gepubliceerd op 22 oktober 2015
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot aanwijzing van het Natura 2000-gebied - BE1000002 : "Bossen en open gebieden in het zuiden van het Brussels Gewest - complex Verrewinkel - Kinsendaal"
24 SEPTEMBER 2015. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot aanwijzing van het Natura 2000-gebied - BE1000002 : "Bossen en open gebieden in het zuiden van het Brussels Gewest - complex Verrewinkel - Kinsendaal"
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna;
Gelet op de richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand;
Gelet op de beschikking 2004/813/EG van de Commissie van 7 december 2004 tot vaststelling, op grond van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad, van de lijst van gebieden van communautair belang voor de Atlantische biogeografische regio;
Gezien de gendertest van de respectieve situatie van vrouwen en mannen, zoals bepaald in het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende de uitvoering van de ordonnantie van 29 maart 2012 houdende de integratie van de genderdimensie in de beleidslijnen, uitgevoerd op 12 juni 2015;
Gelet op de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud, inzonderheid op de artikelen 21, 22, 44, 48, en 96;
Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu, gegeven op 24 april 2015;
Gelet op het advies van de Brusselse Hoge Raad voor Natuurbehoud, gegeven op 24 april 2015;
Gelet op het advies nr. 57.827/1/V van de Raad van State, gegeven op 21 augustus 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de wetten op de Raad van State;
Gelet op het advies van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Ukkel, gegeven op 6 mei 2015;
Overwegende de 85 geformuleerde opmerkingen tijdens het openbaar onderzoek dat werd uitgevoerd in de gemeente Ukkel van 2 maart tot 15 april 2015 overeenkomstig de procedure die wordt bedoeld in artikel 44, § 3 van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud;
Overwegende dat de meeste geformuleerde opmerkingen in aanmerking genomen werden;
Overwegende echter dat er bij de verworpen opmerkingen een onderscheid gemaakt moet worden tussen die welke al voorzien zijn door het besluit, die welke voorzien zijn door een andere wetgeving of een ander specifiek instrument, die welke niet onder het besluit ressorteren en die waarbij de Regering van mening is dat ze niet hoeft te weerhouden op basis van wetenschappelijke en/of juridische argumenten;
Overwegende dat de volgende opmerkingen en verzoeken niet in aanmerking genomen werden, omdat ze al door het besluit voorzien zijn : -de noodzaak om de beukenbossen en weilanden in aanmerking te nemen, omdat de habitats van communautair belang 6510, 9120 en 9130 alsook de habitats van gewestelijk belang Dotterbloemgraslanden, Kamgraslanden en Struisgraslanden opgenomen zijn in bijlage 4 van het besluit, die instandhoudingsdoelstellingen en duidelijke algemene maatregelen voor deze habitattypes voorziet; - het treffen van maatregelen ter verzekering van de overleving van de inheemse fauna en flora alsook de eliminatie van de invasieve soorten maakt deel uit van de algemene maatregelen die bij bijlage 4 voorgesteld worden om de instandhoudingsdoelstellingen te verwezenlijken en die in het kader van de beheerplannen uitgevoerd zullen worden; - het verzoek dat de aanwijzing van SBZ II geen vel- of snoeiverbod met zich mee zouden brengen, aangezien het besluit niets verandert aan de bestaande wettelijke toestand; - de vraag dat de aanwijzing van SBZ II geen beperking van de toegang tot de desbetreffende terreinen met zich mee te laten brengen, al dan niet in het gezelschap van een hond, aangezien het besluit niets verandert aan de bestaande wettelijke toestand;
Overwegende dat de volgende opmerkingen en verzoeken niet in aanmerking genomen werden, aangezien ze door een andere wetgeving of een ander specifiek instrument voorzien zijn : - de vraag om bij de goedkeuring van de beheerplannen geraadpleegd te worden, aangezien een overleg met de eigenaars en gebruikers binnen de SBZ voorzien is bij artikel 50 van de ordonnantie van 1 maart 2012; - de goedkeuring van een beheerplan voor de instandhouding of verdere verbetering van de Ukkelse groene gebieden die niet zijn opgenomen in de perimeter van SBZ II, aangezien de ordonnantie van 1 maart 2012 zoiets niet voorziet buiten de SBZ's, natuurreservaten en bosreservaten. Het Ontwerp van Natuurplan streeft daarentegen de doelstelling van een uitbreiding en versterking van het ecologische beheer van de groene ruimten na; - de verbetering van de afsluitingen van de Muzenlaan die aan het Verrewinkelbos grenzen, wat naar de toekomst toe het voorwerp zou kunnen uitmaken van een beheercontract met de betrokken eigenaars; - de verstrenging van de bouwbeperkingen op binnenterreinen van huizenblokken die gereglementeerd worden door het het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening van 9 april 2004 alsook door het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 november 2006 tot goedkeuring van de Titels I tot VIII van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening, van toepassing op het volledige grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Overwegende dat de volgende opmerkingen en verzoeken niet in aanmerking genomen werden, aangezien ze niet onder het besluit ressorteren : - de wens om alle autoverkeer te verbieden op een deel van de Dolezlaan, wetende dat de weg niet als een natuurlijke habitat van communautair of gewestelijk belang beschouwd kan worden en dat het autoverkeer op de weg niet onder het toepassingsgebied van het besluit, noch onder dat van de ordonnantie van 1 maart 2012 ressorteert; - de vrijwaring van SBZ II van elke nieuwbouw, voor zover elke projectaanvraag in die zin het voorwerp dient uit te maken van een passende beoordeling van de effecten in de zin van de ordonnantie van 1 maart 2012 en dat een algemeen verbod a priori zou indruisen tegen de filosofie van richtlijn 92/43/EEG; - de aanklacht inzake de uitvoering van diverse projecten op de sites van de Bempt van Drogenbos-Ukkel-Vorst, de ULB-site aan de Pleinlaan te Elsene en de site van de Keelbeek in Haren, aangezien deze geen enkele site van SBZ II beoogt; - de opmerking in verband met de invoering van een biodynamische exploitatie op de Kauwberg, iets wat niet uitgesloten wordt door het Natura 2000-statuut, voor zover dit project, al naargelang het geval, het voorwerp uitmaakt van een passende beoordeling van de effecten of de algemene verbodsbepalingen beoogd bij artikel 12; - het verzoek om het afval ter hoogte van het Engelandplateau weg te voeren, een kwestie die gereglementeerd wordt door de ordonnantie van 14 juni 2012 betreffende afvalstoffen en, in voorkomend geval, door het Wetboek van inspectie, preventie, vaststelling en bestraffing van milieumisdrijven en milieuaansprakelijkheid; - de opmerking in verband met de illegaal opgetrokken schanskorfmuur op het terrein van een huis van de Muzenlaan langs het Verrewinkelbos, aangezien deze stedenbouwkundige inbreuk het voorwerp uitmaakt van een opvolging door de gemeente Ukkel.
Overwegende dat de volgende opmerkingen en verzoeken niet in aanmerking genomen werden, aangezien dit niet opportuun werd geacht op basis van wetenschappelijke en/of juridische argumenten : - de vastlegging van instandhoudingsdoelstellingen voor de Vale vleermuis en de Mopsvleermuis, aangezien deze soorten de laatste tien jaar niet meer waargenomen werden en de algemene maatregelen die aanbevolen worden voor de groep van vleermuizen, van dien aard zijn dat ze ook aan hun behoeften op habitatvlak zouden tegemoetkomen, mochten ze opnieuw waargenomen worden; - de zorgen over de kwalitatieve instandhoudingsdoelstelling met het oog op het behoud van staand of liggend dood hout naar rato van minstens 4 % van het totale staande volume in meerdere habitats, aangezien de aanwezigheid van dood hout van essentieel belang is voor een evenwichtig bosecosysteem en de doelstelling redelijk is in verhouding tot het aandeel dood hout in natuurlijke ecosystemen (tot meer dan 25 %). Bovendien zal er rekening gehouden worden met de bijzonderheden van elke site bij de opstelling van de beheerplannen; - de verzoeken om de perimeter van SBZ II uit te breiden tot verschillende andere sites, aangezien er door het toezicht op de staat van instandhouding van soorten en natuurlijke habitats geen nieuwe sites geïdentificeerd konden worden die in aanmerking komen om als Natura 2000-gebieden aangewezen te worden en de procedure in te leiden voor de erkenning van nieuwe GCB's bij de Europese Commissie; - de mogelijkheden die artikelen 16 en 17 van de ordonnantie van 1 maart 2012 de Regering bieden, die stellen dat er vastgoedtransacties of onteigeningen verricht kunnen worden omwille van redenen van natuurbehoud met betrekking tot de site van het Pasteur-instituut, die nu niet aan de orde zijn en alleen overwogen zullen worden, als de site als bijzonder strategisch gelegen beschouwd zou worden; - het verzet tegen de opname van perceel 21614 F 0399 K 000 00 in SBZ II, omdat het deel uitmaakt van de lijst van de door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voorgestelde gebieden die op 27 maart 2003 in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd werd en opgenomen werd in de lijst van gebieden van communautair belang (GCB) voor de biogeografische Atlantische regio door de beschikking 2004/813/EG van de Commissie van 7 december 2004 tot vaststelling van de lijst van door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voorgestelde gebieden, en dat het niet voldoet aan de voorwaarden bepaald door de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie voor declassering van het perceel als GCB; - het verzoek van de intercommunale Vivaqua om in het besluit een artikel op te nemen dat stelt dat haar activiteiten zullen mogen afwijken van de bijkomende wettelijke verplichtingen die uit de tekst van het besluit voortvloeien, met name de bij artikel 12 beoogde verbodsbepalingen, en dit teneinde haar toe te laten haar opdracht van openbaar nut te vervullen. Hier kan geen gevolg aan gegeven worden, aangezien dit indruist tegen het beschermingsstatuut van de site zelf.
De verbodsbepalingen kunnen echter wel opgeheven worden in overeenstemming met de bepalingen van artikel 47, § 2 van de ordonnantie van 1 maart 2012.
Overwegende de lijst van de gebieden door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voorgesteld als speciale beschermingszones overeenkomstig het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 oktober 2000Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 26/10/2000 pub. 28/11/2000 numac 2000031407 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de instandhouding van de natuurlijke habitats en van de wilde fauna en flora sluiten betreffende de instandhouding van de natuurlijke habitats en van de wilde fauna en flora, dat werd bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 27 maart 2003;
Overwegende dat het gebied het grootste deel van het natuurreservaat van Kinsendaal-Kriekenput bestrijkt, zoals aangewezen bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 10 december 1998 tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 juni 1989 houdende de oprichting van Kinsendaal-Kriekenput als Staatsnatuurreservaat, zodat overeenkomstig artikel 21, § 2 van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud de instandhoudingsdoelstellingen en het beheerstelsel die van toepassing zijn in het natuurreservaat deze zijn die voor het gebied worden vastgesteld door middel van dit besluit;
Overwegende dat het gebied de kenmerken bezit die eigen zijn aan een gebied van communautair belang in de zin van de artikelen 3, 18° en 40, § 1, 2e lid, 2° en de selectiecriteria van bijlage V van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud, en dat de Europese Commissie het als dusdanig beschouwde in haar beschikking 2004/813/EG van 7 december 2004, bijgewerkt door de beschikkingen 2008/23/EG van 12 november 2007, 2009/23/EG van 12 december 2009, 2010/43/EU van 1 juli 2010 en 2011/63/EU van 10 januari 2011;
Overwegende dat het gebied belangrijk is voor de samenhang van het Europees ecologisch netwerk Natura 2000 wegens zijn grote diversiteit aan biotopen, de aanwezigheid van natuurlijke habitattypes van communautair belang en populaties van soorten van communautair belang;
Overwegende dat het gebied een habitat is voor bepaalde soorten van bijlage II.1.2 van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud, wat de vaststelling van specifieke instandhoudingsdoelstellingen rechtvaardigt;
Overwegende dat het rapport "Van Brussel, S., Indeherberg, M., & Verheijen, W. (2007). Instandhoudingsdoelstellingen voor habitatrichtlijngebieden gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. SBZ II : Bosgebieden en open gebieden in het zuiden van het Brussels Gewest, Eindverslag voor Leefmilieu Brussel - BIM, 90 p." een wetenschappelijke grondslag biedt voor de formulering van de instandhoudingsdoelstellingen voor de habitats en soorten van communautair belang en voor de soorten en natuurlijke habitats van gewestelijk belang;
Overwegende dat het bijgevolg van belang is om dit gebied aan te wijzen als speciale beschermingszone overeenkomstig artikel 4 van de richtlijn 92/43/EEG en artikel 44 van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud;
Overwegende dat de wetenschappelijke criteria die ertoe hebben geleid dat dit gebied geselecteerd werd als Natura 2000-gebied, de volgende zijn : - de aanwezigheid van oude boszones, die bestaan uit de bosgebieden van Verrewinkel, Buysdelle, Kinsendaal, Kriekenput, het Herdies-domein en het Sauvagèrepark; - de aanwezigheid van vochtige, deels beboste valleien, zoals Fond'Roy (Vronerode) in de Buysdellevallei en in de omgeving van de Sint-Elooishoeve; - de aanwezigheid van bewaard gebleven plattelands- en landbouwgebieden die toegang geven tot de plateaus van de Kauwberg, het Fond'Roypark en Engeland; - het bestaan van overgangszones tussen moerassige, vaak van nature eutrofe habitattypes, en andere, droge, zanderige types (vaak oligotroof); - de aanwezigheid van 7 types van natuurlijke habitats uit de bijlage I.1 van de ordonnantie; - de aanwezigheid van 3 habitattypes van gewestelijk belang uit de bijlage I.2 van de ordonnantie; - de aanwezigheid van 1 soort uit de bijlage II.1.1 van de ordonnantie; - de aanwezigheid van 4 soorten uit de bijlage II.1.2 van de ordonnantie; - de aanwezigheid van 11 soorten uit de bijlage II.2 van de ordonnantie; - de aanwezigheid van 10 soorten van gewestelijk belang uit de bijlage II.4 van de ordonnantie;
Overwegende dat dit geheel het hart vormt van een complex van gebieden van hoge biologische waarde dat essentieel is voor deze soorten, en dat alle deelgebieden mee het Brusselse ecologische netwerk vormen, doordat ze stevig verankerd zijn in het residentiële stedelijke weefsel via een aantal grote landschapsparken (Wolvendael-Crabbegat, Groeselenberg, Brugmann, Dudenpark) en het Zoniënwoud;
Overwegende dat het Verrewinkelbos, de Kauwberg, het Papenkasteel en de omgeving ervan, Kinsendaal, de Kriekenputsite en de Moensberg zijn opgenomen als beschermde landschappen en monumenten in de zin van de wetgeving inzake de bescherming van het onroerende erfgoed;
Overwegende dat het Domein Latour de Freins, het Buysdellebos en het Sauvagèrepark zijn ingeschreven op de bewaarlijst in de zin van de wetgeving inzake de bescherming van het onroerende erfgoed;
Op voordracht van de Minister van Leefmilieu;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder de "ordonnantie" : de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud.
Art. 2.Als Natura 2000-gebied BE1000002 wordt aangewezen : `de SBZ II : Bosgebieden en open gebieden in het zuiden van het Brussels Gewest.
Complex Verrewinkel - Kinsendaal'.
Dit gebied is onderverdeeld in 15 Natura 2000-deelgebieden die als volgt zijn geïdentificeerd : - II.1 Verrewinkelbos (13,3 ha) - II.2 Kinsendaal (7,6 ha) - II.3 Kriekenput (4,8 ha) - II.4 Herdies-domein (1,0 ha) - II.5 Buysdellebos (7,2 ha) - II.6 Buysdellevallei (4,1 ha) - II.7 Latour de Freins-domein (8,4 ha) - II.8 Moensbergmoeras (0,5 ha) - II.9 Kauwberg (46,9 ha) - II.10 Fond'Roypark (8,8 ha) - II.11 Engeland (15,3 ha) - II.12 BIWM-domein (4,8 ha) - II.13 Hauwaert-Kapel-domein (3,5 ha) - II.14 Sauvagèrepark (5,4 ha) - II.15 Papenkasteeldomein (2,4 ha)
Art. 3.Het aldus aangewezen gebied bestrijkt een totale oppervlakte van 134 ha. De perimeter ervan wordt geografisch afgebakend op de kaarten in bijlage 1.1.
Het omvat de volledige kadastrale percelen en de delen van kadastrale percelen die worden bedoeld in bijlage 2 van dit besluit en die op het grondgebied van de gemeente Ukkel zijn gelegen.
De verschillende deelgebieden die in artikel 2 worden geïdentificeerd, vormen beheereenheden van het gebied.
Art. 4.De natuurlijke habitattypes van communautair belang van bijlage I.1 van de ordonnantie waarvoor het gebied wordt aangewezen zijn : - 6430 Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland en van de montane en alpiene zones - 6510 Laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis) - 9120 Zuurminnende Atlantische beukenbossen met ondergroei van Ilex of soms Taxus (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion) - 9130 Beukenbossen behorend tot het Asperulo-Fagetum - 9160 Sub-Atlantische en Midden-Europese wintereikenbossen of eiken-haagbeukenbossen behorend tot het Carpinion betuli - 9190 Oude zuurminnende eikenbossen op zandvlakten met Quercus robur - 91E0* Alluviale bossen met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae).
Het natuurlijke habitattype dat in het 1e lid wordt bedoeld waarvan de code door een sterretje wordt gevolgd, vormt een prioritair type in de zin van artikel 3, 6° van de ordonnantie.
De staat van instandhouding, op de schaal van het gebied, van de natuurlijke habitattypes van communautair belang bedoeld in het 1e lid, zoals beoordeeld op het tijdstip van de identificatie in 2003, wordt vermeld in bijlage 3.1 van dit besluit.
De staat van instandhouding, op de schaal van het gebied, van de natuurlijke habitattypes van communautair belang bedoeld in het 1e lid, zoals beoordeeld in 2012 op basis van de beste beschikbare informatie, wordt vermeld in bijlage 3.2 van dit besluit.
De exacte geografische locatie van de natuurlijke habitattypes van communautair belang bedoeld in het 1e lid wordt weergegeven op de kaarten in bijlage 1.2.
Art. 5.De soort van communautair belang van bijlage II.1.1 van de ordonnantie waarvoor het gebied wordt aangewezen, is : - 1083 - Lucanus cervus - Vliegend hert 1° De staat van instandhouding, op de schaal van het gebied, van de populaties van de soort van communautair belang bedoeld in het 1e lid, zoals beoordeeld op het tijdstip van de identificatie van het gebied, wordt vermeld in bijlage 3.1 van dit besluit. 2° De staat van instandhouding, op de schaal van het gebied, van de populaties van de soort van communautair belang bedoeld in het 1e lid, zoals beoordeeld in 2012 op basis van de beste beschikbare informatie, wordt vermeld in bijlage 3.2 van dit besluit.
Art. 6.De soorten van communautair belang van bijlage II.1.2 van de ordonnantie waarvoor instandhoudingsdoelstellingen worden vastgesteld, zijn : - Dryocopus martius - Zwarte specht - Pernis apivorus - Wespendief - Alcedo atthis - IJsvogel - Falco peregrinus - Slechtvalk
Art. 7.De natuurlijke habitats van gewestelijk belang van bijlage I.2 van de ordonnantie waarvoor op de schaal van het gebied instandhoudingsdoelstellingen worden vastgesteld, zijn : - Dotterbloemgraslanden (Caltha palustris) - Kamgrasgraslanden (Cynosurus cristatus) - Struisgrasgraslanden (Agrostis capillaris) De exacte geografische locatie van de habitats van gewestelijk belang bedoeld in het 1e lid is weergegeven op de kaarten in bijlage 1.2.
Art. 8.De soorten van gewestelijk belang van bijlage II.4 van de ordonnantie waarvoor op de schaal van het gebied instandhoudingsdoelstellingen worden vastgesteld, zijn : - Hirundo rustica - Boerenzwaluw - Anguis fragilis - Hazelworm - Lacerta vivipara - Levendbarende hagedis - Martes foina - Steenmarter - Eliomys quercinus - Eikelmuis - Melolontha melolontha - Meikever - Lucanus cervus - Vliegend hert - Thecla betulae - Sleedoornpage - Apatura iris - Grote weerschijnvlinder - Satyrium w-album - Iepenpage
Art. 9.De soorten van bijlage II.2 van de ordonnantie, die een strikte bescherming genieten op het hele gewestelijke grondgebied, waarvoor instandhoudingsdoelstellingen worden vastgesteld overeenkomstig artikel 40, § 4 van de ordonnantie, zijn : 1° diersoorten : - Nyctalus leisleri - Bosvleermuis - Myotis mystacinus - Baardvleermuis - Myotis brandtii - Brandts vleermuis - Plecotus auritus - Gewone grootoorvleermuis - Myotis daubentonii - Watervleermuis - Pipistrellus nathusii - Ruige dwergvleermuis - Pipistrellus pipistrellus - Gewone dwergvleermuis - Nyctalus noctula - Rosse vleermuis - Eptesicus serotinus - Laatvlieger - Myotis nattereri - Franjestaart 2° plantensoort : - Neottia ovata - Grote keverorchis Art.10. Overeenkomstig artikel 40, § 2 van de ordonnantie worden de concrete ecologische doelstellingen die in het gebied vanuit kwantitatief en kwalitatief standpunt moeten worden bereikt, gedefinieerd in bijlage 4 van dit besluit. Deze instandhoudingsdoelstellingen beogen ten minste het behoud van de staat van instandhouding van de habitattypes en de soorten van dit gebied te waarborgen, zoals beoordeeld op het tijdstip van de identificatie ervan, en zo nodig beogen ze eveneens die staat van instandhouding te verbeteren.
Art. 11.Overeenkomstig artikel 44, § 2, 10° van de ordonnantie, worden de voorgestelde algemene beheermaatregelen om de in artikel 10 bedoelde instandhoudingsdoelstellingen te bereiken, gedefinieerd in bijlage 4 van dit besluit. Die algemene beheermaatregelen zullen voor elk deelgebied worden gepreciseerd in de beheerplannen, die door de Regering zullen worden aangenomen in toepassing van artikel 49 van de ordonnantie.
Zo nodig, en rekening houdend met de lokale bijzonderheden, kunnen deze beheermiddelen ook bestaan uit : - de opstelling van een beheercontract samen met de betrokken eigenaars en gebruikers; - de toekenning aan alle of aan een deel van de deelgebieden van het statuut van natuurreservaat of bosreservaat conform hoofdstuk 2 en 3 van Titel II van de ordonnantie; - de onteigening van het gebied, de overdracht door aankoop of ruil van dat gebied om het door het Instituut te laten beheren.
Art. 12.§ 1. Overeenkomstig artikel 47, § 2 van de ordonnantie, is het in het Natura 2000-gebied dat door dit besluit wordt aangewezen, uitgezonderd voor werkzaamheden die rechtstreeks verbonden zijn aan of noodzakelijk voor het beheer van het gebied en het onderhoud van het privé-erfgoed, verboden om : 1. inheemse plantensoorten, met inbegrip van bryofyten, fungi en lichenen, uit te trekken, te ontwortelen, te beschadigen of te vernietigen, alsook om het plantendek te vernietigen, te beschadigen of te wijzigen;2. in bossen en wouden onder bosregeling, liggende of staande dode of holle bomen om te hakken, weg te nemen en op te ruimen, behalve in geval van een reëel en dringend risico voor de veiligheid;3. stronken van niet-invasieve inheemse boomsoorten te verwijderen in de boshabitats van communautair belang waarvoor instandhoudingsdoelstellingen gelden;4. in de natuurlijke habitats van communautair belang niet-inheemse boom- of struiksoorten te planten, behalve in het kader van operaties gericht op de restauratie van beschermd of op de bewaarlijst ingeschreven goed;5. natuurlijke bosranden te vernietigen en hagen uit te trekken;6. weilanden blijvend in te zaaien met uiterst productieve soorten, tenzij in het geval van een eenmalige ingreep in het kader van het herstel van de kruidlaag;7. zaden of voedsel die verwilderde of invasieve dieren aantrekken, uit te strooien;8. invasieve uitheemse soorten of de bodemwoelende vissoorten karper (Cyprinus carpio), brasem (Abramis brama), blankvoorn (Rutilus rutilus) en kroeskarper (Carassius carassius) uit te zetten in vijvers, en andere dan bodemwoelende vissen uit te zetten met meer dan vijftig kilogram per hectare, behalve in vijvers die uitsluitend bestemd zijn voor visvangst;9. het reliëf van de bodems te wijzigen in de natuurlijke habitats van communautair en gewestelijk belang;10. met gemotoriseerde voertuigen door de natuurlijke habitats van communautair en gewestelijk belang te rijden of er te parkeren, behalve met dienstvoertuigen of voertuigen bestemd voor onderhoud;11. de bodem om te ploegen en kunstmeststoffen of pesticiden te verspreiden in de natuurlijke habitats van communautair en gewestelijk belang;12. het oppervlakte- of grondwaterregime opzettelijk te wijzigen, of de structuur van de grachten en waterlopen permanent te wijzigen;13. chemische producten te lozen, en de inhoud van septische putten te verspreiden;14. afval achter te laten of te storten buiten de daarvoor bestemde plaatsen;15. versterkte muziek te spelen die de geluidsdrempel van 65 dB overschrijdt;16. in bomen te klimmen in de bossen en wouden onder bosregeling en in de openbare groene ruimten. § 2. Dit artikel is van toepassing onverminderd de bijzondere bepalingen vermeld in een stedenbouwkundige vergunning of een beheerplan aangenomen krachtens artikel 49 van de ordonnantie of krachtens de artikelen 242/1 tot 242/14 van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening (BWRO).
Art. 13.De minister die bevoegd is voor leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 24 september 2015.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, R. VERVOORT De Minister van Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, Mevr. C. FREMAULT
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld