gepubliceerd op 31 december 2007
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 december 2004 tot uitvoering van de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de erkenning en de financiering van de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de inschakelingsondernemingen
13 DECEMBER 2007. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 december 2004 tot uitvoering van de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de erkenning en de financiering van de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de inschakelingsondernemingen
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 20;
Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, inzonderheid op artikel 8;
Gelet op de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de erkenning en de financiering van de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de inschakelingsondernemingen, inzonderheid op artikel 7, gewijzigd bij de ordonnantie van 3 mei 2007, en op artikel 9bis, ingevoegd door de ordonnantie van 3 mei 2007;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 december 2004 tot uitvoering van de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de erkenning en de financiering van de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de inschakelingsondernemingen;
Gelet op het initiatiefadvies van het Overlegplatform voor de sociale economie, gegeven op 9 december 2005;
Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 20 september 2007;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 5 oktober 2007;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 12 november 2007;
Gelet op het advies nr. 43.795/1 van de Raad van State, gegeven op 29 november 2007 met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Overwegende dat volgens de huidige wetgeving elke onderneming of vereniging op gelijk welk ogenblik van het kalenderjaar een aanvraag kan indienen om erkend en/of gefinancierd te worden als inschakelingsonderneming of als plaatselijk initiatief voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid;
Overwegende dat het Overlegplatform voor de sociale economie in het kader van deze procedure ertoe gehouden is een advies uit te brengen binnen de dertig dagen vanaf de ontvangst van de aanvraag;
Overwegende dat bij ontstentenis van een advies binnen de voormelde termijn, het advies als gunstig wordt beschouwd;
Overwegende dat de Regering volgens de huidige procedure een beslissing moet nemen over de aanvraag binnen de twee maanden na de indiening van de aanvraag;
Overwegende dat het Overlegplatform noch de Regering bij machte zijn om binnen deze strikte termijnen de bijwijlen omvangrijke en ingewikkelde dossiers steeds vooraf aan een grondige studie en een afgewogen inhoudelijke beoordeling te onderwerpen;
Overwegende dat de tijd waarover het Overlegplatform en de Regering kunnen beschikken om ten gronde kennis te nemen van de aanvragen, om die reden nauwkeuriger moet worden bepaald, zo ook wanneer de aanvragen niet alle nodige stukken bevatten;
Overwegende dat, gelet op de begrenzing van de beschikbare begrotingskredieten, dossiers die het eerst worden ingediend, in het kader van de huidige procedure de grootste kanshebber zijn voor financiering;
Overwegende dat het beginsel van « wie het eerst komt, het eerst maalt » onverenigbaar is met het billijkheidsbeginsel en het beginsel van de gelijke behandeling;
Overwegende dat een bundeling van alle financieringsaanvragen op één ogenblik in het jaar zou toelaten meteen een totaalbeeld te verwerven wat betreft de weerslag op de begroting, wat blijk geeft van behoorlijk bestuur;
Overwegende dat het om deze redenen noodzakelijk wordt geacht om het advies over, en de beslissing van financiering in alle aanvragen op één enkel ogenblik in het kalenderjaar te plaatsen;
Overwegende dat de adviestermijn van het Overlegplatform en de beslissingstermijn van de Regering ook moeten worden aangepast in het licht van de organisatie van één enkel aanvraagmoment per kalenderjaar voor de financiering;
Overwegende dat niettemin in twee ogenblikken van indiening van erkenningsaanvragen per kalenderjaar moet worden voorzien, aangezien de toegang tot federale erkenningen en federale sociale en fiscale bepalingen voor de sociale economie afhankelijk is van een erkenning door de bevoegde gewestelijke overheid;
Overwegende dat de adviestermijn van het Overlegplatform en de beslissingstermijn van de Regering ook moeten worden aangepast in het licht van de organisatie van de twee aanvraagmomenten per kalenderjaar voor de erkenning;
Op de voordracht van de Minister belast met Tewerkstelling;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 december 2004 tot uitvoering van de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de erkenning en de financiering van de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de inschakelingsondernemingen wordt een artikel 2bis ingevoegd, luidende : «
Art. 2bis.§ 1. Per kalenderjaar organiseert het Bestuur twee tijdvakken waarbinnen een erkenningsaanvraag kan worden ingediend.
Het eerste tijdvak loopt van 1 januari tot en met 15 februari.
Het tweede tijdvak loopt van 1 september tot en met 15 oktober. § 2. Per kalenderjaar organiseert het Bestuur een tijdvak waarbinnen een financieringsaanvraag kan worden ingediend.
Het tijdvak loopt van 1 januari tot en met 15 februari. In voorkomend geval gebeurt de financieringsaanvraag samen met de erkenningsaanvraag als bedoeld in § 1. § 3. Een aanvraag die buiten de tijdvakken als bedoeld in §§ 1 en 2 wordt ingediend, wordt met het oog op het advies van het Platform als bedoeld in artikel 8 van de ordonnantie en de beslissing van de Regering als bedoeld in artikel 9 van de ordonnantie, en onverminderd de toepassing van artikel 3, derde lid, geacht ontvangen te zijn in de loop van het eerstvolgende tijdvak als bedoeld in §§ 1 en 2. »
Art. 2.Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 3.Binnen een termijn van veertien werkdagen vanaf de ontvangst van de erkenningsaanvraag, richt het Bestuur aan de vennootschap of aan de vereniging, hetzij een ontvangstbewijs met bericht dat het dossier volledig is, hetzij een verzoek om het dossier te vervolledigen.
In dit laatste geval brengt het Bestuur, zodra het vaststelt dat het dossier vervolledigd werd, de vennootschap of de vereniging hiervan op de hoogte.
Indien het Bestuur vaststelt dat het dossier niet volledig is op de uiterste datum van een van de tijdvaken als bedoeld in artikel 2bis, wordt het met het oog op een verdere behandeling geacht ontvangen te zijn in de loop van het eerstvolgende tijdvak, voor zover het in dat tijdvak de ontbrekende stukken ontvangt.
Het Bestuur brengt de vennootschap of de vereniging hiervan op de hoogte.
Het Bestuur maakt het volledige dossier over aan het Platform met het oog op advies. Het Platform brengt advies uit binnen een termijn van dertig werkdagen te rekenen vanaf de dag na het verstrijken van het tijdvak als bedoeld in artikel 2bis waarbinnen de aanvraag werd ingediend.
Het Platform kan de vertegenwoordigers horen van elke vennootschap of elke vereniging die de erkenning aanvragen, hetzij op eigen initiatief, hetzij op hun aanvraag.
Indien de vertegenwoordigers van de vennootschap of de vereniging gehoord worden op het initiatief van het Platform, zullen zij een uitnodiging ontvangen per aangetekend schrijven.
Dit schrijven vermeldt alle punten waarover zij gehoord zullen worden.
De Regering beslist over de aanvraag binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de dag na het verstrijken van het tijdvak als bedoeld in artikel 2bis waarbinnen de aanvraag werd ingediend. »
Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2008.
Art. 4.De Minister bevoegd voor Tewerkstelling wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 13 december 2007.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Economie, Tewerkstelling, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, B. CEREXHE