur niet meer voldoet aan de hierboven vermelde toelatingsvoorwaarden, wordt deze naargelang het geval verworpen of uit het register geschrapt. § 3. De kandidaat-huurder beschikt over een termijn van drie werkdagen na het bezoek van de hem voorgestelde woning om zijn beslissing aan de maatschappij kenbaar te maken. Indien de kandidaat-huurder ervan afziet zijn beslissing na het verstrijken van de voorgeschreven termijn mede te delen, wordt zijn kandidatuur geschrapt uit het register, tenzij hij zijn gedrag binnen vijf werkdagen verantwoordt en dat deze verantwoording door de maatschappij aanvaard wordt. § 4. De kandidaat-huurder aan wie definitief een woning toegewezen wordt, moet daar bij een ter post aangetekende brief van verwittigd worden. Indien hij binnen een termijn van drie werkdagen na ontvangst geen gevolg geeft aan dit toewijzingsvoorstel of wanneer hij de toegewezen woning weigert om een reden die niet aanvaardbaar is voor de maatschappij, moet zijn kandidatuur uit de register geschrapt worden. § 5. Wanneer de maatschappij in eenzelfde brief het voorstel tot bezoek en de definitieve toewijzing onherroepelijk onder voorbehoud van de verificatie bepaald in § 2, betekent, beschikt de kandidaat over een termijn van acht werkdagen om het bewijs te leveren dat hij nog altijd voldoet aan de in § 2 bepaalde voorwaarden en om de voorgestelde woning te aanvaarden of, om een reden die aanvaardbaar is voor de maatschappij, te weigeren. Bij gebrek hieraan wordt zijn kandidatuur uit het register geschrapt behalve wanneer hij zijn houding binnen de 15 dagen verantwoordt. § 6. Wanneer het kandidaatgezin huurder wordt van een openbare vastgoedmaatschappij wordt de initiële inschrijving geschrapt in alle maatschappijen betrokken bij de aanvraag. § 7. De beslissing tot schrapping wordt behoorlijk gemotiveerd en gedateerd aan de kandidaat-huurder bij een ter post aangetekende brief binnen de dertig werkdagen betekend. Overeenkomstig artikel 76 van de ordonnantie kan de kandidaat binnen de zes maanden volgend op de dag van verzending van de aangetekende brief een klacht indienen bij de OVM tegen deze beslissing. De OVM kan op eider ogenblik, mits akkoord van de sociaal afgevaardigde, van de schrapping van de kandidaat-huurder afstand doen. De beslissing tot schrapping brengt gedurende een termijn van zes maanden het verbod voor de kandidaat met zich om zich opnieuw in een maatschappij in te schrijven.
Art. 11.§ 1. Vóór de toewijzing kan de maatschappij de kandidaat oproepen per brief met een aanzegging van minstens vijftien dagen om na te gaan of diens kandidatuur nog steeds voldoet aan de toelatingsvoorwaarden van toepassing op de woningcategorie die hem voorgesteld wordt en aan de voorkeurrechten bedoeld in de artikelen 7 en 8 van dit besluit.
Indien zijn kandidatuur niet meer beantwoordt aan de toelatingsvoorwaarden van toepassing op de woningcategorie waarvoor hij ingeschreven is, wordt zij geschrapt uit het register van de maatschappijen waar hij ingeschreven is. Indien de kandidaat zich niet meer op bepaalde voorkeurrechten kan beroepen, wordt zijn kandidatuur gehandhaafd in het register en wordt zijn plaats in de toewijzingslijsten herzien in functie van de berekening van de voorkeurrechten. § 2. Bij die gelegenheid kan de maatschappij de kandidaat verzoeken haar alle inlichtingen te bezorgen die noodzakelijk zijn voor de toewijzing van een woning die het best aan diens verwachtingen voldoet. Betreft het een coöperatieve huurdersmaatschappij, dan ondertekent de kandidaat, op straffe van verwerping van zijn verzoek, door de betrokken maatschappij, het handvest met de coöperatieve eigenheden, zoals het goedgekeurd werd door de minister. § 3. Indien een maatschappij gebruikmaakt van de procedure zoals vermeld onder §§ 1 en 2 dient zij dit te doen voor alle kandidaat-huurders. § 4. Indien de kandidaat-huurder geen gevolg heeft gegeven aan de oproepingsbrief stuurt de maatschappij hem per aangetekend schrijven een herinneringsbrief met een aanzegging van twee weken en waarschuwt zij hem dat dit bij ontstentenis van een antwoord binnen twee weken na het versturen van het aangetekend schrijven leidt tot verwerping van de inschrijving bij die maatschappij. § 5. De beslissing van verwerping bij de betrokken maatschappij wordt aan de kandidaat-huurder meegedeeld met vermelding van motivering en datum. Afdeling 6. - Herhuisvestingsplan
Art. 12.Wanneer een OVM start met de herhuisvesting van huurders van woningen die gerehabiliteerd zullen worden in het kader van een door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij goedgekeurd investeringsplan moeten de praktische aspecten ervan worden vastgelegd in een herhuisvestingsplan dat haar ter goedkeuring moet worden voorgelegd.
Het herhuisvestingsplan moet de ligging van de woningen die betrokken zijn bij de rehabilitatie, de categorie of categorieën van de betrokken woningen, de planning van de werkzaamheden, de gezinssamenstelling en het aantal betrokken gezinnen en de herhuisvestingsstrategie nader omschrijven. Het plan omvat eveneens de eventuele overeenkomsten met andere OVM die zich vertalen in een samenwerking tussen de OVM die het opgesteld heeft en een of meerdere van hen die aanvaarden om deze huurders geheel of gedeeltelijk voorrang te verlenen.
De Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij beschikt over een termijn van vijfenveertig dagen na ontvangst van het plan om zich uit te spreken. Deze termijn kan op vraag van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij op zestig dagen gebracht worden wanneer dat verantwoord is door de noodzaak om voor het haar voorgelegde plan verduidelijkingen te bekomen of aanpassingen overeen te komen. Het plan wordt geacht goedgekeurd te zijn door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij wanneer deze zich niet binnen de gestelde termijn uitgesproken heeft.
De sociaal afgevaardigde verricht een a priori controle van elk van de toewijzingen die te maken hebben met de herhuisvesting van de betrokken gezinnen. De toewijzingen in verband met de herhuisvesting van de door dit plan betrokken sociale huurders mogen niet in het percentage van de in artikel 38 bepaalde 40 % meegerekend worden. Afdeling 7. - De huurwaarborg
Art. 13.§ 1. Als waarborg voor de goede uitvoering van zijn verplichtingen stort de huurder aan de maatschappij een geldsom die gelijk is aan 2 of 3 maand huur naargelang van de vorm van de waarborg bepaald in artikel 10, § 1, van boek III, titel VIII, hoofdstuk II, afdeling 2, van het Burgerlijk Wetboek. § 2. In afwijking van § 1 van dit artikel en op voorwaarde dat de maatschappij ermee instemt, kunnen de volgestorte bedragen van de maatschappelijke aandelen van een vennoot van de openbare vastgoedmaatschappij dienen als huurwaarborg.
Art. 14.De waarborg en de eventuele interesten zullen aan de huurder, of in geval van overlijden aan zijn erfgenamen of zijn rechthebbenden teruggestort worden bij de beëindiging van de overeenkomst, nadat hij zijn verplichtingen tegenover de maatschappij heeft vervuld. Geen van beide partijen mag beschikken over de rekening met de waarborg, behalve bij het tonen van hetzij een schriftelijk akkoord dat opgesteld wordt na het afsluiten van het huurcontract, hetzij een voor eensluidend verklaard afschrift van een gerechtelijke beslissing. Afdeling 8. - Bijdragen en huurlasten
Art. 15.De bijdragen en huurlasten omvatten : 1° de leveringen, personeels- en werkingskosten met betrekking tot het klein onderhoud, kleine herstellingen en reiniging van de gemeenschappelijke ruimten;2° de leveringen, personeels- en werkingskosten met betrekking tot het onderhoud van de groene ruimten;3° de vergoedingen en sociale bijdragen voor de conciërge of de bewaker, betaald door de maatschappij, met uitzondering van het salaris in natura, onder dien verstande dat deze kosten niet gecumuleerd mogen worden met deze bedoeld in 1° indien ze betrekking hebben op het werk van dezelfde persoon;4° de kosten met betrekking tot het klein onderhoud en de controle van de liften, de centrale verwarmingsinstallatie, met inbegrip van het reinigen van de schoorstenen en van het verluchtingssysteem;5° de kosten met betrekking tot het ophalen van huisvuil en het verwijderen van hinderlijke voorwerpen;6° de kosten met betrekking tot de huur bij het opnemen en het onderhoud van de meters voor water en energievoorziening;7° de kosten met betrekking tot het klein onderhoud van de gezamenlijke radio- en televisieantenne;8° de abonnementen op de radio- en televisiedistributie, voor zover ze door de maatschappij betaald zouden zijn;9° de kosten met betrekking tot het verbruik van water, gas, elektriciteit en stookolie die betrekking hebben op de woning, voor zover deze door de maatschappij betaald zijn, evenals deze die betrekking hebben op de gemeenschappelijke ruimten;10° de kosten met betrekking tot herstellingswerkzaamheden die door de maatschappij uitgevoerd worden overeenkomstig de bepalingen van het huurcontract, vallen ten laste van de huurder;11° de afschrijving van de gezamenlijke radio- en televisieantenne en de boilers, koelkasten en fornuizen die de maatschappij ter beschikking van de huurders stelt;12° de kosten die voortvloeien uit de contracten afgesloten door de maatschappij ten behoeve van de huurders.
Art. 16.§ 1. Het bedrag van de bijdragen en huurlasten ten laste van elke huurder wordt als volgt samengesteld : - de kosten bedoeld in artikel 15, 1° tot 7° en 12° worden op gelijke wijze verdeeld over het aantal woningen waarop ze betrekking hebben; - de kosten bedoeld in artikel 15, 8° worden op gelijke wijze verdeeld over het aantal huurders die gebruik maken van kabeldistributie. § 2. Het in artikel 15, 9° bedoelde verbruik wordt als volgt verdeeld : 1° indien er individuele meters per woning bestaan, wordt het verbruik van deze woningen bepaald volgens de individuele meters en het verbruik van de gemeenschappelijke ruimten wordt op gelijke wijze over het aantal woningen verdeeld;2° indien er slechts een gemeenschappelijke meter bestaat, wordt het verbruik als volgt verdeeld : - 80 % wordt verdeeld op basis van de oppervlakte van de woningen of op basis van de meteropneming van de individuele meettoestellen; - 20 % wordt op gelijke wijze over het aantal woningen verdeeld. § 3. De in artikel 15, 10° bedoelde kosten worden aangerekend aan de huurder die ze veroorzaakt heeft.
De in artikel 15, 11° bedoelde kosten vallen ten laste van de huurder wiens woning verbonden of uitgerust is naar verhouding van 1 % per maand van de kostprijs van de antenne en de toestellen.
Art. 17.De bijdragen en huurlasten moeten overeenstemmen met reële kosten van de maatschappij en ze worden aangerekend aan de huurders op basis van bewijsstukken. Zij moeten geboekt worden op een andere rekening dan die van de huurprijzen.
Art. 18.§ 1. De betaling van de bijdragen en huurlasten gebeurt door middel van maandelijkse voorschotten. Behalve wanneer anders bepaald in het huurcontract gebeurt de betaling ervan gelijktijdig met de betaling van de huurprijs.
Bij het vaststellen van het bedrag van het voorschot en vooraleer om het even welke wijziging aan te brengen moet de maatschappij een gedetailleerde en getrouwe raming van de samenstellende delen van dit bedrag, die met de werkelijkheid strookt, aan de huurder schriftelijk mededelen. § 2. Op de jaarlijkse vervaldag gaat de maatschappij over tot het regulariseren op basis van bewijsstukken die op de beschouwde periode betrekking hebben. § 3. Bij elke regularisatie ontvangt de huurder een gedetailleerde afrekening en het nieuwe bedrag van het voorschot wordt hem medegedeeld. Het regularisatiebedrag wordt op hetzelfde ogenblik als dit voorschot betaald.
Art. 19.De huurder of zijn vertegenwoordiger, indien hij een geschreven toelating bezit waarvan de handtekening gelegaliseerd is, heeft het recht om binnen de maand die volgt op de mededeling van het regularisatiebedrag, bedoeld in artikel 18, § 2, kennis te nemen door de in 18, § 2, vermelde bewijsstukken.
Art. 20.Geen enkele andere bijdrage of huurlast dan die opgenomen in dit besluit kan door de maatschappij ten laste van de huurder worden gelegd. Afdeling 9. - Verbeteringswerken en verbouwingen
Art. 21.Zonder voorafgaande en schriftelijke toelating van de maatschappij mag de huurder het gehuurde goed niet verbouwen of veranderen. In het tegengestelde geval kan de maatschappij de herstelling van de ruimten in hun oorspronkelijke staat eisen en indien de huurder op een ingebrekestelling niet zou reageren, kan ze op kosten van de huurder hier zelf toe overgaan. Afdeling 10. - Toegang tot informatie
Art. 22.De toelatingsvoorwaarden, de toekenningsregels, de regels omtrent voorkeurrechten, de standaardhuurovereenkomst, en de dag en de uren waarop de kandidaat-huurder het inschrijvingsregister kan raadplegen, evenals de naam en het adres van de sociaal afgevaardigde die bij de openbare vastgoedmaatschappij aangesteld is, moeten hem bij het indienen van zijn aanvraag meegedeeld worden.
De Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij zal een standaarddocument met de in het vorige lid vermelde algemene inlichtingen opmaken. Dit document wordt aangevuld met de praktische toepassingsregels die aan de betrokken maatschappij eigen zijn, zoals in het vorige lid bedoeld.
Alle informatie met betrekking tot de berekeningswijze van de huurprijs, de bijdragen en de huurlasten worden telkens aan de huurder door middel van het standaardformulier van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij meegedeeld.
Onverminderd de bepalingen van de ordonnantie van 30 maart 1995 betreffende de openbaarheid in de besturen kan de huurder op de zetel van de maatschappij kennis nemen van de elementen met betrekking tot zijn reële huurprijs, zijn bijdragen en zijn huurlasten, telkens als ze gewijzigd worden en ten minste een keer per jaar, op de door de maatschappij vastgestelde dagen en uren.
Art. 23.De in artikel 22 bedoelde informatie wordt op vraag, hetzij ter plaatse, hetzij op schriftelijk verzoek verkregen.
Wanneer hij toegang vraagt tot een geschreven document, preciseert de aanvrager of hij dit ter plaatse wil raadplegen of een kopie tegen betaling wenst.
De maatschappij waaraan de vraag gericht is, beschikt over een termijn van dertig dagen om een schriftelijk antwoord naar de aanvrager te sturen. Is deze termijn verstreken zonder dat een gevolg aan de aanvraag werd gegeven, dan kan de aanvrager in beroep gaan op de wijze voorzien in artikel 76 van de ordonnantie.
Art. 24.§ 1. De maatschappijen mogen slechts de gegevens inzamelen die strikt voor de uitvoering van de bepalingen van dit besluit, van toepassing op de huurders, noodzakelijk zijn. § 2. Geen enkele mededeling van individuele informatie ingezameld door de OVM betreffende de huurders mag zonder schriftelijk en voorafgaandelijk akkoord van hen gebeuren. Afdeling 11. - Huurtoeslag voor een bovenmatige woning
Art. 25.Wanneer een gezin een bovenmatige woning betrekt, wordt de reële huurprijs verhoogd met een toeslag per slaapkamer vanaf de tweede overtollige slaapkamer.
Deze toeslag bedraagt 4 % van de jaarlijkse inkomens van het gezin en mag niet, op 1 januari 2016, hoger dan 603,93 euro per jaar zijn. Ze is gelijktijdig met de reële maandelijkse huurprijs verschuldigd pro rata 1/12de per maand.
Deze toeslag is evenwel niet verschuldigd : - voor slaapkamers waarvan de oppervlakte niet groter is dan 6 m²; - indien een gezinslid 60 jaar of ouder is; - indien een gezinslid als gehandicapt erkend is - indien de huurder een aanvraag voor mutatie naar een aangepaste woning ingediend heeft. - Wanneer op 1 januari 2016 de woning volgens de normen van kracht vóór 1 januari 2015 als aangepast werd beschouwd en in zover deze normen verder nageleefd worden. Afdeling 12. - Huurtoeslag voor passiefwoningen, lage- en zeer
lage-energiewoningen
Art. 26.Wanneer een gezin een passiefwoning, lage of zeer lage energiewoning betrekt, wordt de reële huurprijs met een toeslag verhoogd.
Deze toeslag houdt rekening met de energieprestaties van de woning en de winst die ze op het gebied van verwarming met zich mee zouden moeten kunnen brengen.
Deze toeslag spruit uit de vermenigvuldiging van de volgende gegevens voort : 1. het gemiddelde jaarlijkse gasverbruik van een woning voor de verwarming per m²;deze statistiek wordt vastgelegd bij een jaarlijks ministerieel besluit op voorstel van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij; zij houdt met name rekening met de typologie van de woning; 2. het aantal m² van de betrokken passiefwoning, lage- of zeer lage-energiewoning;3. het sociale tarief voor gas van het afgelopen jaar;4. een percentage van 40 % voor passiefwoningen, 25 % voor lage-energiewoningen en 35 % voor zeer lage-energiewoningen. Ze is gelijktijdig met de reële maandelijkse huurprijs verschuldigd pro rata 1/12de per maand. De Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij deelt ieder jaar vóór 31 augustus de parameters 1 en 3 bij omzendbrief mee aan de maatschappijen met het oog op hun toepassing voor de berekening van de huurprijs op 1 januari van het volgende jaar.
De maatschappijen zullen ertoe gehouden zijn om 95 % van de dankzij deze huurtoeslag gegenereerde inkomsten aan investeringen te wijden die de energie-efficiëntie van hun respectievelijke woningenbestand verbeteren.
De Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij waarborgt, overeenkomstig de door haar bepaalde toepassingsregels, de controle op de bestemming van deze inkomsten.
De huurtoeslag zal bij de reële huurprijs opgeteld worden.
Indien na analyse blijkt dat er wegens gebreken in de bouw geen energiebesparing gerealiseerd werd, brengt de maatschappij de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij hiervan op de hoogte, waarna deze laatste op basis van een technische analyse van de betrokken woningen een afwijking kan toestaan. Deze afwijking kan aanleiding geven tot gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de betaling van de huurtoeslag en, in voorkomend geval, terugwerkende kracht hebben. Afdeling 13. - Rechten van de huurder
Art. 27.De huurder kan op elk ogenblik per aangetekende brief een einde stellen aan de overeenkomst mits inachtneming van een opzeg van drie maanden die ingaat op de eerste dag van de maand die volgt op die waarin hij de opzeg aankondigde.
Art. 28.De maatschappij-verhuurder kan bij gemotiveerde aangetekende brief haar beslissing om een einde aan de huurovereenkomst te stellen, kenbaar maken. Afdeling 14. - Toezichtscomité
Art. 29.Er wordt een toezichtscomité tot stand gebracht om de naleving van de wettelijke en reglementaire bepalingen te controleren en te garanderen betreffende het overmaken van de gegevens van de kandidaat-huurders en van de huurders alsook de bepalingen in verband met de inzameling van de gegevens van de huurders. Het comité wordt door de minister of door zijn vertegenwoordiger voorgezeten. Het is bovendien uit 3 vertegenwoordigers van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en uit 4 personen die door de Regering op voordracht van de representatieve federaties van de maatschappijen benoemd zijn, samengesteld. Het comité stelt zijn werkingsregels op.
Zij worden op advies van de Raad van bestuur van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij door de Regering goedgekeurd.
Het secretariaat van het comité wordt door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij verzorgd. Afdeling 15. - Indexering van de bedragen
Art. 30.De bedragen waarvan sprake in de artikelen 25, tweede lid, 31, § 1,37, § 1, vierde lid,40, § 1, 57, § 2, 58, § 2, 61, § 1, 61, § 2,1°, en in bijlage 4 zijn gekoppeld aan de gezondheidsindex.
Ze worden elk jaar op 1 januari aangepast in functie van de stijging of de daling van de index in procenten uitgedrukt van de prijzen van de gezondheidsindex van de maand augustus van het jaar dat de herziening ten opzichte van de gezondheidsindex van de maand augustus van het voorgaande jaar voorafgaat. HOOFDSTUK III. - Bepalingen die onlosmakelijk met de verhuur sociale woningen verbonden zijn Afdeling 1. - Toelatingsvoorwaarden
Art. 31.Onverminderd artikel 37, § 1, laatst lid van dit besluit, de inkomsten van de alleenstaande kandidaat-huurder mogen op 1 januari 2016 niet hoger zijn dan 21.692,84 euro.
Voor het gezin van meer dan één persoon dat enkel over een enig inkomen beschikt, wordt dit bedrag op 1 januari 2016 op 24.103,17 euro gebracht.
Voor de gezinnen die minstens over twee inkomens beschikken, wordt dit bedrag op 1 januari 2016 op 27.546,51 euro gebracht.
Deze bedragen worden op 1 januari 2016 met 2.065,98 euro per kind ten laste en met 4.131,97 euro per gehandicapte volwassen persoon die deel uitmaakt van het gezin verhoogd.
De inkomsten waarmee rekening gehouden wordt voor de toelating van de kandidaat-huurders zijn de in artikel 2, 12° van dit besluit bedoelde samengetelde inkomsten die ontvangen werden tijdens het voorlaatste jaar dat het jaar voorafgaand aan de aanvraag voorafgaat. Echter, in geval van overschrijding van de toelatingsdrempels en indien het gezinsinkomen op het ogenblik van de aanvraag lager ligt dan het inkomen dat in het referentiejaar in aanmerking genomen werd, wordt het huidige inkomen in aanmerking genomen.
Het inkomensbewijs wordt geleverd door het aanslagbiljet voor het inkomen van het referentiejaar of door elk bewijsstuk waarvan de lijst door de minister opgesteld is.
Het inkomen van het gezinslid kandidaat-huurder die zijn kandidatuur indient tijdens het jaar voorafgaand aan zijn pensionering, wordt in de loop van dat jaar niet in aanmerking genomen.
De kandidatuur die niet meer aan de inkomensvoorwaarde voor de inschrijving voor een sociale woning beantwoordt, komt automatisch met behoud van zijn anciënniteit, in functie van het gezinsinkomen, voor zover deze kandidatuur voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 66 van het onderhavige besluit, terecht in het register met kandidaturen voor een woning voor bescheiden inkomens, of in het register met kandidaturen voor een woning voor gemiddelde inkomens voor zover de kandidatuur voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 83 van het onderhavige besluit. Afdeling 2. - Voorkeurregels
Art. 32.§ 1. De toekenning gebeurt door de raad van bestuur van de maatschappij of de dienst die hiertoe wordt gedelegeerd, volgens de chronologische volgorde van de inschrijvingen in het register van de kandidaturen, behalve : 1° wanneer er voorkeurrechten bedoeld in artikel 8 en quota's bedoeld in § 2 van dit artikel dienen toegepast te worden;2° wanneer buitengewone en dringende omstandigheden verantwoorden dat hiervan voor individuele gevallen wordt afgeweken;3° in geval van een vergroting van het huurpatrimonium van de betrokken maatschappij, wanneer de huurderspopulatie van eenzelfde maatschappij op kenmerkende wijze van het gemiddelde inkomensniveau en van de gezinssamenstelling van de Brusselse huurders van sociale woningen afwijkt;4° wanneer de toekenning van de woningen het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst afgesloten met een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;5° wanneer de toekenning van de woningen het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst afgesloten tussen de maatschappij en de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij;6° wanneer de toekenning het verhuren van woningen geschikt voor personen erkend als gehandicapten betreft;7° wanneer woningen voor oudere personen ontworpen werden en deze personen van een specifieke dienstverlening genieten.8° wanneer de toewijzing verloopt in het kader van een mutatie; 9° wanneer de toewijzing verloopt in het kader van een herhuisvestingsplan voor huurders van woningen die gerehabiliteerd zullen worden.; 10° wanneer de toewijzing gebeurt in het kader van een overeenkomst afgesloten met een erkend opvangtehuis, die onderdak geven aan personen die het slachtoffer zijn van partner- of intrafamiliaal geweld. § 2. 60 % van de jaarlijkse toewijzingen aan kandidaten voor een sociale woning moeten bestemd zijn voor kandidaat-huurders met inkomens lager dan 85 % van het in artikel 31, § 1, bedoelde toelatingsinkomsten. Het percentage van de jaarlijkse toewijzingen wordt op 75 % gebracht voor maatschappijen met een maatschappelijk boni. Afdeling 3. - Afwijkingen
Art. 33.De raad van bestuur van elke maatschappij kan voor individuele gevallen en onder buitengewone en dringende omstandigheden van de bepalingen van artikel 8, op basis van een gemotiveerde beslissing, afwijken.
Deze beslissing wordt op basis van een volledig dossier en na akkoord van de sociaal afgevaardigde genomen.
In geval van ongunstig advies van de sociaal afgevaardigde kan de openbare vastgoedmaatschappij binnen 30 dagen na de weigering van de sociaal afgevaardigde haar aanvraag tot afwijking aan de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij voorleggen.
De Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij beschikt over dertig werkdagen om de beslissing goed of af te keuren. Indien na het verstrijken van deze termijn geen enkele beslissing aan de openbare vastgoedmaatschappij wordt medegedeeld, wordt de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij geacht haar goedkeuring te hebben gegeven.
In geen geval mag het aandeel van de woningen die op basis van dit artikel werden toegewezen hoger zijn dan 40 % van het totaal aantal toewijzingen voor de categorie van de sociale woningen die gedurende het voorafgaande jaar verricht zijn.
Art. 34.In geval van toename van het huurpatrimonium van de betrokken openbare vastgoedmaatschappij en wanneer de huurderspopulatie van deze maatschappij op kenmerkende wijze afwijkt van het gemiddelde inkomensniveau en gezinssamenstelling van de Brusselse huurders van sociale woningen, kan de raad van bestuur van de maatschappij de nieuwe woningen op eigen initiatief of op voorstel van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij toewijzen overeenkomstig een programma waarover met de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij onderhandeld werd.
Dit programma mag slechts betrekking hebben op een maximum van 40 % van het totaal aantal toewijzingen van nieuwe woningen. De maatschappij stuurt haar ontwerpovereenkomst aan de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij toe.
De Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij beschikt over een termijn van vijfenveertig dagen na ontvangst van de ontwerpovereenkomst om zich uit te spreken.
Deze termijn kan op vraag van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij op zestig dagen gebracht worden wanneer dat verantwoord is door de noodzaak om voor het haar voorgelegde plan verduidelijkingen te bekomen of aanpassingen overeen te komen.
Het ontwerp wordt geacht te zijn goedgekeurd indien de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij zich binnen de toegestane termijn niet heeft uitgesproken.
De aldus gesloten overeenkomsten worden uiterlijk zeven dagen na de ondertekening aan de Regering ter goedkeuring overgemaakt. De Regering beschikt over dertig dagen om een uitspraak te doen. Nadat deze termijn verstreken is, worden de overeenkomsten geacht goedgekeurd te zijn. Afdeling 4. - Toewijzingsovereenkomsten
Art. 35.De maatschappij kan met een Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn een overeenkomst van prioritaire toewijzing sluiten voor ten hoogste 10 % van de beschikbare huurwoningen.
De maatschappij stuurt de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij de overeenkomst toe uiterlijk op 30 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de overeenkomst gesloten is.
De Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij beschikt over een termijn van vijfenveertig dagen om hierover een advies te formuleren, te rekenen vanaf de dag waarop zij de ontwerpovereenkomst ontvangt.
Deze termijn kan op vraag van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij op zestig dagen gebracht worden wanneer dat verantwoord is door de noodzaak om voor het haar voorgelegde plan verduidelijkingen te bekomen of aanpassingen overeen te komen.
De aldus gesloten overeenkomsten worden uiterlijk zeven dagen na het advies van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij ter goedkeuring aan de Regering overgemaakt. De Regering beschikt over dertig dagen om een uitspraak te doen. Nadat deze termijn verstreken is, worden de overeenkomsten geacht goedgekeurd te zijn.
Art. 36.§ 1. De maatschappij sluit met erkende opvangtehuizen, die onderdak geven aan personen die het slachtoffer zijn van partner- of intrafamiliaal geweld, een of meerdere overeenkomsten af voor prioritaire toewijzing van woningen die op minimum 3 % van het totaal van toewijzingen van het voorgaande jaar betrekking hebben.
Het in het eerste lid vastgestelde quotum wordt door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering herzien, op eigen initiatief of op voorstel. § 2. De maatschappij stuurt de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij de overeenkomst of overeenkomsten uiterlijk op 30 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de overeenkomst gesloten wordt. § 3. De Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij beschikt over een termijn van vijfenveertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop zij de ontwerpovereenkomst ontvangt om hierover een advies te formuleren. § 4. Deze termijn kan op vraag van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij op zestig dagen gebracht worden wanneer dat verantwoord is door de noodzaak om voor het haar voorgelegde ontwerp verduidelijkingen te bekomen of aanpassingen overeen te komen. § 5. De aldus gesloten overeenkomsten worden uiterlijk zeven dagen na het advies van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij ter goedkeuring aan de Regering overgemaakt. De Regering beschikt over dertig dagen om een uitspraak te doen. Nadat deze termijn verstreken is, worden de overeenkomsten geacht goedgekeurd te zijn. § 6. In afwijking op § 2 kunnen de overeenkomsten met betrekking tot het jaar van inwerkingtreding van dit artikel op elk moment ingediend worden.
Art. 37.§ 1. De maatschappij waarvan het inkomenscoëfficiënt kleiner dan 1 is, kan een overeenkomst voor de toewijzing van de woningen met de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij afsluiten.
Deze overeenkomst moet door de Regering goedgekeurd worden om van kracht te worden.
Deze overeenkomst neemt de plaats van het in de artikelen 8, §§ 1 tot 4, 33 en 34 omschreven gewestelijk stelsel in.
Deze overeenkomst kan voorzien dat, in afwijking van artikel 31, § 1, doch onverminderd artikel 64, kandidaat-huurders kunnen toegelaten worden in zoverre hun inkomsten de in artikel 31, § 1 bedoelde inkomsten met niet meer dan 3.4443,34 euro op 1 januari 2016 overschrijden. § 2. De maatschappij legt te dien einde en onverminderd artikel 8, § 5, een ontwerpovereenkomst, die elk jaar vernieuwbaar is, aan de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij voor. In dit ontwerp worden onder meer de volgende elementen vermeld : - de specifieke doelstellingen van de maatschappij ter zake; - het hoogste aantal woningen dat bij de overeenkomst betrokken is; - een kadaster van de bezetting van haar woningen op 30 juni van het jaar dat het jaar voorafgaat waarop de overeenkomst betrekking heeft.
Dit kadaster bevat ook een omschrijving van de gezinnen die de woningen betrekken volgens hun inkomens en hun samenstelling; - een lijst van de gezinnen die kandidaat-huurders zijn, opgesplitst volgens hun inkomens en hun samenstelling; - de identificatie van de delen van het patrimonium van de maatschappij die bij de overeenkomst betrokken zijn en een lijst met argumenten gebaseerd op de plaatselijke kenmerken wanneer het nagestreefde doel in een wijkproblematiek kadert; - de selectiecriteria die bij de toewijzingsprocedure door de maatschappij gehanteerd worden in functie van de doelstellingen van de overeenkomst en van de sociale situatie van de kandidaat-huurders; - een eventueel aandeel voorbehouden woningen om individuele gevallen in buitengewone en dringende omstandigheden te kunnen regelen; - de eventuele bedoeling van de maatschappij om de in artikel 35 bedoelde overeenkomst of iedere andere overeenkomst met de privésector of met de overheid te sluiten ten einde de beoogde doelstellingen te verwezenlijken.
In geen geval mag het aantal afwijkende toewijzingen doorgevoerd in het kader van de overeenkomsten bedoeld in dit artikel en in artikel 35, 40 % van het totaal van toewijzingen door de maatschappij tijdens het voorgaande jaar uitgevoerd, overschrijden. § 3. De maatschappij maakt haar ontwerpovereenkomst over aan de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij ten laatste op 30 september van het jaar dat het jaar waarvoor de overeenkomst wordt gesloten voorafgaat.
De Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij beschikt over een termijn van vijfenveertig kalenderdagen na ontvangst van de ontwerpovereenkomst om een uitspraak te doen.
Deze termijn kan op vraag van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij op zestig dagen gebracht worden wanneer dat verantwoord is door de noodzaak om voor het haar voorgelegde plan verduidelijkingen te bekomen of aanpassingen overeen te komen.
Het plan wordt geacht goedgekeurd te zijn door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij wanneer deze zich niet binnen de gestelde termijn uitgesproken heeft.
De aldus afgesloten overeenkomsten worden uiterlijk zeven dagen na de ondertekening aan de Regering ter goedkeuring overgemaakt. De Regering beschikt over dertig dagen om een uitspraak te doen. Als deze termijn verstreken is, worden de overeenkomsten geacht te zijn goedgekeurd. § 4. De rol van de sociaal afgevaardigde is beperkt tot de a posteriori controle van de uitvoering van de overeenkomst. De afgevaardigde neemt in zijn halfjaarlijks verslag een hoofdstuk op over de toepassing van de overeenkomst door de maatschappij en onder meer over de evaluatie van de resultaten in verhouding tot de doelstellingen. § 5. De overtreding van de bepalingen van de overeenkomst kan tot gevolg hebben dat een einde aan de overeenkomst wordt gemaakt. In dit geval worden twee verslagen, het ene vanwege de openbare vastgoedmaatschappij, het andere van de sociaal afgevaardigde, bij de raad van bestuur van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij aanhangig gemaakt zodat deze ter zake een beslissing kan nemen.
De raad van bestuur van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij neemt een beslissing binnen de 30 kalenderdagen na de ontvangst van voornoemde verslagen. Zijn beslissing is met redenen omkleed en wordt aan de ondertekenende partijen van de overeenkomst meegedeeld.
Art. 38.In geen geval mag het op grond van de artikelen 33, 35, 36 en 37 toegewezen cumulatieve aandeel van de woningen 40 % van het totaal aantal toewijzingen voor de categorie van de sociale woningen van het voorgaand jaar overschrijden. Afdeling 5. - Weigering van een woning zonder sanctie
Art. 39.De kandidaat-huurder kan zonder te worden geschrapt een woning weigeren die één van de volgende kenmerken vertoont : 1° een woning waarvoor het vorderbare huurbedrag,, het bedrag van de huurtoeslag voor passiefwoningen, lage en zeer lage energiewoningen en de huurlasten de financiële draagkracht van het gezin overstijgt.In dat geval is de kandidaat ertoe gehouden de elementen te verstrekken die de maatschappij in staat stellen de gegrondheid van de ingeroepen redenen te beoordelen. 2° Een woning die een bouwstaat vertoont die getuigt van een aanzienlijk probleem in termen van stabiliteit of een permanente en steeds terugkerende vochtigheid die het gebruik ervan hindert, of waarvan de bodem en de vloeren vervormingen vertonen, of een gebrekkige stabiliteit die tot valpartijen kan leiden, of waarvan de trappen die toegang verlenen tot de woonvertrekken los zitten, onstabiel of moeilijk begaanbaar zijn, of waarvan de overlopen van de verdiepingen zijn uitgerust met een openingssysteem waarvan de drempel (voor een deur) of de vensterbank (voor een raam) zich situeert op minder dan 50 cm van de vloer en niet voorzien zijn van een borstwering of waarvan de overlopen, de evacuatiewegen en de deuropeningen minder dan 70 cm breed zijn, of waarvan de vrije hoogte van de deuropening lager is dan 1 m 95.3° een woning die niet minstens over een binnen de woning gelegen aansluiting van drinkwater beschikt;4° een woning waarvan de elektriciteitsinstallatie of de gasdistributie overduidelijk gevaarlijk is of waarin de bewoner niet permanent toegang heeft tot de zekeringen van de elektrische installaties;5° Een woning waarvan de leidingen voor de afvoer van afvalwater niet zijn aangesloten op de openbare riolering of een ander aangepast systeem dat in goede staat van werking verkeert.6° een woning waarvan de WC niet is voorzien van een stortbak, niet voor exclusief gebruik van de bewoners bestemd is of gelegen is buiten de woning;7° een woning die niet beschikt over een badkamer of een douche;8° een woning die voor de verwarming niet is uitgerust met hetzij centrale verwarming, hetzij een vast verwarmingssysteem, hetzij niet beschikt over een installatie die in de verblijfsvertrekken veilig kan aangesloten worden.9° een woning die niet beschikt over de minimale vereiste oppervlakte in functie van het aantal bewoners, zoals bepaald door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 september 2003 tot bepaling van de elementaire verplichtingen inzake veiligheid, gezondheid en uitrusting van de woningen;10° een woning waarvan de oppervlakte van de kamer voorzien voor 2 kinderen van hetzelfde geslacht of van verschillend geslacht in toepassing van artikel 3, 1e lid, 3° van dit besluit lager dan 6 m2 is. Afdeling 6. - De huurwaarborg
Art. 40.§ 1. In afwijking van artikel 13 kan de huurwaarborg niet minder dan 413,42 euro en niet meer dan 1.240,25 euro op 1 januari 2016 bedragen. § 2. In dat geval moet de volstorting van de aandelen tenminste gelijk zijn aan het minimumbedrag bepaald in § 1 van dit artikel. Afdeling 7. - De duur van de huurovereenkomst en de gevolgen
van bepaalde gebeurtenissen Onderafdeling 1. - Huurovereenkomsten die vóór 1 januari 2013 in werking getreden zijn
Art. 41.De huurovereenkomsten die vóór 1 januari 2013 in werking treden, zijn voor een onbepaalde duur afgesloten.
Art. 42.De standaardhuurovereenkomst die voor deze soort huurovereenkomst van toepassing is, is de overeenkomst in bijlage 3 van dit besluit.
Art. 43.Overeenkomstig artikel 142 van de ordonnantie, blijft de huurovereenkomst van de huurder die een andere woning aanvaardt, aan een standaardhuurovereenkomst voor onbepaalde duur onderworpen voor zover zijn oorspronkelijke huurcontract vóór 1 januari 2013 in werking trad.
De standaardhuurovereenkomst die voor deze gehuurde woning van toepassing is, is de overeenkomst in bijlage 3 van dit besluit.
Onderafdeling 2. - Huurovereenkomsten die op 1 januari 2013 of later in werking traden
Art. 44.Overeenkomstig artikel 142 van de ordonnantie, worden de huurovereenkomsten die op 1 januari 2013 of later ingaan voor een bepaalde duur van negen jaar gesloten.
Art. 45.De standaardhuurovereenkomst die voor deze soort huurovereenkomst van toepassing is, is de overeenkomst in bijlage 6 van dit besluit.
Art. 46.Overeenkomstig artikel 142 van de ordonnantie en in afwijking van artikel 44 van dit besluit, blijven huurovereenkomsten die werden gesloten door gezinnen met één of meerdere personen met een handicap en/of één of meerdere personen die de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt op het moment waarop de oorspronkelijke huurovereenkomst is ingegaan, huurovereenkomsten van onbepaalde duur.
Huurders die zich in deze situatie bevinden, ondertekenen de standaardhuurovereenkomst in bijlage 3 van dit besluit
Art. 47.Overeenkomstig artikel 142 van de ordonnantie, gaat de maatschappij voor de huurovereenkomsten die krachtens artikel 44 van dit besluit werden afgesloten na acht jaar de situatie van het gezin na voor wat betreft zijn inkomen en samenstelling.
Voor het nazicht van het inkomen van het gezin houdt de maatschappij rekening met het inkomen dat als basis heeft gediend voor de berekening van de huurprijs voor de laatste twee jaarlijkse huurprijsherzieningen.
Voor de gezinssamenstelling vraagt de maatschappij per aangetekende brief aan de huurder om een door de gemeente afgeleverde gezinssamenstelling te bezorgen, die niet vóór de datum van de aanvraag van de maatschappij mag zijn gedagtekend. De huurder moet die gezinssamenstelling binnen de twee maanden na de versturing van de aanvraag aan de maatschappij bezorgen.
De leden 2 en 3 van dit artikel zijn van toepassing, onverminderd artikel 60, §§ 1 tot 4, van dit besluit.
Art. 48.Overeenkomstig artikel 142, 1e lid van de ordonnantie, zal de huurovereenkomst worden beëindigd middels een opzegtermijn van zes maanden die wordt betekend per aangetekend schrijven en die zal aflopen wanneer het negende jaar van de huurovereenkomst afloopt, als op basis van het in artikel 47 van dit besluit uitgevoerde nazicht van het gezinsinkomen blijkt dat dit gezinsinkomen voor de twee betreffende jaren het voor het gezin toepasselijke toegangsinkomen met 150 % overstijgt.
Art. 49.Overeenkomstig artikel 142, § 2, 1e lid, van de ordonnantie en onverminderd de toepassing van artikel 51 van dit besluit, wordt de huurovereenkomst automatisch verlengd voor een periode van drie jaar wanneer het gezinsinkomen op basis van het in artikel 47 van dit besluit uitgevoerde nazicht van het gezinsinkomen voor de twee betreffende jaren lager ligt dan 150 % van het voor het gezin toepasselijke toegangsinkomen.
De maatschappij brengt de huurder per aangetekend schrijven van die verlenging op de hoogte. In die brief moet er ten minste melding worden gemaakt van de data waarop de periode van drie jaar aanvangt en afloopt en van het moment waarop het in artikel 52 van dit besluit bepaalde nazicht opnieuw plaatsvindt.
Art. 50.Overeenkomstig artikel 142, § 2, lid 1, van de ordonnantie, kan de huurder indien in de loop van de op basis van artikel 48 van dit besluit betekende opzegtermijn het inkomen van de huurder opnieuw onder het plafond van 150 % van het voor zijn gezin toepasselijke toelatingsinkomen daalt, de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij bij hoogdringendheid hiervan op de hoogte brengen volgens een procedure waarvan de modaliteiten door de Regering worden bepaald. Bij deze gelegenheid zullen de situaties die aanleiding geven tot deze mogelijkheid worden verduidelijkt.
De inkomensdaling moet het gevolg zijn van een al dan niet voorzienbare beslissing of gebeurtenis die buiten de wil van de huurder om plaatsvond.
Art. 51.Overeenkomstig artikel 142, § 2, lid 2, van de ordonnantie, moet de maatschappij binnen de grenzen van de haar ter beschikking staande mogelijkheden een woning voorstellen die is aangepast aan de nieuwe gezinssamenstelling als op basis van het in artikel 47 van dit besluit bepaalde nazicht van de gezinssamenstelling blijkt dat het gezin een in artikel 2, 24° van dit besluit bepaalde bovenmatige woning betrekt.
Indien de krachtens vorig lid voorgestelde woning met een gelijkaardig comfort en gelegen in dezelfde gemeente of in een straal van 5 kilometer wordt geweigerd, wordt de bestaande huurovereenkomst beëindigd middels een opzegtermijn van zes maanden, voor zover de nieuwe huurprijs niet meer dan 15 % hoger ligt dan de oude huurprijs.
De maatschappij betekent die opzegtermijn van zes maanden aan de huurder en vermeldt daarbij de datum waarop de opzegtermijn afloopt.
Die opzegtermijn moet aflopen wanneer het negende jaar van de huurovereenkomst afloopt.
Indien de maatschappij aan de huurder geen woning kan voorstellen die aan zijn nieuwe gezinssamenstelling is aangepast, wordt de bestaande huurovereenkomst, onverminderd de toepassing van artikel 47 van dit besluit, voor een periode van drie jaar verlengd.
De maatschappij brengt de huurder van die verlenging op de hoogte overeenkomstig de bepalingen van lid 2 van artikel 49 van dit besluit.
Art. 52.Als het gezin de krachtens artikel 51 van dit besluit voorgestelde woning aanvaardt, wordt voor die woning een nieuwe overeenkomst voor een bepaalde duur van drie jaar afgesloten.
In dat geval wordt de bestaande overeenkomst beëindigd middels een opzegtermijn van drie maanden.
De maatschappij betekent die opzegtermijn van drie maanden aan de huurder en vermeldt daarbij de datum waarop de opzegtermijn afloopt.
Die opzegtermijn moet aflopen wanneer het negende jaar van de huurovereenkomst afloopt.
Art. 53.Als de huurovereenkomst is verlengd of als een nieuwe overeenkomst, overeenkomstig de artikelen 49 en 52 van dit besluit, werd gesloten, vindt een in artikel 47 van dit besluit bepaald nazicht plaats op het einde van het tweede jaar van iedere periode van drie jaar.
Ieder nazicht kan aanleiding geven tot een verlenging van de huurovereenkomst voor een nieuwe periode van drie jaar.
Het nazicht aan het einde van het tweede jaar van iedere periode van drie jaar kan tevens aanleiding geven tot de betekening van een opzeg.
Die betekening moet melding maken van de datum waarop de opzegtermijn afloopt. Die opzegtermijn moet aflopen wanneer de verlengde of nieuw gesloten huurovereenkomst afloopt.
Art. 54.Overeenkomstig artikel 142, § 3, van de ordonnantie, krijgt de huurder van wie op het einde van de termijn van de huurovereenkomst van negen jaar of van het verstrijken van de termijn van elke verlenging van drie jaar, blijkt dat hijzelf of één van zijn gezinsleden ondertussen werd erkend als een persoon met een handicap overeenkomstig artikel 2, 9° van dit besluit, een huurovereenkomst van onbepaalde duur voorgesteld. Hiertoe bezorgt de huurder het bewijs van die erkenning aan de maatschappij.
De maatschappij moet die huurovereenkomst van onbepaalde duur voorstellen ongeacht de opzeg die eventueel werd betekend ingevolge het overeenkomstig artikel 47 van dit besluit uitgevoerde nazicht.
Deze huurovereenkomst van onbepaalde duur kan niet ingaan alvorens de huurovereenkomst van negen jaar of van de termijn van verlenging met drie jaar is afgelopen.
Art. 55.Overeenkomstig artikel 142, § 3, van de ordonnantie, wordt de huurovereenkomst van onbepaalde duur, die op 1 januari 2013 of hierna inging, beëindigd middels een opzegtermijn van zes maanden, als blijkt dat de erkenning als persoon met een handicap van de huurder of van één van zijn gezinsleden na 1 januari 2013 afliep.
De huurovereenkomst van onbepaalde duur wordt eveneens middels een opzegtermijn van zes maanden beëindigd als de als gehandicapte erkende persoon na 1 januari 2013 overlijdt of als deze na 1 januari 2013 geen deel meer uitmaakt van de door de maatschappij gekende gezinssamenstelling.
De maatschappij betekent die opzegtermijn van zes maanden aan de huurder en vermeldt daarbij de datum waarop de opzegtermijn afloopt.
Aan de huurder waarvan in het eerste en tweede lid sprake is, wordt een huurovereenkomst van bepaalde duur van negen jaar voorgesteld.
Art. 56.Overeenkomstig artikel 142, laatste lid van de ordonnantie, mag de looptijd van de nieuwe huurovereenkomst van de huurder die een andere woning aanvaardt en waarvan de oorspronkelijke huurovereenkomst vanaf 1 januari 2013 inging, gecumuleerd met de looptijd van de oorspronkelijke huurovereenkomst, geenszins meer dan negen of drie jaar bedragen. Die negen en drie jaar worden bepaald naargelang de verandering van woning plaatsgrijpt in de loop van de oorspronkelijke periode van negen jaar of in de loop van een latere periode van drie jaar. Afdeling 8. - Te betalen huurprijs
Art. 57.§ 1. De huurder moet de reële huurprijs betalen, rekening houdend met de eventuele aftrek die de openbare vastgoedmaatschappij hem kan verlenen, gelet op : - de investeringen die hijzelf in zijn woning heeft gedaan nadat ze goedgekeurd werden; - een eventuele specifieke sociale vermindering; - een vermindering van de huurprijs toegekend voor een gedeeltelijke derving van het genot van de gehuurde woning.
Bovendien moet de huurder die aan het stelsel van de solidariteitsbijdrage onderworpen is, deze bijdrage betalen. § 2. Wanneer een huurder, op voorstel van de maatschappij, een aangepaste woning in huur neemt, wordt de som van de drie eerste maandaflossingen van de nieuwe te betalen huurprijs verminderd ten belope van een forfaitair bedrag vastgesteld op 1 januari 2016 op 688,66 euro. Om er recht op te hebben, moet het gezinsinkomen lager dan het referentie-inkomen zijn. Het gezin mag geen verhuistoelage genieten zoals bepaald in het besluit van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 28 november 2013 tot instelling van een herhuisvestingstoelage. Hij moet zich tot slot in een van de volgende gevallen bevinden : - hij is gedwongen om overeenkomstig artikel 140 van de ordonnantie te muteren; - hij is gedwongen om te verhuizen ten gevolge van een beslissing tot verbod van de verhuur van zijn woning op basis van artikel 8 van de ordonnantie; - hij is gedwongen om te verhuizen omdat zijn woning deel uitmaakt van een rehabilitatieplan dat er de gedwongen vrijgave van vereist; - hij is gedwongen om te verhuizen ten gevolge van een ongezondheidsbesluit, in verband met de staat van de woning, genomen door de burgemeester in toepassing van artikel 135 van de gemeentewet (K.B; van 24 juni 1988); - hij heeft een aanvraag tot mutatie ingediend en is ouder dan 70 jaar of erkend als gehandicapte persoon.
Deze vermindering van de huurprijs is ten laste van de maatschappij. § 3. De door de maatschappij vastgestelde basishuurprijs is het jaarlijks bedrag berekend op basis van een percentage van de geactualiseerde kostprijs van de woning dat tussen 3 % en 10 % varieert. Vóór de toepassing ervan wordt het goedgekeurd door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij. Er kan van dit percentage afgeweken worden wanneer de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij een met redenen omklede vraag tot afwijking van een openbare vastgoedmaatschappij gunstig beoordeelt of wanneer de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij een met redenen omkleed stelsel van afwijking aan een openbare vastgoedmaatschappij oplegt. § 4. Elk jaar op 1 januari zal de maatschappij een nieuwe basishuurprijs binnen de perken onder de in § 2 bepaalde voorwaarden kunnen berekenen in functie van de kostprijs van de woning die overeenkomstig artikel 30 aangepast wordt. § 5. Het totaalbedrag van de basishuurprijzen moet tussen 4,30 % en 6 % van de geactualiseerde kostprijs van het geheel van de sociale woningen van de maatschappij liggen.
Art. 58.§ 1. De reële huurprijs is gelijk aan de basishuurprijs vermenigvuldigd met de coëfficiënt van de inkomsten.
De voor de reële huurprijs in aanmerking genomen inkomsten zijn de samengestelde inkomsten bedoeld in artikel 2, 12° van dit besluit.
Ze worden op 1 januari van elk jaar aangepast op basis van de index van de maand augustus van het jaar dat voorafgaat aan de inwerkingtreding van de huurprijs in verhouding tot de index van de maand augustus dat het jaar van het samengestelde gezinsinkomen voor het referentiejaar voorafgaat. Deze indexcijfers zijn deze bedoeld in artikel 30.
De reële maandelijkse huurprijs is gelijk aan een twaalfde van de reële huurprijs. § 2. De coëfficiënt van het inkomen wordt verkregen door de inkomsten van het gezin in het referentiejaar te delen door het referentie-inkomen vastgesteld op 1 januari 2016 op 18.791,20 euro.
Het zo verkregen quotiënt wordt tot op twee decimalen berekend. § 3. Bij ontstentenis van inkomsten voor elk van de twaalf maanden van het referentiejaar worden de jaarlijkse inkomsten als volgt berekend : het resultaat van de deling van de verkregen inkomsten door het aantal kalenderdagen die de beschouwde periode omvatten, met 365 vermenigvuldigen. § 4. Bij ontstentenis van inkomsten voor het referentiejaar worden de inkomsten uit het eerste jaar, dat volgt op het jaar waarin de inkomsten verkregen werden, in overweging genomen.
Wanneer de inkomsten uit het referentiejaar hoofdzakelijk samengesteld zijn uit vervangingsinkomens, moeten de huidige inkomsten in overweging genomen worden.
Art. 59.§ 1. De maatschappij moet de nodige stappen ondernemen bij de Administratie van de Directe Belastingen met het oog op het verkrijgen van de in artikel 257, 3° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen voor 1992 voorziene vermindering. § 2. De huurder geniet een vermindering van de reële huurprijs gelijk aan : 1° 5 % van de basishuurprijs voor een kind ten laste van het gezin;2° 10 % van de basishuurprijs voor twee kinderen ten laste van het gezin;3° 20 % van de basishuurprijs voor drie kinderen ten laste van het gezin;4° 30 % van de basishuurprijs voor vier kinderen ten laste van het gezin;5° 40 % van de basishuurprijs voor vijf kinderen ten laste van het gezin;6° 50 % van de basishuurprijs voor zes kinderen of meer ten laste van het gezin. Deze vermindering wordt toegepast a rato van een twaalfde op de reële maandelijkse huurprijs. § 3. Wanneer de in § 1 bedoelde vermindering van de onroerende voorheffing is verkregen, wordt het bedrag van die vermindering afgetrokken van de krachtens § 2 toe te kennen vermindering van de reële huurprijs.
De in het eerste lid bedoelde aftrek wordt toegepast op de huurprijs verschuldigd voor de op twee na laatste maand van het kalenderjaar of van de lopende huurovereenkomst indien ze niet op 31 december afloopt en, indien nodig, op de huurprijs verschuldigd voor de volgende maanden. Bij het einde van de huurovereenkomst zullen, in voorkomend geval, de nog verschuldigde bedragen van de in artikel 13 bedoelde huurwaarborg afgetrokken worden. § 3bis. De huurder geniet van een vermindering van de reële huurprijs gelijk aan 20 % van de basishuurprijs per volwassene erkend als gehandicapte die deel uitmaakt van zijn gezin § 4. De huurder dient uiterlijk op 31 oktober van het jaar dat het jaar voorafgaat waarin de in § 2 bedoelde vermindering moet worden toegepast de bewijsstukken voor het verkrijgen van de vermindering voor te leggen. § 5. De in § 2 voorziene vermindering wordt berekend op basis van het aantal kinderen ten laste van het gezin op 31 oktober van het jaar dat het jaar waarvoor ze toegestaan wordt voorafgaat. Ze blijft onveranderd tijdens een kalenderjaar. § 6. De overeenkomstig §§ 2, 3 en 3bis berekende verminderingen vallen ten laste van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behalve de verminderingen voor de eerste twee kinderen ten laste van de gezinnen waarvan de inkomens hoger zijn dan de referentie-inkomen zoals bepaald in de artikelen 57, § 2, en 30 die ten laste vallen van de openbare vastgoedmaatschappij. § 7. Om aanspraak op de terugbetaling van de in § 6 bedoelde verminderingen te kunnen maken, moeten de openbare vastgoedmaatschappijen een aanvraag indienen volgens de in het volgende lid bepaalde voorwaarden.
Deze aanvraag moet bij een ter post aangetekende brief ingediend worden ten laatste in het tweede jaar volgend op het betrokken boekjaar middels een formulier, waarvan het model door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij vastgelegd is en waarop de voorschriften van § 3 vermeld zijn. Na deze datum zal elke aanvraag van nul en geen waarde beschouwd worden.
De terugbetalingen moeten ten laatste in de zesde maand na het indienen van de aanvraag gebeuren.
Art. 60.§ 1. Wanneer de inkomsten uit de gezinnen met minstens 20 % verminderd zijn ten aanzien van die waarmee rekening is gehouden om de reële huurprijs vast te stellen, mag de huurder op elk ogenblik vragen om de reële huurprijs aan deze vermindering aan te passen.
De vraag moet bij een ter post aangetekende brief aan de maatschappij gericht worden ten laatste op de vijftiende dag van de maand die volgt op de maand van de aanpassing van de gezinsinkomens.
De bewijsstukken voor elk van de actuele inkomsten van het gezin moeten bij de vraag ingesloten zijn. De aanpassing van de huurprijs wordt van kracht op de eerste werkdag van de tweede maand volgend op de maand waarin de aanvraag werd ingediend en blijft van toepassing tot de volgende jaarlijkse huurherziening. § 2. Wanneer de inkomsten van de huurder verminderd zijn door het feit dat hij gepensioneerd is en dat hij geen bijkomende bezoldigde activiteit uitoefent, kan een vraag om aanpassing van de reële huurprijs ingevolge deze vermindering ingediend worden op de wijze zoals beschreven in de voorgaande paragraaf, zelfs als de vermindering van de inkomens lager ligt dan 20 %.
De aanpassing van de huurprijs wordt van kracht op de eerste werkdag van de tweede maand volgend op de maand waarin de aanvraag werd ingediend en blijft van toepassing tot de volgende herziening. § 3. In geval van wijziging van de gezinssamenstelling die een weerslag op zijn inkomen heeft, kan de huurder om de aanpassing van zijn reële huurprijs onder de in § 1 voorziene voorwaarden verzoeken, zelfs wanneer de vermindering van de inkomsten geen 20 % bereikt. De aanpassing wordt van kracht op de eerste dag van de tweede maand volgend op de maand waarin de aanvraag werd ingediend en blijft van toepassing tot de volgende herziening. § 4. Wanneer de maatschappij vaststelt dat er fraude gepleegd is of er sprake van onoprechtheid is in de aangifte betreffende het gezinsinkomen of de gezinssamenstelling, kan zij op elk ogenblik de huurprijs verhogen tot de normale huurwaarde van de woning, vermeerderd, indien deze verschuldigd is, met het maximumbedrag van de solidariteitsbijdrage. Deze verhoging is onmiddellijk en tot aan de volgende herziening van kracht. Ze kan eveneens toegepast worden op elke periode waarin onrechtmatig een reële huurvermindering werd verkregen. De huurder wordt bij een ter post aangetekende brief ingelicht over elke verhoging van zijn reële huurprijs die krachtens deze paragraaf zou plaatsvinden.
Art. 61.§ 1. De reële huurprijs mag na toepassing van artikel 59 niet lager zijn dan de helft van de basishuurprijs.
Wanneer de helft van de basishuurprijs hoger is dan een bedrag van : - 1.375,02 euro op 1 januari 2016 voor de woningen met een enkele slaapkamer alsmede voor de flats of studio's; - 1.680,57 euro op 1 januari 2016 voor de woningen met twee slaapkamers; - 2.138,91 euro op 1 januari 2016 voor de woningen met drie slaapkamers; - 2.444, 47 euro op 1 januari 2016 voor de woningen met vier slaapkamers of meer, wordt de benedengrens evenwel tot deze bedragen teruggebracht. § 2. De reële huurprijs mag na toepassing van artikel 598 : 1° in geen geval lager zijn dan 1.032,99 euro per jaar. Dit bedrag vastgesteld op 1 januari 2016 wordt herzien op data en volgens de modaliteiten voorzien in artikel 30; 2° niet hoger zijn dan 20 % van het gezinsinkomen voor zover het lager is dan het referentie-inkomen en het gezin geen woning met minstens één slaapkamer meer dan de definitie van aangepaste woning van artikel 3 van dit besluit, voorschrijft betrekt, tenzij het een aanvraag tot mutatie heeft ingediend zonder dat het een aangepaste woning werd voorgesteld. Het gezin verliest het recht op de begrenzing van zijn huurprijs tot 20 % van zijn inkomen indien hij de woning weigert die hem voorgesteld wordt in het kader van zijn aanvraag tot mutatie. Deze woning moet overeenkomstig artikel 140 van de ordonnantie de volgende eigenschappen vertonen : - gelijkaardig comfort; - gelegen in een straal van 5 kilometer of in dezelfde gemeente; - waarvan de huurprijs niet 15 % hoger ligt dans de oude huurprijs;
De huurprijs kan niet tot minder dan de helft van de basishuurprijs, noch in geen enkel geval lager dan het bedrag bedoeld in punt 1° verlaagd worden. 2° bis niet hoger zijn dan 22 % van het gezinsinkomen voor zover het tussen het referentie-inkomen en het toelatingsinkomen ligt en het gezin geen woning met minstens één slaapkamer meer dan de definitie van aangepaste woning van artikel 3 van dit besluit, voorschrijft betrekt, tenzij het een aanvraag tot mutatie heeft ingediend zonder dat het een aangepaste woning werd voorgesteld. Het gezin verliest het recht op de begrenzing van zijn huurprijs tot 22 % van zijn inkomen indien hij de woning weigert die hem voorgesteld wordt in het kader van zijn aanvraag tot mutatie. Deze woning moet overeenkomstig artikel 140 van de ordonnantie de volgende eigenschappen vertonen : - gelijkaardig comfort; - gelegen in een straal van 5 kilometer of in dezelfde gemeente; - waarvan de huurprijs niet 15 % hoger ligt dans de oude huurprijs;
De huurprijs kan niet tot minder dan de helft van de basishuurprijs, noch in geen enkel geval lager dan het bedrag bedoeld in punt 1° verlaagd worden. 3° niet hoger zijn dan de normale huurwaarde van de woning die jaarlijks vastgesteld wordt op basis van een coëfficiënt toegepast op de basishuurprijs en die varieert tussen 110 en 300 % van het bedrag van deze huurprijs, afhankelijk van de beslissing van de raad van bestuur van de maatschappij. § 3. Het bedrag van de normale huurwaarden van alle sociale woningen van de maatschappij moet jaarlijks vastgesteld worden op basis van een coëfficiënt, toegepast op het totaalbedrag van de basishuurprijzen, die varieert tussen 150 en 300 %, afhankelijk van de beslissing van de raad van bestuur van de maatschappij en die door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij werd goedgekeurd. § 4. Indien de in §§ 1, 2 en 3 van dit artikel reële huurprijs hoger ligt dan 20 % van de reële huurprijs van de maand augustus van het voorafgaande jaar kan de maatschappij, na advies van de sociaal afgevaardigde van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij de huurverhoging tijdens de eerste zes maanden van het jaar met 50 % verminderen. Indien de gezinsinkomens evenwel lager zijn dan het referentie-inkomen, kan deze vermindering van 50 % door de maatschappij voor maximum drie jaar toegekend worden na advies van de sociaal afgevaardigde van de openbare vastgoedmaatschappij.
Art. 62.Om de reële huurprijs, vermeerderd met het bedrag van de solidariteitsbijdrage, indien deze verschuldigd is, vast te stellen, moet de huurder jaarlijks alle gegevens in verband met de familiale en vermogenstoestand van zijn gezin aan de maatschappij verstrekken.
Art. 63.§ 1. Bij elke herziening van de basishuurprijs en de referentie-inkomens wordt de reële huurprijs herzien rekening houdend met de gezinsinkomens met betrekking tot het voorlaatste jaar dat het jaar voorafgaand aan de herziening voorafgaat.
Vóór het begin van de derde maand, die de maand waarin de herziening van kracht wordt voorafgaat, moet de huisvestingsmaatschappij aan de huurders vragen om haar de bewijsstukken voor de opgegeven inkomsten te bezorgen. § 2. De huurder die wenst dat zijn reële huurprijs van rechtswege niet op de normale huurwaarde voor de woning gebracht wordt en met het maximumbedrag van de solidariteitsbijdrage vermeerderd wordt, moet de vereiste stukken opsturen vóór het einde van de maand die volgt op de maand waarin hem dat gevraagd werd.
Wanneer deze termijn verstreken is en de huisvestingsmaatschappij nog niet in het bezit van de bovengenoemde documenten is of er slechts een gedeelte van in haar bezit heeft, stuurt zij een brief van ingebrekestelling naar de huurder. De kosten van deze ingebrekestelling vallen ten laste van de huurder.
Op straffe van ongeldigheid brengt deze ingebrekestelling de huurder ervan op de hoogte dat de huisvestingsmaatschappij niet in het bezit is van de gewenste documenten en dat wanneer hij verzuimt ze voor te leggen binnen vijftien dagen na de ontvangst van de ingebrekestelling, zij ambtshalve de huurprijs, vermeerderd met het maximumbedrag van de solidariteitsbijdrage, op de normale huurwaarde zal brengen.
Indien de huurder buiten de voorgeschreven termijn zou reageren, blijft de huurwaarde, vermeerderd met het maximumbedrag van de solidariteitsbijdrage, de door de huurder verschuldigde huurprijs tot de eerste dag van de tweede maand die volgt op de ontvangst van de door de maatschappij gevraagde bewijsstukken en in elk geval tot 1 maart van het jaar dat volgt op het jaar waarin de gegevens betreffende de inkomsten ingezameld werden. Afdeling 9. - Maandelijkse solidariteitsbijdrage
Art. 64.§ 1. De gemiddelde gewestelijke waarde zoals bedoeld in artikel 143, § 3, van de ordonnantie wordt in de bij dit besluit gevoegde gewestelijke tabel, in bijlage 4, vastgelegd. § 2. De in artikel 143, § 3, van de ordonnantie bedoelde vervallen zones stemmen overeen met de perimeters voor versterkte ontwikkeling van de huisvesting zoals bepaald in het Gewestelijk Ontwikkelingsplan. § 3. In het eerste toepassingsjaar is de maandelijkse solidariteitsbijdrage van toepassing op de huurders a rato van 20 % van het totale bedrag ervan. Dit bedrag wordt nadien elk jaar met 20 % van voornoemd totaal bedrag verhoogd.
Het is verschuldigd a rato van 1/12de per maand gelijktijdig met de maandelijkse reële huurprijs. Afdeling 10. - Mededeling van de herziene huurprijs
Art. 65.Bij elke herziening van de reële huurprijs moet de maatschappij aan de huurder het bedrag van de herziene reële huurprijs, vermeerderd, indien ze verschuldigd is, met het bedrag van de solidariteitsbijdrage, meedelen volgens de in het huurcontract voorziene modaliteiten. HOOFDSTUK IV. - Bepalingen die onlosmakelijk met de verhuur van woningen voor bescheiden inkomens verbonden zijn Afdeling 1. - Toelatingsvoorwaarden
Art. 66.De inkomens van de kandidaat-huurder ingeschreven voor een woning voor bescheiden inkomens moeten liggen tussen 100 en 150 % van het toelatingsinkomen zijn dat voor de inschrijving voor een sociale woning zoals bepaald in artikel 31 van dit besluit van toepassing is.
De kandidatuur die niet meer aan de inkomensvoorwaarde voor de inschrijving voor een woning voor bescheiden inkomens beantwoordt, komt automatisch met behoud van zijn anciënniteit, in functie van het gezinsinkomen, terecht in het register met kandidaturen voor een woning voor gemiddelde inkomens, voor zover deze kandidatuur voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 83 van het onderhavige besluit. Afdeling 2. - Voorkeurregels
Art. 67.De toewijzing gebeurt door de raad van bestuur van de maatschappij of het orgaan waaraan deze machtiging gegeven wordt, volgens de chronologische volgorde van de inschrijvingen in het register van de kandidaturen, behalve : 1° wanneer er voorkeurrechten bedoeld in artikel 8 van dit besluit dienen toegepast te worden;2° wanneer de toekenning het verhuren van woningen geschikt voor gehandicapten betreft;3° wanneer woningen voor oudere personen ontworpen werden en deze personen van een specifieke dienstverlening genieten.4° wanneer de toewijzing verloopt in het kader van een mutatie;5° wanneer de toewijzing verloopt in het kader van een herhuisvestingsplan voor huurders van woningen die gerehabiliteerd zullen worden. Afdeling 3. - Weigering van een woning zonder sanctie
Art. 68.De kandidaat-huurder kan zonder te worden geschrapt een woning weigeren die één van de volgende kenmerken vertoont : 1° een woning waarvoor het vorderbare huurbedrag, het bedrag van de huurtoeslag voor passiefwoningen, lage en zeer lage energiewoningen en de huurlasten de financiële draagkracht van het gezin overstijgt.In dat geval is de kandidaat ertoe gehouden de elementen te verstrekken die de maatschappij in staat stellen de gegrondheid van de ingeroepen redenen te beoordelen; 2° Een woning die een bouwstaat vertoont die getuigt van een aanzienlijk probleem in termen van stabiliteit of een permanente en steeds terugkerende vochtigheid die het gebruik ervan hindert, of waarvan de bodem en de vloeren vervormingen vertonen, of een gebrekkige stabiliteit die tot valpartijen kan leiden, of waarvan de trappen die toegang verlenen tot de woonvertrekken los zitten, onstabiel of moeilijk begaanbaar zijn, of waarvan de overlopen van de verdiepingen zijn uitgerust met een openingssysteem waarvan de drempel (voor een deur) of de vensterbank (voor een raam) zich situeert op minder dan 50 cm van de vloer en niet voorzien zijn van een borstwering of waarvan de overlopen, de evacuatiewegen en de deuropeningen minder dan 70 cm breed zijn, of waarvan de vrije hoogte van de deuropening lager is dan 1 m 95;3° een woning die niet minstens over een binnen de woning gelegen aansluiting van drinkwater beschikt;4° een woning waarvan de elektriciteitsinstallatie of de gasdistributie overduidelijk gevaarlijk is of waarin de bewoner niet permanent toegang heeft tot de zekeringen van de elektrische installaties;5° Een woning waarvan de leidingen voor de afvoer van afvalwater niet zijn aangesloten op de openbare riolering of een ander aangepast systeem dat in goede staat van werking verkeert;6° een woning waarvan de WC niet is voorzien van een stortbak, niet voor exclusief gebruik van de bewoners bestemd is of gelegen is buiten de woning;7° een woning die niet beschikt over een badkamer of een douche;8° een woning die voor de verwarming niet is uitgerust met hetzij centrale verwarming, hetzij een vast verwarmingssysteem, hetzij niet beschikt over een installatie die in de verblijfsvertrekken veilig kan aangesloten worden;9° een woning die niet beschikt over de minimale vereiste oppervlakte in functie van het aantal bewoners, zoals bepaald door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 september 2003 tot bepaling van de elementaire verplichtingen inzake veiligheid, gezondheid en uitrusting van de woningen;10° een woning waarvan de oppervlakte van de kamer voorzien voor 2 kinderen van hetzelfde geslacht of van verschillend geslacht in toepassing van artikel 3, 1e lid, 3° van dit besluit lager dan 6m2 is. Afdeling 4. - Duur van de huurovereenkomst
voor een woning voor bescheiden inkomens
Art. 69.§ 1. De overeenkomst wordt voor een bepaalde duur van 9 jaar gesloten. Ze is verlengbaar per periode van drie jaar. § 2. De standaardhuurovereenkomst van bepaalde duur is deze die opgenomen is in bijlage 7 van huidig besluit.
Art. 70.§ 1. De huurovereenkomsten die werden gesloten door gezinnen met één of meerdere personen met een handicap en/of één of meerdere personen die de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt op het moment waarop de oorspronkelijke huurovereenkomst is ingegaan, zijn huurovereenkomsten van onbepaalde duur. § 2. De standaardhuurovereenkomst van onbepaalde duur is deze die opgenomen is in bijlage 8 van huidig besluit.
Art. 71.Voor de huurovereenkomsten die krachtens artikel 69 van dit besluit werden afgesloten, kijkt de maatschappij op het einde van de acht jaar de situatie van het gezin na voor wat betreft zijn inkomen en samenstelling.
Voor het nazicht van het inkomen van het gezin houdt de maatschappij rekening met het inkomen van de laatste twee jaren die voorafgaan aan dat van het nazicht.
Voor de gezinssamenstelling vraagt de maatschappij per aangetekende brief aan de huurder om een door de gemeente afgeleverde gezinssamenstelling te bezorgen, die niet vóór de datum van de aanvraag van de maatschappij mag zijn gedagtekend. De huurder moet die gezinssamenstelling binnen de twee maanden na de versturing van de aanvraag aan de maatschappij bezorgen.
In het geval dat het gezinsinkomen, op basis van het nazicht van de inkomsten als bedoeld in eerste lid voor de twee betrokken jaren het voor het gezin toepasselijke toegangsinkomen met 200 % overstijgt, zal de huurovereenkomst een einde nemen middels een opzegtermijn van zes maanden die via aangetekende verzending betekend wordt en waarvan het einde met het einde van het negende jaar van de huurovereenkomst samenvalt.
Art. 72.Onverminderd de toepassing van artikel 73 van dit besluit, wordt de huurovereenkomst automatisch verlengd voor een periode van drie jaar wanneer het gezinsinkomen op basis van het in artikel 71 van dit besluit uitgevoerde nazicht van het gezinsinkomen voor de twee betreffende jaren lager ligt dan 200 % van het voor het gezin toepasselijke toelatingsinkomen.
De maatschappij brengt de huurder per aangetekend schrijven van die verlenging op de hoogte. In die brief moet er ten minste melding worden gemaakt van de data waarop de periode van drie jaar aanvangt en afloopt en van het moment waarop het in artikel 76 van dit besluit bepaalde nazicht opnieuw plaatsvindt.
Art. 73.Indien in de loop van de op basis van artikel 71 van dit besluit betekende opzegtermijn het inkomen van de huurder opnieuw onder het plafond van 200 % van het voor zijn gezin toepasselijke toelatingsinkomen daalt, kan de huurder de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij bij hoogdringendheid hiervan op de hoogte brengen volgens een procedure waarvan de modaliteiten door de Regering worden bepaald. Bij deze gelegenheid zullen de situaties die aanleiding geven tot deze mogelijkheid worden verduidelijkt.
De inkomensdaling moet het gevolg zijn van een al dan niet voorzienbare beslissing of gebeurtenis die buiten de wil van de huurder om plaatsvond.
Art. 74.In het geval dat blijkt dat, op basis van het nazicht van de gezinssamenstelling bedoeld in artikel 71 van dit besluit blijkt dat het gezin een in artikel 2, 24° van dit besluit omschreven bovenmatige woning betrekt, is de maatschappij verplicht om in de mate van de beschikbaarheid een woning voor te stellen die aan de nieuwe gezinssamenstelling aangepast is.
Indien de krachtens vorig lid voorgestelde woning met een gelijkaardig comfort en gelegen in dezelfde gemeente of in een straal van 5 kilometer wordt geweigerd, wordt de bestaande huurovereenkomst beëindigd middels een opzegtermijn van zes maanden, voor zover de nieuwe huurprijs niet meer dan 15 % hoger ligt dan de oude huurprijs.
De maatschappij betekent die opzegtermijn van zes maanden aan de huurder en vermeldt daarbij de datum waarop de opzegtermijn afloopt.
Die opzegtermijn moet aflopen wanneer het negende jaar van de huurovereenkomst afloopt.
Indien de maatschappij aan de huurder geen woning kan voorstellen die aan zijn nieuwe gezinssamenstelling is aangepast, wordt de bestaande huurovereenkomst, onverminderd de toepassing van artikel 71 van dit besluit, voor een periode van drie jaar verlengd.
De maatschappij brengt de huurder van die verlenging op de hoogte overeenkomstig de bepalingen van lid 2 van artikel 72 van dit besluit.
Art. 75.Als het gezin de krachtens artikel 74 van dit besluit voorgestelde woning aanvaardt, wordt voor die woning een nieuwe overeenkomst voor een bepaalde duur van drie jaar afgesloten.
In dat geval wordt de bestaande overeenkomst beëindigd middels een opzegtermijn van drie maanden.
De maatschappij betekent die opzegtermijn van drie maanden aan de huurder en vermeldt daarbij de datum waarop de opzegtermijn afloopt.
Die opzegtermijn moet aflopen wanneer het negende jaar van de huurovereenkomst afloopt.
Art. 76.Wanneer de huurovereenkomst verlengd is of wanneer een nieuwe overeenkomst, in toepassing van respectievelijk de artikelen 72 en 75 van dit besluit gesloten is, vindt een in artikel 71 van dit besluit bepaald nazicht plaats op het einde van het tweede jaar van iedere driejarige periode.
Ieder nazicht kan aanleiding geven tot een verlenging van de huurovereenkomst voor een nieuwe periode van drie jaar.
Het nazicht aan het einde van het tweede jaar van iedere periode van drie jaar kan tevens aanleiding geven tot de betekening van een opzeg.
Die betekening moet melding maken van de datum waarop de opzegtermijn afloopt. Die opzegtermijn moet aflopen wanneer de verlengde of nieuw gesloten huurovereenkomst afloopt.
Art. 77.De huurder van wie op het einde van de termijn van de huurovereenkomst van negen jaar of van het verstrijken van de termijn van elke verlenging van drie jaar, blijkt dat hijzelf of één van zijn gezinsleden ondertussen werd erkend als een persoon met een handicap overeenkomstig artikel 2, 9° van dit besluit, wordt een huurovereenkomst van onbepaalde duur voorgesteld. Hiertoe bezorgt de huurder het bewijs van die erkenning aan de maatschappij.
Dit voorstel van huurovereenkomst voor onbepaalde duur moet door de maatschappij verricht worden ongeacht de opzeg die eventueel betekend wordt ingevolge het in toepassing van artikel 71 van dit besluit uitgevoerde nazicht.
Deze huurovereenkomst van onbepaalde duur kan niet ingaan alvorens de huurovereenkomst van negen jaar of van de termijn van verlenging met drie jaar is afgelopen.
Art. 78.Er wordt, door middel van een opzegtermijn van zes maanden, aan de huurovereenkomst voor onbepaalde duur een einde gesteld wanneer vastgesteld is dat de erkenning als gehandicapte persoon van de huurder of een van de gezinsleden, beëindigd is.
De huurovereenkomst van onbepaalde duur wordt eveneens middels een opzegtermijn van zes maanden beëindigd als de als gehandicapte erkende persoon na 1 januari 2013 overlijdt of geen deel meer uitmaakt van de door de maatschappij gekende gezinssamenstelling.
De maatschappij betekent die opzegtermijn van zes maanden aan de huurder en vermeldt daarbij de datum waarop de opzegtermijn afloopt.
Aan de huurder waarvan in het eerste en tweede lid sprake is, wordt een huurovereenkomst van bepaalde duur van negen jaar voorgesteld.
Art. 79.De duur van de nieuwe huurovereenkomst van de huurder die een andere woning aanvaardt, mag, gecumuleerd met de duur van de oorspronkelijke huurovereenkomst, in geen enkel geval negen, en drie jaar overschrijden.
Die negen en drie jaar worden bepaald naargelang de verandering van woning plaatsgrijpt in de loop van de oorspronkelijke periode van negen jaar of in de loop van een latere periode van drie jaar. Afdeling 5. - Te betalen huurprijs
Art. 80.De huurprijs van een woning voor bescheiden inkomens wordt vastgesteld in overeenstemming met artikel 16, § 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 december 2015 tot organisatie van de sociale verhuurkantoren, voor de huurders waarvan de inkomsten de toelatingsdrempel van de sociale woning overschrijden. § 2. De huurder moet de in § 1 vernoemde huurprijs betalen, mits eventuele huurkortingen die de openbare vastgoedmaatschappij hem wegens een gedeeltelijk verlies van vruchtgebruik van de gehuurde woning kan toekennen.
Art. 81.§ 1. In ieder geval kan de betaalde huurprijs niet lager liggen dan de minimum huurprijs die met de minimale rendabiliteitsdrempel bepaald door de BGHM voor deze soort woning overeenstemt. § 2. De vastgelegde huur moet voorafgaand aan de toepassing ervan door de BGHM goedgekeurd worden.
Art. 82.§ 1 Hij wordt elk jaar op 1 januari aangepast in functie van de stijging of de daling van de index in procenten uitgedrukt van de prijzen van de gezondheidsindex van de maand augustus van het jaar dat de herziening ten opzichte van de gezondheidsindex van de maand augustus van het voorgaande jaar voorafgaat. § 2. Bij elke herziening van de reële huurprijs moet de maatschappij aan de huurder het bedrag van de herziene reële huurprijs meedelen volgens de in het huurcontract voorziene modaliteiten. HOOFDSTUK V. - Bepalingen die onlosmakelijk met de verhuur van woningen voor middeninkomens verbonden zijn Afdeling 1. - Toelatingsvoorwaarden
Art. 83.Het inkomen van de kandidaat-huurder, ingeschreven voor een woning voor middeninkomens moet begrepen zijn tussen 150 % van het toelatingsinkomen van toepassing voor de inschrijving voor een sociale woning zoals bedoeld in artikel 31 van onderhavig besluit en de bedragen als bedoeld in artikel 8 § 1, 4° van het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 2013 betreffende de uitvoering van stadsvernieuwingsopdrachten van de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De kandidaat-huurder waarvan het gezinsinkomen de bedragen bedoeld in artikel 8 § 1, 4° van het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 2013 betreffende de uitvoering van stadsvernieuwingsopdrachten van de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest overschrijdt, wordt uit het register geschrapt.
Wanneer de referentiemaatschappij bij de gelegenheid van de verlenging van de kandidatuur vaststelt dat het gezinsinkomen lager dan 150 % van het toelatingsinkomen van toepassing voor de inschrijving voor een sociale woning zoals bedoeld in artikel 31 van onderhavig besluit is, dan wordt de kandidaatstelling automatisch, met behoud van anciënniteit, in een ander register overgedragen voor zover nog steeds aan de voorwaarden die in artikel 5bis van onderhavig besluit opgenomen zijn, voldaan wordt. in functie van het gezinsinkomen wordt ze ofwel naar het register met kandidaatstellingen voor een woning voor bescheiden inkomens overgedragen, voor zover er aan de voorwaarde opgenomen in artikel 66 van onderhavig besluit voldaan is, ofwel naar het register met kandidaatstellingen voor een sociale woning voor zover aan de voorwaarde uit artikel 31 van onderhavig besluit voldaan is. Afdeling 2. - Voorkeurregels
Art. 84.De toewijzing gebeurt door de raad van bestuur van de maatschappij of het orgaan waaraan deze machtiging gegeven wordt, volgens de chronologische volgorde van de inschrijvingen in het register van de kandidaturen, behalve : 1° 2° wanneer de toekenning het verhuren van woningen geschikt voor personen erkend als gehandicapten betreft;3° wanneer woningen voor oudere personen ontworpen werden en deze personen van een specifieke dienstverlening genieten.4° wanneer de toewijzing verloopt in het kader van een mutatie; 5° wanneer de toewijzing verloopt in het kader van een herhuisvestingsplan voor huurders van woningen die gerehabiliteerd zullen worden.; 6° wanneer de toewijzing gebeurt voor een huurder van een sociale woning waarvan aan de huurovereenkomst een einde gesteld werd wegens overschrijding van de inkomensgrens.De Minister preciseert de modaliteiten waarmee het recht op deze prioriteit geopend kan worden alsook de ondersteunende documenten die bezorgd moeten worden om deze vast te stellen. Afdeling 3. - Weigering van een woning
Art. 85.De kandidaat-huurder kan, zonder geschrapt te worden, een woning die aangepast is aan zijn gezinssamenstelling weigeren ongeacht de reden van zijn weigering. Afdeling 4. - Duur van de huurovereenkomst
voor een woning voor middeninkomens
Art. 86.§ 1. De overeenkomst wordt voor een bepaalde duur van 9 jaar gesloten. Ze is verlengbaar per periode van drie jaar. § 2. De standaardhuurovereenkomst van bepaalde duur is deze die opgenomen is in bijlage 9 van huidig besluit.
Art. 87.§ 1. De huurovereenkomsten die werden gesloten door gezinnen met één of meerdere personen met een handicap en/of één of meerdere personen die de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt op het moment waarop de oorspronkelijke huurovereenkomst is ingegaan, zijn huurovereenkomsten van onbepaalde duur. § 2. De standaardhuurovereenkomst van onbepaalde duur is deze die opgenomen is in bijlage 10 van huidig besluit.
Art. 88.Voor de huurovereenkomsten die krachtens artikel 86 van dit besluit werden afgesloten, kijkt de maatschappij op het einde van de acht jaar de situatie van het gezin na voor wat betreft zijn inkomen en samenstelling.
Voor het nazicht van het inkomen van het gezin houdt de maatschappij rekening met het inkomen van de laatste twee jaren die voorafgaan aan dat van het nazicht.
Voor de gezinssamenstelling vraagt de maatschappij per aangetekende brief aan de huurder om een door de gemeente afgeleverde gezinssamenstelling te bezorgen, die niet vóór de datum van de aanvraag van de maatschappij mag zijn gedagtekend. De huurder moet die gezinssamenstelling binnen de twee maanden na de versturing van de aanvraag aan de maatschappij bezorgen.
In het geval dat het gezinsinkomen, op basis van het nazicht van de inkomsten als bedoeld in artikel 85 van dit besluit voor de twee betrokken jaren het voor het gezin toepasselijke toegangsinkomen met 250 % overstijgt, zal de huurovereenkomst een einde nemen middels een opzegtermijn van zes maanden die via aangetekende verzending betekend wordt en waarvan het einde met het einde van het negende jaar van de huurovereenkomst samenvalt.
Art. 89.Onverminderd de toepassing van artikel 90 van dit besluit, wordt de huurovereenkomst automatisch verlengd voor een periode van drie jaar wanneer het gezinsinkomen op basis van het in artikel 88 van dit besluit uitgevoerde nazicht van het gezinsinkomen voor de twee betreffende jaren lager dan 250 % van het voor het gezin toepasselijke toelatingsinkomen blijft.
De maatschappij brengt de huurder per aangetekend schrijven van die verlenging op de hoogte. In die brief moet er ten minste melding worden gemaakt van de data waarop de periode van drie jaar aanvangt en afloopt en van het moment waarop het in artikel 93 van dit besluit bepaalde nazicht opnieuw plaatsvindt.
Art. 90.Indien in de loop van de op basis van artikel 88 van dit besluit betekende opzegtermijn het inkomen van de huurder opnieuw onder het plafond van 250 % van het voor zijn gezin toepasselijke toelatingsinkomen daalt, kan de huurder de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij bij hoogdringendheid hiervan op de hoogte brengen volgens een procedure waarvan de modaliteiten door de Regering worden bepaald. Bij deze gelegenheid zullen de situaties die aanleiding geven tot deze mogelijkheid worden verduidelijkt.
De inkomensdaling moet het gevolg zijn van een al dan niet voorzienbare beslissing of gebeurtenis die buiten de wil van de huurder om plaatsvond.
Art. 91.In het geval dat blijkt dat, op basis van het nazicht van de gezinssamenstelling bedoeld in artikel 88 van dit besluit blijkt dat het gezin een in artikel 2, 24° van dit besluit omschreven bovenmatige woning betrekt, is de maatschappij verplicht om in de mate van de beschikbaarheid een woning voor te stellen die aan de nieuwe gezinssamenstelling aangepast is.
Indien de krachtens vorig lid voorgestelde woning met een gelijkaardig comfort en gelegen in dezelfde gemeente of in een straal van 5 kilometer wordt geweigerd, wordt de bestaande huurovereenkomst beëindigd middels een opzegtermijn van zes maanden, voor zover de nieuwe huurprijs niet meer dan 15 % hoger ligt dan de oude huurprijs.
De maatschappij betekent die opzegtermijn van zes maanden aan de huurder en vermeldt daarbij de datum waarop de opzegtermijn afloopt.
Die opzegtermijn moet aflopen wanneer het negende jaar van de huurovereenkomst afloopt.
Indien de maatschappij aan de huurder geen woning kan voorstellen die aan zijn nieuwe gezinssamenstelling is aangepast, wordt de bestaande huurovereenkomst, onverminderd de toepassing van artikel 86 van dit besluit, voor een periode van drie jaar verlengd.
De maatschappij brengt de huurder van die verlenging op de hoogte overeenkomstig de bepalingen van lid 2 van artikel 89 van dit besluit.
Art. 92.Als het gezin de krachtens artikel 91 van dit besluit voorgestelde woning aanvaardt, wordt voor die woning een nieuwe overeenkomst voor een bepaalde duur van drie jaar afgesloten.
In dat geval wordt de bestaande overeenkomst beëindigd middels een opzegtermijn van drie maanden.
De maatschappij betekent die opzegtermijn van drie maanden aan de huurder en vermeldt daarbij de datum waarop de opzegtermijn afloopt.
Die opzegtermijn moet aflopen wanneer het negende jaar van de huurovereenkomst afloopt.
Art. 93.Wanneer de huurovereenkomst verlengd is of wanneer een nieuwe overeenkomst, in toepassing van respectievelijk de artikelen 89 en 92 van dit besluit gesloten is, vindt een in artikel 88 van dit besluit bepaald nazicht plaats op het einde van het tweede jaar van iedere driejarige periode.
Ieder nazicht kan aanleiding geven tot een verlenging van de huurovereenkomst voor een nieuwe periode van drie jaar.
Het nazicht aan het einde van het tweede jaar van iedere periode van drie jaar kan tevens aanleiding geven tot de betekening van een opzeg.
Die betekening moet melding maken van de datum waarop de opzegtermijn afloopt. Die opzegtermijn moet aflopen wanneer de verlengde of nieuw gesloten huurovereenkomst afloopt.
Art. 94.De huurder van wie op het einde van de termijn van de huurovereenkomst van negen jaar of van het verstrijken van de termijn van elke verlenging van drie jaar, blijkt dat hijzelf of één van zijn gezinsleden ondertussen werd erkend als een persoon met een handicap overeenkomstig artikel 2, 9° van dit besluit, wordt een huurovereenkomst van onbepaalde duur voorgesteld. Hiertoe bezorgt de huurder het bewijs van die erkenning aan de maatschappij.
De maatschappij moet die huurovereenkomst van onbepaalde duur voorstellen ongeacht de opzeg die eventueel werd betekend ingevolge het overeenkomstig artikel 88 van dit besluit uitgevoerde nazicht.
Deze huurovereenkomst van onbepaalde duur kan niet ingaan alvorens de huurovereenkomst van negen jaar of van de termijn van verlenging met drie jaar is afgelopen.
Art. 95.Er wordt, door middel van een opzegtermijn van zes maanden, aan de huurovereenkomst voor onbepaalde duur een einde gesteld wanneer vastgesteld is dat de erkenning als gehandicapte persoon van de huurder of een van de gezinsleden, beëindigd is.
De huurovereenkomst van onbepaalde duur wordt eveneens middels een opzegtermijn van zes maanden beëindigd als de als gehandicapte erkende persoon overleden is of geen deel meer uitmaakt van de door de maatschappij gekende gezinssamenstelling.
De maatschappij betekent die opzegtermijn van zes maanden aan de huurder en vermeldt daarbij de datum waarop de opzegtermijn afloopt.
Aan de huurder waarvan in het eerste en tweede lid sprake is, wordt een huurovereenkomst van bepaalde duur van negen jaar voorgesteld.
Art. 96.De duur van de nieuwe huurovereenkomst van de huurder die een andere woning aanvaardt, mag, gecumuleerd met de duur van de oorspronkelijke huurovereenkomst, in geen enkel geval negen, en drie jaar overschrijden.
Die negen en drie jaar worden bepaald naargelang de verandering van woning plaatsgrijpt in de loop van de oorspronkelijke periode van negen jaar of in de loop van een latere periode van drie jaar. Afdeling 5. - Te betalen huurprijs
Art. 97.§ 1. De huurprijs van een woning voor middeninkomens moet liggen tussen de huurprijs die op de woning voor bescheiden inkomens van toepassing is en 6,5 % van de kostprijs. Het begrip kostprijs wordt door de minister omschreven. § 2. De huurder moet de in § 1 vernoemde huurprijs betalen, mits eventuele huurkortingen die de openbare vastgoedmaatschappij hem wegens een gedeeltelijk verlies van vruchtgebruik van de gehuurde woning kan toekennen.
Art. 98.§ 1. In ieder geval kan de betaalde huurprijs niet lager liggen dan de minimum huurprijs die met de minimale rendabiliteitsdrempel bepaald door de BGHM voor deze soort woning overeenstemt. § 2. De vastgelegde huur moet voorafgaand aan de toepassing ervan door de BGHM goedgekeurd worden.
Art. 99.§ 1 Hij wordt elk jaar op 1 januari aangepast in functie van de stijging of de daling van de index in procenten uitgedrukt van de prijzen van de gezondheidsindex van de maand augustus van het jaar dat de herziening ten opzichte van de gezondheidsindex van de maand augustus van het voorgaande jaar voorafgaat. § 2. Bij elke herziening van de reële huurprijs moet de maatschappij aan de huurder het bedrag van de herziene reële huurprijs meedelen volgens de in het huurcontract voorziene modaliteiten. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 100.De bepalingen van de hoofdstukken IV en V zullen op een door de Regering vast te stellen datum in werking treden.
Brussel, 22 september 2016.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmileu en Energie, Mevr. C. FREMAULT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Externe Betrekkingen en Ontwikkelingssamenwerking, G. VANHENGEL