Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 september 2010
gepubliceerd op 11 oktober 2010

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het bodemattest

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2010031448
pub.
11/10/2010
prom.
24/09/2010
ELI
eli/besluit/2010/09/24/2010031448/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 SEPTEMBER 2010. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het bodemattest


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 5 maart 2009 betreffende het beheer en de sanering van verontreinigde bodems, artikelen 11, derde lid, en 12, § 4, tweede lid;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu gegeven op 10 februari 2010;

Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad, gegeven op 25 februari 2010;

Gelet op advies nr. 48.402/3 van de Raad van State, gegeven op 6 juli 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën en van het voorafgaandelijk akkoord van de Minister van Begroting;

Op voorstel van de Minister van Leefmilieu;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Inhoud van het bodemattest

Artikel 1.Definities. 1° ordonnantie : ordonnantie van 5 maart 2009 betreffende het beheer en de sanering van verontreinigde bodems;2° bodemattest : attest bedoeld in artikel 11 van de ordonnantie;3° Instituut : het Brussels Instituut voor Milieubeheer;4° perceel : kadastraal perceel, of bij ontstentenis van een kadastrale referentie, zone afgebakend door elke andere door het Instituut bepaalde identificerende eenheid.

Art. 2.Het bodemattest vermeldt alle gegevens bedoeld in artikel 11 van de ordonnantie, tenzij ze niet beschikbaar zijn. In voorkomend geval vermeldt het Instituut dit in het bodemattest. HOOFDSTUK II. - Aanvraagmodaliteiten voor een bodemattest Afdeling I. - Aanvraag d.m.v. een aangetekend schrijven

Art. 3.§ 1. De aanvraag om een bodemattest voor één of meer kadastrale percelen, bij het Instituut ingediend d.m.v. een aangetekend schrijven, omvat op straffe van nietigheid : - het standaardformulier in bijlage bij dit besluit, behoorlijk ingevuld; - een bewijs van betaling van de vergoeding; - een uittreksel uit de kadastrale legger voor het of de perce(e)l(en) bedoeld in de aanvraag of, indien dat niet beschikbaar is, de kadastrale sectie of afdeling. § 2. De aanvraag om een bodemattest voor een of meer percelen zonder kadastrale referentie, bij het Instituut ingediend d.m.v. een aangetekend schrijven, omvat op straffe van nietigheid : - het standaardformulier in bijlage bij dit besluit, behoorlijk ingevuld; - een bewijs van betaling van de vergoeding; - een plan dat de lokalisatie, de omtrek en eventueel een identificatie van het perceel aanduidt.

Bij gebrek aan een kadastrale referentie, bepaalt het Instituut het gebied aan de hand van elke andere identificatie op basis van, onder meer, de gegevens verstrekt door de aanvrager § 3 De aanvrager schrijft de vergoeding over op de rekening van het Instituut, met vermelding van zijn naam en het perceel waarvoor hij een aanvraag indient.

Heeft de aanvraag betrekking op meerdere percelen, dan vermeldt de aanvrager het aantal percelen waarvoor hij een aanvraag indient en de referenties van ten minste één van de percelen.

Betreft de aanvraag een terrein zonder kadastrale referenties, dan vermeldt de aanvrager de kadastrale sectie en afdeling van het terrein of de identificatie bepaald door het Instituut. Afdeling II. - Aanvraag langs elektronische weg

Art. 4.De aanvraag om een bodemattest voor één of meer percelen kan bij het Instituut worden ingediend langs elektronische weg d.m.v. een gedigitaliseerd formulier dat het Instituut opstelt en ter beschikking stelt van het publiek. Dat formulier moet een digitale versie van de kadastrale perceelsreferenties bevatten en de modaliteiten van de vergoeding voorzien. In dat geval hoeven de elementen bedoeld in artikel 3, § 1 en § 2, niet aan het Instituut overgemaakt te worden. Afdeling III. - Onontvankelijkheid

Art. 5.§ 1. Het Instituut verklaart onontvankelijk : - de aanvraag waarin de in artikel 3, § 1 en § 2 of artikel 4, bedoelde elementen ontbreken; - de aanvraag waarvoor de vergoeding niet betaald werd conform artikel 3, § 3 en 6, § 1. § 2. De onontvankelijkheidsverklaring wordt aan de aanvrager meegedeeld binnen 20 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag. § 3. De aanvrager kan de eventuele vereiste aanvullende elementen nog meedelen binnen 60 dagen na de beslissing van onontvankelijkheid.

Worden deze aanvullende elementen niet meegedeeld, dan kan de aanvrager de terugbetaling van de betaalde vergoeding vragen binnen 90 dagen, te rekenen vanaf de beslissing van onontvankelijkheid. HOOFDSTUK III. - Bedrag van de vergoeding voor een bodemattest

Art. 6.§ 1. Het bedrag van de vergoeding wordt vastgesteld op euro 30 per attest en per perceel.

Voor percelen zonder kadastrale referenties wordt het bedrag vastgesteld op euro 30 per kadastrale sectie of, bij ontstentenis, per kadastrale afdeling. § 2. Het bedrag van de vergoeding wordt één keer om de twee jaar aangepast aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen, en dit vanaf 1 januari 2012 : het vigerende bedrag wordt vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller overeenstemt met het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar van aanpassing van het vigerende bedrag en waarvan de noemer overeenstemt met het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin het vigerende bedrag is vastgesteld. Het geïndexeerde bedrag wordt afgerond naar de volgende eenheid en wordt door het Instituut aangekondigd op zijn website. HOOFDSTUK IV. - Uitreikingsmodaliteiten voor een bodemattest

Art. 7.§ 1. Overeenkomstig artikel 12, § 4, eerste lid, van de ordonnantie, reikt het Instituut het bodemattest uit binnen een termijn van 20 dagen te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag conform artikel 3 of 4. § 2. Het bodemattest wordt door het Instituut afgegeven per aangetekend schrijven of langs elektronische weg indien de aanvrager over een elektronisch adres beschikt. § 3. Het Instituut reikt een bodemattest uit voor elk perceel. HOOFDSTUK V. - Geldigheidsduur van een bodemattest

Art. 8.§ 1. Wanneer een bodemattest aangeeft dat een perceel in de bodeminventaris is opgenomen in één van de categorieën beschreven in artikel 3, 15° van de ordonnantie, hangt de geldigheidsduur van dat attest af van de bodemcategorie waarbij het betreffende perceel is ingedeeld : - Categorie 0 : voor de percelen waarop nooit een bodemonderzoek is uitgevoerd in de zin van artikel 14 van de ordonnantie, blijft het bodemattest maximaal 6 maanden geldig te rekenen vanaf de datum van uitreiking; - Categorie 1 en 2 : het bodemattest blijft onbeperkt geldig; - Categorie 3 : het bodemattest blijft maximaal 1 jaar geldig te rekenen vanaf de datum van uitreiking; - Categorie 4 : het bodemattest blijft maximaal 6 maanden geldig te rekenen vanaf de datum van uitreiking. § 2. Wanneer categorie 0 samenvalt met categorieen 1, 2, 3 of 4, blijft het bodemattest maximaal 6 maanden geldig na de datum van uitreiking. § 3. Als het perceel waarvoor de aanvraag wordt ingediend niet is opgenomen in de bodeminventaris, blijft het bodemattest maximaal 6 maanden geldig na de datum van uitreiking. § 4. In afwijking van §§ 1, 2 en 3 is het bodemattest niet langer geldig indien er zich één van volgende veranderingen heeft voorgedaan : Uitbating van andere risicoactiviteiten (in de zin van het besluit van 17 december 2009 betreffende de lijst van risicoactiviteiten) dan diegene die in dit bodemattest vermeld werden, met name na aanvraag van het milieuvergunning voor de uitbating van een risicoactiviteit of van de uitbreiding van een milieuvergunning indien deze betrekking heeft op het toevoegen van een risicoactiviteit;

Stopzetting van een risicoactiviteit of overdracht van een milieuvergunning met betrekking tot een risicoactiviteit;

Toevallige ontdekking van bodemverontreiniging gedurende uitgravingswerken;

Elke andere gebeurtenis dan de risicoactiviteiten die een vermoeden van verontreiniging rechtvaardigt of een bodemverontreiniging heeft veroorzaakt;

Betekening van gelijkvormigheids-verklaringen, slotverklaringen of oplegging van veiligheidsmaatregelen conformde bepalingen van de ordonnantie;

Het niet respecteren van de voorwaarden vermeld in de gelijkvormigheids-verklaringen of slotverklaringen zoals bepaald in de artikelen 15, 27, 31, 35, 40, 43 en 48 van de ordonnantie;

Veranderingen van administratieve gegevens voor de identificatie van het perceel : het adres, de kadastrale referenties of bij ontstentenis de identificatie opgesteld door het Instituut, de oppervlakte, de omtrek, de bestemming of de identiteit van de houder(s) van zakelijke rechten. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 9.Dit besluit treedt in werking twintig dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

De bodemattesten die tussen 1 januari 2010 en de dag van inwerkingtreding van dit besluit werden aangevraagd en uitgereikt, worden geacht conform te zijn met de bepalingen van dit besluit.

Art. 10.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 24 september 2010.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Leefmilieu, Mevr. E. HUYTEBROEK Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 september 2010 betreffende het bodemattest.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Leefmilieu, Mevr. E. HUYTEBROEK

^