Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 december 2007
gepubliceerd op 10 januari 2008

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van sommige exploitatievoorwaarden van het openbaar vervoer in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2007031576
pub.
10/01/2008
prom.
13/12/2007
ELI
eli/besluit/2007/12/13/2007031576/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 DECEMBER 2007. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van sommige exploitatievoorwaarden van het openbaar vervoer in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de Ordonnantie van 22 november 1990 betreffende de organisatie van het openbaar vervoer in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, in het bijzonder artikelen 2, 18 en 18bis ;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 september 1976 houdende reglement op de politie van personenvervoer per tram, premetro, metro, autobus en autocar;

Gelet op het advies nr. 43.745/4 van de Raad van State, gegeven op 19 november 2007 in toepassing van artikel 84, § 1, 1°al., 1, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op het voorstel van de raad van bestuur van de M.I.V.B. voor de toeslagen bedoeld in artikelen 11 en 21;

Overwegende dat in het kader van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, de M.I.V.B. een veiligheidsdienst zal instellen en het voor de toepassing van deze wet ook nuttig is de reglementaire bepalingen waarnaar de wet verwijst, vast te stellen;

Op voorstel van de Minister van Mobiliteit en Openbare Werken;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt begrepen : 1° Maatschappij : De Maatschappij voor Intercommunaal Vervoer te Brussel opgericht bij ordonnantie van 22 november 1990.2° Infrastructuur : Alle ruimtes die door de Maatschappij worden aangewend voor de exploitatie van het openbaar vervoer.Meer in het bijzonder : de haltes, de voertuigen en de boven- en ondergrondse stations van het net met uitzondering van de ruimtes die door derden met een geldige titel worden bezet. 3° Gecontroleerde zone : Die zone, die deel uitmaakt van de infrastructuur, die door een duidelijke signalisatie is afgebakend en waarbinnen het publiek een geldig vervoerbewijs moet bezitten.4° Installaties : Alle inrichtingen die aangewend worden voor de exploitatie van het openbaar vervoer of door of voor de Maatschappij op, aan of in de infrastructuur aangebracht.5° Rollend materiaal : Elk voertuig gebruikt door de Maatschappij of bestemd voor het openbaar vervoer.6° De reiziger : Eenieder die zich in een voertuig of in een gecontroleerde zone bevindt.7° De ordonnantie : De ordonnantie van 22 november 1990 betreffende de organisatie van het openbaar vervoer in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 8° De wet : De wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.9° Het personeel : Alle personen die in dienstverband staan met de Maatschappij.10° Het controlepersoneel : Alle personeelsleden die door een regeringsbesluit krachtens artikel 18bis, § 2, van de ordonnantie gemachtigd zijn de inbreuken op de exploitatievoorwaarden vast te stellen en hiervoor beëdigd zijn.11° De bevoegde ambtenaar : De ambtenaar die krachtens artikel 18bis, § 2, van de ordonnantie gemachtigd is administratieve boetes op te leggen. 12° Voortbewegingstoestellen : Elk toestel zoals bedoeld in het artikel 2.15.2 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 13 februari 2007 betreffende de voortbewegingstoestellen.

Art. 2.Behoudens in dit besluit nader bepaalde beperkingen gelden deze exploitatievoorwaarden voor de personen aangeduid in artikel 2 van de ordonnantie en in de ruimtes die behoren tot de in artikel 1 van dit besluit gedefinieerde infrastructuur. HOOFDSTUK II. - De verboden

Art. 3.Het is verboden : 1° de infrastructuur, de installaties of het rollend materieel te beschadigen of oneigenlijk te bedienen;2° vrijwillig het rollend materieel te hinderen of te doen vertragen, in of uit de voertuigen te stappen tijdens en na het geluidsignaal dat het sluiten van de deuren aankondigt;3° op de sporen seinen of elk ander voorwerp te plaatsen, onder andere materialen of afval;4° de seinen aan te raken, na te bootsen of de zichtbaarheid ervan te belemmeren;5° elektrische leidingen en installaties aan te raken;6° over buiten de rijbaan aangelegde sporen oversteekplaatsen aan te leggen naar aangrenzende onroerende goederen, tenzij deze inrichting in geen enkel opzicht het verkeer der spoorvoertuigen hindert.7° zich in een voertuig of een gecontroleerde zone te bevinden zonder in het bezit te zijn van een geldig vervoerbewijs;8° zich zonder toelating te bevinden in de dienstlokalen en daar waar dit door een aangebracht bericht verboden is;9° muziek te spelen of te laten spelen zonder toelating van de Maatschappij;10° te bedelen, te leuren of zonder toelating van de Maatschappij elke andere activiteit te ontplooien;11° te roken;12° de noodbediening van de deuren te gebruiken zonder dat het voertuig stilstaat en een noodsituatie dit vereist;13° oneigenlijk gebruik te maken van het alarmsein;14° elk voorwerp te plaatsen waardoor de vrije doorgang kan belemmerd worden;15° onnodig de stilstandinrichting van de roltrappen of liften te activeren;16° elk voorwerp te werpen of achter te laten dat van aard is : a) te kwetsen of te doen schrikken b) te bevuilen 17° te spuwen of zich te ontlasten;18° in het bezit te zijn of gebruik te maken van gevaarlijke voorwerpen of colli die, wegens hun omvang, aard of reuk, anderen kunnen : a) kwetsen of aan gevaar blootstellen;b) bevuilen, hinderen of ongemak berokkenen;19° de orde te verstoren of de aanwezigen te hinderen of te storen door : a) klaarblijkelijke staat van intoxicatie;b) klaarblijkelijke staat van onzindelijkheid;c) ongewenste fysieke contacten;d) beledigende, onzedelijke of bedreigende uitlatingen of handelingen;e) gebruik van voortbewegingstoestellen met uitzondering van deze gebruikt door personen met beperkte mobiliteit;f) hinderen bij op- of afstappen;g) zich op te houden aan in- of uitgangen van de infrastructuur of aan de roltrappen h) het nuttigen van voedsel;20° de infrastructuur en installaties of het rollend materieel te bevuilen;21° zich over de veiligheidsafsluitingen of -markeringen van de perrons te buigen of te begeven, de voertuigen te beklimmen of zich er aan vast te klampen;22° dieren in de gecontroleerde zone of in een voertuig te brengen zonder voor deze dieren in het bezit te zijn van een geldig vervoerbewijs, met uitzondering van : a) dieren die zonder hinder voor de andere reizigers op de schoot gehouden worden;b) geleide honden voor blinden of slechtzienden en de hulphonden die assistentie verlenen aan elke gehandicapte persoon;c) honden die agenten van de politie of controlepersoneel vergezellen;23° voedsel te nuttigen in de voertuigen. HOOFDSTUK III. - De verplichtingen

Art. 4.Het publiek moet de aanwijzingen opvolgen die door het personeel worden gegeven tot de goede werking van de exploitatie van het openbaar vervoer.

Art. 5.Het publiek is verplicht zich met een geldig identiteitsbewijs te identificeren wanneer het controlepersoneel daarom vraagt.

Art. 6.De reizigers zijn verplicht de zitplaatsen af te staan aan de andersvaliden, de ouderlingen, aan zwangere vrouwen en personen die kinderen dragen. Ze moeten deze personen ook voorrang geven om in het voertuig te stappen.

Art. 7.Eenieder die een vervoerbewijs wenst aan te kopen, moet dit doen met gepast geld.

Het personeel is slechts gehouden tot de teruggave volgens de voorwaarden bepaald in de besluiten tot vaststelling van de prijzen van de vervoersbewijzen.

Eenieder zonder geld of zonder gepast geld moet dit melden aan de bestuurder of indien hij zich in een station bevindt, aan de loketbediende. Hij kan in dat geval een vervangend document bekomen en moet de daarop door de Maatschappij vermelde procedure respecteren.

Art. 8.De reiziger moet zijn vervoerbewijs tonen en overhandigen telkens een lid van het controlepersoneel daarom verzoekt. HOOFDSTUK IV. - Het personeel

Art. 9.Enkel leden van het controlepersoneel kunnen vaststellingen doen.

Het controlepersoneel mag een vervoersbewijs inhouden bij een vermoeden van vervalsing, als het vervalst is, gebruikt wordt door andere personen dan de titularis of als de gegevens erop niet leesbaar zijn.

Art. 10.De bestuurders van een voertuig, het personeel van de verkooppunten, het controlepersoneel en de personen belast met het toezicht kunnen personen die de exploitatievoorwaarden niet naleven de toegang tot het voertuig of het station weigeren of hen verzoeken het voertuig of het station te verlaten.

Zij kunnen evenwel niemand dwangmatig verwijderen. Enkel de bevoegde personen in de wettelijke bepaalde omstandigheden zijn hiertoe gemachtigd. HOOFDSTUK V. - De toeslagen en boetes

Art. 11.Volgende inbreuken geven aanleiding tot het opleggen van de toeslag bij wijze van forfaitaire vergoeding voor de veroorzaakte hinder, zoals bepaald in het besluit tot vaststelling van de tarieven : De inbreuken op : artikel 3, 8°, 9°, 10°, 11°, 12°, 13°, 14°, 15°, 17°.

De inbreuken op artikel 3.7° geven aanleiding tot het opleggen van verschillende toeslagen in verhouding tot de aard van de vaststelling, de betalingstermijn en eventuele recidive zoals eveneens bepaald in het besluit tot vaststelling van de tarieven.

Art. 12.Volgende inbreuken geven aanleiding tot het opleggen van een administratieve boete tussen de euro 75 en euro 250 : De inbreuken op : artikel 3, 16°b, 18°b, 19°, 20°, 22°, 23°; artikel 5, artikel 6 en artikel 8.

Art. 13.Volgende inbreuken geven aanleiding tot het opleggen van een administratieve boete tussen de euro 150 en euro 500 : De inbreuken op : artikel 3, 1°, 2°, 3°, 4°, 5°, 6°, 16°a, 18°a, 21°; artikel 4.

Art. 14.De beslissingen genomen door de bevoegde ambtenaar, waarbij een administratieve boete al dan niet wordt opgelegd, komen in aanmerking voor het beroep voorzien in artikel 18bis, § 3, van de Ordonnantie. HOOFDSTUK VI. - De behandeling van inbreuken

Art. 15.De vaststellingen bevatten alle relevante gegevens en minstens : - Plaats en tijdstip. - Naam van het lid van het controlepersoneel dat de vaststelling doet. - Naam en adres van de overtreder. - Naam en adres van de eventuele getuigen. - Voor de handelingen die aanleiding geven tot een toeslag : het type inbreuk. - Voor de handelingen die aanleiding geven tot een administratieve boete : het type inbreuk, een korte omschrijving van de omstandigheden. - In voorkomend geval de omstandigheid dat een tussenkomst van de politiediensten plaatsvond.

Art. 16.Deze vaststellingen worden door de Maatschappij omgezet in een gestandaardiseerd proces verbaal en ondertekend door het lid van het controlepersoneel dat de vaststellingen deed.

Ingeval het een inbreuk betreft die aanleiding geeft tot een toeslag wordt aan dit proces verbaal door de Maatschappij gevolg gegeven conform de hiervoor door haar ingestelde procedure, tenzij in de gevallen waarin de Maatschappij beslist van de in de vaststelling aangeduide persoon een schadevergoeding te eisen.

Ingeval het een inbreuk betreft die aanleiding geeft tot een administratieve boete, wordt dit proces verbaal, al dan niet elektronisch overgemaakt aan de bevoegde ambtenaar, tenzij de vaststelling in toepassing van artikel 29 van het eerste boek van het Wetboek van strafvordering aanleiding geeft tot een kennisgeving aan de procureur des Konings.

De bevoegde ambtenaar betekent het proces verbaal in dat geval per aangetekende brief aan de overtreder en licht hem bij deze in van de maximale boete die het gevolg kan zijn van de inbreuk en van de wijze waarop hij zijn opmerkingen schriftelijk of mondeling kan bezorgen.

Art. 17.De overtreder kan, in het geval van een inbreuk onderhevig aan een administratieve boete : - zijn opmerkingen en/of zijn verzoek om gehoord te worden schriftelijk aangetekend of tegen ontvangstbewijs aan de bevoegde ambtenaar overmaken binnen de maand na de betekening van het proces verbaal; - op een eventueel gehoor vergezeld zijn van een derde waarvan een kopie van het identiteitsbewijs bij het verzoek om een gehoor is gevoegd.

De bevoegde ambtenaar neemt de beslissing over het opleggen van een boete.

Hij doet dit : - ten vroegste één maand na de betekening van proces verbaal; - ten vroegste één week na de datum waarop de betrokkene werd uitgenodigd om te worden gehoord of werd gehoord.

Indien de bevoegde ambtenaar, in toepassing van artikel 29 van het eerste boek van het Wetboek van strafvordering, het dossier aan de procureur des Konings moet overmaken, neemt hij geen beslissing.

Art. 18.De beslissing om al dan niet een administratieve boete op te leggen bevat : - een beschrijving van de inbreuk; - een vermelding van de omstandigheid dat de betrokkene werd gehoord of schriftelijke opmerkingen heeft overgemaakt; - in voorkomend geval, het bedrag van de boete; - een motivering die rekening houdt met proportionaliteit, eventuele recidive en de pertinente elementen aangebracht door de overtreder.

In voorkomend geval wordt bij de betekening een overschrijvingsformulier bijgevoegd.

Voor de beslissingen bedoeld in artikel 14 wordt de overtreder ook ingelicht over het beroep bepaald in artikel 18bis, § 3, van de Ordonnantie. De bevoegde ambtenaar maakt die beslissingen ook over aan de Maatschappij.

Art. 19.De Minister van Mobiliteit stelt, in samenspraak met de Maatschappij, de nadere bepalingen vast met betrekking tot verwerking van de administratieve boetes, in het bijzonder omtrent de uitwisseling van gegevens, de betekening van beslissingen en de inning van de bedragen. HOOFDSTUK VII. - Wijzigings- en inwerkingtredingsbepalingen

Art. 20.De artikelen 33, 34, 35, 36 en 37 van het koninklijk besluit van 15 september 1976 houdende reglement op de politie van personenvervoer per tram, premetro, metro, autobus en autocar, worden, wat het openbaar vervoer betreft dat door de M.I.V.B. georganiseerd wordt, opgeheven.

Art. 21.De onderstaande tabel wordt gevoegd aan de bijlagen bedoeld in artikel 2 van het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 29 november 2007 houdende wijziging van de prijzen voor het vervoer van reizigers op het net van het stads- en streekvervoer van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 22.Dit besluit treedt in werking op 1 februari 2008.

De artikelen 12 en 13 van het besluit treden echter in werking op het ogenblik van de inwerkingtreding van het besluit dat de bevoegde ambtenaar zal aanduiden.

Tot aan de inwerkingtreding van het regeringsbesluit dat het controlepersoneel zal aanduiden, kunnen de personeelsleden van de Maatschappij aangeduid in de regeringsbesluiten ter uitvoering van artikel 41 van het koninklijk besluit van 15 september 1976 houdende reglement op de politie van personenvervoer per tram, premetro, metro, autobus en autocar, alle vaststellingen doen in het kader van dit besluit.

Brussel, 13 december 2007.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadshernieuwing, Openbare Netheid, Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Mobiliteit en Openbare Werken, P. SMET

^