Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 31 augustus 2006
gepubliceerd op 23 oktober 2006

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende reglementering van de handel in en van de keuring van groentezaad en zaad van cichorei voor de industrie

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2006031469
pub.
23/10/2006
prom.
31/08/2006
ELI
eli/besluit/2006/08/31/2006031469/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

31 AUGUSTUS 2006. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende reglementering van de handel in en van de keuring van groentezaad en zaad van cichorei voor de industrie


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, inzonderheid op artikel 2, § 1, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1998 en 5 februari 1999 en op artikel 13;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 mei 2001. houdende reglementering van de handel in en de keuring van groentezaad en zaad van cichorei voor de industrie;

Gelet op het Samenwerkingsakkoord van 18 juni 2003 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de uitoefening van de geregionaliseerde bevoegdheden op het gebied van landbouw en visserij;

Gelet op het Samenwerkingsakkoord tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de uitoefening van de geregionaliseerde bevoegdheden op het gebied van landbouw en visserij; van 30 maart 2004;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 15 mei 2006;

Gelet op het overleg tussen de gewesten en de federale overheid op 24 april 2006 bekrachtigd door de Interministeriële Conferentie Landbouwbeleid op 15 mei 2006.

Gelet op advies nr. 40. 867/1/V van de Raad van State, gegeven op 28 juli 2006, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat Richtlijn 2002/55/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groentezaad, laatst gewijzigd werd bij Richtlijn 2004/117/EG van de Raad van 22 december 2004, en dat die richtlijnen een verplichting inhouden om er zich binnen de voorgeschreven termijn naar te schikken;

Op voorstel van de Minister, tot wiens bevoegdheid landbouwbeid behoort;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° groenten : planten van de volgende gewassen, bestemd voor land- of tuinbouw, met uitzondering van de sierteelt :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

2° prebasiszaad : kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan, dat door een tot keuring bevoegde entiteit officieel is onderzocht en goedgekeurd volgens de voor de keuring van basiszaad geldende voorschriften;3° basiszaad;a) zaad dat is voortgebracht onder de verantwoordelijkheid van de kweker volgens de regels voor de instandhouding met betrekking tot het ras;b) zaad dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad van de categorie gecertificeerd zaad;c) zaad dat, behoudens het bepaalde in artikel 4, voldoet aan de in bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden;d) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in a), b) en c), voldoet;4° gecertificeerd zaad : a) zaad dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van prebasiszaad waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het voldoet aan de in bijlage I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden;b) zaad dat vooral voor voortbrenging van groenten c) zaad dat, behoudens het bepaalde in bestemd is artikel 4, § 2, voldoet aan de in bijlage I en II voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden;d) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in a), b) en c), voldoet;e) zaad dat onderworpen is aan een steekproefsgewijze officiële controle achteraf op zijn rasechtheid en raszuiverheid;5° standaardzaad : a) zaad dat voldoende rasecht en raszuiver is;b) zaad dat vooral voor de voortbrenging van groenten bestemd is;c) zaad dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage II;d) zaad dat onderworpen is aan een steekproefsgewijze officiële controle achteraf op zijn rasechtheid en raszuiverheid;6° officiële maatregelen : maatregelen die uitgaan van of verricht worden : a) door autoriteiten van een staat;b) door publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen die handelen onder de verantwoordelijkheid van een lidstaat, op voorwaarde dat ze geen bijzonder voordeel ontlenen aan de resultaten van die maatregelen;c) voor hulpwerkzaamheden door beëdigde natuurlijke personen die handelen onder het toezicht van een lidstaat, op voorwaarde dat ze geen bijzonder voordeel ontlenen aan de resultaten van die maatregelen;7° kleine verpakkingen EG : pakjes met een maximaal nettogewicht aan zaad van : a) 5 kg voor peulvruchten;b) 500 g voor uien, kervel, asperge, snijbiet, rode biet, mei- en herfstrapen, watermeloen, reuzenpompoen, pompoen, wortelen, radijs, schorseneer, spinazie en veldsla;c) 100 g voor alle andere groentesoorten en cichorei voor de industrie;8° gemeenschappelijke rassenlijst voor groentegewassen : de lijst van alle rassen waarvan het zaaizaad of pootgoed, op grond van artikel 16, § 1, van het koninklijk besluit van 8 juli 2001.betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen, niet aan handelsbeperkingen ten aanzien van het ras is onderworpen; 9° Minister : de Minister van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor het landbouwbeleid;10° bevoegde entiteit : Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;11° in de handel brengen : de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van zaaizaad aan derden, tegen of zonder vergoeding, met het oog op commercieel gebruik. Onder « in de handel brengen » wordt niet verstaan de handel in zaaizaad die niet is gericht op commercieel gebruik van het ras, zoals het beschikbaar stellen van zaaizaad aan officiële onderzoeks- en controle-instanties of de levering van zaaizaad aan verleners van diensten voor verwerking of verpakking, voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft.

Onder « in de handel brengen » wordt niet verstaan het leveren van zaaizaad onder bepaalde voorwaarden aan verleners van diensten voor de productie van bepaalde landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden, of voor vermeerdering van zaaizaad voor dat doel, voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft, noch op het product van de oogst. De leverancier van het zaaizaad verstrekt de certificeringsdienst een afschrift van de delen in kwestie van het contract met de dienstverlener, en daarin wordt vermeld aan welke normen en voorwaarden het verstrekte zaaizaad op dat moment voldoet.

De voorwaarden voor de uitvoering van deze bepalingen worden vastgesteld door de minister overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Gemeenschap.

Art. 2.Dit besluit is niet van toepassing op : 1° zaaizaad, bestemd voor uitvoer naar landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, voorzover de bestemming kan worden bewezen door de voortbrenger, de bereider of de houder en, als die producten zich in een magazijn, bereidingsplaats of entrepot van een bereider, een invoerder of verkoper bevinden, voorzover bij die producten een duidelijk zichtbaar bordje is geplaatst met de vermelding : »Uitvoer buiten de Europese Gemeenschap »;2° zaaizaad in doorvoer mits het vergezeld is van afdoende bewijsstukken betreffende zijn bestemming;3° zaaizaad, bestemd voor de sierteelt, voorzover die bestemming bewezen is. HOOFDSTUK II. - De handel Afdeling I. - Bepalingen ten aanzien van de hoedanigheid

Art. 3.§ 1. Zaad van industriële cichorei mag alleen in de handel worden gebracht als : 1° het gaat om officieel goedgekeurd prebasiszaad, basiszaad of gecertificeerd zaad;2° het voldoet aan de voorwaarden, gesteld in bijlage II van dit besluit;3° het behoort tot een ras dat voorkomt in de nationale catalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen, vastgesteld ter uitvoering van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen, of op de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen. § 2. Zaad van andere groentegewassen dan industriële cichorei mag alleen in de handel worden gebracht als : 1° het gaat om officieel goedgekeurd prebasiszaad, basiszaad of gecertificeerd zaad, of als het behoort tot de categorie standaardzaad;2° het voldoet aan de voorwaarden, gesteld in bijlage II van dit besluit;3° het behoort tot een ras dat voorkomt in de nationale catalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen, vastgesteld ter uitvoering van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen, of op de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen. § 3. In afwijking van de bepalingen van § 1 en § 2 is de handel in niet-bewerkt zaad met het oog op zijn bewerking toegestaan, voorzover de identiteit ervan officieel gewaarborgd is.

Art. 4.§ 1. Prebasiszaad en basiszaad dat niet voldoet aan de met betrekking tot de kiemkracht in bijlage II gestelde voorwaarden mag, in afwijking van het bepaalde in artikel 3, § 1 en § 2, in de handel worden gebracht op voorwaarde dat de leverancier een minimumkiemkracht waarborgt. Die kiemkracht wordt door de leverancier op een speciaal etiket samen met zijn naam en adres en het nummer van de partij vermeld. § 2. In het belang van een snelle voorziening in zaad, mag, in afwijking van het bepaalde in artikel 3, § 1. en § 2, basiszaad of gecertificeerd zaad, waarbij het officiële onderzoek in verband met de in bijlage II opgesomde voorwaarden met betrekking tot de kiemkracht nog niet voltooid is, in de handel gebracht worden tot en met de eerste commerciële afnemer. Dat kan uitsluitend gebeuren als een verslag van de voorlopige analyse van het zaad wordt voorgelegd aan de bevoegde entiteit en als de naam en het adres van de eerste commerciële afnemer worden vermeld.

De leverancier moet in het geval de kiemkracht waarborgen die is vastgesteld bij de voorlopige analyse door deze op een speciaal etiket met de naam en het adres van de leverancier en het nummer van de partij aan te brengen.

Art. 5.In afwijking van de bepalingen van artikel 3, § 1 en § 2, kan de bevoegde entiteit : 1° aan producenten die gevestigd zijn op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toestemming verlenen om kleine hoeveelheden zaad voor wetenschappelijke of kweekdoeleinden in de handel te brengen;2° aan kwekers en hun vertegenwoordigers die gevestigd zijn op het grondgebied toestemming verlenen om voor een bepaalde tijd zaad in de handel te brengen van een ras waarvoor in ten minste één lidstaat al een aanvraag tot opneming op de nationale rassenlijst voor landbouw- of groentegewassen is ingediend en waarvoor specifieke technische gegevens zijn verstrekt. De doeleinden waarvoor de vermelde toestemming wordt verleend, de voorschriften voor de etikettering van de verpakkingen evenals de hoeveelheden waarvoor en de voorwaarden waaronder die toestemming wordt verleend, worden door de minister vastgesteld. Afdeling II. - Bepalingen betreffende de verpakking en de aanduiding

Art. 6.§ 1. De verpakkingen van prebasiszaad, basiszaad en gecertificeerd zaad, behalve kleine EG-verpakkingen van gecertificeerd zaad, zijn door of onder toezicht van een keuringsdienst die hiertoe, overeenkomstig het bepaalde in artikel 1, 6°, officieel gemachtigd is, zodanig gesloten dat zij niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of zonder dat het in de artikel 7, § 1, vermelde officiële etiket of de verpakking sporen van manipulatie vertoont.

Voor een goede sluiting moet ten minste het etiket, vermeld in het eerste lid, in het sluitingssysteem worden verwerkt, ofwel moet op de sluiting een officieel zegel worden aangebracht. Die maatregelen zijn evenwel niet noodzakelijk voor een sluitingssysteem dat niet opnieuw kan worden gebruikt. De volgende sluitingssystemen voor verpakking worden geacht aan die voorwaarde te voldoen : 1° de sluiting van papieren of plastic zakken die geen andere opening hebben dan de vulopening, die voorzien is van een zelfklevende of zelflassende sluiting die na het vullen zodanig wordt gesloten dat ze niet kan worden geopend zonder te worden beschadigd;2° de sluiting van zakken van een niet-geweven stof die met een naad wordt gesloten, op voorwaarde dat op ten minste één kant van de opening een onuitwisbare opdruk voorkomt met een schaal van nummers, beginnend met het nummer 1 aan de bovenkant, of een soortgelijke opdruk (letters, tekening), die dient om aan te tonen dat de zakken nog hun oorspronkelijke afmetingen hebben. § 2. Een nieuwe, eventueel herhaalde, sluiting mag alleen officieel of onder officieel toezicht gebeuren. In dat geval wordt op het in artikel 7, § 1, voorgeschreven etiket ook melding gemaakt van de laatste nieuwe sluiting, van de datum daarvan en van de bevoegde entiteit die haar heeft verricht. § 3. De verpakkingen van standaardzaad en de kleine verpakkingen EG van gecertificeerd zaad worden gesloten zodanig dat ze niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of het in artikel 7, § 2, vermelde etiket of de verpakking sporen van manipulatie vertoont. Met uitzondering van kleine verpakkingen EG worden ze bovendien door de voor het aanbrengen van de etiketten verantwoordelijke persoon van een loodje of een gelijkwaardige sluiting voorzien.

Een nieuwe, eventueel herhaalde, sluiting van de kleine verpakkingen EG van de categorie gecertificeerd zaad mag alleen onder officieel toezicht gebeuren.

Deze bepalingen gelden niet voor de kleine verpakkingen EG van gecertificeerd zaad die op het grondgebied van een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap zijn gesloten, voorzover die lidstaat alle nodige maatregelen heeft getroffen om de controle op de echtheid van het gecertificeerde zaad te verzekeren.

Art. 7.§ 1. De verpakkingen van basiszaad en gecertificeerd zaad, behalve de kleine verpakkingen EG van gecertificeerd zaad, vermeld in artikel 6, § 3, moeten aan de volgende kenmerken beantwoorden : 1° a) aan de buitenkant voorzien zijn van een nog niet gebruikt officieel etiket dat voldoet aan de vereisten van bijlage IV, deel A. De gegevens worden op het etiket vermeld in een van de officiële talen van de Europese Gemeenschap; b) bij doorzichtige verpakkingen mag het etiket zich aan de binnenkant bevinden, als het door de verpakking heen gelezen kan worden;c) de kleur van het etiket is wit voor basiszaad en blauw voor gecertificeerd zaad;d) als in het etiket een gaatje is gemaakt, wordt bij de bevestiging van dat etiket steeds een officieel zegel gebruikt;e) als, in een geval als vermeld in artikel 4, het basiszaad niet voldoet aan de voorwaarden van bijlage II met betrekking tot de kiemkracht, wordt dat op het etiket vermeld;f) het gebruik van officiële kleefetiketten is toegestaan;2° binnenin een officieel certificaat bevatten in de kleur van het etiket en met ten minste de in bijlage IV, deel A, I, punt 4, 5, 6 en 7, voor het etiket voorgeschreven gegevens.Het certificaat moet een zodanige vorm hebben dat het niet kan worden verward met het in 1° vermelde etiket.

Het certificaat is niet vereist als de gegevens onuitwisbaar op de verpakking zijn aangebracht of als, overeenkomstig het bepaalde in 1°, het etiket zich aan de binnenkant van de doorzichtige verpakking bevindt of als een kleefetiket of een etiket van scheurvrij materiaal wordt gebruikt. § 2. De verpakkingen van standaardzaad en de kleine verpakkingen EG van gecertificeerd zaad, vermeld in artikel 6, § 3, worden overeenkomstig bijlage IV, deel B, voorzien van een etiket van de leverancier of van een gedrukte of gestempelde tekst. Die tekst wordt gesteld in één van de officiële talen van de Europese Gemeenschap. De kleur van het etiket is blauw voor gecertificeerd zaad en donkergeel voor standaardzaad.

Behalve voor kleine verpakkingen EG van standaardzaad moeten de op grond van lid 1. voorgeschreven of toegestane gegevens duidelijk gescheiden worden van de andere gegevens die voorkomen op het etiket of de verpakking. § 3. Voor de rassen die op 1 juli 1970 algemeen bekend waren, mag op het etiket ook melding worden gemaakt van instandhoudingen van het ras. Het is verboden melding te maken van bijzondere eigenschappen die verband houden met een dergelijke instandhouding.

Die vermelding moet volgen op de naam van het ras, waarvan ze duidelijk gescheiden wordt, bij voorkeur door middel van een streepje.

Die vermelding mag niet opvallender zijn dan de naam van het ras.

Art. 8.De verpakkingen van prebasiszaad zijn aan de buitenkant voorzien van een officieel etiket, waarop ten minste de volgende gegevens zijn vermeld : 1° certificeringsdienst en lidstaat of hun desbetreffend kenteken;2° partijnummer;3° maand en jaar van de sluiting of maand en jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van de certificering;4° soort, aangegeven met ten minste, in Latijns schrift, de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs;5° ras, ten minste vermeld in Latijns schrift;6° aanduiding prebasiszaad;7° aantal generaties dat aan zaad van de categorie « gecertificeerd zaad » of « gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering » voorafgaat. Het etiket is wit van kleur en heeft een diagonaal lopende paarse streep. Als, in een geval als vermeld in artikel 3, § 2, het zaad niet voldoet aan de in bijlage II opgesomde voorwaarden met betrekking tot de kiemkracht, is dat op het etiket vermeld.

Art. 9.§ 1. Groentezaad dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of gecertificeerd zaad dat officieel is goedgekeurd in een of meer lidstaten of in een land dat geen lid is van de Europese Gemeenschap dat krachtens artikel 12, § 1, gelijkstelling heeft verkregen, of dat rechtstreeks afkomstig is van kruising van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een lidstaat met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een land dat geen lid is van de Europese Gemeenschap en dat in een andere lidstaat is geoogst, kan op verzoek, en onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 8 juli 2001. betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen, officieel worden goedgekeurd als gecertificeerd zaad, als het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de in bijlage I voor de categorie in kwestie vermelde voorwaarden en als bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in bijlage II voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden.

Wanneer in dergelijke gevallen het zaad rechtstreeks is gewonnen uit officieel goedgekeurd zaad van vermeerderingen die aan het basiszaad voorafgaan, kan de minister machtiging verlenen voor de officiële goedkeuring als basiszaad, als voldaan is aan de voor die categorie vastgestelde voorwaarden. § 2. Groentezaad dat in de Europese Gemeenschap is geoogst en dat bestemd is voor goedkeuring overeenkomstig § 1 moet : 1° worden verpakt en voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, A en B, overeenkomstig de bepalingen van artikel 7, § 1;2° vergezeld gaan van een officieel document dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, C. § 3. Groentezaad dat in een land is geoogst dat geen lid is van de Europese Gemeenschap kan op verzoek officieel worden goedgekeurd als : 1° het rechtstreeks afkomstig is van : a) basiszaad of gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering dat officieel is goedgekeurd in een of meer lidstaten of in een land dat geen lid is van de Europese Gemeenschap dat krachtens artikel 12, § 1, gelijkstelling heeft verkregen;b) kruising van basiszaad dat officieel in een lidstaat is goedgekeurd met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een land dat geen lid is van de Europese Gemeenschap als vermeld in a) ;2° het onderworpen is aan een veldkeuring die voldoet aan de voorwaarden die voor de categorie in kwestie zijn vastgesteld in een krachtens artikel 12, § 2, 1°, vastgestelde beschikking betreffende de gelijkstelling;3° bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in bijlage II voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden.

Art. 10.Voor zaad van een ras dat genetisch is gemodificeerd moet op elk officieel dan wel ander etiket of document dat krachtens het bepaalde in dit besluit op de partij zaad is aangebracht of die partij vergezelt, duidelijk zijn vermeld dat het ras genetisch is gemodificeer.d

Art. 11.In geval van een chemische behandeling van het prebasiszaad, het basiszaad, het gecertificeerd zaad of het standaardzaad wordt hiervan op het officiële etiket dan wel op het etiket van de leverancier alsmede op of in de verpakking melding gemaakt. Bovendien moet de naam van elke werkzame stof van de gebruikte producten vermeld worden op een door de leverancier aangebracht aanvullend etiket. Bij kleine verpakkingen EG kan die vermelding rechtstreeks op of aan de binnenkant van de verpakking worden aangebracht.

Het is verboden zaaizaad in de handel te brengen dat scheikundig werd behandeld met een product dat hiertoe niet werd erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik. Voor zaaizaad dat reeds scheikundig behandeld wordt ingevoerd, volstaat evenwel dat de werkzame bestanddelen werden toegestaan overeenkomstig de voormelde reglementering.

De minister kan, onder de voorwaarden die hij vaststelt, in afwijkingen voorzien met het oog op wetenschappelijke opzoekingen en proefnemingen. Afdeling III. - Overige bepalingen

Art. 12.§ 1. Zaaizaad van groentegewassen, ander dan prebasiszaad, dat in een land is geoogst dat geen lid is van de Europese Gemeenschap, mag enkel in de handel gebracht worden als de Raad vooraf heeft vastgesteld dat het in dat land geoogste zaad dezelfde waarborgen biedt ten aanzien van de eigenschappen daarvan, alsmede van de toepassing van de maatregelen betreffende het onderzoek, de verzekering van de identiteit, de aanduiding en de controle, en in dat opzicht gelijkwaardig is aan zaad dat in de Europese Gemeenschap is geoogst en dat beantwoordt aan de bepalingen van dit besluit.

Bovendien moeten, in voorkomend geval, de door de instellingen van de Europese Gemeenschap vastgestelde bijzondere voorwaarden zijn vervuld. § 2. De bepalingen van § 1 zijn eveneens van toepassing op : 1° prebasiszaad, met dien verstande dat dit zaad alleen in de handel mag worden gebracht als de gelijkwaardigheid voor het basiszaad werd vastgesteld.De minister kan hiervoor in afwijkingen voorzien; 2° het zaaizaad dat werd geoogst in iedere nieuwe lidstaat van de Europese Gemeenschap gedurende de periode vanaf zijn toetreding tot het tijdstip waarop hij aan de bepalingen van de voormelde Richtlijn 2002/55/EG moet voldoen.

Art. 13.Om tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich voordoen bij de algemene voorziening met basiszaad, gecertificeerd zaad of standaardszaad, en die niet op een andere manier kunnen worden overwonnen, kan de bevoegde dienst, mits hij hiertoe gemachtigd is door de Europese Commissie, voor een vastgestelde periode de voor het oplossen van de voorzieningsmoeilijkheden nodige hoeveelheden zaad van een categorie waaraan minder strenge eisen zijn gesteld, of zaad van rassen die noch in de « Gemeenschappelijke rassenlijst voor groentegewassen » noch in de nationale rassencatalogi voorkomen, tot de handel toelaten.

Als het een categorie zaad van een bepaald ras betreft, is het officiële etiket of het etiket van de leverancier het etiket dat voor de overeenkomstige categorie is vastgesteld. In het geval van zaad van rassen die niet op bovengenoemde lijsten voorkomen, is het officiële etiket bruin van kleur.

In elk geval wordt op het etiket vermeld dat het zaad betreft dat tot een categorie behoort waaraan minder strenge eisen zijn gesteld.

Art. 14.De minister kan de bijlagen van dit besluit aanvullen en wijzigen overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Gemeenschap. HOOFDSTUK III. - De keuring

Art. 15.De bevoegde entiteit is belast met de uitvoering van de controle op de productie van het inlandse zaaizaad. Die controle omvat : 1° het onderzoek naar de ontvankelijkheid van de aanvragen tot keuring van teelten, bestemd voor de productie van zaaizaad;2° de keuring van het gewas op het veld;3° het toezicht op de geoogste producten bij het vervoer, de inontvangstneming, het opslaan, het bereiden en het conditioneren;4° het onderzoek in laboratoria;5° het toezicht op het verrichten van de officiële sluitingen en het aanbrengen van officiële etiketten en certificaten overeenkomstig het bepaalde in artikelen 6, 7, 8, 9, 10 en 11;6° de controles op de onderzoeken onder officieel toezicht zoals bepaald in artikel 16, 18 en 21. De bevoegde entiteit is eveneens belast met de controle op het zaaizaad, vermeld in artikel 3, § 3.

Art. 16.De veldkeuring onder officieel toezicht als vermeld in artikel 1, 3°, d), en 4°, d), moet voldoen aan de volgende eisen : 1° de keurmeesters nemen de volgende eisen in acht :;a) ze moeten over de nodige technische vakbekwaamheid beschikken;b) ze halen geen persoonlijk voordeel uit de door hen uitgevoerde keuringen;c) ze zijn officieel erkend door de overheden die voor certificering bevoegd zijn.Dat houdt ofwel in dat ze beëdigd zijn, ofwel dat ze een verklaring hebben ondertekend waarin zij zichzelf ertoe verbinden de regels inzake officiële onderzoeken in acht te nemen; d) ze moeten de keuringen onder officieel toezicht uitvoeren overeenkomstig de regels die voor officiële keuringen gelden;2° het te keuren zaadgewas wordt geproduceerd uit zaad waarop een officiële nacontrole is uitgevoerd waarvan de resultaten bevredigend waren;3° een gedeelte van de zaadgewassen wordt door officiële keurmeesters gecontroleerd.Dat gedeelte is ten minste 5 %. 4° een gedeelte van de monsters van het van de zaadgewassen geoogste zaad wordt gebruikt voor officiële nacontrole en, zo nodig, voor officiële laboratoriumtesten om de rasechtheid en -zuiverheid van het zaad te controleren;5° de bevoegde entiteit kan beslissen dat een officieel erkende keurmeester die bewust of door nalatigheid de regels voor de officiële veldkeuring overtreedt, zijn erkenning als vermeld in 1°, c), verliest.Als een dergelijke overtreding wordt vastgesteld, wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad in kwestie nog steeds aan alle eisen voldoet.

Art. 17.In het keuringsreglement, vermeld in artikel 22, zijn de volgende voorwaarden en bepalingen opgenomen : 1° de voorwaarden en bepalingen met betrekking tot de controle, vermeld in artikel 15;2° de voorwaarden waaraan de natuurlijke of rechtspersonen moeten voldoen om gerechtigd te zijn een aanvraag tot keuring in te dienen voor teelten, bestemd voor de productie van zaaizaad, en de geoogste producten te onderwerpen aan de controles vermeld in artikel 15. Bovenvermelde personen worden door de bevoegde entiteit erkend als uit een onderzoek blijkt dat die voorwaarden zijn vervuld.

Art. 18.§ 1. Het officiële zaadonderzoek of het zaadonderzoek onder officieel toezicht als vermeld in artikel 1, 3°, d), en 4°, d), vindt plaats volgens de gebruikelijke internationale methoden of, bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de minister worden vastgesteld.

Nochtans is voor groentezaad de in de voorgaande paragraaf bepaalde ontleding van de mechanische zuiverheid of van de kiemkracht alleen vereist als er twijfel over bestaat. § 2. Het zaadonderzoek onder officieel toezicht waarvan sprake is in § 1 moet voldoen aan de volgende eisen : 1° zaadcontrole wordt verricht in laboratoria voor zaadcontrole die daartoe onder de in 2° tot en met 4° vermelde voorwaarden officieel zijn erkend door de overheden die voor certificering bevoegd zijn;2° het zaadcontrolelaboratorium moet een leidinggevend zaadcontroleur in dienst hebben die rechtstreeks verantwoordelijk is voor de technische werkzaamheden van het laboratorium.Die zaadcontroleur moet over de vereiste bekwaamheid beschikken om in technisch opzicht een zaadcontrolelaboratorium te leiden.

De zaadanalisten van het laboratorium moeten over de nodige technische bekwaamheid beschikken, die is verworven in opleidingscursussen die onder de voor officiële zaadanalisten geldende voorwaarden zijn georganiseerd, en die met officiële examens worden afgesloten.

De lokalen waarin en de installaties waarmee het zaad door het laboratorium wordt behandeld, moeten officieel volgens de overheden, bevoegd voor certificering, voldoen voor de zaadcontrole waarvoor het laboratorium is erkend; 3° het zaadcontrolelaboratorium moet aan een van de volgende kenmerken voldoen : a) een onafhankelijk laboratorium zijn;b) tot een zaadbedrijf behoren. In het in b) vermelde geval mag het laboratorium alleen zaadcontrole verrichten op partijen zaad die worden geproduceerd voor het zaadbedrijf waartoe het laboratorium behoort, tenzij tussen dat zaadbedrijf, degene die de certificering heeft aangevraagd en de overheden, bevoegd voor certificering anders is overeengekomen; 4° de overheden, bevoegd voor certificering, oefenen op de door het laboratorium uitgevoerde zaadcontroles deugdelijk toezicht uit;5° voor de doeleinden van het in 4° vermelde toezicht wordt een percentage van de voor officiële certificering geleverde partijen zaad aan een officiële zaadcontrole onderworpen.Dat percentage moet zo gelijkmatig mogelijk worden gespreid over de natuurlijke personen en over de rechtspersonen die zaad voor certificering leveren, en over de geleverde rassen, maar de monsters mogen ook zodanig worden gekozen dat specifieke twijfel wordt weggenomen. Het percentage bedraagt ten minste 5 %. 6° de bevoegde entiteit kan overgaan tot de intrekking van de in 1° vermelde erkenning van de officieel erkende zaadcontrolelaboratoria die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, het overtreden van de regels betreffende de officiële zaadcontrole.Als een dergelijke overtreding wordt vastgesteld, wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad in kwestie nog steeds aan alle eisen voldoet.

Art. 19.De voor de keuring eventueel vereiste beschrijving van de genealogische bestanddelen wordt, op verzoek van de kweker, geheimgehouden.

Art. 20.De minister kan om gegronde economische redenen, wat de inlandse productie betreft, voor de keuring van prebasiszaad, basiszaad en gecertificeerd zaad van alle soorten strengere voorwaarden stellen dan die welke opgenomen zijn in bijlage I en II.

Art. 21.§ 1. Bij het onderzoek van het zaad met het oog op de goedkeuring, gebeurt de bemonstering officieel of onder officieel toezicht als vermeld in artikel 1, 3°, d), en 4°, d), volgens de gebruikelijke internationale methoden of, bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de minister worden vastgesteld.

Zaadbemonstering met het oog op de in artikel 22 vermelde controles moet echter officieel gebeuren. § 2. De bemonstering gebeurt uit homogene partijen : het maximumgewicht van een partij en het minimumgewicht van een monster worden in bijlage III vermeld. Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel wordt onder een homogene partij verstaan een hoeveelheid zaad die een eenheid vormt en waarvan aangenomen wordt dat ze uniforme kenmerken bezit. § 3. De bemonstering onder officieel toezicht waarvan sprake is in § 1 moet voldoen aan de volgende eisen : 1° zaadbemonstering wordt verricht door monsternemers die daartoe onder de in 2° tot en met 4° vermelde voorwaarden officieel zijn erkend door de overheden die bevoegd zijn voor certificering;2° monsternemers moeten over de nodige technische bekwaamheid beschikken, die is verworven in opleidingscursussen die onder de voor officiële monsternemers geldende voorwaarden zijn georganiseerd en die met officiële examens worden afgesloten;3° monsternemers behoren tot een van de volgende categorieën : a) onafhankelijke natuurlijke personen;b) personen die in dienst zijn van natuurlijke personen of van rechtspersonen die niet betrokken zijn bij de productie, de teelt, de bewerking van of de handel in zaad;c) personen die in dienst zijn van natuurlijke personen of van rechtspersonen, die zaad produceren, telen of bewerken dan wel zaad in de handel brengen. In het in c) vermelde geval mag een monsternemer alleen monsters nemen van partijen zaad die voor zijn werkgever worden geproduceerd, tenzij tussen zijn werkgever, degene die de certificering heeft aangevraagd en de overheden, bevoegd voor certificering anders is overeengekomen; 4° de overheden die bevoegd zijn voor certificering oefenen op de door de monsternemers verrichte bemonsteringen deugdelijk toezicht uit.Bij automatische bemonstering moeten passende procedures worden gevolgd en moet officieel toezicht worden uitgeoefend; 5° voor de doeleinden van het in 4° vermelde toezicht worden van een percentage van de voor officiële certificering geleverde partijen zaad door officiële monsternemers steekproefsgewijs monsters genomen.Dat percentage moet zo gelijkmatig mogelijk worden gespreid over de natuurlijke personen en over de rechtspersonen die zaad voor certificering leveren, en over de geleverde rassen, maar de monsters mogen ook zodanig worden gekozen dat specifieke twijfel wordt weggenomen. Het percentage bedraagt ten minste 5 %. Die steekproefsgewijze bemonstering is niet van toepassing op automatische bemonstering.

De overheden die bevoegd zijn voor certificering vergelijken de officieel genomen zaadmonsters met die welke onder officieel toezicht van dezelfde partij zaad zijn genomen; 6° de bevoegde entiteit kan overgaan tot de intrekking van de in 1° vermelde erkenning van de officieel erkende monsternemers die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, het overtreden van de regels betreffende de officiële bemonstering.Als een dergelijke overtreding wordt vastgesteld, wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad in kwestie nog steeds aan alle eisen voldoet.

Art. 22.Op voorstel van de bevoegde entiteit stelt de minister een keurings- en certificeringsreglementering van zaaizaden van groentezaad en cichorei vast. HOOFDSTUK IV. - Controle van de handel en strafbepalingen

Art. 23.Door officiële steekproeven wordt nagegaan of het in de handel gebrachte zaad van groentegewassen en cichorei beantwoordt aan de in dit besluit vermelde voorwaarden. De bemonstering en het officiële zaadonderzoek vindt plaats volgens de gebruikelijke internationale methoden of, bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de minister worden vastgesteld. De bemonstering gebeurt uit homogene partijen, het maximumgewicht van een partij en het minimumgewicht van een monster worden vermeld in bijlage III. Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel wordt onder een homogene partij verstaan een hoeveelheid die een eenheid vormt en waarvan aangenomen wordt dat ze uniforme kenmerken bezit.

Art. 24.Onverminderd het vrije verkeer van zaad binnen de Europese Gemeenschap neemt de minister de nodige maatregelen opdat hij bij het in de handel brengen van uit derde landen ingevoerde hoeveelheden zaad van meer dan 2 kg van de volgende gegevens in kennis wordt gesteld : 1° soort;2° ras;3° categorie;4° producerend land of officiële keuringsdienst;5° land van verzending;6° invoerder;7° hoeveelheid zaaizaad.

Art. 25.§ 1. Om rekening te houden met de ontwikkelingen op de volgende gebieden, en volgens voorschriften van de Europese Gemeenschap, kan de minister specifieke voorwaarden vaststellen waaronder : 1° chemisch behandeld zaad in de handel mag worden gebracht;2° zaad in de handel mag worden gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen, met inbegrip van zaadmengsels van soorten waaronder ook soorten die zijn opgenomen in artikel 1 van het koninklijk besluit van 8 juli 2001.betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen, en die worden geassocieerd met specifieke natuurlijke en semi-natuurlijke habitats en die bedreigd worden door genetische erosie; 3° voor de biologische teelt geschikt zaad in de handel mag worden gebracht. § 2. De in § 1 vermelde specifieke voorwaarden omvatten met name de volgende punten : 1° in het in § 1, 2°, vermelde geval is het zaad van die soorten van een bekende herkomst die is erkend door de minister;2° in het in § 1, 2°, vermelde geval zijn er passende kwantitatieve beperkingen.

Art. 26.De minimumgewichten, vermeld in bijlage III, 2, zijn niet van toepassing op de monsternemingen die uitsluitend worden verricht met het oog op de steekproefsgewijze controle van de kiemkracht van het in de handel gebrachte zaaizaad.

Art. 27.De volgende personen zijn er, behoudens de mogelijkheid van rechtvaardiging, voor verantwoordelijk dat het groentezaad en het zaad van industriële cichorei voldoen aan de voorschriften van dit besluit : 1° degene voor wiens rekening de keuringsdienst de eerste officiële sluiting heeft verricht, als het etiket, vermeld in bijlage IV, A, aan de verpakking bevestigd is, of, als dat etiket de naam van een vreemde keuringsdienst draagt, de invoerder.Als de verpakkingen in het binnenland echter een nieuwe officiële sluiting ondergaan hebben, is degene voor wiens rekening de laatste officiële sluiting werd verricht, verantwoordelijk wat de kiemkracht betreft; 2° degene wiens naam is aangegeven op het etiket vermeld in bijlage IV, B, of, als het etiket de naam van een vreemde leverancier draagt, de invoerder; 3° de eigenaar of de houder, in de andere gevallen.;

Art. 28.De termijn, waarvoor de in artikel 6 van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt vermelde overheidspersonen, op grond van artikel 13 van die wet, de bij dit besluit gereglementeerde producten bij administratieve maatregel voorlopig in beslag mogen nemen, is vastgesteld op drie maanden.

Art. 29.De facturen, contracten catalogi, omzendbrieven, offerten voor verkoop en andere gelijksoortige documenten moeten de vermeldingen dragen die zijn voorgeschreven, naargelang van het geval, in bijlage IV, A, I, 5, 6 en 7 of in bijlage IV, B, I, 4, 5 en 6.

Art. 30.De bereiders, invoerders en verkopers moeten de aankoopfactuur, een afschrift van de verkoopfactuur en de vervoersdocumenten gedurende drie jaar, vanaf 1 januari van het jaar dat op hun datum volgt, bewaren om ze zonder verplaatsing aan de beambten, belast met het toezicht over de toepassing van dit besluit, op hun verzoek voor te leggen.

Art. 31.Als bij de controle achteraf te velde, vermeld in artikel 1, 4°, e), en 5°, d), herhaaldelijk wordt vastgesteld dat zaad van een ras niet voldoende beantwoordt aan de voorwaarden met betrekking tot de rasechtheid of de raszuiverheid, kan de minister aan degene die voor het in de handel brengen van het zaad verantwoordelijk is, geheel of gedeeltelijk en eventueel voor een bepaalde periode verbieden dat zaad in de handel te brengen.

De krachtens het eerste lid getroffen maatregelen worden pas ingetrokken als met voldoende zekerheid gebleken is dat het voor de handel bestemde zaad in de toekomst zal beantwoorden aan de voorwaarden met betrekking tot de rasechtheid en de raszuiverheid.

Art. 32.Overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en bestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw en veeteelt. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 33.Dit besluit doet geen afbreuk aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 mei 1994. betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen en van zijn uitvoeringsbesluiten.

Art. 34.Het koninklijk besluit van 2 mei 2001. houdende reglementering van de handel in en de keuring van groentezaad en zaad van cichorei voor de industrie wordt opgeheven.

Art. 35.Het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement van zaaizaden van groenten en van cichorei voor de industrie, genomen ter uitvoering van het koninklijk besluit, vermeld in artikel 34, blijft van toepassing tot het uitdrukkelijk wordt opgeheven.

Art. 36.De Minister van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. bevoegd voor het Landbouwbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 31 augustus 2006.

De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, C. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Landbouwbeleid, B. CEREXHE

BIJLAGEN Bijlage I. - Voorwaarden voor goedkeuring ten aanzien van het gewas 1. Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn.2. Voor basiszaad en gecertificeerd zaad moet ten minste één veldkeuring plaatsvinden, die voor ten minste 20 % van de percelen per soort officieel steekproefsgewijze wordt gecontroleerd.3. De staat waarin het vermeerderingsveld zich bevindt en de stand van het gewas moeten een voldoende controle van de rasechtheid, de raszuiverheid en de gezondheidstoestand mogelijk maken.4. De minimumafstand tot in de buurt liggende gewassen die kunnen leiden tot ongewenste vreemdbestuiving bedraagt voor : A.Brassicagewassen : a) ten aanzien van bronnen van vreemd stuifmeel dat een ernstige schadelijke invloed kan uitoefenen op de rassen van de Brassica-gewassen :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

begin


Publicatie : 2006-10-23 Numac : 2006031469

^