Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 juli 2015
gepubliceerd op 10 augustus 2015

Besluit van de Brussels Hoofdstedelijke Regering betreffende de opslag en hantering van gewasbeschermingsmiddelen alsook het beheer van hun afval door professionele gebruikers

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2015031494
pub.
10/08/2015
prom.
16/07/2015
ELI
eli/besluit/2015/07/16/2015031494/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 JULI 2015. - Besluit van de Brussels Hoofdstedelijke Regering betreffende de opslag en hantering van gewasbeschermingsmiddelen alsook het beheer van hun afval door professionele gebruikers


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, artikel 4, derde lid, gewijzigd bij de ordonnanties van 19 juli 2007 en 3 april 2014;

Gelet op de ordonnantie van 20 juni 2013 betreffende een pesticidegebruik dat verenigbaar is met de duurzame ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, artikel 19;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 maart 1999Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 04/03/1999 pub. 07/08/1999 numac 1999031224 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse IB, II en III met toepassing van artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen sluiten tot vaststelling van de lijst van inrichtingen van klasse IB, II, IC en III met toepassing van artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen;

Gelet op de "gendertest", zoals vereist door het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende de uitvoering van de ordonnantie van 29 maart 2012 houdende de integratie van de genderdimensie in de beleidslijnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 19 maart 2015;

Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 11 maart 2015;

Gelet op het advies van de Brusselse Hoge Raad voor Natuurbehoud, dat als gunstig wordt beschouwd overeenkomstig artikel 92, § 3 van de Ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud;

Gelet op het advies 57.613/1 van de Raad van State, gegeven op 2 juli 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende artikel 13 van Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (hierna "Richtlijn 2009/128/EG");

Overwegende dat het huidige besluit geen afbreuk doet aan de overgangsmaatregelen van artikel 13 van Richtlijn 2009/128/EG die eveneens door de Federale Staat werden goedgekeurd;

Overwegende dat artikel 2.1 van Richtlijn 2009/128/EG en artikel 2 van de ordonnantie van 20 juni 2013 hun toepassingsgebied beperken tot pesticiden die gewasbeschermingsmiddelen zijn;

Op voordracht van de Minister van Leefmilieu, Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Definities en toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. In voorliggend besluit wordt naast de definities van artikel 3 van de ordonnantie van 20 juni 2013 betreffende een pesticidegebruik dat verenigbaar is met de duurzame ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, verstaan onder : 1° "Instituut" : het Brussels Instituut voor Milieubeheer, opgericht bij het koninklijk besluit van 8 maart 1989Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/03/1989 pub. 07/11/2014 numac 2014031896 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Koninklijk besluit tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer sluiten tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer;2° "met het toezicht belaste personeelsleden" : de personen bedoeld bij artikel 3, § 1, 8° van het Wetboek van 25 maart 1999 van inspectie, preventie, vaststelling en bestraffing van milieumisdrijven en milieuaansprakelijkheid van de ordonnantie van 25 maart 1999 en de boswachters bedoeld bij de artikelen 9 en 16 van het Wetboek van Strafvordering;3° "fytofarmaceutische pap" : gebruiksklare vloeistof bestemd voor de fytofarmaceutische behandeling, waarin het/de te gebruiken product(en) verspreid of opgelost wordt(en);4° "tank" : element van het verstuivingsmateriaal voor de gewasbeschermingsmiddelen en van hun toevoegingstoffen bestemd om de fytofarmaceutische pap te bevatten;5° "opvanginrichting" : inrichting bestemd om een wegvloeiing of verspreiding van de gewasbeschermingsmiddelen in de grond, het grondwater, het oppervlaktewater en de riolering te voorkomen, die uit een inkuiping kan bestaan, die tegelijk ondoordringbaar, bestand tegen de mechanische druk van de activiteit van de professionele gebruiker en chemisch stabiel is ten opzichte van de producten die hij hanteert en opslaat;6° "toepassing van gewasbeschermingsmiddelen" : elke vorm van toepassing van gewasbeschermingsmiddelen;7° "veiligheidsinformatiebladen" : veiligheidsinformatiebladen bedoeld bij artikel 31 van Verordening (EG) nr.1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie; 8° "tankbodem" : de fytofarmaceutische pap die na gebruik in de tank van het verstuivingsmateriaal achterblijft; 9° "ondoordringbaarheid" : vermogen van een materiaal om niet door een vloeistof doortrokken of doordrongen te worden, iets wat met name bevestigd kan worden door een dynamische permeabiliteitscoëfficiënt ten opzichte van gewasbeschermingsmiddelen van minder dan 2.10-9 cm.s-1; 10° "hantering van gewasbeschermingsmiddelen" : elke tussenkomst op gewasbeschermingsmiddelen, hun resten en hun verpakkingen, ongeacht of deze tussenkomst nu vóór, gelijktijdig met of na het sproeien van de gewasbeschermingsmiddelen plaatsvindt, bestaande met name uit het vullen van de tank, het verdunnen en mengen van de gewasbeschermingsmiddelen, het reinigen en spoelen van het verstuivingsmateriaal en de verpakkingen, het bereiden van de fytofarmaceutische pap en het recupereren van de gewasbeschermingsmiddelresten, met uitsluiting van de opslag, de toepassing en de verwijdering van de gewasbeschermingsmiddelen;11° "ordonnantie van 20 juni 2013" : ordonnantie van 20 juni 2013 betreffende een pesticidegebruik dat verenigbaar is met de duurzame ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;12° "opslag van gewasbeschermingsmiddelen" : elke bewaring van gewasbeschermingsmiddelen op een welbepaalde locatie;13° "opslagzone van gewasbeschermingsmiddelen" : lokaal of kast bedoeld bij artikel 27, §§ 1 en 2 van het koninklijk besluit van 19 maart 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/03/2013 pub. 16/04/2013 numac 2013024124 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen sluiten ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen; § 2. De definities die in de ordonnantie van 14 juni 2012 betreffende afvalstoffen werden vastgelegd, zijn van toepassing op onderhavig besluit.

Art. 2.Voorliggend besluit geldt uitsluitend voor professionele gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen. HOOFDSTUK 2. - Hantering en opslag Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 3.De professionele gebruiker voorziet alle nodige maatregelen, middelen of inrichtingen om in geval van omkippen de gewasbeschermingsmiddelen, alsook de voorwerpen of materialen die hiertoe gebruikt werden, zoals doordrongen zaagsel of doeken, te kunnen recuperen.

Art. 4.De professionele gebruiker identificeert de potentiële gevaren in verband met de gevaarlijke stoffen die de door hem gehanteerde en opgeslagen gewasbeschermingsmiddelen bevatten, in het bijzonder aan de hand van de veiligheidsinformatiebladen.

De professionele gebruiker neemt alle nodige maatregelen om deze gevaren snel en doeltreffend te voorkomen en te bestrijden. Hij verwittigt zijn aangestelden, of eender welke persoon die voor zijn rekening handelt, van de exploitatie-instructies die in de gebruiksaanwijzing van het gewasbeschermingsmiddel en in de veiligheidsinformatiefiches vermeld worden.

De professionele gebruiker treft alle nodige maatregelen om een accidentele lozing van gewasbeschermingsmiddelen te voorkomen, die uiteindelijk in de openbare riolering of in oppervlaktewater zou belanden of die tot een infiltratie in de bodem of in het grondwater zou kunnen leiden. Afdeling 2. - Opslag

Art. 5.De opslag van gewasbeschermingsmiddelen in kwetsbare gebieden met een verhoogd risico, bedoeld bij artikel 8 van de ordonnantie van 20 juni 2013, is verboden.

Wanneer de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen echter toegestaan is in één van deze gebieden in naleving van de voorwaarden voorzien bij artikel 9 van de ordonnantie van 20 juni 2013, dan is de opslag van rechtswege in dit gebied toegestaan zij het uitsluitend voor de duur die nodig is voor deze toepassing, tenzij het om een beschermingsgebied bedoeld bij artikel 8, § 1, a), b) en c) van de ordonnantie van 20 juni 2013 gaat.

Art. 6.Alle recipiënten van vloeibare gewasbeschermingsmiddelen worden opgeslagen op een opvanginrichting waarvan de capaciteit minstens 100 % bedraagt van het grootste recipiënt die de inrichting bevat en minstens gelijk is aan een kwart van de totale inhoud van alle recipiënten die de inrichting bevat. Als het uitsluitend om producten in poeder- of korrelvorm gaat, is de vloer glad om de producten bij verlies te kunnen recupereren. De vloeibare producten worden altijd opgeslagen onder of in een ander compartiment dan de vaste producten.

Art. 7.Alleen professionele gebruikers die houder zijn van een fytolicentie en de andere gebruikers die bij artikel 27, § 3 van het koninklijk besluit van 19 maart 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/03/2013 pub. 16/04/2013 numac 2013024124 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen sluiten ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen bedoeld worden, mogen toegang hebben tot de zone voor de opslag van gewasbeschermingsmiddelen. Afdeling 3. - Hantering

Art. 8.Hanteringsverrichtingen van gewasbeschermingsmiddelen in kwetsbare gebieden met een verhoogd risico, bedoeld bij artikel 8 van de ordonnantie van 20 juni 2013, zijn verboden.

Wanneer de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen echter is toegestaan in één van deze gebieden in naleving van de voorwaarden voorzien bij artikel 9 van de ordonnantie van 20 juni 2013, dan is de hantering van gewasbeschermingsmiddelen van rechtswege toegestaan, voor zover dit strikt noodzakelijk is en beperkt blijft tot de duur die nodig is voor deze toepassing, tenzij het om een beschermingsgebied bedoeld bij artikel 8, § 1, a) en b) van de ordonnantie van 20 juni 2013 gaat.

Een hantering in een beschermingsgebied van type III is toegestaan, voor zover dit strikt noodzakelijk is en beperkt blijft tot de termijn die nodig is voor deze toepassing, mits een voorafgaande kennisgeving aan het Instituut.

Art. 9.Bij elke hanteringsverrichting van gewasbeschermingsmiddelen neemt de professionele gebruiker de maatregelen die nodig zijn om te voorkomen dat de tank overloopt en gebruikt hij een ondoordringbare tank die chemisch stabiel is ten opzichte van de producten die hij hanteert.

Art. 10.Alle hanteringsverrichtingen van gewasbeschermingsmiddelen moeten verricht worden op hetzij ondoordringbare oppervlakken die voorzien zijn van een opvanginrichting, hetzij op een bodem bedekt met een grasachtige vegetatie, hetzij op een akker.

Als de hanteringsverrichtingen van gewasbeschermingsmiddelen op ondoordringbare oppervlakken verricht worden, houdt de opvanginrichting in dat deze oppervlakken voorzien zijn van de nodige hellingen en randen om alle per ongeluk verspreide vloeistoffen of het mogelijkerwijs door deze producten vervuilde water te verzamelen, zonder dat de vloeistoffen uit de opvanginrichting kunnen weglopen. De aldus verzamelde vloeistoffen worden verwijderd in overeenstemming met artikel 15.

Art. 11.Onverminderd de wetgeving met betrekking tot de bescherming van het oppervlakte- en het grondwater tegen vervuiling, is het zowel in het kader van de verrichtingen met betrekking tot de hantering van gewasbeschermingsmiddelen als bij het vullen van de tank verboden om rechtstreeks water te winnen in een waterloop, een vijver of elk oppervlakte- of grondwater door middel van een procedé dat het winningspunt met de tank of eender welk ander element verbindt, dat gewasbeschermingsproducten of resten van dergelijke middelen kan bevatten.

De professionele gebruiker neemt alle nodige maatregelen om de terugkeer van het vulwater van de tank naar het waterdistributienet of elke andere watervoorzieningsbron te voorkomen.

Art. 12.Voorafgaand aan de voltooiing van de voorbereiding van de fytofarmaceutische pap, wordt de binnenkant van de verpakkingen van de gewasbeschermingsmiddelen, voorafgaand aan hun verwijdering in overeenstemming met artikel 15 van voorliggend besluit, drie keer met helder water gespoeld, zodat de uit de spoeling voortvloeiende vloeistof in de tank kan belanden. De spoeling kan ook verricht worden met behulp van het spoelingssysteem dat op de verplaatsbare tank kan worden aangesloten.

Art. 13.§ 1. Na toepassing van de fytofarmaceutische pap is de toepassing van de tankbodem toegestaan, indien de volgende cumulatieve voorwaarden vervuld zijn : 1° de tankbodem is verdund door spoeling door in de tank van de verstuiver een watervolume toe te voegen dat minstens gelijk is aan tien keer het volume van deze tankbodem;2° de toepassing van deze verdunde tankbodem wordt verricht, tot aan het afzetten van de verstuiver, op het perceel of het gebied dat juist het voorwerp heeft uitgemaakt van de toepassing van de fytofarmaceutische pap, waarbij men er zich van vergewist dat de toegepaste totale dosis op het einde van de opeenvolgende behandelingen de toegestane maximumdosis voor het desbetreffende gebruik niet overschrijdt, zoals gespecificeerd in de gebruiksaanwijzing van het gewasbeschermingsmiddel. § 2. Na toepassing van de fytofarmaceutische pap kan ook de tankbodem hergebruikt worden, op verantwoordelijkheid van de professionele gebruiker, voor de toepassing van andere verenigbare producten, indien de volgende cumulatieve voorwaarden vervuld zijn : 1° de concentratie actieve stof(fen) in de oorspronkelijke tankbodem moet minstens door 100 zijn gedeeld in vergelijking tot die van de fytofarmaceutische pap die bij de eerste toepassing werd gebruikt;2° er moeten minstens een spoeling en een toepassing verricht zijn onder de bij paragraaf 1 vermelde voorwaarden. § 3. Na toepassing van de tankbodem in overeenstemming met paragraaf 1, wordt de residuele tankbodem waarvan de concentratie actieve stof(fen) minstens door 100 werd gedeeld, toegepast op een bodem bedekt met een grasachtige vegetatie of een akker of verwijderd volgens de geldende reglementering.

Als de tankbodem wordt toegepast op het perceel of het gebied dat juist het voorwerp heeft uitgemaakt van de toepassing van de fytofarmaceutische pap, vergewist de professionele gebruiker er zich van dat de toegepaste totale dosis op het einde van de opeenvolgende behandelingen de toegestane maximumdosis voor het desbetreffende gebruik niet overschrijdt, zoals gespecificeerd in de gebruiksaanwijzing van het gewasbeschermingsmiddel.

Art. 14.Voor de reiniging ervan wordt het verstuivingsmateriaal van de gewasbeschermingsmiddelen volledig gespoeld, na toepassing en verwijdering van de residuele tankbodem, op een plaats zoals bedoeld bij artikel 10 en dat onverminderd de toepassing van artikel 8 van onderhavig besluit.

De uit deze spoeling voortvloeiende vloeistof wordt verwijderd in overeenstemming met artikel 15 van het huidige besluit. HOOFDSTUK 3. - Verwijdering

Art. 15.Worden verzameld, vervoerd en verwijderd in overeenstemming met de ordonnantie van 14 juni 2012 betreffende afvalstoffen en de uitvoeringsbesluiten ervan : 1° de bij omkippen gerecupereerde gewasbeschermingsmiddelen en de voorwerpen of stoffen die voor de recuperatie ervan gebruikt werden, in overeenstemming met artikel 3;2° de spoelvloeistof die niet gerecupereerd wordt voor het bereiden van de fytofarmaceutische pap;3° de vloeistoffen die bij de hanteringsverrichtingen van de gewasbeschermingsproducten door de opvanginrichting gerecupereerd werden, in overeenstemming met artikel 10;4° de resten van fytofarmaceutische pappen, tankbodems en de resten van gewasbeschermingsmiddelen die niet of niet meer gebruikt of toegepast worden;en 5° de vloeibare of vaste stoffen die in contact gekomen zijn met gewasbeschermingsmiddelen of die afkomstig zijn van de recuperatie van de tankbodems, de pappen of het water en in het bijzonder de verpakkingen, in naleving van het samenwerkingsakkoord van 4 november 2008Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 04/11/2008 pub. 29/12/2008 numac 2008036325 bron vlaamse overheid Samenwerkingsakkoord betreffende de preventie en het beheer van verpakkingsafval sluiten betreffende de preventie en het beheer van verpakkingsafval. HOOFDSTUK 4. - Specifieke bepalingen inzake controle

Art. 16.De professionele gebruiker houdt het volgende ter beschikking van de personeelsleden belast met het toezicht : - de documenten, in het bijzonder de veiligheidsinformatiebladen, die nodig zijn voor het identificeren van de gevaren die verband houden met de gevaarlijke stoffen die de door hem gehanteerde en opgeslagen gewasbeschermingsmiddelen mogelijkerwijs kunnen bevatten; - elk bewijsmiddel en elk element dat de ondoordringbaarheid van de oppervlakken en de opvanginrichtingen aantoont, waarop hij de hanteringsverrichtingen van gewasbeschermingsmiddelen uitvoert, wanneer deze geen bodem bedekt met een grasachtige vegetatie of akker vormen, en de ondoordringbaarheid van de tank(s) die hij gebruikt; en - het register voorzien bij artikel 11 van de ordonnantie van 20 juni 2013.

Art. 17.De professionele gebruiker die een accidentele lozing van gewasbeschermingsmiddelen vaststelt, die uiteindelijk in de openbare riolering of in oppervlaktewater zou belanden of die tot een infiltratie in de bodem of in het grondwater zou kunnen leiden, treft alle nodige maatregelen om een einde te maken aan deze lozing en signaleert de lozing onmiddellijk aan de leidende ambtenaar van het Instituut. HOOFDSTUK 5. - Wijzigings- en slotbepalingen Afdeling 1. - Wijzigingsbepalingen

Art. 18.In de bijlage bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 maart 1999Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 04/03/1999 pub. 07/08/1999 numac 1999031224 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse IB, II en III met toepassing van artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen sluiten tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse IB, IC, ID, II, et III met toepassing van artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, laatst gewijzigd bij het besluit van 3 april 2014, worden de rubriek 112 en 113 vervangen als volgt : 112AOpslagplaatsen van gewasbeschermingsmiddelen (in de zin van artikel 3, 4°, a, van de ordonnantie van 20 juni 2013 betreffende een pesticidegebruik dat verenigbaar is met de duurzame ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) met een totale capaciteit : 2 Gewasbeschermingsmiddelen (opslag) - kleiner dan of gelijk aan 100 kg voor gewasbeschermingsmiddelen voor professioneel gebruik; - tussen 100 en 1.000 kg voor gewasbeschermingsmiddelen voor niet-professioneel gebruik. 112BOpslagplaatsen van gewasbeschermingsmiddelen (in de zin van artikel 3, 4°, a, van de ordonnantie van 20 juni 2013 betreffende een pesticidegebruik dat verenigbaar is met de duurzame ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) met een totale capaciteit : 1BGewasbeschermingsmiddelen (opslag) - groter dan 100 kg voor gewasbeschermingsmiddelen voor professioneel gebruik; - groter dan 1.000 kg voor gewasbeschermingsmiddelen voor niet-professioneel gebruik. 113 Fabrieken, werkplaatsen voor de productie, het formuleren, het conditioneren van gewasbeschermingsmiddelen (in de zin van artikel 3, 4°, a, van de ordonnantie van 20 juni 2013 betreffende een pesticidegebruik dat verenigbaar is met de duurzame ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) 1BGewasbeschermingsmiddelen (productie) Afdeling 2. - Slotbepalingen

Art. 19.De Minister die bevoegd is voor Leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 16 juli 2015.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, R. VERVOORT De Minister van Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, Mevr. C. FREMAULT

^